• No results found

Weergave van Vijftig jaar Monumentenwet 1961-2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van Vijftig jaar Monumentenwet 1961-2011"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

pagina’s 1

als toeristen, wel dagelijks zien in de binnensteden, buitenwijken en dorpen. Zij verwachten van de overheid een hoedende rol als het om dierbare gebouwen gaat, maar in de actuele debatten lijkt de meeste aandacht uit te gaan naar de mogelijkheden tot vereen- voudiging en beperking van verplichtingen. Monumentenbe- scherming is vol tegengestelde belangen, maar dient uiteindelijk het algemene belang van beschaving en culturele vorming.

In zijn bijdrage over het fenomeen ‘beschermde stads- en dorps- gezichten’ schrijft Frits Niemeijer dat al ruim voor de Tweede Wereldoorlog − en toen aangerichte schade − was voorgesteld om historische stads- en dorpsbeelden te beschermen tegen ont- siering en horizonvervuiling. Hoewel de wetgever bij de invoe- ring van het instrument in 1961 had aangegeven niet uit te zijn op ‘bevriezing’ van het ‘beeld’ wordt dit idee nog vaak verkon- digd; ten onrechte. De maatregel is bedoeld om veranderingen zo te begeleiden dat goed omschreven kwaliteiten herkenbaar blijven. Niemeijer schetst in grote lijnen hoe een dergelijke dynamiek wordt ondervangen in een wettelijke systematiek en hoe door de tijd heen opvattingen zijn geëvolueerd over de omschrijving en begrenzing van de ‘gezichten’.

Als complement op het ‘rode’ erfgoed van de stads- en dorps- landschappen behandelt Natascha Lensvelt de opkomst van het

‘groene’ erfgoed van de historische tuinen, parken en buiten- plaatsen als een nieuwe loot aan de monumentenstam. Op bon- dige wijze benoemt zij de herontdekking van de historische tuin- kunst en de dilemma’s bij de instandhouding van ‘levende’

monumenten van natuur en cultuur.

Drie vertegenwoordigers van het Convent van Gemeentelijke Bouwhistorici laten hun licht schijnen over het fenomeen van de bouwhistorische waardenkaarten als een nieuw hulpinstrument voor de planologische besluitvorming in met name de histori- sche binnensteden. Zij bespreken voorbeelden van Amsterdam, Leiden, Den Bosch en Utrecht. Nu het nieuwe beleid zich meer en meer richt op tijdige signalering van cultuurhistorische waar- den is het nodig om die op eenvoudige doch inzichtelijke wijze in kaart te brengen, zelfs als het hiervoor noodzakelijke bouw- historisch onderzoek ter plaatse nog moet worden uitgevoerd.

Het prikkelende artikel van Vincent van Rossem sluit af met een ode aan de zegeningen van een halve eeuw wettelijke monumen- tenbescherming, waardoor vele beeldbepalende panden zijn gered van voortijdige sloop.

De hedendaagse roep om ‘identiteit’ in het stadsbeeld in reactie op de toenemende uniformering − zie de nu lopende fototen- toonstelling ‘Nederland, uit voorraad leverbaar’ van Hans van der Meer in het NAi − is het best te beantwoorden met goede monumentenzorg. Dit themanummer is een aanzet tot herbron- ning op de Monumentenwet, want het onderwerp verdient zon- der meer een heel boek.

Namens de redactie, Marieke Kuipers Als enige gemeente heeft Leiden in 2011 een jaar lang gevierd

dat toen de Monumentenwet vijftig jaar bestond in Nederland.

Het bijzondere jubileum van een halve eeuw wettelijke monu- mentenzorg, waarvoor de Nederlandse Oudheidkundige Bond al even lang daarvoor geijverd had, was dan ook het centrale thema van de zeer druk bezochte conferentie op 9 december 2011 in het voormalige Weeshuis. Dit themanummer van het Bulletin is eveneens gewijd aan het vijftigjarig bestaan van de Monumen- tenwet en de dynamiek in argumentatie rondom wettelijke bescherming. Zo constateerde Emanuel Boekman in zijn proef- schrift Overheid en Kunst (1939) dat tegenover de monumenten- zorg een ‘ommekeer in de denkbeelden’ had plaatsgevonden, die niet alleen een gevolg was ‘van verandering in aesthetische waardeering en versterkt nationaal besef, doch ook van verdiept inzicht in de economische en sociale beteekenis van monumen- ten uit het verleden, in het bijzonder uit een oogpunt van vreem- delingenverkeer’ (p. 85). Anders gezegd: monumentenzorg was (en is) goed voor de economie. Met instemming citeerde hij de argumenten uit een verrassend verzoekschrift van de Nederland- sche Maatschappij voor Nijverheid en Handel aan de Tweede Kamer (1937) om meer te investeren in de monumenten:

‘Het is, waar particuliere eigenaren dit niet uit eigen middelen vermogen, taak van het volk, taak van de overheid, deze monu- menten (van cultuur) voor ondergang te behoeden en als sieraad van ons land te behouden. Een volk, dat de monumenten uit zijn verleden niet eert, doet zijn eigen waarde te kort. In dit opzicht is in voorbijgegane jaren ernstig te kort gekomen. En het is de taak van het huidige geslacht om, voor het te laat is, dit tekort in te halen’.

De Monumentenwet heeft vele vaders en in de maatschappij een zeer divers gezelschap van erfgoedhoeders, die vaak het boven- staand citaat in nieuwe bewoordingen herhalen omdat het behoud van monumenten om meer dan één reden een zaak van nationaal belang is.

Geert Medema memoreert de lange aanloop naar een wettelijke monumentenbescherming in Nederland. Hij behandelt zowel de rol van de Bond als de positie van de eigenaar, het eigendoms- recht, het monumentenrecht en de verdeling van lusten en lasten.

Bij terug lezing van alle discussies is die spanning tussen het particuliere en het algemene belang volop actueel gebleven, maar telkens met een ander accent tegemoet getreden nadat de wet eenmaal was ingevoerd.

De culturele grondslagen van de Monumentenwet en met name de bepaling van het monumentenbegrip komen aan bod in het artikel van Marieke Kuipers. Monumenten zijn niet alleen een zorg van de instituties maar eveneens van betrokken burgers.

Zonder de aanhoudende pleidooien van organisaties als de (K)NOB, de Bond Heemschut en vele andere was er nooit een Monumentenwet tot stand gekomen. Nog steeds ageren beschaafde burgers tegen dreigende afbraak van monumenten. Al komen zij niet altijd bij monumenten binnen, zij kunnen ze, even-

Vijftig jaar Monumentenwet 1961-2011

572948 KNOB 1-2012 Bw.indd 1

572948 KNOB 1-2012 Bw.indd 1 22-03-12 09:1422-03-12 09:14

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4 En zelfs al in de jaren zestig werd in Heemschut gepleit voor het behoud van de neogotiek, nota bene door Pieter Singe- lenberg, die zelf, zoals al zijn dankbare studenten

37 Het bestuur van de NOB besefte eveneens dat de wettelijke bescherming van monumenten van kunst en geschiedenis ‘van bijzonder belang is niet slechts voor onze oude

Wat op 1 oktober 1995 werd begonnen als een opvolger van de voortijdig gestopte achtste druk van het Kunstreisboek voor Nederland 2 is bij afsluiting uitgegroeid tot een landelijke

gekopieerd worden en steeds meer accommodatie moet voor de wassende stromen gemaakt worden en steeds fellere pro- ducten moeten verkocht worden om de herinnering van wat steeds

Reeds kort na zijn ontstaan werd er vanuit de Bond gepleit voor het totstandbrengen van een wettelijke regeling voor de monumentenzorg.. In 1910 publiceerde de

De gesignaleerde beleidsconcurrentie tussen overheden kan niet alleen worden verklaard door de grote "aaibaarheids- factor" die monumentenzorg voor bestuurders

gaan: het grote aantal monumenten en het navenant toegeno- men aantal procedures voor vergunningen en subsidies kon eenvoudigweg niet meer door de verantwoordelijke

doen aan de eisen die worden gesteld aan nieuw te bouwen gebouwen, de onderdelen die geen deel uitmaken van de res- tauratie moeten in beginsel voldoen aan de