• No results found

Zuiverheid in een onzuivere wereld. Ernst Cohens ‘algemene chemie’ in een metastabiele maatschappij.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zuiverheid in een onzuivere wereld. Ernst Cohens ‘algemene chemie’ in een metastabiele maatschappij."

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lezing CKMN/CHG 8 maart 2017, Utrecht

Zuiverheid in een onzuivere wereld.

Ernst Cohens ‘algemene chemie’ in een metastabiele maatschappij.

Fysisch chemicus Ernst Cohen groeit aan het begin van de twintigste eeuw uit tot de ‘primus inter pares’ in scheikundig Nederland. De belangrijkste leerling van J.H. van ’t Hoff vernoemt zijn moderne laboratorium in Utrecht naar zijn leermeester, is de eerste voorzitter van de Nederlandse Chemische Vereniging (NCV) en verkrijgt internationale faam met zijn onderzoek naar de metastabiliteit van metalen.

Cohen stelde het belang van ‘zuivere’ wetenschap boven alles.

Geenszins betekende dit dat hij zijn lab nooit verliet. In deze lezing komen daarom in het bijzonder alle interacties aan bod die Ernst Cohen in zijn academische carrière aanging met actoren buiten zijn directe werkveld.

Tussen 1890 en 1930 ging hij discussies, kennisuitwisselingen en samenwerkingen aan met verschillende vertegenwoordigers van de ‘onzuivere wereld’ buiten zijn lab.

Van middelbare scholen en scheepvaart tot aan ingenieurs, humanisten en diamantfabrikanten: het trekken van de grens tussen Cohen’s zuivere wetenschap en de onzuivere praktijk stond altijd centraal. Dit alles speelde zich af in een rap moderniserend en polariserend Europa wat in de Eerste Wereldoorlog tot een dramatisch dieptepunt kwam. De ontwikkeling in Cohen’s buiten-academische activiteiten moet daarom in deze ‘metastabiele’ samenleving geplaatst worden om ze beter te kunnen begrijpen.

Jorrit Smit is promovendus geschiedenis en filosofie van de wetenschap bij het Instituut voor Wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden. In zijn proefschrift onderzoekt hij de herkomst en implicaties van het begrip valorisatie, zowel filosofisch als historisch in naoorlogs Europa.

Eerder studeerde hij fysische scheikunde (UvA), filosofie (KULeuven) en wetenschapsgeschiedenis (UU, UCLA). In 2015 voltooide hij zijn master in de wetenschapsgeschiedenis cum laude met een scriptie over de positionering van Ernst Cohen en de fysische chemie vis à vis het maatschappelijk veld in Nederland aan het begin van de twintigste eeuw.

Hij publiceerde in Studium (2014) over Cohen’s internationale activiteiten, en over de hedendaagse ervaringen met valorisatiebeleid in Science and Public Policy (2015). Daarnaast is hij (bijdragend) redacteur bij het wetenschapsgeschiedenisblog Shells and Pebbles en het online opinietijdschrift DeFusie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the first decades of the twentieth century we see that scientists at the universities (like Ernst Cohen for instance) develop an open mind towards the needs of the

Het antwoord ‘juist’ wordt goed gerekend, als er vervolgens vermeld wordt dat de foetale RhC bepaling geen onderdeel uitmaakt van PSIE, maar bij deze patiënt mogelijk wel

Juist. sterk verhoogde bezinking als gevolg van de aanwezigheid van een M-proteïne; 5. geldrolvorming in perifeer bloed als gevolg van het plakken van een M-pro- teïne aan

Elastase heeft een hoge sensitiviteit en specificiteit voor pancreasinsufficiëntie (hoger dan chymotryp- sine), wordt in tegenstelling tot bepaling van chy- motrypsine en fecaal

Een vervolgactie kan zijn het monster te ontvetten (centrifuge bij hoog toerental of behandeling met een commercieel verkrijgbaar ontvettingsreagens) om een juist

voorkomen. e) Op de nieuwe analyzer wordt het natrium in plasma gemeten middels een indirecte ion-selectieve elek- trode terwijl dat op de oude analyzer met een di-

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze verstoorde zuur-basestatus en geef de meest voor de hand liggende verklaring voor de hoge pO 2a. Geef een verklaring voor de

De beide koolstofatomen worden wel in de citroenzuurcyclus opgenomen, maar door twee decarboxyleringen wordt per saldo geen extra oxaalacetaat (geen gluconeogenese) gevormd.