• No results found

Wiskunde B voor 4/5 havo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wiskunde B voor 4/5 havo"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wiskunde B voor

4/5 havo

Deel 2, Antwoordenboek

Versie 2013

Samensteller

(2)

bekijken en te gebruiken. Voor informatie en vragen kunt u contact opnemen via info@math4all.nl.

Ook houden we ons altijd aanbevolen voor suggesties, verbeteringen en/of aanvullingen.

(3)

1 Periodieke functies 3 1.1 Periodiciteit 3 1.2 Radialen 5 1.3 Sinusfuncties 7 1.4 Cosinusfuncties 8 1.5 Sinusoรฏden 10

1.6 Sinusoรฏde als model 11 1.7 Totaalbeeld 13

2 Ruimtelijke ๏ฌguren 15

2.1 Projectie op het platte vlak 15 2.2 Berekeningen 20

2.3 Aanzichten en uitslagen 22 2.4 Doorsneden 30

2.5 Series evenwijdige doorsneden 34 2.6 Totaalbeeld 38

3 Oppervlakte en inhoud 42

3.1 Oppervlakte van vlakke ๏ฌguren 42 3.2 Oppervlakte van ruimtelijke ๏ฌguren 44 3.3 Inhoud van ruimtelijke ๏ฌguren 45 3.4 Schaalvergroting 47

3.5 Totaalbeeld 48

4 Veranderingen 51

4.1 Veranderingen in gra๏ฌeken 51 4.2 Veranderingen per stap 53 4.3 Di๏ฌ€erentiequotiรซnt 56 4.4 Di๏ฌ€erentiaalquotiรซnt 57 4.5 Hellingsgra๏ฌek 59 4.6 Totaalbeeld 61

5 Afgeleide functies 63 5.1 Het begrip afgeleide 63 5.2 Di๏ฌ€erentiรซren 65 5.3 Extremen berekenen 66 5.4 Buigpunten 68

5.5 Totaalbeeld 70

6 Di๏ฌ€erentieerregels 73

(4)
(5)

1 Periodieke functies

1.1 Periodiciteit

a

1 Eigen antwoord.

b 20 s.

c Net zo hoog als op 14 seconden, dus op een hoogte van 1 cm.

a

2 Omdat je anders ook andere dagen in de week kunt uitkomen, bij u๏ฟฝ =17bijvoorbeeld kom je op dinsdag.

b Woensdag.

(6)

d u๏ฟฝ (โˆ’5) = 4.

e u๏ฟฝ = โˆ’97.

a

7 โ„Ž (1) = 100 โ‹… u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (36โˆ˜) โ‰ˆ 58,8 cm.

b โ„Ž (31) = โ„Ž (1) โ‰ˆ 58,8 cm.

c Zie ๏ฌguur.

d Je krijgt dan 10 periodes in beeld.

a

8 De periode is 1 sec, de frequentie is 60 omwentelingen per minuut.

b De as zit 40 m boven de grond, een roterblad is 10 m lang.

c De periode wordt nu 12 sec, de rest blijft gelijk.

d De gra๏ฌek begint nu op u๏ฟฝ =13 of u๏ฟฝ = 23. a

9 u๏ฟฝ (90โˆ˜) = 12๐œ‹ en u๏ฟฝ (180โˆ˜) = ๐œ‹.

b Je kunt punt ๐‘ƒ door blijven bewegen over de cirkel en toch de hoek steeds rekenen vanaf u๏ฟฝ = 0.

c Dat is 60โˆ˜maar dan rechtsom gedraaid.

d u๏ฟฝ (360โˆ˜) = 2๐œ‹, u๏ฟฝ (450โˆ˜) = u๏ฟฝ (90โˆ˜) = 12๐œ‹, u๏ฟฝ (60โˆ˜) =13๐œ‹ en u๏ฟฝ (โˆ’30โˆ˜) = โˆ’16๐œ‹.

e u๏ฟฝ (1โˆ˜) = 1801 ๐œ‹.

f Nee, de uitkomsten worden steeds groter, het is een lineaire functie.

a

10 u๏ฟฝ (25) = u๏ฟฝ (1) = 5.

b u๏ฟฝ = 2 + u๏ฟฝ โ‹… 3.

c u๏ฟฝ = 1 โˆจ u๏ฟฝ = 4 โˆจ u๏ฟฝ = 7 โˆจ u๏ฟฝ = 2,5 โˆจ u๏ฟฝ = 5,5 โˆจ u๏ฟฝ = 8,5.

a

11 โ„Ž (4,5) = โˆ’1, โ„Ž (10,5) = โˆ’1 en โ„Ž (16,5) = โˆ’1.

b โ„Ž (0,75) =12โˆš2 want je krijgt dan een rechthoekige driehoek met een hoek van 45u๏ฟฝen die is gelijkbenig met rechthoekszijden โˆš12= 12โˆš2.

(7)

c Die zijn allemaal 12โˆš2 want de tijden verschillen precies een hele periode met u๏ฟฝ = 0,75.

d u๏ฟฝ = 0,75 + u๏ฟฝ โ‹… 6 โˆจ u๏ฟฝ = 2,25 + u๏ฟฝ โ‹… 6.

a

12 โ„Ž = 45 + 1,5 โ‹… u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (60โˆ˜) = 45,75 m.

b Vloeiende gra๏ฌek door โ„Ž (0) = 46,5, โ„Ž (60) = 45,75, โ„Ž (90) = 45, โ„Ž (120) = 44,25, โ„Ž (180) = 43,5, โ„Ž (240) = 44,25, โ„Ž (270) = 45, โ„Ž (300) = 45,75 en โ„Ž (360) = 46,5, etc...

c โ„Ž = 45 + 1,5u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (๐›ผ) = 46 geeft ๐›ผ โ‰ˆ 48,2โˆ˜. De gevraagde afstand is dan 2 โ‹… u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (48,2โˆ˜) โ‰ˆ 1,49 m.

a

13 โ„Ž (0) = 5 en โ„Ž (0,5) = 3,75.

b De periode is 2 seconden.

c โ„Ž (6) = โ„Ž (0) = 5 en โ„Ž (6,5) = โ„Ž (0,5) = 3,75.

d โ„Ž (15) = โ„Ž (โˆ’1) = 0 en โ„Ž (15,5) = โ„Ž (โˆ’0,5) = 3,75.

e Eigen antwoord.

a

14 40

b u๏ฟฝ (250) = u๏ฟฝ (130) = 600 +23โ‹… 400 = 86623.

c u๏ฟฝ (0) = u๏ฟฝ (120) = 73313, u๏ฟฝ (10) = u๏ฟฝ (130) = 86623, u๏ฟฝ (20) = u๏ฟฝ (140) = 1000, u๏ฟฝ (30) = 600, u๏ฟฝ (40) = 73313, etc.

d u๏ฟฝ (โˆ’250) = u๏ฟฝ (110) = 600.

e 5

a

15 3 keer per minuut.

b โ„Ž (35) = โ„Ž (15) = 0.

c โ„Ž (18) = 30 โ‹… u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (1820โ‹… 360โˆ˜) โ‰ˆ 24,3 cm.

d โ„Ž (76) = โ„Ž (16) = 30 โ‹… u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (1620โ‹… 360โˆ˜) โ‰ˆ 9,3 cm.

e โˆ’35, โˆ’25, โˆ’15, โˆ’5, 5, 15, 25, 35.

1.2 Radialen

a

1 De hele cirkel heeft een โ€˜lengteโ€™ (de omtrek) van 2๐œ‹ en de boog bij deze hoek is daar 1 /12 deel van.

b Alleen dan is de omtrek van de cirkel precies 2๐œ‹, anders is die omtrek groter of kleiner. Alle bogen zijn bij een straal van 1 delen van 2๐œ‹.

c Doen, elke graad is 1801 ๐œ‹ radialen.

a

2 โ„Ž = 0,5 en ๐›ผ =16๐œ‹.

b โ„Ž = 0,5 en ๐›ผ =56๐œ‹.

c โ„Ž = โˆ’0,5 en ๐›ผ = 116๐œ‹.

d โ„Ž = โˆ’1 en ๐›ผ = 112๐œ‹.

e 2๐œ‹

f 90โˆ˜+ u๏ฟฝ โ‹… 360โˆ˜of 12๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

a

3 Drie periodes.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (30โˆ˜) = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (390โˆ˜) = 0,5. Ze verschillen precies รฉรฉn periode.

c u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (30โˆ˜) = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (150โˆ˜) = 0,5. In de eenheidscirkel liggen de punten ๐‘ƒ bij deze twee hoeken symme-

(8)

6 4 3 2 3 4 2 6

c 18010๐œ‹ = 181 ๐œ‹ radialen.

d 10 โ‹…180๐œ‹ โ‰ˆ 573โˆ˜. a

6 360โˆ˜

b Alle waarden u๏ฟฝ + u๏ฟฝ โ‹… 360โˆ˜verschillen precies รฉรฉn periode en hebben dus dezelfde sinus.

c In de eenheidscirkel liggen de punten ๐ด bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. een verticale lijn door het middelpunt en dus hoort er dezelfde waarde voor u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) bij.

d In de eenheidscirkel liggen de punten ๐ด bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. de horizontale lijn door het middelpunt en dus horen er tegengestelde waarden voor u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) bij.

e De rechthoekige driehoek met ๐‘€๐ด = 1 als hypothenusa heeft dan twee gelijke rechthoekszijden. Die hebben daarom elk een lengte van โˆš12 = 12โˆš2.

f 225โˆ˜en 315โˆ˜. a

7 2๐œ‹

b Alle waarden u๏ฟฝ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ verschillen precies รฉรฉn periode en hebben dus dezelfde sinus.

c In de eenheidscirkel liggen de punten ๐ด bij deze twee hoeken symmetrisch t.o.v. een verticale lijn door het middelpunt en dus hoort er dezelfde waarde voor u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) bij.

d โˆ’1 โ‰ค u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โ‰ค 1.

e De rechthoekige driehoek met ๐‘€๐ด = 1 als hypothenusa is dan een halve gelijkzijdige driehoek.

f u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (516๐œ‹) = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (116๐œ‹) = โˆ’0,5, u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’156๐œ‹) = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (16๐œ‹) = 0,5, u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (234๐œ‹) = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (34๐œ‹) = 12โˆš2.

a

8 Maak zelf een tekening of werk met de applet in het Practicum.

b 0,1 c โˆ’0,1 d 0,1

e โˆ’0,1 f 0,1

9 u๏ฟฝ = 16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ a

10 16๐œ‹,19๐œ‹,181๐œ‹, 112๐œ‹, 2๐œ‹, 11936๐œ‹,13๐œ‹.

b 90โˆ˜, 60โˆ˜, 135โˆ˜,180๐œ‹ โ‰ˆ 57โˆ˜, 180โˆ˜, โ‰ˆ 180โˆ˜, 1800โˆ˜. a

11 u๏ฟฝ (56๐œ‹) = 0,5 en 5 โ‹… u๏ฟฝ (16๐œ‹) = 2,5. In het eerste geval maak je de draaihoek groter, maar de sinus blijft tussen โˆ’1 en 1. In het tweede geval bereken je een sinus die je achteraf met 5 vermenigvuldigt.

b u๏ฟฝ (14๐œ‹) =12โˆš2 en u๏ฟฝ (โˆ’14๐œ‹) = โˆ’12โˆš2. De bijbehorende punten op de gra๏ฌek liggen gespiegeld t.o.v. de oorsprong.

c Maak een schets.

d Maak ook hierbij een schets.

e Gebruik congruente driehoeken.

(9)

a

12 Maak een tekening.

b u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,644 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 2,498.

a

13 Doen.

b u๏ฟฝ = 116๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 156๐œ‹.

a

14 13๐œ‹,14๐œ‹, ๐œ‹, 123๐œ‹, 156๐œ‹, 11718๐œ‹, โˆ’11718๐œ‹.

b 180โˆ˜, 60โˆ˜, โˆ’45โˆ˜, 360โˆ˜, 150โˆ˜, 195โˆ˜, 2 โ‹…180๐œ‹ โ‰ˆ 115โˆ˜, 300โˆ˜. a

15 u๏ฟฝ (127๐œ‹) โ‰ˆ 0,966 en u๏ฟฝ (14๐œ‹) + u๏ฟฝ (13๐œ‹) โ‰ˆ 1,207. In het eerste geval verander je de draaihoek en neem je daarna de sinus, in het tweede geval neem je eerst de sinus en tel je twee sinussen op.

b u๏ฟฝ (14๐œ‹) = 12โˆš2 en u๏ฟฝ (โˆ’34๐œ‹) = โˆ’12โˆš2. Ze komen overeen omdat u๏ฟฝ (14๐œ‹) = โˆ’u๏ฟฝ (โˆ’14๐œ‹) en u๏ฟฝ (โˆ’14๐œ‹) = u๏ฟฝ (โˆ’34๐œ‹).

c De gra๏ฌek is symmetrisch in de lijn u๏ฟฝ = 12๐œ‹.

d Gebruik twee congruente driehoeken.

a

16 Doen, maak een eigen tekening of gebruik de applet in het Practicum.

b u๏ฟฝ โ‰ˆ 6,031 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 3,394.

1.3 Sinusfuncties

a

1 u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,927 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 2,215 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 4,069 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 5,356 b u๏ฟฝ = 16๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =56๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 216๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 256๐œ‹ c u๏ฟฝ = 16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ a

2 u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,2) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,2) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,201 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 2,940 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

b u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,2) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,2) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,201 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ

โˆ’2,940 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

3 Omdat โˆ’1 โ‰ค u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โ‰ค 1.

a

4 u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,5) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,5) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,524 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ

โˆ’2,618 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

b u๏ฟฝ = โˆ’16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

c 116๐œ‹, 156๐œ‹, 316๐œ‹ en 356๐œ‹.

a

5 u๏ฟฝ = 14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =34๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

b โˆ’134๐œ‹, โˆ’114๐œ‹,14๐œ‹,34๐œ‹, 214๐œ‹ en 234๐œ‹.

c โˆ’5,498; 3,927; 0,785; 2,356; 7,069 en 8,639.

a

6 u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,6) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,6) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ geeft op [โˆ’๐œ‹, 3๐œ‹]: u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,64 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 2,50 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 6,93 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 8,78.

b โˆ’๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 0, 64 โˆจ 2, 50 โ‰ค u๏ฟฝ < 6, 93 โˆจ 8, 78 < u๏ฟฝ โ‰ค 2๐œ‹. (Denk om de isgelijktekens die ontstaan door afronden!)

c โˆ’2, 50 < u๏ฟฝ < โˆ’0, 64 โˆจ 3, 79 โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 5, 64.

a

7 Doen.

(10)

c u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (1) โ‰ˆ 0,841 a

12 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โˆ’ 1 = 0 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) =12 en dus u๏ฟฝ = 16๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =56๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 216๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 256๐œ‹.

De nulpunten zijn (16๐œ‹, 0), (56๐œ‹, 0), (216๐œ‹, 0) en (256๐œ‹, 0).

b 16๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 56๐œ‹ โˆจ 216๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 256๐œ‹.

a

13 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2u๏ฟฝ) = 0,5 geeft 2u๏ฟฝ = 16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ 2u๏ฟฝ = 56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ =121 ๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =125 ๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹.

Op [0, 4๐œ‹]: u๏ฟฝ =121 ๐œ‹โˆจu๏ฟฝ =125๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = 1121๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = 1125 ๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = 2121 ๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = 2125๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = 3121๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = 3125 ๐œ‹.

b 121๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 125๐œ‹ โˆจ 1121๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 1125๐œ‹ โˆจ 2121๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 2125 ๐œ‹ โˆจ 3121 ๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 3125๐œ‹.

a

14 u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,253 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,888 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ b u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,253 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,888 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

c u๏ฟฝ = โˆ’16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

a

15 u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = โˆ’0,25 en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,253 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’2,889 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

De gevraagde nulpunten zijn (โˆ’2,89; 0) , (โˆ’0,25; 0) , (3,39; 0) en (6,03; 0).

b โˆ’2,89 < u๏ฟฝ < โˆ’0,25 โˆจ 3,39 < u๏ฟฝ โ‰ค 6,03.

16 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (3u๏ฟฝ) = 0,5 geeft 3u๏ฟฝ =16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ 3u๏ฟฝ =56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ =181๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹…23๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 185 ๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹…23๐œ‹.

1.4 Cosinusfuncties

a

1 u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,644 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 5,640 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 6,927 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 11,923 b u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,644 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,644 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ c u๏ฟฝ = 13๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 123๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 213๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 323๐œ‹ d u๏ฟฝ = 13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹

a

2 u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,2) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,2) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,369 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,369 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

b u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,2)+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = โˆ’u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,2)+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,772+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจu๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,772+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹.

3 Maak weer gebruik van congruente driehoeken.

a

4 u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,5)+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจu๏ฟฝ = โˆ’u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ’0,5)+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ 2,094+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจu๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’2,094+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹.

b u๏ฟฝ = 56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

c 56๐œ‹, 116๐œ‹, 256๐œ‹ en 316๐œ‹.

a

5 u๏ฟฝ = 14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

b โˆ’134๐œ‹, โˆ’14๐œ‹,14๐œ‹,134๐œ‹,214๐œ‹ en 334๐œ‹.

c โˆ’5,498; โˆ’0,785; 0,785; 5,598; 7,069 en 11,781.

a

6 u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,6) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,6) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ geeft op [โˆ’๐œ‹, 3๐œ‹]: u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,93 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,93 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 5,36 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 7,21.

(11)

b โˆ’๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค โˆ’0,93 โˆจ 0,93 โ‰ค u๏ฟฝ < 5,36 โˆจ 7,21 < u๏ฟฝ โ‰ค 2๐œ‹.

c โˆ’๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ < โˆ’2,21 โˆจ 2,21 < u๏ฟฝ < 4,07 โˆจ 7,21 < u๏ฟฝ โ‰ค 2๐œ‹.

a

7 Doen.

b 3u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) + 1 = 2 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) =13 en dus u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,231 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,231 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

De oplossing van de ongelijkheid is 1,23 < u๏ฟฝ โ‰ค 5,05 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

c 3u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) + 1 = 2,5 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0,5 en dus u๏ฟฝ = 13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

d 3u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) + 1 = 4 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 1 en dus u๏ฟฝ = u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

e Omdat โˆ’1 โ‰ค u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โ‰ค 1.

8 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = โˆ’12โˆš3 geeft u๏ฟฝ = โˆ’56๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =56๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 116๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 256๐œ‹.

De ongelijkheid heeft als oplossing (gebruik een gra๏ฌek): โˆ’๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ < โˆ’56๐œ‹ โˆจ56๐œ‹ < u๏ฟฝ < 116๐œ‹ โˆจ 256๐œ‹ <

u๏ฟฝ โ‰ค 2๐œ‹.

9 u๏ฟฝ = 121๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’121๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

a

10 Omdat u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) + u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) = 1 is de gra๏ฌek die van u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 1, dus een horizontale lijn.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) =13 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) + (31)2= 1 en dus u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) =89. Dus u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) =

โˆš(89) = 23โˆš2 โˆจ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = โˆ’23โˆš2.

a

11 Uit u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) + u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) = 1 volgt u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) = 1 โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ).

b Uit de vergelijking bij a volgt u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) =12.

c u๏ฟฝ = 14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =34๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’34๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

a

12 u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,213 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,213 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ b u๏ฟฝ โ‰ˆ 1,928 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’1,928 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ c u๏ฟฝ = 16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ d u๏ฟฝ = 34๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’34๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹

a

13 u๏ฟฝ = u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹

b u๏ฟฝ = 1 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’1 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ c u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (1) โ‰ˆ 0,540

d u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,571 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,571 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ a

14 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โˆ’ 1 = 0 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) =12 en dus u๏ฟฝ =13๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 123๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 213๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 323๐œ‹.

De nulpunten zijn (13๐œ‹, 0), (123๐œ‹, 0), (213๐œ‹, 0) en (323๐œ‹, 0).

b 13๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 123๐œ‹ โˆจ 213๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 323๐œ‹.

a

15 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2u๏ฟฝ) = 0,5 geeft 2u๏ฟฝ =13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ 2u๏ฟฝ = โˆ’13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ = 16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹.

Op [0, 4๐œ‹]: u๏ฟฝ =16๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 56๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 116๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 156๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 216๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 256๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 316๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 356๐œ‹.

b 0 โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค16๐œ‹ โˆจ56๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 116๐œ‹ โˆจ 156๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 216๐œ‹ โˆจ 256๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 316๐œ‹ โˆจ 356๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 4๐œ‹.

a

16 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 โˆจ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0,5 geeft u๏ฟฝ = 0 โˆจ u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 13๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =23๐œ‹.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) (u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โˆ’ 1) = 0 en dus u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 โˆจ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 1.

Oplossingen u๏ฟฝ = 0 โˆจ u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =12๐œ‹.

c Met de abc-formule vind je u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 1 โˆจ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0,5 en dus u๏ฟฝ = 0 โˆจ u๏ฟฝ = 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =13๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 123๐œ‹.

d 2 (1 โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ)) + u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 geeft 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) โˆ’ 2 = 0 en dus u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 1ยฑโˆš94 zodat u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) =

1

(12)

a

1 Doen, je ziet vier periodes.

b De periode is 0,5๐œ‹.

c Kan met je GR. Kan ook door oplossen van u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(4u๏ฟฝ) = ยฑ1.

d Doen, je ziet รฉรฉn periode.

e De periode is 4๐œ‹.

f Kan met je GR. Kan ook door oplossen van u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(0,5(u๏ฟฝ โˆ’ ๐œ‹) = ยฑ1.

a

2 Doen.

b Eerst vermenigvuldigen met 12 in de u๏ฟฝ-richting, dan 1 verschuiven in de u๏ฟฝ-richting, vervolgens met 1,5 vermenigvuldigen in de u๏ฟฝ-richting en 0,5 verschuiven in de u๏ฟฝ-richting.

c (0, 0) wordt (1; 0,5).

d u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2 (u๏ฟฝ โˆ’ 1)) = 1 oplossen geeft u๏ฟฝ =14๐œ‹ + 1 + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹, dus maxima van 2 bij u๏ฟฝ =14๐œ‹ + 1 en u๏ฟฝ = 114๐œ‹ + 1.

u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2 (u๏ฟฝ โˆ’ 1)) = โˆ’1 oplossen geeft u๏ฟฝ =34๐œ‹+1+u๏ฟฝโ‹…๐œ‹, dus minima van 2 bij u๏ฟฝ =34๐œ‹+1 en u๏ฟฝ = 134๐œ‹+1.

a

3 periode = 2๐œ‹3 , amplitude = 2 (gra๏ฌek gespiegeld in evenwichtslijn), evenwichtslijn u๏ฟฝ = 1, horizontale verschuiving u๏ฟฝ = โˆ’2.

b Doen.

c Oefenen met een medeleerling is het best.

4 Amplitude = 10, periode =2๐œ‹4 = 12๐œ‹, evenwichtslijn u๏ฟฝ = 5 en horizontale verschuiving u๏ฟฝ = 0.

Toppen: (18๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹…12๐œ‹, 15) , (38๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹…12๐œ‹, โˆ’5).

Venster [โˆ’๐œ‹, ๐œ‹] ร— [โˆ’5, 15].

a

5 periode = 2๐œ‹2 = 2

Toppen: (112+ u๏ฟฝ โ‹… 2, 13) en (212, 7).

b Eerst vermenigvuldigen met ๐œ‹1 in de u๏ฟฝ-richting, dan 1 verschuiven in de u๏ฟฝ-richting, vervolgens met 3 vermenigvuldigen in de u๏ฟฝ-richting en 10 verschuiven in de u๏ฟฝ-richting.

c u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 11,5 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 1)) = 0,5 en dus ๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 1) =16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ ๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 1) = 56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ = 116+ u๏ฟฝ โ‹… 2 โˆจ u๏ฟฝ = 156+ u๏ฟฝ โ‹… 2.

a

6 periode = 2๐œ‹1 2

= 4๐œ‹

Toppen: (โˆ’2 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹, 12) en (2 + 2๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹, 4).

b Eerst vermenigvuldigen met 2 in de u๏ฟฝ-richting, dan โˆ’2 verschuiven in de u๏ฟฝ-richting, vervolgens met 4 vermenigvuldigen in de u๏ฟฝ-richting en 8 verschuiven in de u๏ฟฝ-richting.

c u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 11 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (12(u๏ฟฝ + 2)) = 0,75 en dus12(u๏ฟฝ + 2) = 0,723 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ12(u๏ฟฝ + 2) = โˆ’0,723 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ en dus u๏ฟฝ = 5,445 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’3,445 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹.

a

7 Periode = 2๐œ‹4

3๐œ‹ = 1,5, amplitude = 10, evenwichtslijn โ„Ž = 40, horizontale verschuiving u๏ฟฝ = 0. Venster [0, 3] ร— [30, 50].

(13)

b โ„Ž = 45 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (43๐œ‹ โ‹… u๏ฟฝ) =12 en dus43๐œ‹โ‹…u๏ฟฝ = 16๐œ‹+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจ43๐œ‹โ‹…u๏ฟฝ = 56๐œ‹+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹ zodat u๏ฟฝ =18+u๏ฟฝโ‹…1,5โˆจu๏ฟฝ =

5

8+ u๏ฟฝ โ‹… 1,5.

a

8 Periode 2๐œ‹, amplitude 12. Venster [0, 4๐œ‹] ร— [โˆ’15, 15].

b Periode 1, amplitude 50. Venster [0, 2] ร— [โˆ’40, 60].

c Periode 10, amplitude 120. Venster [0, 20] ร— [โˆ’120, 120].

d Periode ๐œ‹, amplitude 20. Venster [0, 2๐œ‹] ร— [โˆ’20, 20].

a

9 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (12u๏ฟฝ + 4) = 15 geeft u๏ฟฝ = 2u๏ฟฝu๏ฟฝโ„ดu๏ฟฝ (15) โˆ’ 8 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’2u๏ฟฝu๏ฟฝโ„ดu๏ฟฝ (15) โˆ’ 8 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹ ofwel u๏ฟฝ โ‰ˆ

โˆ’5,261 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’10,73 + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (๐œ‹5 (u๏ฟฝ โˆ’ 2)) =12 geeft u๏ฟฝ =56+ 2 + u๏ฟฝ โ‹… 10 โˆจ u๏ฟฝ = 256 + 2 + u๏ฟฝ โ‹… 10.

c u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (4u๏ฟฝ) =12โˆš3 geeft u๏ฟฝ =241๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹…12๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’241๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹…12๐œ‹.

d u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹15u๏ฟฝ) =16 geeft 2๐œ‹15u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (16) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ(2๐œ‹)(15)u๏ฟฝ = ๐œ‹ โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (16) + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ ofwel u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,399 + u๏ฟฝ โ‹… 15 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 7,100 + u๏ฟฝ โ‹… 15.

a

10 Bu๏ฟฝ= [โˆ’10, 30]

b u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 geeft u๏ฟฝ = 83+ u๏ฟฝ โ‹… 8 โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’83+ u๏ฟฝ โ‹… 8.

De nulpunten zijn (223, 0) , (513, 0) , (1023, 0) en (1313, 0).

c 223 โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 513โˆจ 1023 โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 1313. a

11 Voer in: Y1=11+10*sin((2*pi/20)X) met venster: 0 โ‰ค ๐‘‹ โ‰ค 20 en 0 โ‰ค ๐‘Œ โ‰ค 22.

b 11 is de hoogte van de as van het reuzenrad en 10 is de straal van het reuzenrad.

c 40 seconden

d โ„Ž (u๏ฟฝ) = 18 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹20u๏ฟฝ) = 0, 7 en daaruit volgt u๏ฟฝ โ‰ˆ 2,468 + u๏ฟฝ โ‹… 40 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 7,532 + u๏ฟฝ โ‹… 40.

Dus 5,1 seconden hoger dan 18 m.

a

12 Periode12, amplitude 4, evenwichtslijn u๏ฟฝ = 0.

b Periode 2๐œ‹, amplitude 2, evenwichtslijn u๏ฟฝ = 6 en 8 eenheden naar links verschoven.

c Periode 4, amplitude 0,5, evenwichtsstand 0.

a

13 Gemiddelde waterstand 198โˆ’1822 = 8 cm.

b Maximale afwijking 198 โˆ’ 8 = 190 cm.

c 6,29 + 6,29 = 12,58.

d Klopt redelijk.

e Periode 12,25, amplitude 190.

f u๏ฟฝ = 180 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (12,252๐œ‹ u๏ฟฝ) = 0,905 en daaruit volgt u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,856 + u๏ฟฝ โ‹… 12,25 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,856 + u๏ฟฝ โ‹… 12,25.

Dus boven 180 van u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’0,856 tot u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,856. Dat is ongeveer 1,71 โ‰ˆ 2 uur.

1.6 Sinusoรฏde als model

a

1 Periode: 0,5, amplitude: 0,5 en evenwichtslijn: u๏ฟฝ = 1.

b Bijvoorbeeld u๏ฟฝ = 1 + 0,5u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(4๐œ‹(u๏ฟฝ โˆ’ 0,75)).

c Bijvoorbeeld u๏ฟฝ = 1 + 0,5u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(4๐œ‹u๏ฟฝ).

(14)

2

b Bijvoorbeeld u๏ฟฝ = 18 + 8u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (12๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 7))

c u๏ฟฝ (12) โ‰ˆ 25,73, u๏ฟฝ (12,25) โ‰ˆ 25,85, u๏ฟฝ (12,5) โ‰ˆ 25,93, u๏ฟฝ (12,75) โ‰ˆ 25,98 en u๏ฟฝ (13) = 26.

d u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 16 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (12๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 7)) = 11/2 en dus 12๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 7) = 16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ(12)(๐œ‹) (u๏ฟฝ โˆ’ 7) = 56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

Hieruit vind je: u๏ฟฝ = 9 + u๏ฟฝ โ‹… 24 โˆจ u๏ฟฝ = 17 + u๏ฟฝ โ‹… 24.

Oplossing ongelijkheid: 9 < u๏ฟฝ < 17 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

a

7 u๏ฟฝ = 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,5 (u๏ฟฝ โˆ’ ๐œ‹)) + 2

b De punten ๐ด en ๐ต liggen symmetrisch t.o.v. u๏ฟฝ = 2๐œ‹ en op de gra๏ฌek.

๐ด โ‰ˆ (2๐œ‹ โˆ’ 2; 4,54) en ๐ต โ‰ˆ (2๐œ‹ + 2; 4,54).

8 u๏ฟฝ1= โˆ’1 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹4 (u๏ฟฝ โˆ’ 2)) u๏ฟฝ2= 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹20u๏ฟฝ)

u๏ฟฝ3 = 4 + 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹10u๏ฟฝ) u๏ฟฝ4 = 5 + 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹8 (u๏ฟฝ + 4)) a

9 u๏ฟฝ1= โˆ’1 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹4 (u๏ฟฝ + 2)) u๏ฟฝ1= โˆ’1 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹4 (u๏ฟฝ + 1)) u๏ฟฝ1= โˆ’1 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹4 (u๏ฟฝ โˆ’ 3))

b โˆ’1 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹4 (u๏ฟฝ + 2)) = โˆ’ geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (๐œ‹2 (u๏ฟฝ + 2)) = โˆ’14 en dus ๐œ‹2 (u๏ฟฝ + 2) โ‰ˆ โˆ’0,253 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ

๐œ‹

2 (u๏ฟฝ + 2) โ‰ˆ 3,394 + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

Je vindt zo: u๏ฟฝ โ‰ˆ โˆ’2,161 + u๏ฟฝ โ‹… 4 โˆจ u๏ฟฝ = 0,161 + u๏ฟฝ โ‹… 4.

a

10 u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 1 + 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2 (u๏ฟฝ โˆ’16๐œ‹)) b u๏ฟฝ (0) = 1 โˆ’ โˆš3

c u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2 (u๏ฟฝ โˆ’16๐œ‹)) = โˆ’12 en dus 2 (u๏ฟฝ โˆ’16๐œ‹) = โˆ’16๐œ‹+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจ2 (u๏ฟฝ โˆ’16๐œ‹) = 116๐œ‹+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹.

En zo vindt je: u๏ฟฝ =121๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =34๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹.

De oplossing van de ongelijkheid is โˆ’14๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 121๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹.

a

11 โ„Ž๐ท= 10 + 8u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,6) โ‰ˆ 14,52 m โ„Ž๐ถ= 10 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (3,6) โ‰ˆ 8,23 m.

b โ„Ž๐ท(u๏ฟฝ) = 10 + 8u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹8 u๏ฟฝ)

c โ„Ž๐ถ(u๏ฟฝ) = 10 + 4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (14๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 3)), dus โ„Ž๐ถ(1413,25) โ‰ˆ 9,22 m.

d โ„Ž๐ถ= 12 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (14๐œ‹ (u๏ฟฝ โˆ’ 3)) = 12 en dus u๏ฟฝ = 123+ u๏ฟฝ โ‹… 8 โˆจ u๏ฟฝ = 413+ u๏ฟฝ โ‹… 8.

Je zit dus elk rondje 413โˆ’ 123 = 223 s boven de 12 m.

a

12 Doen.

b Periode 24, amplitude 50, evenwichtslijn u๏ฟฝ = 350 en 26 eenheden naar rechts verschoven.

u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 350 + 50u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹24 (u๏ฟฝ โˆ’ 26))

(15)

c u๏ฟฝ (50) = 350, u๏ฟฝ (51) โ‰ˆ 351,29 en u๏ฟฝ (52) = 352,5.

d u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 325 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹24(u๏ฟฝ โˆ’ 26)) = โˆ’12 en dus u๏ฟฝ = u๏ฟฝ โ‹… 24 โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’8 + u๏ฟฝ โ‹… 24.

13 u๏ฟฝ = 10 + 712u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹10 (u๏ฟฝ + 5)) u๏ฟฝ = 10 + 712u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹10(u๏ฟฝ + 212)) a

14 12 keer per minuut.

b Doen, bepaal eerst amplitude en evenwichtslijn.

c ๐‘‰ = 4,95 + 0,25u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ ((2๐œ‹)(5) u๏ฟฝ)

1.7 Totaalbeeld

a

1 Bu๏ฟฝ= [150, 250]

Venster: [0, 30] ร— [150, 250].

b u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 175 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (12u๏ฟฝ) =12 en u๏ฟฝ =13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 123๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 4๐œ‹.

De oplossing van de ongelijkheid wordt:13๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 123๐œ‹ โˆจ 413๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 523๐œ‹ โˆจ 813๐œ‹ โ‰ค u๏ฟฝ โ‰ค 923๐œ‹.

a

2 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (๐œ‹7(u๏ฟฝ โˆ’ 15)) = โˆ’0,8 geeft๐œ‹7 (u๏ฟฝ โˆ’ 15) = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,8)+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹โˆจ๐œ‹7 (u๏ฟฝ โˆ’ 15) = โˆ’u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,8)+u๏ฟฝโ‹…2๐œ‹.

Dit levert op u๏ฟฝ โ‰ˆ 9,43 + u๏ฟฝ โ‹… 14 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 20,57 + u๏ฟฝ โ‹… 14.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹u๏ฟฝ) = 0,5 geeft 2๐œ‹u๏ฟฝ =16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ 2๐œ‹u๏ฟฝ =56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2u๏ฟฝ en dus u๏ฟฝ = 121 + u๏ฟฝ โˆจ u๏ฟฝ =125 + u๏ฟฝ.

c u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2u๏ฟฝ) (1 โˆ’ 2u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ)) = 0 geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2u๏ฟฝ) = 0 โˆจ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = 0,5 en dus u๏ฟฝ = 14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’14๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… ๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =16๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = 56๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

d u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) = 1,5 โˆ’ u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) geeft u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ2(u๏ฟฝ) = 34 en dus u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = ยฑ12โˆš3 zodat u๏ฟฝ = 13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ =

2

3๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’13๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹ โˆจ u๏ฟฝ = โˆ’23๐œ‹ + u๏ฟฝ โ‹… 2๐œ‹.

3 I: u๏ฟฝ = u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ ((2๐œ‹)6 u๏ฟฝ) II: u๏ฟฝ = 0,5 + u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹6 u๏ฟฝ) III: u๏ฟฝ = 1,5 + 2,5u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹4 u๏ฟฝ)

4 Amplitude loopt van 0,15 tot 2,10 en evenwichtsstand kan oplopen tot 2,5 m. De dijk zou dus een hoogte van 2,10 + 2,50 = 4,60 m moeten hebben.

a

5 Zie ๏ฌguur. โˆ ๐ด๐‘€๐ต = 120โˆ˜en dus is boog ๐ด๐ต รฉรฉnderde deel van de hele cirkel. Dus ongeveer 33%.

b Zie ๏ฌguur, dit is een periodieke gra๏ฌek.

(16)

u๏ฟฝ (u๏ฟฝ) = โˆ’1 geeft u๏ฟฝ โ‰ˆ 9,9 + u๏ฟฝ โ‹… 7,4 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 13,8 + u๏ฟฝ โ‹… 7,4.

Ganymedes gaat achter Jupiter op bijvoorbeeld u๏ฟฝ โ‰ˆ 13,6 en komt er dan weer achter weg op u๏ฟฝ โ‰ˆ 13,8.

Ganymedes zit dus ongeveer 0,2 dagen achter Jupiter.

a

8 Ventiel beweegt tussen 5 cm en 85 cm (schatting wieldiameter 0,9 m) en draait150000,9๐œ‹ โ‰ˆ 5305 keer per uur rond, dat is ongeveer 1,5 keer per seconde. De omwentelingstijd (periode) is daarom ongeveer 23 seconde.

Mogelijke formule: โ„Ž (u๏ฟฝ) = 0,45 + 0,4u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (3๐œ‹u๏ฟฝ) met u๏ฟฝ in seconden, โ„Ž in meter en op u๏ฟฝ = 0 zit het ventiel op 45 cm hoogte en gaat het omhoog bewegen.

Verzin zo ook een mooie formule voor een trapper.

b De hoogte hangt dan af van de afgelegde afstand.

c De baan wordt een cycloรฏde. Zoek maar eens op hoe die er uit ziet.

a

9 u๏ฟฝ = 50 en u๏ฟฝ =2๐œ‹8 โ‰ˆ 0,2244

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ = โˆ’12 geeft in de eerste periode u๏ฟฝ =76๐œ‹ of u๏ฟฝ =116 ๐œ‹.

11 6๐œ‹โˆ’76๐œ‹

2๐œ‹ = 13 dus 33% van de periode

c Bij de fysieke toestand hoort de formule ๐น = 50u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹23u๏ฟฝ).

De fysieke toestand heeft op de eerste verjaardag een stijgend verloop. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de gra๏ฌek of de tabel van de functie of van de hellingfunctie bij een domein rond 365 dagen.

d De formules ๐น = 50u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹23u๏ฟฝ) en ๐ผ = 50u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (2๐œ‹33u๏ฟฝ) in de GR invoeren.

De GR instellen op een domein vanaf (bijvoorbeeld) 6570 dagen en op de GR de bij ๐น en ๐ผ horende gra๏ฌeken of tabellen raadplegen. De 6579e, 6580e en 6581e dag zijn geschikt, dus het antwoord is: de 5e, 6e en 7e januari 2001.

a

10 u๏ฟฝ = 3 + 3u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (0,469u๏ฟฝ) = 3,8 geeft u๏ฟฝ โ‰ˆ 0,58 โˆจ u๏ฟฝ โ‰ˆ 6,12.

De breedte van het blokje is ongeveer 6,12 โˆ’ 0,58 = 0,55 cm (of 55 mm).

b De amplitude van de sinusoรฏde is 3.

Van P naar Q is 5 perioden en van S naar Q is ook 5 perioden. ๐‘†๐‘„ = โˆš๐‘†๐‘…2+ ๐‘…๐‘„2= โˆš672+ 552โ‰ˆ 86,7.

De periode van de gevraagde sinusoรฏde is ongeveer 86,75 โ‰ˆ 17,35 cm.

Een passende formule is u๏ฟฝ = 3 + 3u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (17,352๐œ‹ u๏ฟฝ).

(17)

2 Ruimtelijke ๏ฌguren

2.1 Projectie op het platte vlak

a

1 Alle lijnstukken evenwijdig aan ribbe ๐ด๐ต, alle lijnstukken evenwijdig aan ribbe ๐ด๐ท en alle lijnstukken evenwijdig aan ribbe ๐ด๐ธ.

b Een rechthoek.

c Een rechthoek.

d Een parallellogram.

(18)

Je vindt nu de punten ๐ต en ๐ถ en je kunt de ruit tekenen.

a

7 Zie ๏ฌguur.

b Zie ๏ฌguur.

c Zie ๏ฌguur.

(19)

a

8 Er is geen verkortingsfactor gegeven, dus het is verstandig om van het rooster gebruik te maken.

b ฮ”๐‘ƒ๐‘„๐‘… wordt een driehoek met ๐‘ƒ๐‘… = 2 en ๐‘ƒ๐‘„ = ๐‘„๐‘… โ‰ˆ 2,8.

a

9 Zie ๏ฌguur.

(20)

b ฮ”๐‘ƒ๐‘„๐‘… wordt een gelijkzijdige driehoek met zijden van 4,2 cm.

c Teken eerst rechthoek ๐ท๐ต๐น๐ป met ๐ท๐ต = ๐ป๐น โ‰ˆ 8,5 en ๐ท๐ป = ๐ต๐น = 6 cm.

Vervolgens teken je het midden ๐‘„ van ๐ต๐น en punt ๐‘† zo, dat ๐น๐‘† =14 โ‹… ๐ป๐น.

Nu kun je vijfhoek ๐ท๐ต๐‘„๐‘†๐ป tekenen.

a

10 Zie ๏ฌguur.

b Zie ๏ฌguur bij a. Je verdeelt gewoon elke zijde in drie gelijke delen door opmeten. Dat mag omdat de ๏ฌguur een parallelprojectie is.

c Zie ๏ฌguur bij a.

d Nee, het grondvlak is geen achthoek met gelijke zijden. Er zijn zijden van 2 cm en zijden van 2โˆš2 โ‰ˆ 2,8 cm.

a

11 Zie ๏ฌguur.

(21)

b Het worden gelijkzijdige driehoeken met zijden van ongeveer 4โˆš2 โ‰ˆ 5,7 cm.

c Dat levert een kubus op.

a

12 Bij twijfel laten controleren.

b De beide driehoeken hebben een basis van 8 cm en een hoogte van ongeveer 5,8 cm.

Die hoogte is het lijnstuk vanuit ๐น naar het midden ๐‘ van ๐ต๐ถ of het lijnstuk vanuit ๐ธ naar het midden ๐‘€ van ๐ด๐ท. Als je ๐ธ๐‘€๐‘๐น op ware grootte tekent kun je die hoogtes meten.

c De hoogte van zoโ€™n trapezium is ongeveer 6,4 cm.

Je meet die hoogte in een driehoek door ๐ธ of ๐น en evenwijdig met ๐ต๐ถ.

a

13 Zie ๏ฌguur.

b Je ziet het bedoelde trapezium hieronder.

(22)

a

14 Zie ๏ฌguur.

b Zoโ€™n grensvlakje is een gelijkzijdig driehoekje met zijden van ongeveer 1,4 cm.

15 Bij twijfel laten controleren.

2.2 Berekeningen

a

1 ๐ด๐ถ = โˆš52+ 32= โˆš34 en ๐ด๐บ = โˆš(โˆš34)2+ 22= โˆš38.

b Uit u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(โˆ ๐ถ๐ด๐บ) = 2

โˆš34 volgt โˆ ๐ถ๐ด๐บ โ‰ˆ 19โˆ˜. a

2 Een rechthoek.

b โˆš52+ 22= โˆš29

c u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ด๐บ๐น) =๐ด๐น๐น๐บ= โˆš293 , dus โˆ ๐ด๐บ๐น โ‰ˆ 61โˆ˜. a

3 ๐ด๐‘€ = ๐ต๐‘€ = โˆš๐ด๐ป2+ ๐ป๐‘€2= โˆš32+ 22+ 2,52= โˆš29,25

(23)

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ด๐‘€๐ป) =๐ป๐‘€๐ด๐ป = โˆš13

โˆš6,25, dus โˆ ๐ด๐‘€๐ป โ‰ˆ 55โˆ˜. c u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ด๐‘€๐ท) = ๐ด๐ท๐ด๐‘€= 3

โˆš19,25, dus โˆ ๐ด๐‘€๐ท โ‰ˆ 43โˆ˜. d โˆ ๐ด๐‘€๐ต = 180โˆ˜โˆ’ 2 โ‹… โˆ ๐ด๐‘€๐ป โ‰ˆ 69โˆ˜

a

4 ๐ด๐‘ƒ = โˆš๐ด๐ป2+ ๐ป๐‘ƒ2= โˆš62+ 32+ 22= โˆš49 = 7 ๐ด๐‘„ = โˆš๐ด๐ต2+ ๐ต๐‘„2= โˆš42+ 62+ 12= โˆš53

b ๐‘ƒ๐‘„ = โˆš22+ 22= โˆš8 en dus is ๐ด๐‘„2โ‰  ๐ด๐‘ƒ2+ ๐‘ƒ๐‘„2. a

5 u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ด๐น๐ท) =๐ด๐ท๐ด๐น =65, dus โˆ ๐ด๐น๐ท โ‰ˆ 50โˆ˜. b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ถ๐ด๐‘„) =๐ถ๐‘„๐ด๐‘„= 1

โˆš53, dus โˆ ๐ด๐‘€๐ท โ‰ˆ 8โˆ˜. c ฮ”๐‘ƒ๐ด๐‘„ is niet rechthoekig.

a

6 ๐ถ๐‘‡ = 12, ๐‘‡๐น = 12 โˆ’ 3 = 9 en ๐ถ๐ต = 3.

ฮ”๐‘‡๐ถ๐ต is gelijkvormig met ฮ”๐‘‡๐น๐ธ.

Dus ๐น๐ธ = 129 โ‹… ๐ถ๐ต =129 โ‹… 3 = 2,25.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ถ๐ต๐ธ) =123 = 4 dus โˆ ๐ถ๐ต๐ธ โ‰ˆ 72โˆ˜. a

7 ๐‘ƒ๐‘„ = 2 en ๐ต๐‘ƒ = ๐ต๐‘„ = โˆš42+ 22= โˆš20 b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ต๐‘ƒ๐‘„) = 1

โˆš20, dus โˆ ๐ต๐‘ƒ๐‘„ โ‰ˆ 77โˆ˜. En โˆ ๐ต๐‘„๐‘ƒ = โˆ ๐ต๐‘ƒ๐‘„ = 77โˆ˜. Dus is โˆ ๐‘ƒ๐ต๐‘„ = 180โˆ˜โˆ’ 2 โ‹… โˆ ๐ต๐‘ƒ๐‘„ โ‰ˆ 36โˆ˜.

a

8 ๐‘ƒ๐‘… = โˆš18 en ๐‘„๐‘ƒ = ๐‘„๐‘… = โˆš34

b โˆ ๐‘„๐‘ƒ๐‘… = โˆ ๐‘„๐‘…๐‘ƒ โ‰ˆ 69โˆ˜en โˆ ๐‘ƒ๐‘„๐‘… โ‰ˆ 43โˆ˜.

c Teken eerst rechthoek ๐ท๐ต๐น๐ป met ๐ท๐ต = ๐ป๐น = โˆš(72) โ‰ˆ 8,5 en ๐ท๐ป = ๐ต๐น = 6 cm.

Vervolgens teken je punt ๐‘„ zo, dat ๐ต๐‘„ = 1 en punt ๐‘† zo, dat ๐น๐‘† =14โ‹… ๐ป๐น.

Nu kun je vijfhoek ๐ท๐ต๐‘„๐‘†๐ป tekenen.

Deze vijfhoek heeft twee hoeken van 90โˆ˜, een hoek van 157โˆ˜en een hoek van 117โˆ˜. a

9 ๐‘‡๐‘† = โˆš18

b ๐ต๐ถ en ๐‘ƒ๐‘„ lopen evenwijdig en ๐ต๐‘ƒ = ๐ถ๐‘„.

๐ต๐‘ƒ = ๐ถ๐‘„ = โˆš27, ๐ต๐ถ = 6 en ๐‘ƒ๐‘„ = 3 cm.

c Om de ๏ฌguur te kunnen tekenen is het verstandig om eerst de hoogte van het trapezium uit te rekenen.

Die hoogte is โˆš18 โˆ’ 1,52= โˆš15,75 โ‰ˆ 4,0 cm.

Het trapezium heeft twee hoeken van ongeveer 69โˆ˜en twee hoeken van ongeveer 111โˆ˜. 10 > ๐ต๐ถ = 113 โ‹… 6 = 1811

> ๐ธ๐บ = โˆš1700 en ๐ธ๐น =34โ‹… โˆš1700.

a

11 ๐ด๐ธ = ๐ท๐ธ = ๐ต๐น = ๐ถ๐น = โˆš50 b โˆ ๐ด๐ต๐น โ‰ˆ 65โˆ˜en โˆ ๐ต๐ถ๐น โ‰ˆ 68โˆ˜.

c De breedte van de verdiepingsvloer is25 โ‹… 8 = 3,2 m.

De lengte van de verdiepingsvloer is 6 + 2 โ‹…25 โ‹… 3 = 8,4 m.

De oppervlakte is daarom 3,2 โ‹… 8,4 = 26,88 m2.

(24)

a

12 Hiernaast zie je het bedoelde (rechthoekige) trapezium.

De zijde waar 83,2 m bij staat heeft een preciese lengte van โˆš452+ 702= โˆš6925.

De langste zijde van het trapezium is โˆš6925 + 6,52= โˆš6967,25 โ‰ˆ 83,5 m.

b Behalve twee rechte hoeken is er een hoek van ongeveer 86โˆ˜en een hoek van ongeveer 94โˆ˜. a

13 Als โ„Ž de hoogte van de boom is, dan is10006 โ‹… โ„Ž = 2 cm.

Dus is โ„Ž =20006 โ‰ˆ 333,3 cm. Het is daarom maar een klein boompje van ongeveer 3,33 m.

b Als u๏ฟฝ de afstand tot het vrijheidsbeeld is geldt:6u๏ฟฝโ‹… 9300 = 2. Dit betekent u๏ฟฝ = 27900 cm, dat is 279 m.

14 (๐ธ๐‘„)(๐ด๐‘„)= (๐ด๐ถ)(๐ธ๐‘ƒ) =(๐ธ๐‘„)(๐ธ๐‘ƒ) =(๐บ๐น)(๐ธ๐น) =28.

Neem ๐ด๐‘„ = u๏ฟฝ, dan is ๐ธ๐‘„ = u๏ฟฝ โˆ’ 8. Dus isu๏ฟฝโˆ’8u๏ฟฝ = 28. Dit levert op ๐ด๐‘„ = u๏ฟฝ = 1023. a

15 Doen.

b ๐ด๐‘† = โˆš8 en ๐‘†๐‘€ = 5 geeft ๐ด๐‘€ = โˆš33.

Nu is ๐‘€๐‘ƒ = ๐‘€๐‘„ =12โ‹… โˆš8 = โˆš2 en ฮ”๐ด๐‘€๐‘ƒ en ฮ”๐ด๐‘€๐‘„ zijn rechthoekig.

๐ด๐‘ƒ = ๐ด๐‘„ = โˆš35.

c u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ด๐‘ƒ๐‘€) =โˆš33

โˆš2, dus โˆ ๐ด๐‘ƒ๐‘€ โ‰ˆ 76โˆ˜. Dit betekent dat โˆ ๐ด๐‘„๐‘€ โ‰ˆ 76โˆ˜en โˆ ๐‘ƒ๐ด๐‘„ โ‰ˆ 28โˆ˜.

2.3 Aanzichten en uitslagen

a

1 Bekijk de ?Uitleg?.

b Bekijk de ?Uitleg?.

a

2 Het bovenaanzicht.

b Werk in symmetrisch trapezium ๐ด๐ถ๐บ๐ธ. De hoogte isโˆš62โˆ’ (1,5โˆš2)2= โˆš31,5.

c Voor- en zijaanzicht krijgen nu een hoogte van ongeveer 5,6.

a

3 Bij twijfel laten controleren.

(25)

b Die hoogte wordt nu โˆš(62โˆ’ 1, 52) = โˆš(33, 75).

c Alleen de hoogtes van de vier opstaande zijvlakken worden nu anders, namelijk ongeveer 5,8.

a

4 Bij twijfel laten controleren.

b Bij twijfel laten controleren.

a

5 Doen, eventueel laten controleren.

b Eerst de hoogte berekenen in een diagonaalvlak: โ„Ž = โˆš18 โ‰ˆ 4,2.

6 Eerst de hoogte van een zijvlak berekenen: โ„Žzijvlak= โˆš62โˆ’ 32= โˆš27 โ‰ˆ 5,2.

7 Voor de uitslag van de linker ๏ฌguur bereken je eerst de hoogte van een opstaand zijvlak: โˆš62โˆ’ 1,52=

โˆš33,75. Voor de aanzichten bereken je de hoogte van de afgeknotte piramide zelf: โˆš62โˆ’ (1,5โˆš2)2=

โˆš31,5. De uitslag wordt:

Voor de uitslag van de rechter๏ฌguur bereken je de zijden van ฮ”๐‘ƒ๐‘„๐‘…. Deze zijn allemaal โˆš(8). Hier zie je de uitslag en de drie aanzichten:

(26)

8 Het wordt een piramide ๐‘‡.๐ด๐ต๐ถ๐ท met grondvlak ๐ด๐ต๐ถ๐ท een rechthoek van 4 bij 3.

De top ๐‘‡ zit recht boven punt ๐ถ met ๐ถ๐‘‡ = 3.

a

9 Je berekent de omtrek van de grondcirkel van de kegel en de omtrek van de cirkel waar de kegelmantel een deel van is. De grootte van dat deel wordt bepaald door de sectorhoek. Deel je de omtrek van de grondcirkel door de omtrek van de cirkel waar de kegelmantel een deel van is, dan weet je welk deel van de 360โˆ˜de sectorhoek is. Je vindt ongeveer 113โˆ˜.

Voor de uitslag teken je nu de cirkel met straal ๐ด๐‘‡ = โˆš40.

Daarbinnen meet je een sector met (met het middelpunt als hoekpunt) een hoek van 113โˆ˜af.

De grondcirkel van de kegel voeg je nog toe.

b Zie ๏ฌguur.

c Zie ๏ฌguur.

(27)

a

10 Uit 6 gelijkbenige driehoeken met hoeken van (3606 )โˆ˜= 60โˆ˜.

Deze zeshoek bestaat daarom uit 6 gelijkzijdige driehoeken met zijden van 4 cm.

b Maak een cirkel met straal 4 cm. Zet in het middelpunt naast elkaar 6 hoeken van 60โˆ˜uit. De benen van die hoeken snijden de cirkel in 6 punten. Als je steeds twee opvolgende punten met elkaar verbindt, krijg je de regelmatige zeshoek.

c Zie ๏ฌguur.

d Van het grondvlak zijn alle ribben 4 eenheden, het gaat dus om de opstaande ribben.

Ribbe ๐ท๐‘‡ = 6 en ribben ๐ถ๐‘‡ = ๐ธ๐‘‡ = โˆš42+ 62= โˆš52.

Ribben ๐ต๐‘‡ = ๐น๐‘‡ =โˆš(4โˆš3)2+ 62= โˆš84.

Ribbe ๐ด๐‘‡ = โˆš82+ 62= 10.

e Zie ๏ฌguur.

(28)

a

11 Bij twijfel laten controleren.

b Zie ๏ฌguur.

(29)

c Vlak ๐‘ƒ๐ต๐‘„๐ป is een ruit met zijden van โˆš62+ 32= โˆš45 cm.

Diagonaal ๐‘ƒ๐‘„ = โˆš(72) cm.

Met behulp van goniometrie bereken je โˆ ๐‘ƒ๐ป๐‘„ = โˆ ๐‘ƒ๐ต๐‘„ โ‰ˆ 78โˆ˜. De andere twee hoeken zijn 102โˆ˜. a

12 Zie ๏ฌguur.

b Zie ๏ฌguur

a

13 Het grondvlak van de piramide bestaat uit vijf gelijkbenige driehoeken met een tophoek van 72โˆ˜ en een basis van 4 cm.

De twee benen van deze driehoeken hebben een lengte van ๐ด๐‘† = (u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(36))2 โ‰ˆ 3,4 cm. Dat is de straal

(30)

15 De (stijve) kegelrok heeft de vorm van een afgeknotte kegel.

De grondcirkel heeft een omtrek van 34โ‹… 2๐œ‹ โ‹… 119 = 178,5๐œ‹. De straal van de grondcirkel is dus 89,25 cm.

De bovencirkel heeft een omtrek van34โ‹… 2๐œ‹ โ‹… 19 = 28,5๐œ‹. De straal van de bovencirkel is dus 14,25 cm.

Hiermee kun je de aanzichten tekenen. Eventueel kun je ook nog de hoogte van de afgeknotte kegel berekenen (โ‰ˆ 66,1 cm), maar nodig is dat niet. Het zijaanzicht zie je hiernaast.

16 Het bovenvlak en het ondervlak zijn regelmatige achthoeken. Die bestaan uit acht gelijkbenige driehoe- ken met een tophoek van 45โˆ˜en een basis van 5 cm. De twee benen van deze driehoeken hebben een lengte van(u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ(22,52,5 โˆ˜))โ‰ˆ 6,5 cm. Dat is de straal van de cirkel waar de hoekpunten van deze achthoeken op liggen.

De zijkant bestaat uit 16 gelijkzijdige driehoeken met zijden van 5 cm.

(31)

a

17 Het is alleen nodig om de hoogte van ๐‘‡.๐ด๐ต๐ถ๐ท te berekenen, die is โˆš(18) cm. De rest kun je construeren met passer en liniaal.

b Zie ๏ฌguur.

(32)

18 Je moet alleen de sectorhoek berekenen met behulp van de omtrek van de grondcirkel van de afgeknotte kegel en de omtrek van de cirkel met straal 6 waar hij deel van is.

2.4 Doorsneden

a

1 Bekijk de ?Uitleg?.

b In de richting ๐‘ƒ๐‘„ of in de richting ๐ด๐บ.

c Een ruit.

d Bekijk de ?Uitleg?. De hoeken bereken je door goniometrie te gebruiken in รฉรฉn van de vier rechthoekige driehoeken die ontstaan als je beide diagonalen tekent. Ga na, dat je twee hoeken van 78โˆ˜ en twee hoeken van 102โˆ˜vindt.

e De oppervlakte is 12โ‹… โˆš50 โ‹… โˆš75 โ‰ˆ 30,6 cm2.

(33)

a

2 Ze liggen in รฉรฉn vlak en kunnen elkaar alleen nog snijden of ze zijn evenwijdig. Ze liggen ook in twee vlakken die evenwijdig zijn. En dus kunnen ze elkaar niet snijden; ze moeten wel evenwijdig zijn.

b ๐ด๐ถ๐บ๐ธ is een rechthoek van ๐ด๐ถ = ๐ธ๐บ = โˆš(50) bij ๐ถ๐บ = ๐ด๐ธ = 5.

Dat ๐ด๐บ en ๐ธ๐‘€ loodrecht op elkaar staan kun je aantonen door de zijden van ฮ”๐ธ๐‘†๐บ te berekenen, waarin ๐‘† het snijpunt van ๐ธ๐‘€ en ๐ด๐บ is. Met verhoudingen kun je laten zien dat ๐‘†๐บ =23๐ด๐บ =23โˆš75 en ๐ธ๐‘† =23โˆš37,5. In ฮ”๐ธ๐‘†๐บ klopt nu de stelling van Pythagoras, dus deze driehoek heeft een rechte hoek bij punt ๐‘†.

c Omdat je er dan loodrecht op kijkt.

d ๐ด๐บ = โˆš(75) en ๐‘ƒ๐‘„ = โˆš(50).

e Er zijn twee hoeken van ongeveer 78, 5u๏ฟฝen twee hoeken van ongeveer 101, 5u๏ฟฝ. a

3 De snijlijn door ๐‘ƒ met vlak ๐ต๐ถ๐บ๐น moet evenwijdig zijn met die met vlak ๐ด๐ท๐ป๐ธ. Dat is het geval als de driehoeken ๐ด๐ป๐ธ en ๐‘ƒ๐‘…๐น gelijkvormig zijn. Daarom moet ๐น๐‘… = 2,5 cm en dus het midden van ๐น๐บ zijn.

b Doen.

c Vierhoek ๐ด๐‘ƒ๐‘…๐ป bevat alle snijlijnen van het valk door ๐ด, ๐‘ƒ en ๐ป met de kubus. Alle punten erbinnen horen daarom bij de doorsnede, alle punten erbuiten niet want die liggen buiten de kubus.

a

4 ๐ด๐น = โˆš62+ 32= โˆš45, ๐น๐‘ƒ = โˆš32+ 22= โˆš13, ๐‘ƒ๐‘„ = โˆš42+ 22= โˆš20 en ๐ด๐‘„ = โˆš32+ 12= โˆš10.

b ๐ด๐‘ƒ =

โˆš(โˆš18)2+ 42= โˆš34 en ๐น๐‘„ =โˆš(โˆš45)2+ 12= โˆš46.

c Omdat voorvlak en achtervlak van de balk evenwijdige vlakken zijn, zijn ook de snijlijnen met vlak ๐ด๐น๐‘ƒ๐‘„ evenwijdig: ๐ด๐น//๐‘ƒ๐‘„.

d Begin zoals in voorbeeld 1 is te zien en teken dan ๐‘ƒ๐‘„ evenwijdig aan ๐ด๐น om punt ๐‘„ te vinden.

a

5 Doen.

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐‘‡๐‘ƒ๐‘„) = โˆš81,5geeft โˆ ๐‘‡๐‘ƒ๐‘„ โ‰ˆ 62โˆ˜en dan is โˆ ๐‘…๐‘„๐‘ƒ = 180โˆ˜โˆ’ โˆ ๐‘‡๐‘ƒ๐‘„ โ‰ˆ 118โˆ˜. De oppervlakte van het trapezium is โˆš8 โ‹… 1,5 + 0,5 โ‹… โˆš8 โ‹… 1,5 = 4,5โˆš2.

a

6 Eerst worden de lijnstukken ๐‘ƒ๐‘„ en ๐‘„๐‘… getekend.

Omdat ๐‘„๐‘… in vlak ๐ต๐ถ๐บ๐น ligt kan die lijn in dat vlak worden verlengd. In het grondvlak snijdt ๐‘„๐‘… het verlengde van ๐ถ๐ต in ๐พ. In het achtervlak snijdt ๐‘„๐‘… het verlengde van ๐ถ๐บ in ๐ฟ. De lijn door ๐พ en ๐‘ƒ is de snijlijn van vlak ๐‘ƒ๐‘„๐‘… met het grondvlak. De lijn door ๐ฟ en evenwijdig aan ๐‘ƒ๐‘„ is de snijlijn van vlak ๐‘ƒ๐‘„๐‘… met het achtervlak. Dit levert de punten ๐‘†, ๐‘‡ en ๐‘ˆ op de ribben op die ook in vlak ๐‘ƒ๐‘„๐‘… liggen.

De gevraagde doorsnede is ๐‘ƒ๐‘„๐‘…๐‘†๐‘‡๐‘ˆ.

b Elke gelijkzijdige driehoek in ๐‘ƒ๐‘„๐‘…๐‘†๐‘‡๐‘ˆ heeft zijden van 4โˆš2 cm.

De hoogte ervan is daarom (goniometrie of de stelling van Pythagoras) 2โˆš6 cm.

De oppervlakte van ๐‘ƒ๐‘„๐‘…๐‘†๐‘‡๐‘ˆ is dus 6 โ‹… 0, 5 โ‹… 4โˆš2 โ‹… 2โˆš6 = 24โˆš12 = 48โˆš3 cm2. c Verleng ๐ธ๐‘† tot hij het verlengde van ๐น๐บ snijdt in ๐‘.

Trek snijlijn ๐‘๐‘„. Deze lijn snijdt ๐ถ๐บ in ๐‘‰. De gevraagde doorsnede is vierhoek ๐ธ๐‘„๐‘‰๐‘†.

a

7 Ze liggen beide in vlak ๐‘‡๐ด๐ถ. ๐พ ligt op ๐ด๐ถ en ๐ด๐ถ ligt in zijn geheel in het grondvlak ๐ด๐ต๐ถ๐ท.

b Teken de lijn ๐พ๐‘ƒ. Die lijn ligt in het grondvlak en in vlak ๐‘ƒ๐‘„๐‘… en snijdt ๐ต๐ถ in ๐‘€ en ๐ท๐ถ in ๐ฟ. Trek vervolgens de lijn door ๐ฟ en ๐‘„. Die lijn ligt in het achtervlak en snijdt daarom ๐ท๐‘‡ in ๐‘. ๐‘ƒ๐‘€๐‘„๐‘๐‘… is de gevraagde doorsnede.

(34)

a

8 Zie ๏ฌguur.

b Wil je dit echt goed doen, dan is het nog behoorlijk lastig!

Bekijk de ๏ฌguur. Begin met het paarse diagonaalvlak op ware grootte te tekenen. Eรฉn van de diagonalen van dit vlak (rode streepjeslijn) wordt de verticale as van de kubus. Maak de kubus af.

Nu verdeel je voor de vloeren de verticale diagonaal in vier gelijke delen. Er komen dan drie punten op te liggen die op de juiste vloerhoogte liggen. Trek door die punten lijnen loodrecht op de verticale diagonaal en bepaal hun snijpunten met de zijvlakken of hoekpunten van de kubus. Maak met behulp van evenwijdigheid (o.a. aan de gestippelde zijvlaksdiagonalen) de vloeren af.

a

9 ฮ”๐บ๐ป๐ท is een gelijkbenige driehoek met ๐บ๐ท = ๐ป๐ท = 5 en ๐บ๐ป = 4โˆš2.

(35)

b u๏ฟฝu๏ฟฝu๏ฟฝ (โˆ ๐ป๐บ๐ท) = 2โˆš25 , dus โˆ ๐ป๐บ๐ท โ‰ˆ 56โˆ˜. Daarom is โˆ ๐บ๐ป๐ท โ‰ˆ 56โˆ˜en โˆ ๐ป๐ท๐บ โ‰ˆ 68โˆ˜. c ๐ท๐ป en ๐ด๐ถ verlengen geeft snijpunt ๐พ.

๐ด๐ต en ๐ท๐บ verlengen geeft snijpunt ๐ฟ.

De lijn door ๐พ en ๐ฟ is de gevraagde lijn.

a

10 Het makkelijkst gaat dit door een bovenaanzicht te tekenen en daarin de opstaande ribben te halveren.

b De omtrek is 4 โ‹… 2 + 4 โ‹…12โˆš2 = 8 + 2โˆš2.

11 Verleng ๐ด๐ต en ๐‘„๐‘ƒ tot ze elkaar snijden in ๐พ.

๐พ๐ถ is een lijn in vlak ๐‘ƒ๐‘„๐ถ en snijdt ribbe ๐ด๐ท in ๐ฟ.

De gevraagde doorsnede is vierhoek ๐‘ƒ๐‘„๐ถ๐ฟ.

12 Er zijn zeker twee geschikte manieren om dit te doen:

> Trek een lijn door ๐‘… en evenwijdig met ๐‘ƒ๐‘„. Deze lijn snijdt ๐ท๐น in ๐‘†. ๐‘ƒ๐‘„๐‘…๐‘† is de gevraagde door- snede.

> Verleng ๐‘„๐‘… en ๐ถ๐น tot ze elkaar snijden in ๐พ. Trek lijn ๐พ๐‘ƒ. Deze lijn snijdt ๐ท๐น in ๐‘†. ๐‘ƒ๐‘„๐‘…๐‘† is de grvraagde doorsnede.

13 Teken lijnstuk ๐ด๐‘ƒ en een lijn door ๐‘„ en evenwijdig ๐ด๐‘ƒ.

Deze lijn snijdt ๐ท๐ถ in ๐‘….

Teken ๐ด๐‘… en een lijn door ๐‘ƒ en evenwijdig met ๐ด๐‘…. Deze lijn snijdt ๐น๐บ in ๐‘†.

๐ด๐‘ƒ๐‘†๐‘„๐‘… is de gevraagde doorsnede.

a

14 ๐ด๐ธ = ๐ด๐บ en dus staat ๐ด๐‘€ (๐‘€ is het snijpunt van ๐บ๐ธ en ๐ด๐น) loodrecht op ๐บ๐ธ en dus staat ook ๐ด๐น loodrecht op ๐บ๐ธ. Een vierhoek waarvan de diagonalen loodrecht op elkaar staan is een vlieger.

b Hier wordt ๐บ๐ธ =12๐ต๐ท = 2โˆš2 door ๐ด๐น loodrecht middendoor gedeeld.

๐ด๐‘€ =โˆš(12๐ด๐ถ)2+ (12๐‘‡๐‘†)2= โˆš1414โ‰ˆ 3,8.

De lengte van ๐ด๐น kun je bepalen door ฮ”๐ด๐ถ๐‘‡ met daarin ๐ด๐น als verlengde van ๐ด๐‘€ (๐‘€ is het midden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor alle wiskundevakken havo/vwo met een centraal examen wordt een overzicht van deze algebraรฏsche vaardigheden gegeven in bijlage 4.. Hoewel bij het samenstellen van dit overzicht

WISKUNDE A TWEEDE FASE HAVO &gt; FORMULES EN GRAFIEKEN &gt; TABELLEN EN GRAFIEKEN.. PAGINA 8 STICHTING MATH4ALL 3

Hier gaat het alleen om gra๏ฌeken die horen bij tabellen met twee variabelen: bijvoorbeeld van het aantal mensen in een bepaalde gemeente afhankelijk van de tijd (het jaartal)..

b Nee, want de verdelingen zijn verschillend en je kunt daarom slecht beoordelen of de 7,0 op het SE naar verhouding meer of minder van het gemiddelde van 6,5 afwijkt dan de 6,0

Er is aangenomen dat het brakke water uit de bassins, in de situatie waarin geen zilte teelt op volle grond in de nabijheid plaatsvindt, niet kan worden gebruikt voor beregening

ECN heeft haar installatie-tool uitgebreid met een kostenanalyse van drijvende windparken: installatie van offshore wind- parken blijkt een grote kostenpost, maar door het

Ideas developed regarding PBL show that PBL as a teaching and learning process provides space and opportunities for the development of a variety of skills, including

Van de combinatie zeer lage afvoeren met geen of beperkte windopzet zijn in de periode 1996-2006 geen voorbeelden gevonden die in Spui tot verzilting leiden, maar dit wil zeker