• No results found

De paus als mediapersoonlijkheid in de 21

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De paus als mediapersoonlijkheid in de 21"

Copied!
105
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De paus als mediapersoonlijkheid in de 21

ste

eeuw. De dominante

mediaframes van Paus Benedictus XVI en Franciscus I in

Nederlandse (seculiere) kwaliteitskranten

Karst Oosterhuis

(S2814455)

Master Journalistiek, Faculteit Letteren, Augustus 2017

(2)

2

Inhoud

Voorwoord ... 4

Inleiding ... 6

1.1 Het pausschap: achtergrond en geschiedenis ... 12

1.1.2. Het Tweede Vaticaanse Concilie en de opkomst van wereldpers ... 13

1.2 De pausen van 21ste eeuw... 15

1.2.1 Paus Benedictus XVI ... 15

1.2.2 Paus Franciscus I ... 16

Theoretisch kader ... 18

2.1 De relatie tussen religie en media ... 19

2.1.1. Verborgen religie in de hedendaagse media... 21

2.1.2 Religie in het publieke domein vanaf de Tweede Wereldoorlog ... 22

2.2 Framing ... 24

2.2.1 Framing van religie ... 26

2.2.2 Framing van de paus ... 27

2.3 Het journalistieke discours ... 30

2.3.1 Journalistieke codes en routines ... 30

2.3.2 Strategieën van nieuwsbronnen en medialogica ... 33

2.4 Conclusies ... 35

Methode ... 37

3.1 Discoursanalyse en de constructivistische opvatting van taal ... 38

3.2 Kwantitatieve analyse ... 40 3.3 Corpus en onderzoeksperiode ... 41 3.4 Werkwijze coderen ... 42 3.5 De Kranten ... 43 3.5.1 De Volkskrant ... 43 3.5.2 Het NRC-Handelsblad ... 44 3.6 Beperkingen... 45 Analyse ... 46 4.1 Kwantitatieve resultaten ... 46 4.2 media-aandacht in detail ... 48 4.3 Kwalitatieve analyse ... 50

4.3.1 De mens achter de paus ... 52

4.3.2 De paus als leider van de kerk ... 60

(3)

3

4.3.3 De paus als politieke actor die diplomatieke betrekkingen onderhoudt ... 70

Conclusies ... 74

Literatuur ... 76

Bijlagen ... 84

Corpus: ... 84

(4)

4

Voorwoord

Naar de kerk ga ik zelden, hooguit met kerst of om een concert te bezoeken. Toch trekt iets mij aan in de katholieke kerk en de sfeer die daar ademt. Ik denk omdat iets daar voortleeft wat niet meer van deze tijd is en wat een stille dood lijkt te sterven. Wat dat ‘iets’ is zou ik niet precies kunnen zeggen. Misschien een vorm van nostalgie, een verlangen naar een plek waar dingen bij het oude blijven. Vervoering door een mooi schilderij en hemelse muziek worden in de kerk op een haast kitscherige wijze gecultiveerd. De liturgie, de muziek zijn er als een tegengeluid in een tijd waarbij het rationele en de exacte wetenschap het hoogste woord lijken te voeren. Te midden van alles is daar een plek waar de priester het ‘mysterie van het geloof’ verkondigt en die beweert dat een hostie daadwerkelijk het lichaam van Christus is.

Als student in Wageningen kwam ik de lokale priester regelmatig tegen en ontwikkelde ik een stille bewondering voor de man. Hij leek onvermoeibaar in zijn missie, waarmee hij ongetwijfeld veel voor zijn parochianen betekent. Maar in die opdracht leek hij altijd alleen te staan. Alleen aan het

schaatsen, alleen met biertje bij een concert van Frank Boeijen, of alleen onderweg in zijn paarse Toyota Carina om voor een paar zielen de mis op te dragen in een gehucht. Wat drijft die man, vroeg ik mij af. In die tijd sijpelde langzaam maar zeker de omvang van het kindermisbruik naar buiten, waar in de media massaal over bericht werd. Het romantische beeld van de kerk als plek waar de tijd stil lijkt te staan liep voor mij een deuk op en met mij ook voor veel katholieken die zich lieten uitschrijven. Ik vond het treurig en waar iedereen medelijden had met de slachtoffers, dacht ik ook aan de priester in Wageningen. Al die negatieve aandacht zou hem ook pijn doen en als ik hem tegenkwam groette ik hem extra hartelijk in de hoop niet veroordelend over te komen.

Dat medelijden voelde ik niet voor de leider van kerk. Tijdens een jongerenbijeenkomst in Rome waar ik aan deelnam in december 2012, zou ook paus Benedictus spreken. Uit interesse, mede om dat het zich Sint-Pieterbasiliek zou afspelen, ging ik met een groepje kijken. Het was een treurige vertoning en een vervreemdende ervaring. We moesten naar het winderige en verregende plein uitwijken en de paus wist geen woord uit te brengen dat mij raakte. Toch stond er een mensenmassa die joelend zijn naam scandeerde toen hij in zijn pausmobiel zich een weg baande. Ik zag alleen een bejaarde man, weliswaar omkleed met een prachtige entourage, maar die op geen enkele manier mijn genegenheid kon winnen. Ik hoopte misschien een uitvergrote bewondering als die ik had voor de Wageningse priester, maar die bleef uit.

(5)
(6)

6

Inleiding

De benaming popiejopie is het leven geroepen in de jaren tachtig door een komische duo, bestaande uit Henk Spaan en Harry Vermeegen, die daarmee paus Johannes Paulus II aanduidden. Het

gelijknamige televisieprogramma werd uitgezonden door de VARA rondom het pauselijk bezoek in 1985.1 Uiteindelijk raakte de term gangbaar in het hedendaagse taalgebruik, waarbij het vooral een negatieve connotatie heeft. Zo blijkt ook uit de tweede definitie uit de Van Dale: ‘Ongunstig iemand die met oppervlakkige humor en platte grollen een gezelschap vermaakt’.2 In het programma wordt de paus dan ook gepersifleerd als iemand die het iedereen naar de zin probeert te maken. Daar heeft hij weinig gevoel voor, vandaar dat zijn chauffeur hem de broodnodige hulp biedt in de vorm van diverse PR-adviezen. Zo raadt de chauffeur de paus aan om geen moraliserende toon aan te slaan, maar om te schermen met zijn kennis over voetbal. Iets wat hij letterlijk opvat en met een Latijnse intonatie scandeert hij de opstelling van het Nederlands elftal: ‘In het doel van Breukelen, achter Brandts en voorin Koeman’, dat met gejuich wordt ontvangen door zijn toehoorders. De begintune van de aflevering eveneens getiteld ‘Popie Jopie’ haalde de Nederlandse hitlijsten en was in die tijd dagelijks op de radio te horen.3

(7)

7 De progressieve beweging vocht jarenlang tevergeefs voor radicale vernieuwingen in de kerk. Uit deze optelsom zou je kunnen opmaken dat weinig mensen in Nederland de plaatsvervanger van Christus nog serieus namen. Wanneer zelfs katholieken zich tegen zijn komst verzetten, wie luistert dan nog naar de paus? Ook media lieten zich eenduidig kritisch uit over zijn bezoek (Van Schaik, 2005). ‘Katholiek Nederland: Paus niet welkom’, kopte het weekblad Elsevier dan ook aan de

vooravond van het pauselijk bezoek.7 Het NRC-Handelsblad liet de reportages over aan Gerard Reve, Nederlandse meest bekende en tegelijk meest omstreden katholiek (Van Schaik, 2005). In het ezelproces moest de schrijver zich verantwoorden voor godslastering en over zijn kerk zei hij ooit: ‘De katholieke kerk is een poppenkast en in een poppenkast hoort een Jan Klaassen. De

voorzienigheid die wil dat zo, maar daar hoeft niemand zich dan ook maar iets van aan te trekken.’8 Waarbij hij met Jan Klaassen doelde op de paus. Een redactionele keuze die laatdunkend overkomt, wanneer uitgerekend Gerard Reve als tijdelijk verslaggever in wordt ingehuurd in plaats van een gerenommeerd journalist.

Je kunt je afvragen wat een paus nog op het publieke domein heeft te zoeken in een geseculariseerd land als Nederland en waarom media hem een podium blijven bieden. De relevantie van religie heeft in de 20ste eeuw flink aan waarde ingeboet en in Nederland heeft de ontkerkelijking na de Tweede Wereldoorlog een ware vlucht genomen (Meyer & Moors, 2006). De traditionele zuilen, waarbij media een eigen ideologie en achterban dienden, versplinterden tijdens de revolutionaire jaren zestig steeds verder (Wijfjes, 2005). Ook de katholieke zuil vertoonde haar scheuren en de geloofwaardigheid van de kerk stond onder druk. Het instituut begon meer te polariseren met de breed gedragen idealen van de moderne maatschappij en veel mensen keerden de kerk de rug toe (Lantinck en Koch, 2012).

In het licht van de ontkerkelijking is de redactionele keuze van het NRC beter te begrijpen. Door Reve op pad te sturen besteedde de krant wel aandacht aan het bezoek, maar gaf het tegelijk een

statement af door een openlijke homoseksuele en controversiële schrijver met de taak te belasten. De kerk zelf was zich al vroeg bewust dat het actie moest ondernemen om relevant te blijven. Al in 1965 werd daarom het Tweede Vaticaanse Concilie (Vaticanum II) georganiseerd. Deze vergadering was bedoeld om meer aansluiting te vinden met de moderniteit en om verschillende hervormingen door te voeren. Toen Johannes Paulus II naar Nederland kwam waren de meeste katholieken echter al sterk gedesillusioneerd, omdat van de gehoopte veranderingen weinig terecht was gekomen. De rol van de paus is sinds de Tweede Wereldoorlog sterk veranderd. De kerk toonde zich bewust van de invloed en mogelijkheden van de opkomende massamedia, zo blijkt ook uit een apart

(8)

8 Paulus II, die bovendien de eerste niet-Italiaanse paus was sinds de middeleeuwen, belichaamde die verandering en trok de wijde wereld in als ambassadeur van de kerk. Hij wordt beschouwd als de eerste mediapaus omdat hij zich vaak liet zien in het openbaar, waarbij hij zich uitsprak over wereldproblematiek en standpunten van de kerk publiekelijk verdedigde (Lantick, 2012). De paus veranderde vanaf de jaren zeventig in een superster en volgelingen kwamen massaal opdagen waar hij zijn gezicht liet zien. Johannes Paulus II gold wereldwijd als een belangrijke opinieleider, wat gezien de ruim een miljard katholieken niet verwonderlijk is.9 Zijn invloed gaat verder dan alleen spiritueel leider voor zijn volgelingen. Door verschillende beladen uitlatingen wist Johannes Paulus II ook politieke invloed uit te oefenen. Zo zagen media, waaronder de New York Times, het pauselijk bezoek aan Polen in 1979 als een katalysator voor de val van het communisme eind jaren tachtig (Lantinck, 2012).

Hoeveel erkenning de paus internationaal mocht hebben, in Nederland werd hij nauwelijks gewaardeerd. Johannes Paulus II was door zijn lange pontificaat (1978-2005) voor de naoorlogse babyboomgeneratie de verpersoonlijking was van het pausschap (Van Schaik, 2005). Naast dat de hoop op hervormingen gedurende het pontificaat van de Poolse paus de grond in werd geboord, bleek langzaam maar zeker de hoe groot de omvang van het misbruikschandaal werkelijk was. In sommige landen maakte liefst een op de tien geestelijk zich schuldig aan seksueel misbruik (Posener, 2012). Katholieken schreven zich massaal uit en de kerk stond in het beklaagdenbankje. Johannes Paulus II zijn opvolger Benedictus XVI relativeerde het misbruik in eerste instantie toen hij in 2005 werd aangesteld. Hij trok het boetekleed pas aan toen de reputatieschade al immens was (Posener, 2012). In Nederland werd mede door de inspanningen van onderzoeksjournalisten als Joep Dohmen (het NRC-Handelsblad) de onderste steen boven gehaald.10 Kardinaal Simonis gooide olie op het vuur door in een talkshow de beladen woorden ‘wir haben es nicht gewusst’ te gebruiken, waarmee hij bedoelde dat de kerkelijke leiders niets wisten van het misbruik dat plaatsvond in de kerk.11 De hypocrisie leek af te spatten van het instituut en de geloofwaardigheid brokkelde af. Het beeld resoneerde dat de kerk een strenge seksuele moraal preekte, maar dat haar eigen geestelijken hun handen niet thuis konden houden (Posener, 2012). Meerdere schandalen achtervolgden de kerk en de reacties werden als inadequaat gezien. Benedictus leek hierdoor vooral het gezicht van een kerk in crisis en zijn stugge optreden en conservatieve opvattingen leken een doodsteek voor het instituut en de reputatie van het pausschap.

(9)

9 treden. De schreeuw om democratisering van de kerk, waar de Acht Meibeweging voor vocht, komt nu uit de mond van de paus zelf. In een kersttoespraakstoespraak haalde hij vernietigend uit naar zijn eigen organisatie, waarbij hij geestelijken van ‘spirituele alzheimer’ betichtte.12

Voor dit onderzoek staat niet de paus zelf, of zijn gedragingen centraal, maar de mate waarin de media zich in de euforie (of bij Benedictus cynisme) laten meevoeren en deze zelfs lijken te voeden. Daarom ben ik geïnteresseerd in het beeld dat de media uitdragen van paus Franciscus en de verschillen met zijn voorganger Benedictus. Deze scriptie richt zich vooral op de manier waarop beeldvorming in media tot stand komt en welke frames en repertoires daarbij worden gehanteerd. Of Franciscus zich nu uitlaat over bootvluchtelingen of de voeten kust van gedetineerden,

journalisten zitten vooraan om de symboliek in zijn gedragingen en uitlatingen te zoeken. Hij staat veelvuldig in de schijnwerpers en het zijn niet langer de kerkelijke schandalen die de boventoon voeren. Media spreken van een Franciscus-Effect om de impact van zijn persoon te benadrukken. Franciscus wordt in alle mogelijke formuleringen opgehemeld. ‘Nieuwe paus is knuffelpaus’, kopte de Volkskrant in de week van zijn aanstelling in maart 2013. Time Magazine riep de paus uit tot ‘persoon van het jaar’ 2013 en schreef als verklaring: 13

What makes this Pope so important is the speed with which he has captured the imaginations of millions who had given up on hoping for the church at all. In a matter of months, Francis has

elevated the healing mission of the church—the church as servant and comforter of hurting people in an often harsh world—above the doctrinal police work so important to his recent predecessors.14

Media wekken de indruk dat onder Franciscus dat de deur naar verandering voorzichtig op een kier gaat. Dat terwijl de kerk al eeuwenlang botst met moderne waarden. Wat is hier gaande? Zijn alle mistanden in de kerk ineens vergeten en staren media zich nu blind op een charismatisch leider? En als een man bij machte is om de beeldvorming het instituut te doen kantelen, zijn media daar dan niet hoofdverantwoordelijk voor door hem een podium te bieden? Kan Franciscus een hernieuwde plek bevechten voor religie in het publieke domein? Ook roept het vragen op over de manier waarop media werken. Daarmee doel ik niet alleen op de verhouding tussen religie en media, maar ook hoe journalisten omgaan met hun keuze voor bronnen. Waarom krijgt de ene paus meer aandacht als de andere? En hoe gaat de kerk om met nieuwe mediawerkelijkheid waarbij de paus een publieke persoonlijkheid is waarbij hij in sommige delen van de wereld het allure heeft gekregen van een wereldster?

Voor deze scriptie dient de verslaggeving over paus Franciscus en Benedictus als casus en kapstok om meer inzicht te krijgen in deze vragen. Ik pretendeer niet dat ik al deze vragen geheel kan

(10)

10 genuanceerde berichtgeving. Daarvoor kies ik bewust niet in de religieuze media met een klein bereik en een specifieke doelgroep, ook niet in de sensatiepers die de paus misschien aanhalen als hij iets opmerkelijk heeft gedaan. Vandaar dat voor mijn onderzoek uitkom op de kwaliteitskranten en dan specifiek het NRC en de Volkskrant, omdat die zich nadrukkelijk als seculier presenteren (Van der Hoeven, 2012; Van der Plas 1985).

Dit mij brengt tot de hoofdvraag: Hoe is het mediadiscours in de berichtgeving over paus Benedictus en Franciscus in Nederlandse seculiere kwaliteitskranten en welke dominante frames worden gehanteerd?

Er is een grote hoeveelheid literatuur beschikbaar over de rol van media in het publieke domein, zoals het veel geciteerde sleutelwerk ‘public opinion’ van Walter Lippman (1922). Ook de invloed van media op democratische processen is uitgebreid onderzocht, tot het niveau van de gedragingen van politici aan toe (McAllister, 2007). Evenals andere culturele fenomenen, wordt religie door de opkomst van massamedia anders uitgedragen en beleefd dan voorheen, een proces wat Hjarvard (2006) aanduidt als de ‘mediatisering van religie’. De manier waarop religie en media zich onderling verhouden is een academisch veld dat pas recent in de aandacht staat. Toch zijn er maar een handvol studies waar de mediarepresentatie van invloedrijke geestelijke leiders is onderzocht. De

(11)

11 naar de rol van media, maar ook de context waarin het mediadiscours gevormd wordt. In het

theoretisch kader ga ik in op de relatie tussen religie en media. Ook laat ik hier zien welke factoren meespelen bij media-aandacht en welk aandeel actoren/bronnen in het nieuws daar zelf in hebben. Daarnaast ga ik in op de manier waarop mediarepresentaties tot stand komen en hoe het concept van framing daarbij inzicht kan geven. In de methodische paragraaf zet ik uiteen hoe ik de dominante mediaframes in kaart wil gaan brengen. Ook beschrijf ik kort welke kranten ik kies voor mijn

(12)

12

1.1 Het pausschap: achtergrond en geschiedenis

De katholieke kerk is niet alleen de oudste organisatie ter wereld, met een miljard leden ook nog steeds bij verre de grootste. De paus is naast het hoofd van de kerk, ook de leider van Vaticaanstad, een ministaat in Rome (Koch, 2012). De paus wordt door de kerk gezien als de plaatsvervanger van Christus en de opvolger van Petrus, die volgens de leer nu als eerste paus wordt beschouwd. De ontwikkeling van de paus als kerkelijk leider van het westerse christendom ging stapsgewijs. De eerste christenen waren met het concept van paus helemaal nog niet bekend. De christenen liepen achter een aantal charismatische leiders aan waren gebrekkig georganiseerd. De kerk kreeg

langzaam maar zeker vanuit Rome steeds meer een institutioneel karakter en wist uit te groeien tot de meest invloedrijke religieuze instantie (Martens, 2003). De ontstaansgeschiedenis van de Katholieke Kerk is te groot om uitgebreid op in te kunnen gaan. Ook de rol die de kerk heeft gehad op onze cultuur en samenleving, valt onmogelijk te beschrijven. Het staat vast dat het christendom, en daarmee ook de katholieke kerk, diep verankerd is in onze westerse cultuur (Van Geest, 2003). De geschiedenis van de kerk kun je niet los zien van andere ontwikkelingen op het wereldtoneel en om onze geschiedenis te begrijpen, ontkom je er niet aan de rol van de kerk in ogenschouw te nemen (Lantinck en Koch, 2012). Zo zijn grote culturele verschuivingen zoals de Verlichting en de Reformatie, die een einde maakten aan de katholieke dominantie, weer een reactie op de kerk en haar denkbeelden (Chadwick, 2003). Tot en met de middeleeuwen was zelfs de wetenschap gericht om alles vanuit God te verklaren, zodat alle wegen naar Rome zouden leiden (De Bruin, 2012). Pas met Descartes (1650) en Newton (1727) kwam de gedachte op dat niet alles per definitie naar God verwees. Tot ongenoegen van de kerk verwierf de moderne wetenschap een steeds grotere plaats (Lantinck en Koch, 2012; van Geest, 2003). Het Vaticaan probeerde zich te verweren tegen deze ontwikkeling door potentieel ontwrichtende publicaties te verbieden. Toch kon de kerk de inzichten die wetenschap verschaften niet langer meer onder de tafel houden. Door de uitvinding van de boekdrukkunst kon informatie makkelijker verspreid worden, waarmee de kerk haar monopolie op kennis kwijtraakte (McNair, 2009). Mede door de inspanningen van Luther werd het protestantisme steeds dominanter. Ook de secularisatie kwam op gang en de industriële revolutie werd ingeluid (Lantinck en Koch, 2012). Media hebben in deze processen een groot aandeel gehad, omdat er een groot publiek kon worden voorzien van alternatieve informatie die de machtspositie van de kerk en de paus aantastten (Hjarvard, 2008). In het theoretisch kader ga ik uitgebreider in op de verhouding tussen media en religie en hoe die het pausschap hebben beïnvloed.

Tijdens de Verlichting was de paus vooral het hoofd van een onderdrukkend geloofssysteem

(13)

13 groot deel van de Katholieke dogma’s afgerekend (Chadwick, 1980). De kerk kenmerkte zich in de periode die volgde door een afkeer tegen de moderne wereld en groef zich in (Koch, 2012). De wetenschap, het rationalisme en het liberalisme werden door de kerk als dwaling en bedreiging getypeerd. Ondanks het feit dat de kerkvorst zijn wereldlijke macht tijdelijk kwijtraakte omdat het Vaticaan werd opgeslokt door Italië, kon het katholisme toch tot bloei komen (Chadwick, 1980). Hoewel achteraf gezien in de Verlichting de beginselen voor de moderne westerse maatschappij zijn gelegd, was de realiteit voor een groeiende aantal katholieken anders. De positie van de paus binnen de kerk was sterker dan ooit en voor katholieken werd zijn persoon ook steeds belangrijker

(Chadwick, 1980). De kerk werd een anti-verlichtingsstroming die haar invloedsfeer wist te verbreden tot Afrika en het Amerikaanse continent (Van Engelen, 2004; Chadwick, 2003; Koch, 2012). Hierin handelde de kerk niet alleen. Een van de belangrijkste factoren voor het succes van het instituut, is de grote hoeveelheid mensen die het heeft weten te mobiliseren. De lange traditie van missiewerk die terug dateert tot de apostelen, kwam alleen maar verder tot bloei. Tot in de verste uithoeken van de wereld werden missieposten en kloosterorders opgericht, die zich naast

liefdadigheidswerk ook inzetten voor evangelisatie. Het is daarmee een spectaculair succesverhaal en een schoolvoorbeeld van slimme PR volgens van Engelen (2004):

Welke multinationale onderneming, om een zakelijke vergelijking te maken, is in staat

gebleken om generaties lang tienduizenden uitzendkrachten in te zetten, gericht op de realisering van een vast omschreven doel: de stichting van honderden filialen van het Europese moederbedrijf? (p.72)

De kerk werd een merk wiens ideologie die landsgrenzen oversteeg. Naast allerhande liefdadigheids- en pastoraalwerk ging bovendien een sterke macht uit van de heilsleer. De weg naar het eeuwige leven is volgens de kerkleer nog steeds exclusief voorbehouden aan de katholieke kerk. Doordat media alternatieve informatie konden bieden ging een zekere dreiging uit van de journalistiek, maar het werd ook instrument voor de paus om zijn boodschap aan een groot publiek te verkondigen (Buddenbaum, 2002).

1.1.2. Het Tweede Vaticaanse Concilie en de opkomst van wereldpers

Het Tweede Vaticaanse Concilie (Vaticanum II) was in de jaren zestig een unieke mediagebeurtenis. De wereldpers verzamelde zich op het Sint-Pietersplein. Beelden van het evenement met duizenden geestelijken in vol ornaat gingen heel de wereld over. Het duurde van 1962-1965 en was de grootste bijeenkomst uit de kerkelijke geschiedenis (Lantinck, 2012). Er waren niet alleen vertegenwoordigers van andere religies, voor het eerst waren er ook commissies voor gewone katholieken die

(14)

14 bieden tegen de moderniteit en vooruitgang, maar door juist de positieve aspecten te omarmen (Van der Plas, 1985).

Het was een periode van secularisering en ontkerkelijking waardoor de kerk zich begon te beseffen dat het roer om moest. De jaren zestig leek een keerpunt te markeren waarbij het instituut zich voorzichtig probeerde aan te passen aan de moderne tijd (Koch, 2012). Er ontstond polarisatie van de overwegend progressieve Nederlandse katholieken ten opzichte van Rome en de katholieke zuil viel uit elkaar (Pijfers en Roes, 1996). Er werd ook vergaderd over de manier waarop de kerk moest omgaan met de opkomst van massamedia. In een apart document ‘Inter Mirifica’ (over de

publiciteitsmedia) werden de bevindingen uiteengezet.15 De tekst werd volgens kenners afgeraffeld en was nog te voorzichtig over de nieuwe (ontzuilde) mediawerkelijkheid. Een van de kritieken was dat de katholieke pers een soort goddelijke gave werd toegedicht, terwijl journalisten verder gewantrouwd werden (Kappeler, 2009). Daarom werd er een katholieke pers geambieerd, zoals uit het document viel op te maken:

Om de lezers een diep christelijke geest bij te brengen moet men ook een echt katholieke pers in het leven roepen en bevorderen, die georganiseerd is en geleid wordt ofwel rechtstreeks door de kerkelijke overheid ofwel door katholieken. Deze pers moet de duidelijke opzet hebben, een publieke opinie te vormen in overeenstemming met het natuurrecht en de katholieke leer en moraal’16

Johannes Paulus II wist uiteindelijk wel de moderne communicatiemiddelen te omarmen. Met zijn motto ‘vrees niet’ kreeg hij katholieken zover om de nieuwe mediarealiteit onder ogen te komen en deze ook in te zetten om het evangelie te verspreiden. Gedurende zijn pontificaat (1978-2005) groeide de paus uit een opinieleider die over veel onderwerpen standpunten innam en waar media verslag van deden. Hij bezocht zijn aanhang over heel de wereld en groeide uit tot een rolmodel voor zowel katholieken, als niet katholieken. Er was ook kritiek met name in westerse landen.

Communicatie-expert James Carey stelt dat de kerk terug bewoog naar een conservatisme gebaseerd was op wantrouwen (Kappeler, 2009). Johannes Paulus II wou de kerk intern controleren en

progressieve geestelijken zette hij op een zijspoor, om hen te vervangen voor conservatievelingen. Hij wou dat de interne klassieke top-down machtsstructuren gehandhaafd bleven in het

(15)

15 met de wereld was wel begonnen en het instituut nam stapsgewijs een meer bescheiden houding aan (Lantinck, 2012). De kerk erkende hiermee voor het eerst impliciet de verworvenheden van Verlichting en de Reformatie, en richtte hiermee haar blik op de toekomst in plaats van het verleden.

1.2 De pausen van 21ste eeuw

In dit hoofdstuk geef ik een samenvatting van het pontificaat van de opvolgers van Johannes Paulus II, die de basis vormen voor dit onderzoek. Hierbij geef ik een korte kernschets van de koers van de kerk onder leiding van paus Benedictus XVI (Joseph Ratzinger) en Franciscus I (Jorge Bergoglio). Daarbij beschrijf ik een aantal kerngebeurtenissen en geef ik een impressie van de algemene tendens in de media. In het vervolg van scriptie duid ik de kerkleiders aan met hun oorspronkelijk

achternaam of als paus Benedictus/Franciscus.

1.2.1 Paus Benedictus XVI

Aan het bijna dertig jaar durende pontificaat van Johannes Paulus II (1978-2005), kwam op 2 april 2005, na een lang ziekbed, een einde. Binnen recordtijd werd hij opgevolgd door de Duitse kardinaal Joseph Ratzinger (1927), die op 19 april 2005 al werd uitgeroepen tot de nieuwe opvolger van Petrus Zijn pontificaat zou uiteindelijk duren tot 18 februari 2013, toen hij zelf om gezondheidsredenen terugtrad (Koch, 2012). Het pausschap werd overschaduwd door de misbruikschandalen in de kerk, waarvan de dramatische omvang langzaam maar zeker naar buiten kwam. Hoewel het misbruik al langer speelde, leidde dit pas onder het pontificaat van Benedictus tot een echte crisis binnen de kerk. Ook bleken onder zijn leiding als bisschop van München enkele gevallen in de doofpot te zijn gestopt, wat zijn imago niet ten goede kwam (Posener, 2012).

De paus fungeerde als zondebok en het feit dat hij Johannes Paulus II zalig verklaarde hielp niet mee. Zijn voorganger zou volgens critici te veel hebben weggekeken en de omvang van de crisis hebben verergerd (Posener, 2012). Benedictus lag onder vuur en er werd veel over hem geschreven. De Britse mensenrechtenadvocaat Geoffrey Robertson betuigde dat Benedictus zou moeten worden aangeklaagd voor ‘misdaden tegen de mensheid’, vanwege het in bescherming nemen van ‘pedofiele’ priesters17. De bekende atheïst Richard Dawkins riep zelfs op tot de arrestatie van Benedictus tijdens zijn bezoek aan het Verenigd Koningrijk.18

De interpretatie van het Vaticanum II bleef ook een strijd voor de kerk en kwam bij paus Benedictus in een nieuw daglicht te staan. De paus bleek een meester van fraai gekozen filosofische

(16)

16 meemaakte als student. In het beeld dat het concilie een afscheid van een traditie met revolutionaire vernieuwing betekende, kon hij zich niet vinden. Hervormingen met behoud van identiteit van de kerk, zo zag deze paus de kerkvergadering uit 1965 (Lantinck en Koch, 2012). Zijn versluierende taalgebruik leverde hem de bijnaam van de restauratiepaus op. Zijn gave om zowel progressieven als conservatieven naar de mond te praten mag, maakte hem ook tot mikpunt van kritiek (Lantinck en Koch, 2012). Alan Posener (2012) beschreef hem in zijn gedetailleerde biografie ‘De kruistocht van Benedictus’ als een ‘gevaarlijke man’ die alle verworvenheden van de moderne samenleving bestrijdt. Hij beredeneerde dat de paus weer terug in de tijd wil door zijn kritiek op de wetenschap, zijn traditionele visie op de rol van de vrouw en door de opkomende interreligieuze dialoog een halt toe te roepen. Ook toonde Benedictus zich als een tegenstander van het gebruik van condooms als middel om aids te bestrijden in Afrika, waarmee hij volgens critici mensenlevens op het spel zou zetten (Posener, 2012).

De kerk had moeite om te gaan met de negatieve media-aandacht. De reacties vanuit de kerk maakten het er maak niet beter op. Zo kwam uit de conservatieve katholieke hoek het verwijt dat de jaren zestig debet zouden zijn geweest aan het feit dan geestelijken hun handen niet thuis meer konden houden. De paus bleek geen diplomaat of mediaster zoals zijn voorganger en trok uiteindelijk te laat alsnog het boetekleed aan. Hij ging in gesprek met slachtoffers, uitte in het openbaar

verontschuldigingen en schadevergoedingen werden beloofd en uitgekeerd. Politieke pausen volgen bezielde en mediagenieke pausen af zo lijkt het patroon te zijn volgens Lantinck en Koch (2012). Hoewel die auteurs bij schrijven nog geen vermoeden hadden van de komst van Franciscus lijken ze met de komst van de Argentijnse paus bevestigt te worden in die observatie.

1.2.2 Paus Franciscus I

Met de aanstelling van Jorge Mario Bergoglio (1936) krijgt de kerk totaal ander gezicht. De Argentijn is sinds 13 maart 2013 de nieuwe leider van de katholieke kerk onder de zelfgekozen naam

(17)

17 Voor het aanzien van de kerk kan de leider een zegen betekenen na alle schandalen die het instituut achtervolgden zoals het seksuele misbruik door priesters. In 2013 werd paus van Franciscus zelfs door het prestigieuze Time Magazine gekozen tot ‘persoon van het jaar’. Waar zijn voorganger Joseph Ratzinger als conservatief en intellectualistisch te boeken stond, wekt Franciscus de indruk een man van het volk te zijn. Zo houdt hij van voetbal en hij bleek in zijn jeugd als portier in een nachtclub te hebben gewerkt.19 In zijn kersttoespraak van 2014 haalde de paus vernietigend uit naar zijn eigen organisatie. Hij stelde dat de leiding van de Rooms-Katholieke Kerk lijdt aan ‘mentale verstening, schizofrenie en spirituele alzheimer’.20 De paus laat zich echter niet alleen kritisch uit over zijn organisatie, maar ook over onrecht in de wereld. Zo uit hij regelmatig zijn steun aan getroffenen in rampgebieden. Daarnaast doet hij regelmatig stevige diplomatieke en politieke uitspraken. Bijvoorbeeld door zich uit te laten over het harde beleid van de EU ten aanzien van bootvluchtelingen en immigranten. En waar Johannes Paulus II zich verzette tegen het communisme, laat Franciscus zich regelmatig kritisch uit over het in zijn ogen ‘doorgeslagen’ kapitalisme.21

Nieuw is het niet dat een paus zich in het publieke domein mengt, maar dat media uitgebreid verslag doen van zijn uitspraken is opvallend. Zeker omdat de uitspraken van zijn voorganger Benedictus meestal in het teken stonden van conservatisme en schandalen (Posener, 2012). Ook hing het misbruikschandaal als een zwaard van Damocles boven de katholieke kerk. Toch is er ook kritiek op het functioneren van de paus. Bijvoorbeeld van de bekende en mediagenieke priester Antoine Bodar. Hij is van mening dat hij met zijn ‘gewone’ gedrag de verheven functie van de paus in

(18)

18

Theoretisch kader

De moderne maatschappij is steeds verder geseculariseerd, maar de rol van religie is hiermee niet te uitgespeeld in het publieke domein (Hjarvard, 2006; Habermas, 2006). Wel is het zo dat er grote verschuivingen zijn in de plek die religie inneemt. Zo is kerkbezoek sinds de Tweede Wereldoorlog drastisch afgenomen en doet volgens een peiling van het World Survey in 2005 nog maar één vijfde van de Europeanen wekelijks mee aan institutionele religieuze activiteiten.23 In de media is

(institutionele) religie steeds minder expliciet aanwezig of juist sterk afgebakend in speciale

religieuze bijlages van kranten met een meer conservatieve inslag (Meyer en Moors, 2006; Goethals, 1993). Ondanks deze trend zie je dat de paus veelvuldig het nieuws haalt om de meest

uiteenlopende redenen.

Hoewel de relatie tussen media en religie in de laatste decennia in zowel het academische als het maatschappelijk debat in de aandacht staat, is de wisselwerking tussen de twee niet nieuw (Habermas, 2006; Buddenbaum, 2009). In het vervolg zet ik een kader uiteen waarin de verhoudingen tussen religie en media in beeld worden gebracht en gestructureerd. Vervolgens beschrijf ik de interactie tussen religie en de media, zoals die door de eeuwen heen tot stand is gekomen. Ik laat zien dat de mediatisering van de maatschappij het gedrag van politieke en religieuze actoren heeft veranderd omdat media-aandacht en mediarepresentatie een wezenlijk onderdeel zijn geworden in het beleid van grote instanties, zoals de katholieke kerk. Ook illustreer ik hoe de

(19)

19

2.1 De relatie tussen religie en media

Media zijn het centrum geworden van onze ervaring en creëren op die manier een gevoel ergens bij te horen, oftewel gemeenschapszin (Hjarvard, 2006). Anderson (1991) noemde deze vormen van gemeenschapszin, ‘imagined communities’, waarbij niet landsgrenzen, maar gedeelde

communicatievormen en symbolen mensen onderling verbinden. Media fungeren als een

informatiebron, maar reiken zelf ook morele boodschappen uit die per nieuwsmedium en culture context kunnen verschillen (Meyer en Moors, 2006). Met het uitvinden van de boekdrukkunst en de opkomst van de massamedia waren het religieuze instituten die de ontwrichtende kracht ervoeren van deze nieuwe technologie (McNair, 2009). De katholieke kerk raakte door de drukpers haar monopolie op de verspreiding van informatie kwijt. De Reformatie kon, mede door de massale verspreiding van de 95 stellingen van Luther, die een directe aanklacht vormden tegen de katholieke doctrines, een vlucht nemen (Hjarvard, 2008). Ook kwam de Bijbel in steeds meer talen beschikbaar, waardoor mensen nier langer afhankelijk waren van de interpretatie van geestelijken. In veel landen werden daarom (auteursrechts)wetten opgesteld die de verspreiding van informatie, of het nu journalistiek of andere vormen betrof, binnen de perken moest houden. De doelstelling van die wetten was het verbieden van alles dat de gevestigde orde, inclusief de religieuze instituten, zou kunnen destabiliseren (McNair, 2009). Niet alleen in Rome was men bang voor de macht van het vrije woord. In Engeland bijvoorbeeld werd dit in de eerste bekende auteursrechtwet als volgt vastgelegd: Books with heresy, sedition and treason, whereby not only God is dishonoured, but also an encouragement is given to disobey lawful princes and governors.24

De religieuze instituten en leiders voorzagen dat hun machtspositie in het geding kwam als mensen op eigen initiatief kennis zouden kunnen vergaren. In deze tijd heeft nagenoeg iedereen toegang tot media, of het nu internet, televisie of een krant betreft, religieuze leiders hebben dus geen directe controle meer over de inhoud van mediaboodschappen. Dat wil niet zeggen dat de paus geen stem meer heeft, maar zijn stem wordt altijd door media gerepresenteerd. De rol van religie in het publieke domein is door de tussenkomst van de journalistiek sterk veranderd zoals ik in de volgende paragraaf beschrijf. De functie van religie is ten dele overgenomen door media, die ook weer elementen tonen die hun oorsprong kennen in de institutionele religie.

(20)

20 Het idee dat er sprake is van een wisselwerking tussen media en religie niet nieuw (Buddenbaum, 2002). Historicus Alexis de Tocqueville (1835) zag al in de 19e eeuw een afhankelijkheidsrelatie waarbij enerzijds de pers afhankelijk is van religieuze instituten als nieuwsbron, en anderzijds zijn kerken en andere organisaties afhankelijk van media als afzetkanaal, maar ook om te peilen wat er leeft in de maatschappij:

For nothing but a newspaper can drop the same thought into a thousand minds. The effect of a newspaper is not only to suggest the same purpose to a great number of persons, but also to furnish means for executing in common the designs which they have singly conceived. (Vol. 2, p. 102)

Alle religies gebruiken media om een overtuigingen te delen. Vaak worden leden zelfs geïnstrueerd over welke mediakanalen geschikt zijn en welke niet. Het katholisme is als gebleken als de meest aanhoudende vorm van religie, maar kent al eeuwen een moeizame relatie met de media (Vance-Trembath, 2006). Censuur kwam op vanuit de kerk en drukpersen werden belast omdat het mogelijk het gezag van de kerk zou kunnen ondermijnen (Pool, 1984). Ook kende de kerk een index van verboden boeken, die pas in 1966 is die opgeheven. De paus en kerk hebben zich middels

encyclieken meerdere malen uitgelaten over de dreiging media. In 1957 sprak de paus kritisch over film, radio en televisie en Johannes Paulus II sprak in 2002 al zijn zorg uit over de mogelijkheden van het internet 2002 (Vance-Trembath, 2006).

Over de relatie tussen media en religie is een groeiende hoeveelheid literatuur beschikbaar, toch staat de theorievorming nog relatief in de kinderschoenen (Hjarvard; 2006 en 2011; Stout 2012). Het belangrijkste uitganspunt van de onderzoekers is dat je religie en media helemaal niet los van elkaar kan zien, omdat hun functie een grote mate van overlap kent. Sterker nog, om de plaats van media in deze tijd te kunnen begrijpen moet je ook naar de functie en eigenschappen van religie kijken. Vaak wordt door onderzoekers die beweren dat religie aan relevantie inboet naar klassieke vormen van religie gekeken, die in het westen veel van hun oorspronkelijke zeggingskracht hebben verloren. Maar mengvormen of nieuwe vormen van religie die in de media ook tot uiting komen worden hiermee over het hoofd gezien (Stout, 2012). Er is dus sprake van een wederkerig effect tussen media, religie en andere maatschappelijke instellingen. Religie en media als compleet verschillende domeinen te beschouwen bemoeilijkt het begrip van de rol van media, maar ook die van religie (Buddenbaum, 1993). Religie kan namelijk ook impliciet vervlochten zijn in andere kanalen zoals in films waarin een zeker wereldbeeld wordt gereflecteerd met traditionele opvattingen over

bijvoorbeeld de dood en het huwelijk (Mcdonnel, 1993).

(21)

21

Religion, in a broader and more fundamental sense, is the underlying substratum for all cultural activities and serves as a foundation for a culture in general (p. 13)

Deze brede opvatting van religie omvat ook de aanbidding van beroemheden, zoals bijvoorbeeld Michael Jackson-bedevaarten, maar ook de cultus rondom de paus die niet alleen voorbehouden aan christenen (Stout, 2012). Vandaar dat media-aandacht en berichtgeving over de paus niet per

definitie onder de klassieke opvatting van religie hoeft te vallen. In de volgende alinea ga ik verder in op hoe uitlatingen van de paus in mediaboodschappen kunnen versmelten en hoe religieuze

elementen daardoor ook soms verborgen kunnen terugkomen. In de laatste alinea ga in op de plaats die religie heeft in het publieke domein sinds de Tweede Wereldoorlog en hoe het veranderende medialandschap daar een sturende rol in het heeft gehad.

2.1.1. Verborgen religie in de hedendaagse media

Met de ontzuiling is de band van religieuze organisaties met grote omroepen en uitgevers steeds minder nauw geworden (Wijfjes, 2005). Hoewel kranten vaak zijn opgericht als verlengstuk van religieuze instanties is daar weinig meer van over (Nord, 2000). Afgezien van sterk geritualiseerde aangelegenheden uitgezonden op radio en televisie, zoals bijvoorbeeld staatsbegrafenissen of huwelijken, kan informatie niet op een neutrale wijze worden doorgegeven (Meyer en Moors, 2006). Religieuze instituten reiken vooral ruw materiaal aan en hebben weinig invloed op wat media hier vervolgens mee doen (Hjarvard, 2006). Desondanks is religie nog steeds aanwezig, zo is aanbidding niet verdwenen uit het publieke domein, alleen richt het zich niet langer op God, maar op

bijvoorbeeld bekende persoonlijkheden (Meyer en Moors, 2006). Media hebben hiermee de macht om personen en gebeurtenissen te voorzien van een mythologisch karakter (Bird en Dardenne, 1988). Hierdoor worden een nieuw soort mediapersoonlijkheden geschapen die media als platform weten te vinden, zoals ook de paus sinds Johannes Paulus II (Meyer en Moors, 2006). Door

lezerskringen en omroepverbanden wordt een nieuw soort gemeenschapsgevoel gecreëerd die Anderson aanduidde als ‘imagined communities’ (Anderson, 1992; Harvard, 2006). Ook media rijken symbolen aan die antwoorden proberen te geven op fundamentele vragen zoals ‘wie ben ik’ en ‘hoe moet ik leven?’. Oftewel ze proberen te helpen met het vinden van betekenis:

News stories, like myths, don’t tell it like it is but rather like it means (Bird en Dardenne, 1988,

p.337)

(22)

22 verspreiden steeds belangrijker geworden (Hjarvard; 2006). Plat gezegd verschilt ‘dat zei de dominee zondag’ of ‘het stond in de krant vandaag’ verschillen in wezen niet veel van elkaar. Beide impliceren dat de krant of de dominee een interpretatie kunnen bieden, ingegeven door hun autoriteit

(Hjarvard; 2006). De dominee verwijst naar God en zijn kennis en studie van de Bijbel en hanteert daarbij een min of meer vaststaande liturgie. Een journalist verwijst naar de journalistieke principes zoals het plegen van hoor wederhoor en door het gebruik van gezaghebbende bronnen (Schudson, 2001). Met de berichtgeving over de paus kan ook een combinatie van die twee kan voorkomen. Bijvoorbeeld wanneer de paus als nieuwbron wordt gebruikt, ontstaat de volgende constructie: ‘in de krant stond vandaag dat de paus zei’. Zo bezien krijg je in dit voorbeeld een dubbel

gemediatiseerde boodschap.

2.1.2 Religie in het publieke domein vanaf de Tweede Wereldoorlog

In het steeds dominantere seculiere wereldbeeld wordt religie vaak als iets gezien als een fenomeen dat langzaam maar zeker verdwijnt door voortschrijdend wetenschappelijk inzicht (Meyer en Moors, 2006). Een afname van religiositeit wordt hiermee gezien als onlosmakelijk verbonden met de moderniteit (Habermas, 2006; Meyer en Moors, 2006). Door de opkomst van Islamfundamentalisme is de publieke rol van religie verder onder vuur komen te liggen, omdat in de moderne maatschappij botsende ideologieën tot geweld en zelfs oorlog leiden (Meyer en Moors, 2006; Habermas, 2006). Vandaar dat in Westerse landen in de meeste gevallen een scheiding van kerk en staat wordt

gehanteerd. Dit houdt in de kerkleiding en geestelijken geen politieke en bestuurlijke macht hebben, en dat religie in de hoofdzaak een privéaangelegenheid is. Ook mogen religieuze opvattingen maar beperkt weerslag hebben in de politiek gedachtengoed. De scheiding van kerk en staat lijkt op papier heel eenvoudig, maar in de praktijk is deze nooit volledig (Habermas, 2006). Een politiek besluit kan zijn oorsprong kennen in bepaalde religieuze opvattingen of juist fel in strijd zijn met sommige (katholieke) dogma’s. Politicoloog John Rawls constateerde het volgende in zijn invloedrijke werk ‘A Theory of Justice’:

How is it possible . . . for those of faith . . . to endorse a constitutional regime even when their comprehensive doctrines may not prosper under it, and indeed may decline? (Rawls, 1975 p. 19)

Hoewel de strikte scheiding van kerk en staat ook de religieuze beleving alle ruimte biedt, is dit in Rawls’ ogen een farce als vervolgens in de politiek geen ruimte meer is voor waarden die gebaseerd zijn op religieuze denkbeelden. Paus Benedictus zelf ging in discussie met socioloog Jürgen Habermas over de rol van religie van het publieke domein (Habermas en Ratzinger, 2007). Habermas is

(23)

23 functioneren van een moderne maatschappij met een democratie, dat het publiek goed

geïnformeerd is en bewust van de actuele maatschappelijke thema’s (Habermas, 1984). Het domein waar deze interactie zich af zou moeten spelen noemde hij de publieke sfeer. Habermas zag in eerste instantie de opkomst van de publieke sfeer als een rechtstreeks gevolg van de afname van religie in het publieke domein, omdat de antwoorden van de kerk hun zeggingskracht hadden verloren. (Meyer en Moors, 2006). Hier kwam hij op terug waarna hij de dialoog aanging met Benedictus. De voorheen uitgesproken atheïstische filosoof erkende hiermee dat dat de rol van religie niet is uitgespeeld, maar dat deze op nieuwe manieren een weg moet vinden in het publieke domein (Habermas en Ratzinger, 2007).

In het publieke domein spelen media een grote rol als drager en poortwachter van informatie. Twee belangrijke verschuivingen sinds de jaren zestig zijn daarom voor dit onderzoek relevant. Aan de ene kant is georganiseerde religie steeds minder zichtbaar in dominante mediakanalen en verschoven naar niche-media. Religieuze stromingen hebben vaak hun eigen mediakanalen zoals, kranten, televisiezenders of zelf verspreidde bladen voor de achterban (Meyer en Moors, 2006). Zo kent Nederland een aantal zeer uitgesproken christelijke media zoals het Nederlands Dagblad, het Katholiek Nieuwsblad en ook Radio Vaticaan kent Nederlandstalige uitzendingen. In een geseculariseerd land als Nederland hebben deze media een beperkt bereik (Wijfjes, 2005). De andere verschuiving is het feit dat dominante media steeds meer religieuze elementen

(24)

24

2.2 Framing

Het verslaan van bepaalde zaken of gebeurtenissen kan niet zonder een zekere mate van afbakening (Gitlin, 1984). Een journalistiek verslag van bijvoorbeeld een publiek optreden van de paus zal een bepaalde focus hebben die de lezer stuurt in zijn interpretatie. Zo kan een journalist uit een toespraak net een zin uitlichten die gaat over vluchtelingenproblematiek, waarbij de context kan worden weggelaten. Dit is een vorm van simplificatie die onvermijdelijk is voor zowel journalisten bij het produceren en duiden van hun nieuwsverhalen, als voor het publiek om gebeurtenissen te kunnen begrijpen. Dit gebeurt doormiddel van frames, die daarmee een essentieel onderdeel zijn voor het organiseren van de menselijke ervaringen (Goffman, 1974). Van alle gebeurtenissen en indrukken zijn oneindige interpretaties mogelijk waardoor individuen nooit instaat zijn de wereld volledig te begrijpen. Om betekenis en zin te ontlenen aan alle indrukken en ervaringen gebruiken mensen (vaak onbewust) frames. Framing wil dus zeggen dat je bepaalde aspecten uit je

waarnemingen meer of minder gewicht geeft om daaraan een werkbare interpretatie te verbinden. Een frame is daarmee een cognitief hulpmiddel om informatie te verwerken, te herkennen en te interpreteren (Entman, 1993). Dit onderzoek wil meer inzicht bieden in het mediadiscours over de paus en terugkerende patronen in de verslaggeving. Hoewel ontelbaar veel frames op verschillende situaties van toepassing zijn, zijn wel bepaalde repertoires te herkennen. Deze overkoepelde frames noemen Wheterell en Potter (1988) ‘interpretative repertoires’. Ze werken dit aan de hand een voorbeeld, waarbij het taalgebruik in interviews wordt geanalyseerd om patronen in interviews bloot te leggen. In de methode illustreer ik hoe hun aanpak van waarde is voor om het discours over de paus te analyseren.

(25)

25 de frames lezen (Scheufele, 1999). De definitie van Gitlin (1980) gebruik ik in het vervolg bij dit onderzoek:

Frames, largely unspoken, and unacknowledged, organize the world both for journalist and for the people who rely on their reports (p. 7)

De totstandkoming van frames verloopt volgens deze opvatting cyclisch, omdat iemands wereldbeeld met bijbehorende schema’s mede door media zijn bepaald. Om verwarring te

(26)

26

2.2.1 Framing van religie

Tegenwoordig zijn de meest dominante mediakanalen seculier. Mede door economische belangen is, door aandringen van adverteerders, de prominentie van institutionele religie verder naar de

achtergrond verdrongen (Crossley and Harrison, 2013). Omdat religie zich steeds minder op fysieke plekken afspeelt, maar vooral in een gemedieerde omgeving die met het internet een vlucht heeft genomen, is de beleving van religie steeds meer iets geworden van het individu (Campbell, 2011). Naar de representatie van religie in media is pas in de laatste decennia studie gedaan (Stout en Buddenbaum, 2003; Valenzano en Menegatos, 2008). Olasky (1990) stelt dat media in hun berichtgeving steeds verder zijn geseculariseerd, terwijl er ook geluiden opgaan dat religieuze waarden juist duidelijk in mediaframes worden gereflecteerd (Hjarvard, 2008; Stout en

Buddenbaum, 2003). Hoe media institutionele religie representeren draagt voor een groot deel bij aan de publieke opinie omtrent verschillende religies en hun aanhangers (Meyer en Moors, 2006). Zo hanteerden kranten in Nazi-Duitsland een frame waarin de Joden als zondebok werden neergezet en werd het publiek impliciet aangespoord tot vervolging (Stout en Buddenbaum, 2003). Sinds de aanslagen van 11 september 2001 is de representatie van de islam een gevoelig onderwerp (Stout en Buddenbaum, 2003). Ook het imago van de katholieke kerk heeft een flinke deuk opgelopen na misbruikschandalen mede dankzij de uitgebreide verslaggeving daarover (Posener, 2012; Terry, 2008). Het heeft er alle schijn van dat de positieve aspecten van religie die meer universele

erkenning genieten wel blindelings wordt overgenomen, terwijl aspecten die meer in strijd zijn met de moderniteit in een negatieve context worden geplaatst, of zelfs genegeerd. (Crossley and Harrison, 2013) Denk in het geval van het katholisme aan begrippen als naastenliefde of een meer bewuste spirituele levensstijl, waarbij de aandacht voor het laatstgenoemde mogelijk meelift op de opleving van het oosterse denken (Pravdova en Radosinska, 2013). De strenge seksuele moraal aan de andere kant wordt bijvoorbeeld als oorzaak neergezet voor het misbruikschandaal, of voor de grote hoeveelheid aidsdoden in Afrika (Crossley and Harrison, 2013; Stout en Buddenbaum, 2003). Media gebruiken religie onbewust dus selectief om hun eigen narratief te creëren. (Silk, 1995; Stout en Buddenbaum, 2003)

(27)

27 Harrison, 2013). Uit het corpus moet blijken of dit fenomeen ook zichtbaar is bij verslaggeving over de paus in de Nederlandse kwaliteitskranten. Oftewel, je ziet terug dat sterk moraliserende berichten over bijvoorbeeld het verbieden van condooms anders gekaderd worden dan berichten die oproepen tot steun aan zwakkeren. Mogelijk dat ook de manier waarop de paus zijn boodschap brengt invloed heeft op het discours. In het corpus zal ik de manier waarop de morele boodschappen van de paus worden geframed vergelijken. Daaruit zal blijken of ook Nederlandse kwaliteitskranten selectief zijn in de beoordeling van religie. In de volgende paragraaf behandel ik de manier waarop de nieuwe mediawerkelijkheid de paus tot mediapersoonlijkheid maakte en daarnaast behandel ik de uitkomsten van een aantal studies die mediaframes van analyseerden.

2.2.2 Framing van de paus

De opkomst van massamedia zorgde ervoor dat pausen steeds meer in beeld gebracht konden worden. De Paus werd via de televisie in de huiskamer gebracht of belandde op de deurmat in de kranten. Waar de kerkvader vroeger nauwelijks het Vaticaan verliet, laat staan Italië, reisden de kerkvorsten vanaf de jaren zestig heel de wereld over. De paus werd hiermee in de media op vergelijkbare hoogte geplaatst als belangrijke wereldleiders (Koch, 2012). Paus Johannes Paulus II (1978-2005) was de eerste paus die dit belichaamde en bezocht ruim honderd landen in zijn bijna dertigjarige pontificaat. Ook maakte hij van de gelegenheid gebruik om vergiffenis te vragen voor de wandaden van de kerk, zoals de kruistochten en andere agressieve missionaire activiteiten. Bijna 500 geestelijken, zoals Moeder Teresa die zich inzette voor de armen, werden heiligverklaard. Daarmee kon een oordeel over geschiedenis geveld worden, door de relevantie van personen achteraf te benadrukken. Hij ging in gesprek met andere christelijke leiders en bezocht synagogen en moskeeën. De kerk deed hiermee net als commerciële bedrijven en maatschappelijke instellingen aan actief aan strategische communicatie, waarbij de paus het gezicht werd, zoals een CEO dat is voor een

multinational (Koch, 2012).

(28)

28 veel regeringen in de regio instabiel en de val van de muur op 9 november 1989 was onafwendbaar (Koch, 2012). Los van de historische juistheid van dit frame, is dit beeld mede dankzij de media bij veel mensen blijven hangen.25 Zo kwam in 2010 nog de documentaire ‘The nine days that changed the world’ uit over de reis naar Polen, waar dit frame wordt ondersteund. 26

Recentere voorbeelden, zoals Valenzano en Menegatos (2008) die onderzoek deden na de reactie van media op het bezoek van Benedictus aan Turkije, wijzen erop dat de paus in verschillende rollen wordt gesplitst. De hoofdzakelijk seculiere media van Turkije waren in verlegenheid gebracht door het bezoek van de kerkvorst. Ratzinger had zich als kardinaal twee jaar daarvoor negatief uitgelaten over de eventuele toetreding van Turkije tot de EU. Daarnaast had hij veroordelende woorden gesproken over de profeet Mohammed in een encycliek (Benedict XVI, 2006). De Engelstalige krant TDN (Turkish Daily News) zat in een ongemakkelijke positie omdat enerzijds wel aandacht besteed moest worden aan zijn bezoek, en anderzijds de berichtgeving niet aanstootgevend kon zijn voor hun lezerskring. De krant loste dit volgens de onderzoekers op door deze twee rollen te scheiden en de nadruk te leggen op zijn rol als politieke actor. De paus werd neergezet als een religieus leider die eerst sceptisch tegenover de Turkse politiek stond en gedurende zijn bezoek tot wasdom kwam als politiek leider die positief staat tegenover Turkije en de interreligieuze dialoog in het land. De paus paste binnen de referentiekaders van de lezers (door Scheufele (1999) aangeduid als schema’s) door een frame toe te passen dat aansluit bij de waarden en culturele identiteit van de lezerskring

(Valenzano en Menegatos, 2008). Met een vergelijkbare opzet onderzochten Crossley en Harrison (2013) een bezoek van Benedictus aan het Verenigd Koninkrijk. Een aantal kranten ageerden op het fel op het feit dat zijn bezoek als een staatsbezoek werd getypeerd omdat hiermee politiek

inmenging zou worden gesuggereerd. Zo plaatse de Guardian een brief ondertekend door 55 intellectuelen waarin werd betuigd dat de paus geen politieke zeggingskracht zou moeten hebben. Zij redeneerden dat gezien de onmacht van het instituut om het misbruik aan te pakken en de rol die de kerk heeft gespeeld bij het verspreiden van aids, de kerk geen autoriteit verdient. Toch liet de Guardian net als andere kranten in hun berichtgeving zich positief uit over zijn uitspraken die een aanval vormden op de heropleving van fascisme en de toenemende intolerantie die de kerkvorst meende te bespeuren. Dat hij dit toeschreef aan een gebrek aan geloof en het verbannen van religie uit het publieke domein, dat volgens Benedictus eerder tot onrecht leidde in Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie, namen sommige kranten ook over. Anderzijds ging ook overmatig veel aandacht uit naar protesten en gingen tabloids vooral in op het misbruikschandaal. Ook het

(29)
(30)

30

2.3 Het journalistieke discours

De massamedia hebben een steeds grotere positie gekregen in de informatievoorziening in de moderne maatschappij. Daarmee hebben ze een deel van de oorspronkelijke functie van religie overgenomen, zoals het bieden van interpretaties die individuen een bepaalde bril kan bieden die inzicht biedt in de werkelijkheid (Hjarvard 2006 en 2016; Stout, 2012). Evenals religieuze

boodschappen, kent verslaggeving vaak herkenbare patronen en structuren. Hoewel de inhoud van mediaboodschappen talloze vormen kan aannemen, zijn er wel onderliggende principes en routines die het journalistieke discours vormgeven (Shoemaker en Reese, 1996; Cottle, 2000). Dit heeft ook van invloed op de manier waarop over een persoon als de paus wordt bericht. Of hij het nieuws haalt en de manier waarop zijn uitlatingen geïnterpreteerd worden, is dus ten dele te verklaren uit de journalistiek praktijk. Tegelijkertijd kan de verslaggeving over de paus ook inzicht bieden over de manier waarop journalisten werken en hoe zij religie kaderen.

Het spreekt misschien voor zich dat aan president Obama’s mening meer waarde wordt gehecht dan die van premier Mark Rutte als het gaat om bijvoorbeeld de Syrische burgeroorlog. Dat heeft onder andere met macht te maken, want Obama’s opvatting weegt zwaarder in de internationale

besluitvorming (Cottle, 2000). Maar als het gaat over de opvattingen van de paus over de

vluchtelingencrisis vergeleken met die van Rutte is het misschien minder makkelijk vast te stellen wiens mening prominenter wordt gebracht in de Nederlandse media. Ook kan een erg controversiële mening eerder nieuwswaardig zijn dan een meer gangbare opvatting (King, 1987). De media hebben een grote invloed op de informatie die beschikbaar is en journalisten worden daarom wel

poortwachters genoemd (Shoemaker en Reese, 1996). Shoemaker en Reese (1996) onderscheiden drie factoren die het journalistiek discours vormen. De noodzaak om informatie te verpakken in frames om gebeurtenissen begrijpelijk te houden (1). Hoe het concept van framing inzicht biedt in het mediadiscours heb ik eerder al beredeneerd. Op de andere twee factoren ga ik in de komende paragrafen in. Namelijk de journalistieke routines (2), en het gedrag van nieuwsbronnen (3). In het vervolg laat ik zien hoe media werken, wat bronnen kunnen doen om media-aandacht te krijgen en waarom journalisten in een gemediatiseerde maatschappij een centralere plaats hebben gekregen in de manier waarop informatie verspreid en geduid wordt. Ook leg ik hierbij de link naar hoe media het pausschap hebben beïnvloed en dit voor mijn onderzoek van waarde is om het mediadiscours over de paus te begrijpen.

2.3.1 Journalistieke codes en routines

(31)

31 gebeurtenissen op een dag, is maar een fractie nieuwswaardig en maar een gedeelte hiervan haalt de nieuwsmedia (Hall, 1975). Bekend is het ontnuchterende voorbeeld van ‘Mr Gates’, zoals David Manning White (1950) hem aanduidde. Hij volgde Mr. Gates, een eindredacteur bij een regionale krant uit de Verenigde Staten, in zijn selectieproces van verhalen voor de krant met de bijbehorende motieven. Bezwaren als, ‘niet genoeg plek’, ‘schrijft waardeloos’ of te ‘rood’, passeerden de revue. Ook gaf Gates aan dat hij naast anti-katholiek, ook tegen het economische beleid was van de toenmalige president Truman. Hoewel het nieuws niet los kan worden zien van diegenen die haar produceren, betekent het niet dat de journalistiek overgeleverd aan de willekeur van individuele journalisten (Gieber, 1964; Gans, 1979). Er liggen bepaalde beroepsmatige routines ten grondslag die alle journalisten in meer of mindere mate hanteren bij het uitoefenen van hun werk (Shoemaker and Reese, 1996; Cottle, 2000).

Om orde in de chaos van alle informatiestromen te scheppen zijn daarom routines cruciaal, zodat al informatie verwerkt kan worden tot een overzichtelijk product (Tuchman, 1973). Volgens Tuchman hebben journalisten altijd overvloedig toegang tot informatie en zijn bepaalde routines de enige manier om controle te houden over de hoeveelheid werk. Herbert Gans (1979) stelde op basis van gesprekken met eindredacteuren de vier belangrijkste criteria vast die worden gehanteerd bij de selectie van nieuwsbronnen op de nieuwsvloer: (1) Hun motieven, macht (2), de mate waarin de informatie die een bron kan verstrekken bruikbaar is (3) en zowel de geografische en sociale nabijheid ten opzichte van een journalist (4). De mate van consensus over een bepaald thema kan ook meespelen in de hoeveelheid bronnen die door journalisten worden meegenomen. Het journalistieke discours kun je daarom als volgt definiëren:

Processing unexpected events, events that burst to the surface in some disruptive, exceptional (and hence newsworthy) manner (Tuchman, p. 111).

Zodra er over een onderwerp min of meer sprake is van maatschappelijke consensus worden minder stemmen gehoord dan tijdens een verhit publiek debat (Bennett, 1990).

Journalisten zijn voor de productie van nieuws voor een groot deel afhankelijk van officiële bronnen, zoals het Vaticaan (Fishman, 1980). Dat betekent dat nieuws voor een groot deel bestaat uit de interactie tussen journalisten en voorname persoonlijkheden zoals politieke leiders en hun

(32)

32 verhalen op te vangen en te delen met het publiek, waarmee bepaalde organisaties en onderwerpen vaker het nieuws halen (Tuchman, 1978). Media zijn daarom vaak gericht op concrete

gebeurtenissen die als nieuwshaak kunnen fungeren, waardoor onderliggende structuren en processen die zich afspelen over een langere termijn niet belicht worden (Schlesinger, 1978). Zo zie je dat in berichtgeving over de paus vaak aandacht uitgaat naar buitenlandse reizen, of bijvoorbeeld zijn toespraak rond belangrijke feestdagen. Dat terwijl bijvoorbeeld de algehele koers van de kerk en haar standpunten minder uitgelicht wordt.

Een ander een bijkomend gevolg van deze werkwijze is dat grote organisaties met veel middelen vaker het nieuws halen en andersom kleine organisaties maar moeilijk gehoord worden (Goldenberg, 1975). Om hun autoriteit te waarborgen streven journalisten idealen na zoals evenwichtigheid, eerlijkheid en volledigheid. Om hieraan te voldoen, en om voor het publiek geloofwaardig over te komen, worden vaak stemmen gezocht waar een zekere autoriteit vanuit gaat (Tuchman 1973). Media stellen zich hiermee ook (onbedoeld) in dienst van de belangen van dominante organisaties zoals de katholieke kerk (Herman en Chomsky, 1988). Zo hebben bepaalde groepen eerder toegang tot de media doordat ze de status hebben van ‘primary definers’, oftewel de belangrijkste duiders (Hall, 1975). Aannames over de manier waarop nieuws vergaard wordt en welke bronnen als relevant en betrouwbaar worden geacht, zijn vrij algemeen geaccepteerd vanuit de samenleving en zijn breder gedragen dan alleen binnen de journalistieke cultuur (McNair, 2011).

Zo is in de pers het objectiviteitsregime steeds sterker geworden (Schudson, 2001). Dit is de aanname dat de lezer dankzij de werkwijze van de journalist, feit van fictie kan onderscheiden. Het journalistieke discours pretendeert de waarheid te kunnen achterhalen door een feitenrelaas aan de lezer te presenteren. De realiteit is complexer. Media proberen hun consumenten te overtuigen van het waarheidsgehalte van hun berichtgeving, waarmee nieuwsberichten dus niet alleen een

feitenrelaas zijn, maar een interpretatie van de sociale werkelijkheid. Wanneer zij hierin slagen deze representatie overtuigend te brengen aan hun lezer wordt autoriteit verkregen. Dus niet persé het frame die het dichtbij de waarheid zit is dominant, maar het frame dat het sterkst wordt

onderbouwd zal meer impact hebben (Bourdieu, 1991). De feiten kan de lezer immers niet nagaan, dus een medium moet vertrouwen wekken dat zijn werkwijze legitiem is (Broersma, 2010). Daarvoor kan een journalist ook verschillende vormen hanteren, zoals nieuwsberichten, reportages of

analyses, die ook allemaal een eigen structuur kennen.

(33)

33 de volgende alinea behandel ik hoe de kerk en haar leider bovendien actief kan inspelen op deze journalistieke routines. Zo leidt de focus op concrete gebeurtenissen er mogelijk toe dat de paus bepaalde uitspraken bewaard voor speciale gelegenheden omdat hij bewust is van de media-aandacht die dat kan genereren.

2.3.2 Strategieën van nieuwsbronnen en medialogica

Omdat actoren bewust zijn van de criteria beschreven in de vorige paragraaf, conformeren actoren hun boodschap gericht aan de conventies van de media, aangeduid als ‘media logic’ (medialogica) door Altheide en Snow (1979). Zij concludeerden in hun invloedrijke publicatie uit ’79 dat

bestuurlijke organisaties vooral zijn gaan voegen aan de journalistieke criteria zoals

nieuwswaardigheid en dat de medialogica steeds meer bepalend is geworden voor de gedragingen van bijvoorbeeld politici. Zo heeft de paus waarschijnlijk wel ideeën over wat hij moet zeggen tijdens een toespraak om de voorpagina van de krant te halen. In het onderzoek naar de rol media wordt steeds meer gekeken naar wat bronnen kunnen doen en welke factoren van buiten de journalistiek meespelen, omdat eerdere studies zoals die van Altheide en Snow (1979) zich vaak blindstaarden op de sturende rol van media (Cottle, 2000).

Mediatisering is het proces waarbij maatschappelijke actoren steeds bewuster inspelen op de

journalistieke routines (Mazzoleni & Schulz, 1999; Störmbäck en Esser 2014). Media zijn steeds meer onafhankelijk gaan functioneren van een politieke stromingen of partijen, en door die

onafhankelijkheid is de medialogica dominanter geworden (Störmbäck, 2008; Störmbäck en Esser, 2014). Voorheen hadden verschillende politieke stromingen allemaal hun eigen kranten en omroepen die vooral de standpunten van de bijbehorende partij resoneerden (Schudson, 1982; Wijfjes, 2005). Nederland was daarnaast tot en met de jaren zeventig sterk verzuild. De maatschappij was volledig opgedeeld naar gelang de verschillende levensbeschouwingen, wat in het Nederlandse medialandschap nog terug is te zien. Omroepen stamden vaak af van een zuil, zoals de KRO

(Katholieke Radio-Omroep) en ook de Volkskrant had in die tijd nog een katholieke signatuur (Wijfjes, 2005). Niet langer de partijlogica (partisan logic) is daardoor langer doorslaggevend, maar de wetten van de media (Praag en Brants 2014). Dat hield voor de katholieke kerk in dat niet langer haar eigen agenda als vanzelfsprekend weerslag vond in Nederlandse kranten en andere

nieuwsmedia. Omdat journalistieke platforms meer moeite moeten doen om lezers aan zich te binden en daarbij inspelen op de wensen van het publiek, dwingt dat media bovendien om te zoeken naar formats die een breed publiek aanspreken (Buddenbaum, 2002).

(34)

34 beeldvorming (Cottle, 2000). Politici, directeuren, of andere vooraanstaande personen nemen hiervoor bijvoorbeeld spindoctors in de arm om te werken aan hun imago, omdat media in

beeldvorming een groot aandeel in hebben. Om uitglijders te voorkomen hebben organisaties steeds vaker een speciale woordvoerder in dienst die communiceert met de pers (Grunig en Hunt, 1984). Het is onafwendbaar dat een instituut als de Katholieke Kerk door de media wordt beïnvloed in haar gedragingen. Ook Franciscus ontkomt niet aan een spindoctor en heeft voormalig Fox-presentator Greg Burke in hand genomen.27 De positie van de leider is namelijk met de opkomst van media veel belangrijker geworden als het gezicht van de organisatie (Lantinck en Koch, 2012). Net als in de politiek ligt de nadruk meer en meer op de persoon. Dat komt niet alleen door de vergrote

(35)

35

2.4 Conclusies

De paus is een van de meest prominente gezichten en vertegenwoordigers van religie. Om zijn boodschap uit te dragen en voor zijn beeldvorming, is hij grotendeels afhankelijk van de media. Hoewel er in de laatste decennia steeds meer bekend is over de verhouding van religie en media, is de rol van religieuze leiders en hun beeldvorming amper onderzocht. Ondanks de toenemende secularisering in Nederland en de verminderde zichtbaarheid van institutionele religie, zijn religieuze boodschappen niet verdwenen uit de media. Het uitdragen van morele boodschappen, aanbidding en gemeenschapszin, zijn nog steeds een belangrijk maatschappelijk verschijnsel en media vormen daarvoor een belangrijk platform. Waar vroeger elke maatschappelijke zuil zijn eigen mediakanalen had, die voor de paus als een klankbord fungeerden, opereren media nu veel meer vanuit hun eigen overtuigingen, zoals bijvoorbeeld terug te zien is in hun redactiestatuten.

Net als veel andere maatschappelijke processen heeft dit ervoor gezorgd dat het pausschap is gemediatiseerd. De kerkleider heeft hierdoor een prominentere rol gekregen als ambassadeur van de katholieke geloof. In het vervolg zet ik een methode uiteen die het mediadiscours over paus Franciscus en zijn voorganger in kaart moet brengen. Daarvoor beperk ik mij tot de Nederlandse seculiere kwaliteitskranten. De twee studies die ik aanhaalde over mediaframes bij pauselijk bezoek aan het Verenigd Koningrijk en Turkije laten zien dat media erg selectief zijn in het aanhalen van uitspraken van Benedictus (Crossley en Harrison, 2013; Valenzano en Menegatos, 2008). Ook hangt de beoordeling erg af van het soort uitspraak, maar ook het type medium. Zo zijn tabloids erg gericht op protesten en de misbruikschandalen, die de paus geen legitimiteit zouden geven.

Kwaliteitskranten prijzen zijn uitspraken waarin de paus zich zorgen maakt over bepaalde

maatschappelijke ontwikkelingen, maar zijn kritisch als de paus zich direct met politiek bemoeid of wanneer hij uitlatingen doet die in strijd zijn met moderne waarden (Crossley en Harrison, 2013). Het heeft er dus alle schijn van dat de paus flexibel ingezet wordt als nieuwsbron, waarbij media weinig objectief zijn in zijn in hun beoordeling. Media werken volgens min of meer vaste routines en principes die een zekere objectiviteit veronderstellen (Tuchman, 1973). Toch lijken kranten erg selectief in hun aandacht voor religie waarbij ze bovendien lijken te opereren vanuit een sterk normatief referentiekader (Crossley en Harrison, 2013). De onderlinge vergelijking van twee, op het oog, totaal verschillende pausen biedt een ideale casus om meer inzicht te krijgen in de

(36)
(37)

37

Methode

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen en het duiden van het mediadiscours van paus Franciscus en Benedictus en de dominante repertoires die daarbinnen worden gehanteerd. Dat het discours omtrent Franciscus uitgebreider is en meer diversiteit laat zien, is zeer aannemelijk (Sommige kranten laten meer dan een verdubbeling in de berichtgeving zien, zie analyse). De relevantie van dit onderzoek zit juist in de mogelijke verklaringen voor de toegenomen media-aandacht. Meer interesse voor de paus in media-uitlatingen kan veel oorzaken hebben waardoor het moeilijk om relevante conclusies te trekken. Een kant en klare methode om de berichtgeving over de paus in kaart te brengen en in context te plaatsen bestaat niet. Niet alleen is er veel discussie over welke soort methode het meeste inzicht biedt, ook verreist elk specifiek onderzoek een eigen aanpak, waar beargumenteerde vragen en variabelen aan ten grondslag liggen. (Anderson, 2012; Liebler, 2009).

Methodes die media-inhoud onderzoeken, onderscheiden zich grofweg in twee categorieën,

namelijk een kwantitatieve en een kwalitatieve aanpak (Anderson, 2012). In het eerste geval worden een aantal tekstuele kenmerken gekarakteriseerd variërend van lengte van het artikel, welke

bronnen hoe vaak aan het woord komen, welke plek in de krant het artikel is geplaatst, enzovoort. Deze eigenschappen kunnen worden gecodeerd en aan de hand van statistieken trek je conclusies over de inhoud van berichtgeving (Pan en Kosicki, 1993). Bij een kwalitatieve aanpak probeer je nieuwsteksten te bekijken in de context waarbinnen ze geproduceerd worden. Betekenis van teksten wordt niet uit kwantificeerbare eigenschappen gehaald, maar de nadruk ligt op het kijken naar de onderliggende structuren van nieuwsteksten, zoals journalistieke routines, de noodzaak om informatie in frames te vatten en andere maatschappelijke factoren (Anderson, 2012; Richardson, 2009). Het geheel wat je kan aanduiden als het journalistieke discours.

In dit onderzoek kies ik voor een gecombineerde aanpak. Daarvoor breng ik de hoeveelheid berichtgeving over zowel Franciscus en Benedictus in kaart. Om inzicht te krijgen in de manier waarop media-aandacht werkt, kijk ik daarnaast naar nieuwsaanleidingen die ik kwantificeerbaar maak worden door meerdere categorieën te definiëren waar ik de artikelen in plaats. Om de

toename van de berichtgeving te kunnen duiden, is ook het ook van belang naar de context te kijken. Een inhoudsanalyse alleen is daarvoor te beperkt. Voor een inhoudsanalyse is de aanname

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

Toen, na een impasse die resulteerde in een bijna drie jaar durend interregnum, paus Gregorius X in 1271 werd verkozen, kreeg hij meteen de opdracht te bedenken hoe het proces van

En als in een wet 'een vermeend recht op euthanasie' wordt geregeld, wordt daarmee het 'basisrecht op leven bedreigd', stelt de paus volgens de krant la Repubblica

In zijn homilie zegde paus Franciscus over deze pausen dat ze „samenwerkten met de Heilige Geest in het vernieuwen en bij de tijd brengen van de Kerk overeenkomstig

Juist in deze omstandigheden wil de Katholieke Kerk − nu zij door dit Oecumenisch Concilie de toorts van de religieuze waarheid in de hoogte steekt − zich de

“Ik geloof niet God, maar uw handelingen en ideeën inspireren me. Heeft u misschien een boodschap voor ons, jonge christenen en mensen die niet in God geloven of op een

Paus Franciscus wil de mening van jongeren horen om na te denken hoe de kerk jongeren nabij kan zijn.. Wie is

In de inleiding schrijQ paus Franciscus dat niet alle discussies over doctrinele, morele of pastorale zaken beslecht moeten worden door het centrale leer- gezag: “Eenheid