• No results found

Kanttekeningen bij het Program van actie van de vakcentrales

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kanttekeningen bij het Program van actie van de vakcentrales "

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1. 1. van der Lee

In memoriam Ko Suurhoff

Over Ko Suurhoff te schrijven valt mij niet licht, want de vril'nd- schap, die mij met hem vcrbond '',;as een zeer wezenlijk element in mijn leven, een vriendschap waarin hij de gevende, en ik de nemende partij was. Over de tijd vóór zijn eerste ministersperiode weet ik weinig. Hij was er de man niet naar over zichzelf te praten.

Hoogstens kwam een oude herinnering in de vorm van een anec- dote naar voren als een gesprek daartoe aanleiding gaf. Goed leerde ik hem pas kennen in de jaren rond 1958. Ik heb wel eens de indruk gehad, dat in zijn loopbaan voor hemzelf de periode 1952-1958, toen hij Minister van Sociale Zaken was, de gelukkig- ste jaren van zijn werkzame leven zijn geweest, want in die .iaren van besturen kon hij al zijn talenten inzetten: zijn kristalhelder verstand, zijn onverzettelijkheid, zijn nuchterheid, zijn zin voor rechtvaardigheid, zijn ervaring op sociaal gebied. Wat hij in die jaren tot stand bracht is een monument van wetgeving. De best denkbare combinatie van politicus en bestuurder was verenigd in deze man. 'Suurhoff is een regent in de beste zin van het woord' zei een van zijn niet-socialistische collegae ministers mij eens.

Ja, maar dan een regent in volstrekt modern democTatische zin: een bestuurder wie het vooral om de bestuurden en niet om zichzelf ging.

Hoe licht zou Suurhoff ná 1958, na zijn ministerschap, zich het leven gemakkelijker en onbezorgder hebben kmmen maken. Dat heeft hij zelf niet gewild: toen er bij hem na het overlijden van Evert Vermeer op werd aangedrongen het voorzitterschap van de partij op zich te nemen, vielen andere mogelijkheden zonder aar- zeling weg: dit was zijn partij, dit was zîjn taak. Die moest hij vervullen. Ook daaraan heeft hij zich gegeven met alle hartstocht, die hij bezat. Ko Suurhoff mocht op de buitenwacht wel eens de indruk maken van stuurs en ongenaakbaar. Hij was het tegendeel ervan: hij was een emotioneel geladen man, die met grote omzich- tigheid met mensen omging, die rechtvaardigheid voor alles stdde.

Toen hij bij het optreden van de regering Cals als Minister terugkwam op Verkeer en Waterstaat, is dat een voldoening voor

(2)

hem geweest. Hij was er weer als een vis in het water. In minder dan geen tijd had hij ook dit moeilijke technische apparaat in handen en daarnaast zich het respect verworven van degenen, die met hem werkten.

Ko Suurhoff moest niets hebben van alles wat naar grootdoen zweemde. Het best was hij thuis in een niet te grote kring, in die van zijn gezin, met enkele vrienden, én in zijn werk: in de vak- beweging, in de partij, in de regering. Hij was bereid te vernieu- wen waar dat moest. Dat had hij ook geelaan in de jaren na 1945.

Zijn leven is geleefd voor zijn land, voor de verwezenlijking van zijn maatschappelijke idealen, voor zijn vrouw en zijn kinderen.

Veel te vroeg is hij van ons heengegaan.

(3)
(4)

D. Roemers

Kanttekeningen bij het Program van actie van de vakcentrales

In 1963 trok het feit dat de toenmalige KAB (de voorloopster van het tegenwoordige NKV) en het NVV een gezamenlijk actieprogramma publiceerden, veel aandacht. Weliswaar was het gebruikelijk, dat de vakcentrales na parlementsverkiezingen hun verlangens publiceerden, maar van een gezamenlijk optre- !

den was tot 196.3 geen sprake. Dat gezamenlijk optreden was , de vrucht van een groeiende samenwerking in de voorafgaande jaren. Daardoor werd het mogelijk niet alleen de bijna onver- mijdelijke overeenstemming in het dagelijks beleid te bereiken, nH'n vond elkaar ook in maatregelen op langere termijn, die geric:ht waren op hervmming van de maatschappij. Het CNV wilde in 1963 niet meedoen. Men wenste een eigen program op grond van eigen uitgangspunten. Vergelijking van het CNV- program en dat van KAB-NVV leidde niet tot de conclusie dat er ingrijp<'nde tegenstellingen waren. Het CNV wijzigde zijn standpunt. Het werkte reeds mede aan een rapport van de drie vakcentrales over de vermogensaanwasdeling.

En nu in 19&7 publiceren CNV, NKV en NVV, opnieuw on- middellijk na de kamerverkiezingen een program van actie, daarmede de lijn naar een steeds intensievere samenwerking doortrekkend. Het nieuwe program is bepaald niet minder veel- omvattend dan dat van KAB-NVV in 1963. Het is door een handiger formulering wel beknopter. Bij een volgende kamer- verkiezing (ik aarzel 1971 te noemen) zal het meer opvallen indier• er geen gezamenlijk programma zal komen, dan wan- neer dat wel het geval is.

\Vat is het doel dat de vakcenitrales zich met deze actiepro- gramma's stellen?· Het moment van publikatie maakt het ant- woord niet moeilijk. Men heeft geen behoefte directe invloed uit te oefenen op de verkiezingsuitslag, maar men wil pressie uitoefenen op de samenstelling van het regeringsprogramma en daarmede indirect op de samenstelling van het kabinet. Indien

(5)

het de vakcentrales ernst is met hun program van actie, ont- komen zij niet aan bemoeienis met de politiek. Zij beseffen dat ook terdege. CNV-voorzitter Van Eibergen vreesde, dat deelneming van de VVD aan het kabinet de uitvoering van het program zou bemoeilijken. NVV-voorzitter Kloos lid zich in gelijke zin uit. Er is enerzijds bij de vakcentrales de he-··

hoefte zich losser op te stellen ten aanzien van de politieke partijen. Het NKV is daarmede het verst gégaan. Daar waren de formele banden ook het sterkst. Maar bij beide andere vakcl'ntrales constateert men een soortgelijke ontwikkeling. Zij blijkt h.v. uit het feit, dat niemand uit de dagelijkse leiding van de vak- centrales meer zitting heeft in de Tweede Kamer. Maar ander- zijds ontkomt die dagelijkse leiding er niet aan zich rechtstreeks met de politiek in te laten. Ik wijs als voorbeelden op de uitspraak van NKV -voorzitter Mertens na de nacht van Schmel- zer, dat het veroorzaken van de kabinetscrisis onbegrijpelijk, teleurstellend en onverantwoordelijk was, en het standpunt van NVV-voorzitter Kloos over de partijvorming na de laatste kamerverkiezingen. Dit alles wijst erop, dat de verhouding tussen vakbeweging en politiek in beweging is. Tot een stabili- satie is het zeker nog niet gekomen. Dat is misschien pas mogelijk bij geheel andere partijverhoudingen dan Nederland thans kent.

Het program van actie is evenals het verkiezingspmgramma van de politieke partijen een kwalitatieve opsomming van ver- langens. Men heeft evenmin als de politieke partijen gepoogd om een kwantitatieve benadering van de mogelijkheid van rea- lisatie te geven. Dat zou ook moeilijk zo niet onmogelijk zijn voor het apparaat van de vakbeweging of een politieke partij.

Men maakt zich zeer kwetsbaar voor kritiek, zoals de Wiardi Beekman Stichting met zijn rapport 'Om de kwaliteit van het bestaan' heeft ervaren. Ik begrijp dus wel dat de inleiding vermeldt: 'Het overlegorgaan is er zioh van bewust, dat met de realisering van dit program hoge kosten zijn gemoeid.

Het meent daarom, dat de onderdelen verwezenlijkt moeten worden in het kader van de planning op middellange termijn.' Ik herinner mij soortgelijke opmerkingen uit een vroegere periode. Maar helemaal bevredigen deden zij mij toen reeds niet en die situatie is niet gewijzigd. Men zou wülen weten welke verlangens prioriteit hebben en wat nog even kan wach- ten. Ik versta het eventuele antwoord, dat die wenst•n prio-

(6)

riteit hebben die gerealiseerd kunnen worden. In dat antwoord steekt een gezond stuk opportunisme. Maar in de belasting- paragraaf werden b.v. zoveel kostbare wensen geuit, dat ik ook zonder nadere berekening vrees, dat het bij wensen zal blijven, indien men de overheidsuitgaven niet onverantwoord wil be- snoeien.

Bij de bespreking van de afzonderlijke punten moet ik een keuze doen. Eerst iets over de volgorde. Misschien is zij wille- keurig, maar het valt op, dat de structuur van de onderne- ming en de positie van de werknemers punt I staat. Sinds 1963 is er dit grote verschil, dat het instituut van de arbeids- commissarissen is aanvaard. In 1963 kon er bij het NKV en het NVV nog geen instemming af, maar de ontwikkeling van de discussie, het rapport van de staatscommissie-Verdam en het duidelijk positieve standpunt van het CNV hebben een ver- andering teweeggebracht. Het instituut van de arbeidscommis- saris kan ertoe bijdragen de kring waaruit de commissarissen komen, te verbreden. Dat is nuttig. Maar grote verwachtingen omtrent de directe invloed van de werknemers via de arbeids- commissaris heb ik nog steeds niet. Voorts zijn er de gebruike- lijke wensen van publikatieplicht, ook voor besloten grote ven- nootschappen, recht van enquête voor de werknemers. Recht van ingrijpen van een 'ondernemingskamer' bij gebleken wan- beleid. Rechtsbescherming van de werknemer tegen beslissin- gen van de ondernemingsleiding die ten aanzien van de be- langen van de werknemers kennelijk onredelijk zijn. Herziening va.n de wet op ondernemingsradlen. Erkenning van de vakbond als gelijkwaardig partner binnen de onderneming.

Ziehier de voornaamste punten, die te zamen een fundamentele herziening van de structuur van de onderneming betekenen.

Hier zal het komende kabinet kleur moeten bekennen. Het verlangen naar een dergelijke herziening is zo algemeen, dat mr. Toxopeus zich gehaast heeft wat wijn in het VVD-water op dit gebied te gieten. Of het voldoende zal zijn voor een geurige en prettige drank zal de toekomst leren.

Zowel op het gebied van de ondernemingsraden als dat van de PBO mis ik een kritische analyse over de functionering van deze instituten. Men behoeft niet voor demagogie op zij te gaan en het kind met het badwater weg te gooien, maar is er niet iets tegenstrijdigs tussen enerzijds het optuigen van

(7)

de ondernemingsraden en anderzijds de erkenning van de nood- zaak van bedrijvenwerk door de vakbeweging? Wat denkt de Yakbeweging van de gedachte de ondernemingsraad door een personeelsraad zonder werkgeversvoorzitter te vervangen, welke gedachte in het program van D '66 weer is opgedoken? De PBO-paragraaf is mij te mager. De mogelijkheid van snoeien hier en kappen daar wordt niet geoppero. Toch zou het over- blijvend gewas wel eens rijkere vruchten kunnen afwerpen.

Ik ga aan de Europese paragraaf voorbij, omdat hij weinig nieuws bevat. Jammer genoeg, want het tekent de stilstand in de Europese eenwording. Het wachten is op democratisering, maar met een gaullistisch Frankrijk is daar weinig kans op.

De paragraaf over de ontwikkelingslanden is bevredigend. Men pleit voor aanzienlijke vergroting van de overheidshulp, maar wat daaronder verstaan wordt, blijkt niet.

Bij het hoofdstuk Ruimtelijke ordening, bouwnijverheid en volkshuisvesting mis ik een duidelijke uitspraak ten gunste van prijsbeheersing van de grond. Men kan tussen de regels lezen, dat zo'n prijsbeheersing gewenst is, maar waarom is het dan niet klip en klaar gesteld? Bij de volksgezondheid had ik willen weten, wat de vakbeweging als geheel denkt van het brengen van de volledige ziekenhuiskosten ook voor het eerste jaar onder de algemene wet zware geneeskundige risico's. Mi- nister Veldkamp heeft dit op de valreep voorgesteld.

Op het gebied van sociale verzekering wordt terecht gepleit voor doelmatigheid. Het gebouw van de sociale ver:wkerings- wetgeving is na 1945 in snel tempo opgetrokken. Het is thans nodig het hele gebouw nog eens op zijn doelmatigheid te be- kijken. Veldkamp wil daarbij graag leiding geven. Het is ver- heugend dat de vakbeweging open blijkt te staan voor dit streven. De premies drukken zwaar. De vakbeweging bepleit grotere financiering uit de algemene middelen. Dat zou mogelijk zijn door hogere opbrengsten van de indirecte belasting ten gevolge van aanpassing aan de verhoudingen in EEG-verband.

Dan zal men echter zijn overige verlangens naar belastingver- Jaging moeten beperken.

Op het gebied van AOW bepleit het program een extra-ver- hoging van

f

150,- per jaar (ongehuwden

f

105,-), benevens een vakantietoeslag van te beginnen 2 pct. Voorts wordt he-

(8)

pleit een zodanige verhoging van de bestaande aanvullende pensioenen, dat de welvaartsvastbeid zoveel mogelijk wordt benaderd. Wie zou daar tegen zijn? Maar hoe moet dat bereikt worden? Er is een belegen SER-rapport, dat er niet helemaal uitkwam. Het program roept op tot studie op korte termijn van het georganiseerde bedrijfsleven. Niets belet de vakcen- trales zelf te beginnen. Zij hebben een reputatie op het ge- bied van de ouderdomsvoorziening te verliezen. Zij gaven in 1951 de eerste stoot tot de totstandkoming van de AOW in 1956. De eerste wet met welvaartsvaste uitkering. Een derge- lijk initiatief voor de particuliere pensioenvoorzieningen zou baanbrekend zijn. Er moeten wel veel huisjes van zelfstandig- heid voor worden afgebroken. En misschien kan de veel ge- smade nationalisatie van de verzekeringsmaatschappijen een bijdrage leveren.

De werkgelegenheid komt pas aan de orde in punt 12. Het valt op, dat het woord ~groeipolitiek' niet wordt genoemd.

Enige reactie op de groeinota van oud-minister Den Uyl was op zijn plaats geweest. Deze groei is geboden om de vele wensen uit het programma te kunnen realiseren. Programme- ring, spreiding en organisatie staan op de voorgrond. Veel aan- dacht wordt besteed aan het arbeidsmarktbeleid en ontslag- bescherming bij massa-ontslag.

De institutionele kant van het loonbeleid komt in het program- ma van de vakcentrales aanzienlijk minder uit de verf dan in de nota die de Raad van de Nederlandse Werkgeversbonden over wensen en opvattingen ten aanzien van het sociaal-eco- nomisch beleid heeft gepubliceerd. De werkgeversorganisaties willen terug naar de situatie van vóór 1959. Het College van Rijksbemiddelaars moet in oude glorie worden hersteld. De stijging van lonen en sociale kosten moet zoveel mogelijk gelijke tred houden met de trendmatige ontwikkeling van de produkti- viteit. Een nationale loonpolitiek is als instrument in het totale economische beleid onmisbaar. Aanpassing van het minimum- inkomen moet achteraf plaatsvinden en gebaseerd zijn op het gemiddelde van de stijging van de index van de kosten van levensonderhoud en die van de regelingslonen. Deze werkgevers- loonparagraaf is een zeldzaam bewijs van Marx' stelling, dat het maatschappelijk zijn het bewustzijn bepaalt.

De werkgeversorganisaties als pleitbezorgers voor gedetail- leerd overheidsingrijpen. Een nationaal loonbeleid, geen inko-

(9)

mensbeleid, het doelbewust terugdringen van het niveau van de minimuminkomens. Deze loonparagraaf biedt weini~ moge- lijkheden voor herleving van de Stichting van de Arbeid. Hoe zij zou kunnen functioneren in een dynamische Europese eco- nomie is een raadsel. De werkgeversorganisaties hebben de les van 1963 nog steeds niet geleerd. Het is te hopen, dat het nieuwe kabinet wijzer is. Anders groeien de zwarte lom•n weer en zijn loonexplosies even onvermijdelijk als in 1964.

De vakcentrales zijn aanzienlijk minder zeker van hun zaak.

Weliswaar stellen zij de verantwoordelijkheid voor de loon- vorming van contractuele partijen voorop. Maar zij erkennen het recht van de overheid tot ingrijpen uit hoofde van haar uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de algemene doeleinden van de economische politiek. Wel dient dat ingrijpen plaats te vinden in het raam van een algemeen inkomensbeleid. Daar blijft het bij. Dit jaar stelde het NVV zich op het standpunt, dat de overheid zou mogen vaststellen welke loonsverhoging voor consumptie beschikbaar mocht komen. Extra-loonsver- hoging in de vorm van pensioenvoorziening zou niet door een verbod worden getroffen. Een soortgelijke bepaling vindt men in het program van actie niet terug. Wel specifieke opmerkin- gen over de bepaling van de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel. Bij belangrijke meningsverschillen tussen regeringsdelegatie en de meerderheid van de personeelsdelegatie moet een geschillencommissie optreden. Wil men die commissie laten optreden als bemiddelaar of moet zij een beslissende uitspraak doen? Dan zijn er nog wel moeilijkheden in ver- band met de ministeriële verantwoordelijkheid tegenover de Staten-Generaal.

V oor het minimuminkomen willen de vakcentrales koppeling aan de index van de regelingslonen. Het minimuminkomen zou moeten gelden voor personen boven 23 jaar. Het verkiezings- programma van de Partij van de Arbeid gaat hier verder dan het program van actie van de vakbeweging. Het vraagt een stijging van het minimuminkomen, die sneller gaat dan het loongemiddelde. Het meningsverschil met de vakbewe~ing zal wel niet gaan over de wenselijkheid. Zou men elknar niet kunnen vinden in het zoeken naar andere middelen om de trekkers van het minimuminkomen te helpen? Van Heesch sprak in 'V~ij Nederland' van gehele of gedeeltelijke vrij- stelling van premiebetaling. Verhoging van de belastingvrije

(10)

voet zou ook een bijdrage kunnen zijn. Het zou van belang zijn, indien de vakcentrales en de Partij van de Arbeid niet al te ver uit elkaar zouden lopen. Want het staat wel vast, dat in de komende kabinetsperiode op sociaal gebied de normen waarop het minimuminkomen zal zijn gebaseerd, één van de hete sociale hangijzers zal zijn.

De meningsverschillen die tot dusverre tussen het CNV enerzijds en het NVV /NKV anderzijds ten aanzien van het stakingsrecht bestonden, vindt men in het program van actie niet terug. Het CNV stond verplichte arbitrage voor, de andere vakcentrales wezen bemiddeling niet af, maar wilden niet gebonden zijn aan arbitrage. De regeling van het stakings- recht is een lange lijdensweg. De SER is bepaald niet vlug met zijn advies over het voorontwerp-Samkalden, dat aan de wensen van de vakbeweging tegemoetkwam. Wat er bij een nieuw kabinet van komt, moet afgewacht worden. De stap van het interimkabinet Zijlstra om art. 6 van het Europese Sociaal Handvest, dat betrekking heeft op het stakingsrecht, van ratificatie voorlopig uit te sluiten, belooft weinig goeds.

De formele redenen zullen internationaal weinig indruk maken.

Terecht! Uitstel van behandeling zou dan meer voor de hand hebben gelegen. Een ratificatie zonder art. 6 lijkt een afwijzing van het stakingsrecht. Dat had het interimkabinet behoren te vennijden.

Ten slotte de bezitsvorming. Er was in de afgelopen vier··

jaarlijkse periode een verheugend naar elkaar toegroeien van de drie vakcentrales op dit terrein. Het rapport over de ver- mogensaanwasdeling was er een tastbaar bewijs van. Het gezamenlijk voorstel van een spaarloon in de zomer van 1966 vormde een tweede aanwijzing. Het waren vooral de confes- si011ele partijen, met name de KVP en in die KVP met name

drs. Sohmelzer, die grote nadruk legden op de betekenis Vllii1 de bezitsvorming. De tot dusverre getroffen maatregelen hebben slechts aan de rand van het probleem van de onrechtvaardige vermogensverhoudingen geknabbeld. De voorstellen van de vak- centrales zouden veel ingrijpender zijn. Zij zouden met de eveneens door de vakcentrales aanbevolen verhoging van succes- sierechten in de niet-rechte lijn en bij grote vermogens tot meer fundamentele verandering in de vermogensverhoudingen kunnen leiden. Zouden deze maatregelen worden afgewezen of onuitvoerlbaar worden geacht zonder deugdelijk alternatief,

(11)

dan kan men over het streven naar meer rechtvaardige ver- mogensverhoudingen voortaan beter zwijgen.

Het is niet zonder schroom, dat ik, overigens op verz()(~k, deze kanttekeningen op het program van actie heb geschreven. In kanttekeningen overweegt het kritische element. Van kapitein op een schip tot stuurman aan de wal is -een hele sprong. Het schip vaart verder. De nieuwe kapitein heeft met vele factoren te maken, waarvan de stuurman aan de wal nauwelijks weet heeft. Veel wat waardering verdient, bleef onvermeld, wat overigens geen instemming inhoudt met alles wat niet genoemd is. In vergelijking tot het programma van 1963 van KAB/NVV heeft het thans gepubliceerde programma aan bondigheid gewonnen. Van diep ingrijpende wijzigingen is geen sprake geweest. Lezing van het program van 1963 lee1t, dat op so- ciaal gebied veel vorderingen zijn gemaakt. Van structuurher- vorming in de maatschappij is echter nauwelijks sprake. Alles ligt bij de SER voor advies. Een zware taak. Men loopt gevaar erin te verdrinken.

Een volledig politiek program hebben de vakcentrales niet op tafel gelegd. Dat was ook niet te verwachten. Staatsrecht, buitenlands beleid, defensie, om maar enkele onderwerpen te noemen, kunnen in een vakbewegingsprogram niet tot hun recht komen. Maar op sociaal-economisch gebied bevat het program van actie tal van aanknopingsptmten voor eeu voor- uitstrevend beleid.

Naar mijn mening zijn de volgende punten voor het toe- kmnstig kabinetsbeleid voor de vakbeweging van beslissende betekenis:

a. de maatregelen ten aanzien van de structurele hervorming van de onderneming

b. de financiering van de sociale verzekering

c. het loonbeleid en de normen van vaststelling van het minimuminkomen

d. het werkgelegenheidsbeleid e. de regeling van het stakingsrecht

f. de maatregelen ter bevordering van meer rechtvaardige vermogensverhoudingen.

Van welke politieke samenstelling het kabinet zal zijn, altijd zullen de vakcentrales het beleid van dat kabinet beïnvloeden.

(12)

Geen kabinet kan de redelijke verlangens van de vakbeweging geheel verwaarlozen. Ik vrees echter met CNV-voorzitter Van Eibergen, dat bij deelneming van de VVD van ingrijpende structuurhervormingen geen sprake zal zijn. Dan zal de vak- beweging de rekening dienen te presenteren. De partijvorming is in Nederland op drift geraakt. Moge de vakbeweging daar- voor een open oog hebben en evenmin als de partijen aarze- len er consequenties uit te trekken.

244

(13)

V. A. M. Beermann

Communisme in Italië

Een van de meest intrigerende politieke verschijnselen in het naoorlogse Europa is zonder twijfel het bij voorldur:ing met zo- veel succes optreden van de communistische partij in Italië, een land met een praktisch (in ieder geval in naam) geheel katholieke bevolking en waar ogenschijnlijk zoveel voontitgang, economisch maar ten dele ook sociaal, geboekt werd S'inds het fascisme van het toneel verdween. ltaliës lot is eng verbonden met dat van West-Europa, waartoe tenminste het noordelijke deel steeds behoord heeft; het is een belangrijk lid van naoor- logse politieke en militaire constructies gelijk NAVO l'll EEG.

ltaliës lot is derhalve eng met het onze verbonden, en die ver- bondenheid zal alleen maar toenemen. Reden te over dus om zich in het fenomeen van een sterke en blijkbaar hecht ver- ankerde politieke beweging als het communisme, dat in zoveel opzichten doeleinden nastreeft, die aan die van de juist ge- noemde constructies diametraal tegenovergesteld zijn, to verdie- pen. Hoe was zijn komst mogelijk, waarom heeft het zich kun- nen handhaven ondanks alle crises in de wereldbew<'ging en het duidelijk ook in Italië stijgende welvaartspeil, welke zijn de tegenkrachten, hoe zal de grote worsteling om de tol'komstige staatkundige en sociaal-economische vormgeving van het land zich ontwikkelen?

Er is vanzelfsprekend een vloed van literatuur over dit the- ma en de kranten hebben ellenlange artikelen over het com- munisme in het land van Johannes XXIII gesohrewn. Veel daarvan is cliché, en de verklaringen schijnen niet steeds in aanraking te komen met een doorgronding van de motiverin- gen zoals die aangetroffen worden bij de honderdduizonden en miljoemen die, ondanks crises en splitsing in de intemationale communistische beweging, steeds weer opnieuw hun stem aan de PCI geven. De zaak op "grassroot-level'', op het onderste vlak, bij de man in de straat na te gaan en te annlyseren, is de verdienste van een jong Amerikaans professor in de po- litieke wetenschappen aan de Universiteit van Wisconsin, Bel-

(14)

den Paulson, die lang in Italië leefde.l) Als zovele Amerikanen is Paulson een man, die zijn wetenschappelijk werk zo dicht mogelijk in aanraking traclht te brengen met de wei'kelijkheid, niet alleen om daardoor een beeld te kunnen ontwerpen dat houdbaar is, maar evenzeer om daardoor een bijdrage rte leve- ren tot een verbetering van die werkelijkhed. De methode die hij toepaste om het communistische verschijnsel in Italië te verklaren - en door die verklaring een bijdrage te leveren tot het wekken van tegenkrachten - is op zich zelf niet origineel, maar haar toepasslÏng in dit concrete geval draagt belangrijk tot beter begrip der situatie bij.

Paulson koos de methode om in een omgeving waar de PCI zich vast genesteld had sinds de nederlaag van het fascisme, te gaan leven voor een aantal maanden en daar in lange ge- sprekken met de kopstukken of typische vertegenwoordigers van de voornaamste geestelijke, politieke en maatschappelijke stro- mingen te tradhten tot een diagnose en een therapie rte ko- men. Hij liet zijn oog vallen op het landstadje Castelfuoco, in de heuvels ten zuiden van Rome, bekend als pelgrimsoord en om de schoonheid van zijn ligging. Ofschoon allerminst een centrum van stedelijk proletariaat, integendeel bewoond door (verarmde) boeren en kleine bourgoisie, kan de PCI Castelfuoco tot een harer vaste bolwerken rekenen: 70 percent van de be- volking stemt communistisch met de regelmaat van de klok, ver boven het nationale gemiddlelde van iets over een kwart van het totale electoraat. Wat geeft Castelfuoco deze bijzondere positie?

Bij lezing van de verslagen van de talrijke interviews (die, aangenaam voor de lezer, in de ik-vorm van de ondervraagde ge- houden zijn, nadat Paulson de spreker geïntroduceerd en ge- karakteriseerd heeft) wint het beeld spoedig contouren die al le:zJende steeds scherper worden. Het is het beeld van een preg- nante 'miseria', een verwaarlozing en dom houden door de eeuwen heen, een honger naar meer rechtvaardigheid, meer menselijke behandeling, een zoeken (vandaar de titel van het boek) naar een nieuwe maatschappij, die meer recht doet aan de elementaire menselijke waardigheid. Castelfuoco doorliep al de stadia van de Italiaanse gesahiedenis: het feodale, groot-

1) B. Paulson 'The Searchers Conflict and Communismin an Italian Town', Quadrangle Books, Chicago 1966.

(15)

burgerlijke, 'democratische', ~ascistische stadium tot h<>t niets in 1945. Na de oorlog waren al de maatschappelijke faotoren die eens het toneel beheerst hadden, gecompromitteerd en op de achtergrond gedrongen, met uitzondering van de Kerk, die zich, dank zij haar bijrondere structuur en haar eeuwl'nlange ervaT'ing, tenminste nominaal min of meer wist te ha-TJI(lhaven, ofschoon met sterk-verminderde zuigkracht. In dat vneuüm, mateT'ieel, geestelijk, psychologisch en politiek-organisatorisch, duiken twee massa-bewegingen op, we beginnen te strijden om de ziel van Castelfuoco: de christen-democraten, zwaar steu- nend op de Kerk, en de profeten. van de nieuwe heilslcer van het communisme.

De srtrijd wordt met ongelijke wapenen gevoerd. De communis- ten oriënteren zich met onfeilbaar gevoel op de onmiddellijke noden van de massa, die zich in het overgangsstadium van een stervende agrarische beschaving naar de stedelijke, indus- triële massa-civilisatie van onze tijd bevindt. De oorzaken van de ellende van het verleden en het heden worden op een ook voor ongeletterden begrijpelijke wijze ontleed en de dageraad van een aards paradijs in de aanlokkelijkste kleuren afgeschil- derd. Het superieur georganiseerde apparaat werkt dag aan dag en met al het enthousiasme van nieuw-bekeerden <'ll wer- kelijk-gelovenden. Nadat het stadhuis veroverd is en e<'ll com- munistische burgemeester zich onder de rook van het Vaticaan en het Quirinaal geïnstalleerd heeft, begint de partij haar onvermoeide arbeid om in het lot van degenen die haar steu- nen, verbetering te brengen. Een van de verrassingen die het boek brengt, is, dat drt geschiedt met het geld van de centrale regering, die vast in handen van de christen-democraten is.

Dat geschiedt op allerhand manieren: door onvermoeid!! voor- spraak, dreiging met schandalen, protestmarsen, publidtt•it. De in hoge politiek onbedreven boeren en burgers van Caslt,!fuoco wordt echter verteld, dat de paritij dit alles doet en betaalt.

De partij is onkieskeurig in haar optreden, schrikt niet terug voor feodaal-kaprtalistische methoden als bevoordeling van ge- trouwen en chicaneren van politieke tegenstanders; de com- munistische burgemeester is dan ook een prominente <'x-fasdst.

Daar er echter ook werkelijke materiële verbeteringen tot stand komen en de massa sowieso van destalinisering, polycentrisme in de communistische wereldbeweging en door wat verd("!' crises of front:veranderingen Togliatti en de zijnen ook gegaan zijn,

(16)

niet de minste weet heeft, stij,gt het commurustische stemmen- tal gedurig; communist te zijn betekent echte verbetering van het levenslot.

Wat zijn tegenkrachten? Paulson ontwerpt een triest beeld.

De Kerk, eeuwenlang geestelijk en materieel de a:llffibeheersen- de macht, heeft veel van haar vat op de bevolking ingeboet.

Haar dienaren zijn slechts ten dele voor hun nieuwe ll:aak be- rekend; zij vereenzelvigen zich met de christen"democratie, die er bijzonder slecht afkomt. Weinig of geen enthousiasme of of-·

fervaardigheid bij de functionarissen, die meer op eigenbaat dan op het dienen der zo lang verwaarloosden en onderdrukten uit zijn; geen voortdurend agiteren gelijk de PCI, maar alleen maar activiteit wanneer de verkiezingen naderen; geen moed tot doorgrijpende en strudturele hervormingen, maar een ge- manoeuvreer van compromis tot compromis; onderlinge ver- deeldheid, scherp afstekend tegen het monolithisme van de PCI;

de stem van Johannes XXIII werd ook in Castelfuoco gehoord;

de communisten zeggen; hij is onze kameraad, en herdenken zijn afsterven. De christen-democraten, die de maningen van de katholieke Opperherder •ter harte hadden moeten nemen, blijven in hun middelmatig onvermogen steken.

Italië heeft geen democratische traditie; het zuidelijke tem- perament is van huis uit niet op de totale gemeenschap, maar op het eigenbelang en op dat van de familie gericht. Het maatsdhappelijke patroon, waarin zich deze eeuwenoude Italiaan- se attituden ontwikkelden, de feodaal-agrarische maatschappij bestaat echter niet meer. De kleine hoe1'en en de landarbei- ders stromen naar de steden, de landbouw bevindt zich in een staat van acute crisis. Een gelouterde Kerk, echte democraten, die instinctief door het volk vertrouwd kunnen worden, •een ra- dicaal vernieuwde sociaal-economische structuur, dat alles heeft Italië en de microcosmos van Castelfuoco nodig als brood als het de uitdaging van het communisme produktief en effectief wil beanJtwoorden.

De socialistische lezer vraagt: En wat vond P.aulson op zijn speurtochten en in zijn talloze gesprekken omtrent het socialis- me als politieke factoc? Bitter weinig. Castelfuoco heeft een kleine socialistische groep, die met de PCI in het stadsbestuur zit, maar op geen enkele wij2'le haar Stempel op het stadje weet te drukken. Ze worden sporadisch vermeld en men heeft het gevoel dat ze ergens tussen de twee machtige blokloon

(17)

zweven: de Kook (op haar sleeptouw de zo weinig indruk- en vertrouwenwekkende olwisten-demooraten) aan de ene karn, het communistische dogma en zijn fanatieke kern VIUl agil!:a.- toren en partijwerkers aan de andere. Dart is voor geheel ltalië gesproken wel een te oonzijdig beeld, bepaald door de specifieke verhoudingen in een zuidelijk landstadje zonder in- dustrie en met een zich op laag ontwikkelingspeil bevindende bevolking. Zeker heefit de thans V'el'enigde Nenni-Saragat-partij belangrijke aanhang met name in het industriële Noorden. Maar men ontkomt niet aan de indmk, dat de socialisten zioh bij- zm>der zullen moeten inspannen om de opvolger van Togliatti hun aanhang afhandig 'l!e maken. De recente verkiezingen wa- ren allesbehalve bemoedigend voor de thans verenigde demo- cratische socialisten.

Wie dieper in Italiaa,nse verhoudingen wil graven, neme dit fascinerende en met indringende kracht geschreven boek ter hand.

(18)

A. Heertje

Een vuist voor de consument

In socialistische kling wordt van tijd tot tijd de zin van de reclame betwijfeld. Nog niet zolang geleden leverde dr. De Ga- lau een bijdrage tot deze discussie t). Daar vooral de positie van de consumenten in het geding is, maken wij in het on- derstaande enkele opmerkingen over dit probleem.

Wij gaan ervan uit, dat van alle in de theoretische econo- mie ontwikkelde marktvormen, die van het heterogeen oligo- polie de belangrijkste is. Van heterogeen oligopolie is sprake, wanneer enkele aanbieders op een markt opereren, waarbij de aangeboden produkten onderlinge verschillen vertonen. Tussen de goederen kunnen kwaliteitsverschillen bestaan, de ene pro- ducent kan meer service verlenen dan de andere, terwijl ten slotte ook door de reclame verschillen worden beklemtoond of in het leven worden geroepen. De produktiedifferentiatie heeft meesta:l tot gevolg, dat er ook prijsversobillen ontstaan. Een ontmaskering van deze prijsverschillen leidt soms tot de con- clusie, dat van een wezenlijk verschil in kwaliteit sprake is, in andere gevallen blijft slechts een onduidelijk gebruik maken van onbewuste drijfveren bij consumenten over.

\Vanneer sprake is van een oligopolistische markt, is het van belang goed te onderscheiden marktvorm en marktstrategie.

De marktvorm heeft betrekking op de obj,ectieve omstandig- heden, die de aard en de mate van de concurrentie be- palen, zoals het aantal marktpartijen en de heterogeniteit van markt en waar. De marktstrategie heeft betrekking op het ge- drag van de aanbieders. Juist bij oligopolie zijn uiteenlopende gedragingen van de producenten denkbaar. Daarom moet men voorzichtig zijn met het uitspreken van een oordeel over het oligopolie, omdat het feitelijke gedrag van de aanbieders meest- al van veel meer belang is dan de marktvorm als zodanig.

In het geval van oligopolie kan men van alles verwachten.

1) Dr. C. de Galan, Laat u niet in de luren leggen, Ariadne, sep- tember 1966 (tekst van een radiolezing).

(19)

De mogelijkheid besta:ail:, dat de oligopolisten zich aaneenslui- ten en tegenover de consumenten een machtsblok vonnen. Zij spreken b.v. een prijs af, die zo hoog is, dat ook de zwakste broeder uit de kring nog een redelijke winst maakt. Voorts kunnen zij proberen de toetreding voor derden onmogelijk te maken, waardoor eveneens de belangen van de consumenten worden geschaad. Men voelt de neiging opkomen dit type af- spraken categorisch te verbieden. Men spreekt dan van ver- bodswetgeving. De moeilijkheid is echter, dat oligopolisten ook b.v. kunnen afspreken samen een research-instituut op te rich- ten. Een dergelijke afspraak kan uit een oogpunt van econo- mische groei 2 ) positief worden gewaardeerd. Daarvan profite- ren eventueel ook de consumenten. Deze ovetweging wijst in de richting van een systeem van misbruikwetgeving.

Als de oligopolisten helemaal niets afspreken, is de kans groot, dat zij elkaar fel beconcurreren. De prijzen gaan om- laag; een enkele ondernemer kan de strijd niet volhouden en valt af. Op het eerste gezicht voor de consument een 1-(unstige situatie. De oligopolisten slaan elkaar en niet de consumenten dood. Toch is ook hier voorzichtigheid geboden. Als inderdaad de meest efficiënte bedrijven het winnen, kan men er wellicht vrede mee hebben, maar de vraag is in hoeverre h.v. een zeer kapitaalkrachtig, inefficiënt bedrijf het een jong efficiënt bedrijf lastig kan maken. M.a.w. het is ook denkbaar, dat de beste het loodje legt, omdat hij niet over voldoende fi11anciële middelen beschikt.

In de economische theorie van het oligopolie is lange tijd spe- ciaal gelet op de wijze waarop de prijzen tot stand komen.

Tot nu toe is men daar niet goed uitgekomen, omdat men uit- gaande van b.v. de hypothese van de winstmaximering steeds stuit op de vraag hoe concurrent B zal reageren op et•n prijs- wijziging van A. De laatste tijd krijgt men een beetje genoeg van deze discussies over het reactiepatroon en wordt vt'el aan- dacht besteed aan de zgn. non-price competition. D.w.z. het besef breekt door, dat oligopolisten over verscheidene parame- ters beschikken bij het uitstippelen van hun beleid; de prijs is er slechts een van. De produoenten kunnen elkaar ook be- concurreren door betere kwaliteiten van de goederen aan te

2) B.v. gemeten aan de hoogte van het nationale inkomen per hoofd.

(20)

bieden. De ontwikkeling van de oligopolietheorie van prijstheo- rie tot parametertheorie opent de mogelijkheid het oligopolie meer te bezien in het kader van economische groei.

Een belangrijke parameter is de reclame. Men kan zich uiter- aard op het extreme standpunt stellen, dat alle reclame uit den boze is. Aanvaardt men echter, dat op zich zelf een 2leke- re mate van concurrentie tussen ondernemers nuttig is, dan is de logische consequentie, dat men het maken van reclame, waardoor de concurrentie mede concrete vorm krijgt, in prin- cipe positief waardeert. De reclame licht de consumenten voor omtrent de specifieke eigenschappen van produkt A ver- geleken met de eigenaardigheden van het artikel B. Juist in een tijd waarin door het grote aantal artikelen en de uiteen- lopende kwalificaties van de produkten een steeds grotere ma- te van ondoorzichtigheid op de markten ontstaat, kan de re- clame in dit opzicht een nuttige functie vervullen. Tot op zeke- re hoogte kan zulks ook worden afgeleid uit het feit, dat de reclame zich als maatschappelijk verschijnsel handhaaft. Ver- moedelijk voorziet de reclame ook geheel onafhankelijk van het specifieke object waarop derze is gericht in een behoefte.

Toch kan niet worden ontkend, dat de reclame veelal ver- der gaat dan het geven van voorlichting. Er wordt bewust ge- poogd de consument te overreden tot een bepaalde koopdaad.

Daarbij wordt niet halt gehouden voor de grens tussen het be- wuste en onderbewuste. Niemand zal willen verdedigen, dat de televisieshots zuiver voorlichtend bedoeld zijn. De vraag is echter vooral of het publiek de reclame teruggedrongen wil zien tot zuiver technische informatie. Vermoedelijk past de fleurige reclame in de ietwat verspillende leefwijze van de wel- vaartsstaat. Welvaart blijft nu eenmaal een subjectieve zaak, ook al meten we de groei gemakshalve aan de produktie per hoofd. De reclame is tot op zekere hoogte een betere graad- meter voor de welvaart dan de produktie per hoofd.

Intussen kan men uiteraard nog van mening verschillen over de mate waarin reclame behoort te worden gemaakt. Bovendien kan men op goede gronden verdedigen, dat de I'eclame eenzijdig is, voor zover deze uitgaat van een producent die zijn produk- ten aan de man en vrouw wil brengen.

Wat het eerste probleem betreft, meen ik, dat de producenten zelf t.o.v. de reclamebureaus corrigerend optreden. Immers, het

252

(21)

zijn de reclamebureaus die er een zeker belang bij hebben.

dat de reclamebudgetten worden opgevoerd. De bedrijven zijn echter geïnteresseerd in het nuttig rendement van de door hen uitgegeven bedragen. Zij vmgen de reclamebureaus dan ook om meer exacte becijferingen omtrent de effectiviteit van de door de reclameadvisuers ten toon gespreide activiteiten. In dit opzicht schieten deze adviseurs wel eens te kort; een deel van de opgewonden reacties die het praatje van De Calan in de reclamewereld uitlokte, kan dan ook uit een zekere frustra- tie worden verklaard.

Ook al corrigeren de bedrijven. zelf enigszins al te uitbundi- ge reclamebudgetten, dit sluit niet uit, dat men van mening zou kunnen zijn, dat in oon bepaalde indusbie b.v. te veel aan reclame wordt uitgegeven in vergelijking tot b.v. de aan re- search bestede bedragen. Als men van mening is, dat econo- mische groei vooral wordt gedragen door technische vernieu- wing, is waakzaamheid geboden, wanneer een zwaar accent wordt gelegd in het bedrijfsbeleid bij het maken van relatief veel reclame voor een gegeven produkt, in plaats van het in- vesteren ten behoeve van nieuwe produkten. Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren, dat ook voor nieuwe produk- ten een markt moet worden opgebouwd, hetgeen niet geheel zonder het maken van reclame kan gebeuren, nog afgezien van de omstandigheid, dat een grotere afzet kostprijsverlagend werkt.

Men kan niet verwachten, dat de producenten hun eigen een- zijdigheid zullen corrigeren. Dit moet door de consumenten zelf, eventueel gesteund door de overheid, gebeuren. Consum(•ntenor- ganisaties, televisieprogramma's zoals van Gerrit Schilder en objectieve consmnentenvoorlichting kunnen in dit opzicht van veel nut zijn. Het behoeft nauwelijks te worden onderstreept, dat daarbij een grote mate van zorgvuldigheid geboden is. Hoe- wel de bedrijven zich binnen het kader van "voorlichting" heel wat kunnen veroorloven, kunnen de wakers voor het consu- mentenbelang niet nauwkeurig genoeg zijn bij het formuleren van hun adviezen. De consumenten blijven echter betrekkelijk zwak t.o.v. de producenten, die georganiseerder en gerichter kunnen optreden. Daarom is het heel goed denkbaar, dat de overheid het mede tot haar taak rekent de consumenten objec- tieve voorlichting te geven over allerlei produkten. Met het oog op dit doel zou m.i. ook de overheid reclame kunnen ma- ken, zich bedienend van moderne reclamemethoden en technie-

(22)

ken. De vuist voor de consument zal vooral door de overheid moeten worden gemaak-t.

In dit opzicht zijn door Den Uyl reeds verscheidene nuttige svggesties in zijn groeinota gedaan. Een punt van discussie blijft daarbij in hoeverre men zich beperkt tot het geven van een informatief overzicht omtrent de alternatieven die er voor een consumern zijn, of dat men ook zover wil gaan, daJt de consumenten min of meer tegen zich zelf in bescherming wor- den genomen. Zowel bij de debatten over de reclame als over de vraag of tot de wettelijke regeling van een afkoelingsperio- de moet worden overgegaan, neemt men nuanceverschillen waar tussen diegenen voor wie de consument een zelfstandig en volwassen doch uiteraard irrationeel handelend subject is, en degenen die in de consument een subject zien dat door over- reding van de zijde van producenten en verkopers van een niet bestaanbaar rationeel pad worden afgetrokken.

Algemene conclusies kunnen moeilijk worden getrokken, wan- neer het gaat om maatschappelijke verschijnselen die voor de ene groep dan eens gunstig uitwerken en dan 'veer aversie op- roepen en voor andere groeperingen precies tegengesteld wer- ken. Nu eens behoort de een tot de zwakken, dan weer de an- der. Toch moet worden erkend, dat de consument vaak een zwaktebod moet doen, ook al komen er kopersstakingen voor.

Afhankelijk van de criteria die men aanlegt en de gezichts- hoeken waaruit men toeziet, is de reclame met voor- en nade- len behept. Zeker is het juist, dat in het kader van een doel- bewuste groeipolitiek er aanleiding is zowel de omvang van het nationale reclamebudget, de invloed van de reclame op af- zonderlijke marktposities en de verhouding van voor reclame uitgegeven bedragen en het beslag op andere produktiefactoren, nader te bezien. Hierbij sluit ook het voornemen van Den Uyl aan als minister van Economische Zaken 'Een studieop- dracht te verstrekken aan enkele onafhankelijke deskundigen voor een onderzoek naar de verhouding tussen de kosten van reclame en de prijsverhogende invloed die daarvan kan uit- gaan enerzijds en de infmmatieve betekenis van reclame voor de consument anderzijds." 3) De vuist voor de consument be- hoeft niet over het lijk van de reclame te gaan.

Beziet men de positie van de consument op wat langere ter-

3) Groeinota, Den Uyl, pag. 135.

(23)

mijn, dan kan men zich niet losmaken van de subjectivistische interpretatie van het begrip welvaart. Uiteindelijk gaat het niet om de produktie per hoofd, maar om de behoeftenbevrodiging.

Dit betekent, dat de consumenten b.v. meer vrije tijd kunnen verkiezen boven meer produktie. Vrije tijd en produktie kunnen bezien in een bepaalde situatie alternatieven zijn. Een te een- zijdige interpretatie van het begrip groei zou er gemakkelijk toe kunnen leiden uitsluitend aan produktie te denken. Het op- nemen van de preferenties van de consumenten bij de fmmule- ring van de doelstellingen van de economische politiek op lange termijn zou een bijdrage kunnen leveren tot een minder eenzij- dige oriëntatie van de groeipolitiek.

(24)

P. Krug

In Stalins gevangenissen

Slechts wenngen in Nederland zullen kennis genrnnen hebben van het oeurvre van de Russische literatuurhistoricus R. W.

lwánow-Razumnik (1878-1946). Maar dit geldt al evenzeer voor de So\\iet-Unie, waar zijn naam in lijvige werken over litera- tuurgeschiedenis onvermeld blijft. Over deze roevkwaardige auteur schreef D. S. Mirsky ~in zijn 'Gesohichte der Russi- schen Literatur', München, 1964): 'Seine "Geschichte der Russi- schen sozialen Gedankens" die er als Literaturgeschichte ver- standen wissen will, ist eine sorgfältige, fast pedantische Dar- stellung der Entwioklung des Indivddualismus, den er mit dem SoZJialismus identifiziert.' De mens Iwánow-Razumnik wordt ons nader gebracht door zijn autobiografie 1 ), die niet alleen een beeld geeft van een sh·ijdbare intellectueel, maar vooral ook van een tijd waaraan velen in de Sowjet-Unie nu nog met huivCI'Ïng zuLlen terugdenken.

Iwánow-Razumnik was het type van een links sociaal den- ker, die zioh evenals b.v. Berdjájew, terwijl de 'rode storm' over Rusland raasde, poogde staande te houden zonder con.oes- sies te doen aan de heersende machten, 'au dessus de la melée.' Berdjájew, Boenin, Sjestów, Rémizow, Merezjkowsky, Sjmeljów e.a. verlieten ten slotte de Sowjet-Unie. Iwánow-Ra- zumnik bleef. Hij ''roelde zich nauw verwant met de z.g.n. 'po- pulisten,' de latere sociaal-revolutionairen 2), die aanvankelijk met de bolsjewiki samenwerkten en zeer veel invloed onder de intelligentsia hadden. Beide stromingen geloofden in een ge-

welddad~ge revolutie. Beide beleden hun geloof in de grote mas-

1) TI1e memoirs of Ivanov-Razumnik; with a short introduetion by G. Jankovsky. Translated from the Russian and mmotated by P. S.

Squire. London. Oxford Unh·ersity Press. New York/Toronto. 1965.

37 4 blz. Bibliografie.

2 ) Twee kritische werken over de partij der sociaal-revolutionairen zijn die van 0. H. Radkey "The agrarian foes of Bolshevism", New York, 1958 en "The sickle under the hammer", New York, 1963.

(25)

sa als draagster van deze revolutie. De populisten richtten hun actie echter niet op het industrieproletariaat, maar op de boe- renmassa, uiltgaande van het fei•t dat het kapitalisme in Rus- land nog maar zwak ontw&keld was. Zij waren dan ook voor- standers van een nieuwe maatschappij, gebaseerd op de boe- rencommunes en meenden dat Rusland de kapitalistist•he fase zou kunnen overslaan.

De versehiJJen met het marxisme zijn duidelijk. De populis- ten ('narodniki'), die zich later sodaal-revolutionairen noemden en in 1901 en 1902 nieuwe organisaties vonnden, werkten aan- vankelijk mee met de bolsjewiki. Al in 1918 kwam het tot een definitieve breuk, gepaard gaande met vervolging van de so- ciaal-revolutionairen. Hun beweging was in zekere zin roman- tischer en indtividualisltischer dan die van de bolsjew.iki. Het bloedige terrorisme, waarvan ook Alexander II slachrtoff<'r werd, was door de populisten als belangrijkste verzetsmiddel gepropa- geerd.

Iwánow-Razumnik koesterde de meeste sympathie voor de sociaal-revolutionairen. Hij schreef literaire bijdragen voor hun tijdsehr>iften, maar sloot zich nimmer bij de partij aan. Van 1919 tot 1924 was •hij voorzitter van het 'Vrij Filosofisch Ge- nootschap'. Iwánow-Razumnik noemde zich zelf naar h<"t woord nn Kipling 'a cat that walked by itself'. De geestelijke erfla- ters die ·hem nader stondten dan Marx, Engels en Lenin, wa- ren Herzen -1), Tsjernysjewsky, Lawrow en Michailowsky 4).

Geen wonder dat hij onder het tsarisme ·als student al lkennis- maa~kte met de geheime politie de Ochrana, en laJter 1mder het nieuwe bewind (al in 1919!) met de Tsjeka, de GPU tm later de NK\VD, die hem verschillende malen lieten arresteren, zo- dat hij enkele jaren in de gevangenissen verbleef, totdat de Duitsers hem in 1941 in Poesjkin aantroffen, waama hij het Russisehe concentratiekamp verwisselde voor het Duitse. Het overgrote deel van deze autobiografie, die Iwánow-Razmn'llik in Duitsland kon voltooien, heeft betrekking op zijn ervaringen in Russische gevangenissen. Hij ontmoette hier uilteenlopende figu- ren, ook bekende auteurs, als de thans in de Sowjet-Unio zo ge- vierde A·lexander Blok, die al •in 1919 voor alle zekerheid maar

3) Vgl. dr. T. Eekman "Tussen twee oevers. Alexander Herwn", Am- hem, 1953.

4) Vgl. R. Hare, Pioneers of Russian social thought. New York. 1964.

(26)

werd gearresteerd (Bloks bekende geclioht 'De twaalf' wa~

aanvankelij,k versohenen in ,een sociaal-revolutiona-ir tijdschrift), clan Rémizow, die 'emigreerde, en Zamjatin, de schrijver van 'Wij' (1932), waaraan Orwell de grondgedachte voor zijn boek '1984' ontleende (dank zij de hulp van Gorjky kon Zamjatin in 1931 d,~ Sowjet-Unie verlaten).

Fjoclor Sologub ];:on aan arrestatie ontkomen, omdat de po- litie toevallig niet wist dat zijn werkelijke naam T0temikow was. In de beruchte Loebjankagevangenis weet Iwánow-Razum- nik bij een ontmoeting met Dzerzjinsky van deze een bevel tot invrijheidstelling te verkrijgen. Tot 1933 bevindt hij zich op vrije voeten. In die jaren houdt hij zich bezig met de uitgave van de weTken van Alexander Blok en de door hem zo be- wonderde satiricus Saltykow-Sjtsjecldn. In een totalitaire staat is er voor de enkeling die zich niet wil 'aanpHssen', slechts één uitweg: 'zich te wijden aan de schatten van het verle- den, die eeuwig zijn' (pag. 102). Maar de door het Stalin- regime gewantrouwde populist en indiviclualiSJt had in 1933 re- den om •te sol11·ijven: 'Literatuur is leven, maar leven is geen literatuur.' \Vij volgen gespannen Iwánow-Razumuik op zijn we- gen van gevangenis naar gevangenis, onderbroken door een pe- riode van verbanning naar N owosibirsk, Saratow en Kasjira.

Iwánow-Razumnik moet ongetwijfeld een moedig man gewe2st:

zijn, die zijn standpunt handhaafde ook gedurende lange onder- vragingen. Bij zijn arrestatie had hij nog voldoende aandacht voor de reacties van zijn hond! De schrijver mist de literaire zeggingskracht van een Rosa Luxemburg in haar 'Briefe aus dem Gefängnis', maar dit doet weinig af aan de waarde van dit document humain. Opmerkelijk is de laconieke wijze waar- op Iwánow-Razumnik verslag doet van het leven in de gevan- genissen en de verschrikkingen van de 'Jezjowsjtsj•ina' (1937- 1939), toen Jezjow als hoofd van de staatspolitie honderddui- zenden liet arresteren. Vergelijken wij zijn ervaringen met b.v.

die van Kropotkin in de tsaristische gevangenissen ('Gedenk- schriften van een revolutionair') waaruit de anarchistische prins zelfs kon ontvluchten, dan valt de vergelijking bepaald ten gunste van de tsaristische politiestaat illt, waarmede ove- rigens niet gezegd wil zijn da:t dit in alle gevallen regel was!

De meeste slach:toffers van Jezjow wisten in het geheel niet waarvoor zij gearresteerd werden. Zij ondergingen hun lot als

(27)

een natuurramp en werden tot de meest dwaze bekentenissen gebraaht. In de zomermaanden daalde het aantal <~rrestaties:

Ook de leden van de NKWD 'de geheime politie', wil<len met vakantie naar de Zwat·te Zee! Op pag. 72 schrijfi lwánow-Ha- zumnik: 'Het Oostzee-\Vitte-Zeekanaal - dat is de zijde van de medaille d:ie aan de buitenwereld wordt geioond; maar waar kan iemand een besch!ijving vinden van de andere zij- de, die de kosten van deze prestatie voor het gewone volk toont?' (schr. doelt hier op het !:,>laven van het Dostzee-Witte- Zeekanaal in de jaren 1931-'33, hoofdzakelijk met dwangarbei- ders). Het antwoord op deze vraag is nu gegeven in boeken over de Stalinteneur als die van Solzjenitsyn, 'Een da~ot in het leven van Iwan Denismvitsj' en Bondarew 'De stilte'. Op pag. 100 lezen wij: 'Het uiteindelijke doel van hei communis- me - een klassenloze maatschappij, de afschaffing van de staat - was geheel in overeenstemming met mijn opvattmg van 'de mens als doel in zich zelf; de middelen en metho- den die het bolsjewisme gebruikte om dit doel te hereiken, waren in scherpe tegenstelling hiennede en daarom kon ik de- ze niet aanva..1:rden'. De Russische cultuurpolitiek kritiseert hij met de WOOI'den: 'Kunst kan zich niet ontwikkelen op de punt van de bajonet. . De opvatting van 'de mens als doel in zich zelf is ten volle gerechtvaardigd in de sfeer van de eultuur'.

(pag. 101).

Men kon Iwánow-Razumnik moeilijk beschuldigen op grond van politieke activiteiten. Men meende echter, dat hij voldoen- de sdhuldig was door hei feit, dat hij literaire geschriften had gepublieeerd die de geest van het populisme adernd<m. 'The eat tiliat walkeel by itself' had weinig moeite zich te verdedi- gen. Hij wijst erop, dat Tol~i:oj, die in alle bibliotheken verOO- genwoordigd is en daardoor de geesten blijft bei:nvlO<'<Ie.n, be- paald geen marxist was, maar eerder een anarchist: 'Maar wat moeten we zeggen over Leo Tolstoj, wiens anarchisme zo nauw verwant was met het linkse popuLisme? Probeer m1Ul[' eens deze Niagara met je kleine dijkje af te dammen! Je zou uit de bibliotheken de gehele Russisehe literatuur van Herzen tot Leo Tolstoj inclusief moeten verwijderen .. W·ees niet verbaasd dat het populisme doordringt en 'in de toekomst zal doordringen in 'wijde kringen van jeugdige personen'.

De literatuur is in een autoritaire staat altijd een gevaarlijke en hierdoor meestal ongewenste uiting van nog niet geheel

(28)

gelijkgeschakelde geesten. Dit was in het 19de-eeuwse Rusland gebleken en nadien opnieuw. lwánow-Razumnik wijst op Salty- kow-Sjtsjedrins 'Sprookje van een ijverige autoriteit' dat d~

in de vorige eeuw geschreven had als satire, gerioht tegen de toenmaals beruchre 'Zwarte Honderden', wterst reactionaire groepen, samengesteld uit naïeve aanhangers van de tsaar, aangevuld met allerlei ongure elementen, die v·eelal st:erk anti- semitisch waren georiënteerd. Saltykow kon het slechts na veel veranderingen de oonsuur laten passeren. De leefregel van ge- noemde 'ijverige autoriteit' was: 'Bereik het goede door mid- del van het kwade'. lwánow-Razumnik voegt hieraan toe: 'Dit alles was geheel van toepassing op de hedendaagse levensom- standigheden in de Sowjet-Unie. Hoe had Salt)"kow kunnen den- ken dal!: zijn satire vijftig jaar later zo opvallend actueel zou zijn!' (pag. 179).

Dzerzjinsky, Jagoda, Jezjow, Beria zijn verdwenen. Hun na- men worden in de Sowjet-Unie niet meer gehoord. Sa:ltykow, Tolstoj, de apolitieke Tsjechow, Korolenko en vele anderen die uitilllg gaven aan het beste dat leeft in de Russisohe mens aan medemenselijkheid, zij allen, die evenals Iwánow-Razumni:k niet de collectiviteit maar de mens zagen 'as an Aim in Himself' (als een Doel in Zichzelf), zij leven verder in hun werk en laten hun sporen na in poëzie en proza van jongeren als Jewt:oesjenko, Woznesensky, Nekrasow en Rozjdestwensky. Mis- schien is dit het enrige perspectief, het enige lichtpunt dat dit trieste hoek van een moedig man ons kan bieden. Wij kunnen slechts hopen, dat het moderne Rushmd de fouten van de ja- ren dertig niet zal herhalen.

(29)

R. Loewenthal

Wat is er in China aan de hand?

Zeventien jaar geleden werd, na een tientallen jaren durende bittere strijd, die talloze slachtoffers eiste, de Chinese volksre- publiek gesticht. De leiders va:n ·de communistische rxartij, die destijds de maohrt veroveroen, zijn nu in een bitter onderling conflict gewikkeld, dat staat en partij beide op hun grünrlves-- ten doet wanioelen. De crisisverschijnselen van de afgelopen maanden zijn niet alleen naar het (overigens ook omstreden) uiterlijk verwarrend, de duidelijk zichtbare grondslagen. van de erisis zijn al eveilizeer paradoxaal van onbegrijpelijkheid.

De Ieider van de regerende communistisehe partij en de hoog- ste bevelhebber van het leger staan tegenover de algt'lneen-se- l.Tetaris van de partij en het staatshoofd. Tot nu toe lukte het de twee eersten niet om hun tegenpartij langs de reguli(•re weg, via partij- of staatsorganen, tri·t hun respectieve fu:11C~ties te wip- pen en evenmin hebben ze dit doel trachten te bereiken door middel van militair geweld. Wat Mao en zijn aanhang<'rS echter wél deden: ze poogden de volksmassa's te mobiliseren voor de strijd tegen hun rivaleilli Aanvankelijk konden ze het officële propaganda-apparaat slechts gedeeltelijk hiervoor ins('hakelen, om maar te zwijgen van de voor hen onbruikbare partij-orga- nisatie en haar geledingen. Zij deden het tegendeel: naast deze bestaande mass:.1.le organisaties bouwden ze nieuwe plaatsver- vangende bewegingen op, in naam de énige échte revolutionaire bewegingen. Zo namen de Rode Gardisten de plaats in van de oommunistische jeugdbond en de Revolutionaire Arbeiders- rebellen. moesten de plaats innemen van de arbeidersmilitie der vakbeweging in de bedrijven.

Deze mobilisatie, 'proletarische culturele revolutie' g(•noemd, werd aangekondigd als de allerlaatste etappe in de klassen- strijd tegen burgerlijke ideologieën en tegen exponenten van de 'kapitalistische levensbeschouwing' op leidende functies. Tijdens de 'proletarische culturele revolutie' is overigens de t~genlijke organisatie van de proletarische klasse, het grote heei-Ohinese va:l"Verbond, ,totaal versmolten.

(30)

De tegenS'tanders v<tn Mao en Lin Piao kunnen zich op geen enkele legale wijze verweren :tegen de vloed van tegen hen iin- gebradhte hesöhuldigingen; maar blijkhaar hebben ze nog vol- doende 'invloed om 'troepen arbeiders tot sta'lcingen en proteS't- reizen naar Peking te bewegen; ze spelen het klaar om de eco- nomie en de financiën door ongeautoriseerde loonsverhogingen en een grootscheepse vergoeding van reisgelden te desorgani- seren en zelfs hebben ze onlangs ook massale protestmarsen van boerren naar de grote ,steden op gang gebracht.

Het 'einddoel van Mao's nieuwe beweging heet te zijn een be- scherming van de communistische p<Wtijheerschappij tegen het gevaar van een kapitalistische restauratie. Tot nu toe echter hebben Mao en de zijnen nog geen enkele vertegel11WOOl'diger van de door hen zo fel bestreden kapitalistische klasse voor het voetlicht kunnen brengen. Blijkbaar zijn ze er op uit, het in een strijd van tientallen jaren opgebouwde partij-apparaat krachteloos te maken en een dt de grond ges~ampte comlbiname van d:e nieuwe Rode Garde en rebellenorganisaties daarvoor in de plaat~ te stellen.

Niet slechts persoonliike rivaliteiten

Voor een beter begrip van een crisis van deze omvang kan men niet volstaan met de aanduiding dat hier een machtsstrijd van personen of ,groeperingen aan de gang is. Natuurlijk gaat het in China, zoals oveml in de politiek, om de macht; nrutuurlijik ikunl]en eerzuchtige politieke le1ders in een dictatuur hun per- soonlijke rivaliteiten ongebreide1der uitleven dan in een rechts- sl!aat waar regeringswisseHngen aan wettelijlke voOIPsohirifl:'en gebonden zijn; en natuurlijk 1igt het vermoeden voor de hand dat Mao Tsc Tsoengs leeftijd en zijn gezondhei!dS'toestand aan- leidiing hebben gegev;en tot speculaties omtrent zijn opvolging, en daardoor tot deze machtsstrijd. Ma:ar elke bestuUI'der van een gedisciplineerde ideologisöhe dictatuurpartij gelooft niet al- leen aan de gemeenschappelijke 2laak, ma;ar weet ook dat zijn eigen bestaan, zijn eigen toekomst, staat en valt met de in- stelling waar hij een deel van is. En geen erJikele communis- msche leider :in de Sm"iet-Unie heeft het dan ook gedurende drie opvolgingscrises - na Lenin, na Stalin en na Chroesjtsjow gewaagd om de partijheerschappij als instelling op het spel te zetten door inschakeling van de massa van het volk.

Het feit, dat de protagonisten van de Chinese crisis, die toch door een vriendschap van 'tientallen jaren verbonden zijn, in

(31)

htin onderlinge strijd nu wél zover gaan, wijst erop dat 1het hier om meer gaat dan om hnn persoonlijke maohtsposiltie. Het gaat hun om de toekomst van hnn revolutie, die re in gevaar achten.

Het is ons dan ook geraden de ideologische verklaringen Yan Mao en zijn aanhangers serieus te nemen. Dat wil llliet :reggen dat we elk woord voor wrrar aannemen, maar het hetekent wel datt het oonflict: inderdaad gaat om kwesties van historische draagwijdte. Om de inhoud van die kwesties te kunnen begrij- pen, dienen we het Chinese partijjargon wél ·eerst te V<'t'talen in voor ons be~·ijpelijke termen. In de tennen van Mao's prota- gonisten heet het nu 'de proietarisc:he culturele revolutie' heeft het gevaar willen bezweren van een 'kapitalistische n~tam:atie

zoals in Rusland' en zich gericht tegen 'een handvol macht- hebbers die de kapitalistische koers willen. volgen,' alsmede ~te­

gen de restanten van burgerlijke ideologieën, die in teg<mspraak waren met de nieuwe sociali~tis~he onderbcuw van China. Wat bedoelt men hier eigenlijk mee?

Stellen we eerst V'ast wat men niét bedoelt. Men bedoelt niét - behalve dan voor doeleinden van vergrovende propagan- da - dat de ·grote industriëlen op het punt staan om zich als particulieren meester te maken van hw1 vroegem bezittingen.

Men gelooft ook zelf niet dat in deze letterlijke zin van het woord het kapitalisme in Rusland in zijn oude glorie h<·rste1d i-;.

Integendeel: men weet veel te goed dait nóch ~n Sowjot-Rusland nóch in ChÏJnta (en daar eerst recht niet) een klasse van kapita- listische bezitters besta<l!t. De zaak is eehter dat de ( :hinezen een dodelijk gevaar voor de toekomst van hun revülutie zien in Chroesjtsjows s:tel!Lngname in het nieuwe bolsjewistische partijprogr,am van 1961: na de succesvolle liquidatie vacn de oude klasse van uitbuiters, na stopzetting van de van bove:n·af gedirigeerde geweldd<l!dige omwentelingen volgens de methode van StaJin en ten slotte door verhoging van produktiviteit en levensstandaard, zou er een eind komen aan de klassenstrijd binnen de communistische staat.

Een politiek als bovengeschetst bergt volgens Mao l'll zijn consequente aanhangers een tweezijdig gevaar in zich: aan de ene kant kan een geprivilegieerde en steeds machtiger worden- de bovenlaag van bureaucraten en spedalisten steviger in het zadel :komen ·te zitten, aan de andere kant kan de aantrolcl<elijk- heid van materiële voordelen de maatschappij met een 'geest van kapitalisme' besmetten. Volgens hen zal een combinatie van deze beide gevaren er vroeger of later toe voeren, dat de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uitgaande van de relatie tussen deze subjectieve nuttigheden en de objectieve prlJzen zouden dan in derde instantie wellicht maatregelen genomen kunnen worden, waardoor een

Voor de rijksdelen Suriname en de Antillen worde gestreefd naar de verdere voltooiing van hun staats- rechtelijke en staatkundige zelfstandigheid binnen het rijksverband, waarbij

heel ons zelf kunnen zijn en vrijuit voor de eigen zuiver Nederlandsche belangen kunnen opkomen.. het recht van derden onze stem kunnen doen hooren. In dien zin was het dan ook

Het eerste punt dezer paragraaf stelt opnieuw aan de orde een eisch, die vanouds onder ons gevoeld wordt als een eisch van het recht Gods. Meer behoeven wij daarover niet te

Om kosteneffectiviteitsanalyse en MKBA goed te kunnen toepassen voor maatregelen die voor de KRW moeten worden genomen, moeten deze economische instrumenten ook specifiek

Therefore, based on these results of the crystallization unit exergy performance of Chapter 3, an integrated biorefinery concept was developed for the valorisation of A-molasses

Op basis van het bovenstaande zal Zorginstituut Nederland niet overgaan tot de beoordeling van het geneesmiddel racecadotril en adviseert het Zorginstituut u om racecadotril