• No results found

Brood en spelen: een studie naar de moeder-kinderomgang in een tweetal interaktie-situaties in relatie tot het struktureringsgedrag van het kind en attituden van de moeder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Brood en spelen: een studie naar de moeder-kinderomgang in een tweetal interaktie-situaties in relatie tot het struktureringsgedrag van het kind en attituden van de moeder"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

reringsgedrag van het kind en attituden van de moeder. Aca-demisch proefschrift, Rijksuniversiteit Utrecht, verdedigd op l juni 1984. VERSCHIJNT IN GEDRAG L.W.C.Tavecchio Vakgroep Wijsgerige en Empirische Pedagogiek RU Leiden

Op bladzijde 4 van zijn proefschrift formuleert Leenders twee doelstellingen die aan het door hem verrichte onderzoek ten grondslag hebben gelegen:

1 . Het ontwikkelen van observatiesystemen en -instrumenten voor de diverse kindgedragingen, interaktiesituaties en opvoederattituden, het doen van psychometrische verkennin-gen en het zoeken naar validering voor deze constructies; 2. Het verzamelen van beschrijvende gegevens over de

interak-tie en een aantal gedragingen van moeder en kind die hier-mee in verband gebracht kunnen worden.

De diverse onderzoekingen werden verricht bij 39 moeder-kind paren die waren geworven uit een aantal aselect gekozen speel-zalen en crèches in de stad Utrecht. Het betreft moeders die een oudste of enig kind in de speelzaal/crèche hadden met een

leeftijd tussen 3 en 4 jaar. Leenders koos voor deze leeftijds-periode, omdat er relatief weinig interaktie-onderzoek is ver-richt bij deze groep, die zich in een belangrijk stadium van ontwikkeling bevindt: de kinderen zijn niet ver af van hun in-trede in de kleuterschool.

(2)

I Een Inleiding, waarin de voorgeschiedenis, de keuze van de variabelen en de opzet van het onderzoek worden In-schreven;

II Het Struktureringsgedrag van het kind, waarin de diverse door Leenders onderzochte "kindvariabelen" worden geïn-troduceerd, te weten: gedragsstijl of temperament, oog-handcoördinatie, visuele fixatie als graadmeter voor habituatie en exploratiegedrag;

III De Opvoederattituden, waarin "locus of control" en "ge-neigdheid tot informatie zoeken" als opvoederkenmerken in de interaktie worden geïntroduceerd;

IV De Moeder-Kind interaktie, waarin de voorwaarden voor moeder-kind interaktie: responsiviteit en instruktiewijze worden besproken en

V Integratie en Slot, waarin een poging tot integratie van moeder-, kind- en interaktie-observaties en een samenvat-tende slotbeschouwing zijn opgenomen.

(3)

gepresenteerd, zodat replicatie van een en ander in principe goed mogelijk, is.

Anderzijds heeft Leenders wel erg veel hooi op z'n vork ge-nomen. Zo is het niet eenvoudig om, aansluitend bij de hier-voor vermelde tweede doelstelling van Leenders' proefschrift, een keuze te maken uit de vele beschrijvende gegevens die het onderzoek heeft opgeleverd. Het is ondoenlijk alle resultaten te vermelden of zelfs maar kort samen te vatten. Daarbij dient overigens aangetekend te worden dat het vaak gaat om niet meer dan suggesties omtrent mogelijke relaties en samenhangen. Leen-ders wijst hier ook zelf op en de relatief kleine onderzoeks-groep, die zeker niet representatief mag worden genoemd voor moeder-kind paren in de betreffende leeftijdscategorie, is daar mede debet aan. Laat ik toch proberen enkele (noodzakelijker-wijze subjectief gekleurde) "krenten in de pap" wat uitgebrei-der de revue te laten passeren.

Allereerst zijn daar dan de sexe-verschillen (bij het onderzoek waren 23 jongens en 16 meisjes betrokken): Wat betreft oog-hand-coördinatie blijken jongens een enigszins vertraagde ontwikke-ling te vertonen in vergelijking met meisjes (in overeenstemming met de onderzoeksliteratuur) . Bij een complexere

oog-handcoördi-natie speelt bij jongens de nonverbale intelligentie een grotere rol dan bij meisjes. Visuele habituatie lijkt voor zowel jongens als meisjes op 3- en 4-jarige leeftijd zijn strukturererende be-tekenis verloren te hebben. Bij jongens vormen een beter discri-minerend vermogen in combinatie met een meer reflectieve

cogni-tieve stijl belangrijVere Strukturerende gedragingen, indien men de samenhang met intelligentiematen als criterium neemt. Bij meisjes daarentegen lijken een voorsprong in de taalontwikkeling

en een mogelijk hiermee samenhangende opkomst van "talige" me-diërende processen verantwoordelijk voor de bij hen afwezige strukturering der habituatieprocessen.

(4)

kinde-ren behoorden tot het "langzaam warmlopende" type en werden bij de analyses waar temperament als moderator variabele een rol speelde, buiten beschouwing gelaten.

Tussen de "makkelijke" en "moeilijke" kinderen werden geen ver-schillen in intelligentie gevonden (zoals bepaald met de "Pea-body"), wel werd bij de "makkelijke" groep een grotere sprei-ding aangetroffen in verbaal IQ. De accuratesse in de oog-handcoördinatie blijkt in de moeilijke temperamentsgroep sterk samen te hangen met IQ (i.1.1. de "makkelijke" groep). Oog-handcoördinatiegedrag lijkt in de "moeilijke" groep indicatie-ver voor strukturering te zijn. Dit blijkt echter alleen op correlationeel niveau op te gaan: gemiddeld verschillen de twee temperamentstypen niet op oog-handcoördinatie. In hun exploratiegedrag vormen "moeilijke" kinderen een merkwaardige uitzondering op de regel. De exploratiematen vertonen hier zwakke samenhangen met intelligentie, i. 1.1. bij de "makkelijke" kinderen. Gemiddeld verschillen de twee temperamentsgroepen overigens niet in exploratiegedrag. De attitudematen van de moeder, "locus of control" en "geneigdheid tot informatie zoe-ken" werden door Leenders voornamelijk geanalyseerd in samen-hang met temperamentskenmerken van het kind. De "locus of control"-attitude van de moeder gericht op de ontwikkeling en opvoeding van haar kind ("LOCO") bleek bij moeders van "moei-lijke" kinderen samen te hangen met onmachtsgevoelens en een lager zelfvertrouwen. Hoe minder zelfvertrouwen deze moeders hebben, hoe meer nonresponsief zij reageren. Dit nonresponsieve gedrag op zijn beurt blijkt aantoonbare negatieve samenhangen te hebben met de intelligentie van het kind. De causale samen-hangen tussen "LOCO-attitude", nonresponsiviteit van de moeder en intelligentie van het kind zijn hiermee natuurlijk niet gegeven.'

(5)

de groepsgrootte nogal eens drastisch. Groepjes met een omvang van 6, 7, 9, 11 of '6 kinderen vormen daarom eerder regel dan uitzondering. Toch worden relatief weinig non-parametrische

technieken toegepast. Wellicht is dit op univariaat en biva-riaat niveau nog niet zó erg. Ingrijpender gevolgen heeft dit echter voor analyses op nultivariaat niveau. In de hoofdstukken 6, 8, 10 en 14 worden tal van analyses gerapporteerd, waarbij multiple regressie als techniek is gehanteerd. Ik wil niet per

se zo ver gaan als Kerlinger en Pedhazur (1973, blz. 446-447) die adviseren tenminste 100 en liefst 200 of meer personen te gebruiken bij het toepassen van deze techniek. Maar men kan gerede twijfels koesteren omtrent de stabiliteit van de

schat-2

tingen van belangrijke regressiematen als R en de bètacoeffi-ciënten in de subgroepjes van Leenders. De grootste groepsom-vang bedraagt immers 39! De vraag is wat er bij replicatie van

(onderdelen uit) het onderzoek zou overblijven van de door de auteur gerapporteerde resultaten. Verder is toetsing op moge-lijke interaktie-effekten tussen de onafhankemoge-lijke variabelen ("predictoren") niet uitgevoerd (althans niet vermeld), waar-door de additiviteitsassumptie ten aanzien van de effekten van de onafhankelijke variabelen op z'n minst twijfelachtig genoemd kan worden. Ook de in hoofdstuk 10 vermelde factoranalyse, uit-gevoerd met 14 variabelen bij slechts 39 personen, doet de ge-wenste minimum ratio van 5 : l (proefpersonen versus variabelen) nogal geweld aan. Kortom: de auteur had zich ten aanzien van het gebruik van multivariate (metrische) technieken wel wat terug-houdender mogen opstellen, ook al betreft het hier een explora-tieve studie.

(6)

Afsluitend kan worden gesteld dat het hier besproken proefschrift, hoewel de auteur zijn hand wat de analysemogelijkheden betreft wel wat heeft overspeeld, vele waardevolle suggesties bevat voor de operationalisatie en meting van tal van potentieel voor de op-voeder-kind interactie in de betrokken leeftijdsperiode relevante variabelen. Het onderzoek werd creatief opgezet en uitgevoerd, nauwgezet beschreven en degelijk verantwoord. Iedereen die van plan is onderzoek te doen naar opvoeder-kind interactie zou zich zelf te kort doen als hij niet eerst grondig kennis heeft genomen van het proefschrift van Leenders.

Het zou hem veel tijd en moeite kunnen besparen.'

Referenties :

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Hoe gaan we om bij kinderen die geen achternaam krijgen (op basis van hun nationale recht hebben ze een naamsketen of de kinderen met een Nederlandse nationaliteit die

Ontwikkelingsgerichte zorg voor uw baby is het verminderen van prikkels en stress, het stimuleren van de ontwikkeling en het bevorderen van de band tussen kind en ouders.. Bij

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In onze Studie worden twee soorten ondersteunmg gegeven, beide als het kmd tussen de 7 en 11 maanden oud is. Een deel van de moeders knjgt video-mterventie, een vorm van

Om moeder-kind interacties over geschre- ven taal op video te kunnen vastleggen zijn drie situa- ties gecreeerd waarvan uit etnografisch onderzoek is gebleken dat deze in

• Steriliseren na ieder gebruik is niet meer nodig, dit moet enkel nog wanneer uw baby geboren werd voor 37 weken zwangerschap of op indicatie van de kinderarts. U dient dit dan

Kleine signalen geven aan wan- neer uw baby zin heeft om te eten: het tongetje naar buiten steken, smakgeluidjes maken, de handjes naar zijn mondje bren- gen, … U hoeft niet

The dominant livelihood strategies and aspirations of smallholder coffee producers in Chanchamayo in Peru include: (1) joining a cooperative and tapping into the market segments