Vraag nr. 3
van 5 oktober 1998
van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLIS Natuur- en milieueducatie – Beleid
Iedereen is het erover eens dat de ontwikkelings- problemen van onze maatschappij sterk met elkaar zijn verweven. Milieuproblemen hebben dan ook veel te maken met onder meer culturele (consump- tiepatronen, mobiliteit, ... ), economische (belangen van werkgelegenheid, ... ) en sociale patronen (betaalbaarheid van milieuvriendelijke producten).
De consument moet, voor een milieuvriendelijk consumptiegedrag en voor het nemen van maat- schappelijke verantwoordelijkheid, zoveel mogelijk in staat zijn een verantwoord oordeel te vellen over een mix van deze factoren. Het is niet evident voor jonge én volwassen mensen om voldoende gezond verstand te ontwikkelen in een omgeving die hen dagelijks overspoelt met eenzijdige belan- gen, die worden verdedigd via reclame, de invloed van voorbeelden, ... Natuur- en milieueducatie (NME) kan hierbij een adequaat instrument zijn.
1. Wordt er ook in eindtermen-NME voorzien voor de tweede en derde graad van het secun- dair onderwijs ?
2. Welk budget wordt jaarlijks aan ecologische vorming besteed per onderwijsniveau (basis- secundair-hoger) ?
3. In Nederland werden recentelijk initiatieven genomen teneinde ecologische waarden binnen de programma's van het hoger onderwijs te integreren.
Heeft het Vlaamse beleid plannen in die rich- ting ontwikkeld ?
4. Commerciële bedrijven sturen geregeld zoge- naamde educatieve pakketten naar scholen.
Naast de interessante informatie die deze pak- ketten bevatten, is het duidelijk dat hun inhoud op een directe of indirecte manier telkens over- eenkomt met een aanbeveling voor de commer- ciële diensten of producten van deze bedrijven.
Veel directies en leerkrachten weten niet goed wat zij met deze pakketten moeten aanvangen.
Welk beleid voert de minister ten aanzien van deze pakketten met commerciële bijbedoelin- gen voor de leerkrachten ?
5. Aangezien NME een departementoverschrij- dende materie is, welk departement van de
Vlaamse regering vertegenwoordigt de Vlaamse regering op internationale NME-fora ? Op welke manier worden bijvoorbeeld de conclu- sies van de heer Luc Henau (departement Onderwijs) als vertegenwoordiger van de Vlaamse regering op de Europese conferentie
"Environment Education Policies and their Implications for Sustainable Development", die van 8 tot 10 juni 1998 werd gehouden in Be- nediktbeuern (Duitsland), gecommuniceerd naar de NME & I-cel van Aminal (cel Natuur en Milieu, Educatie en Informatie van de admi- nistratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbe- heer) en op welke manier worden hieruit con- clusies getrokken voor het NME-beleid ?
Antwoord
Zoals voor de eerste graad, zijn en worden even- eens voor de tweede en derde graad vakoverschrij- dende eindtermen milieueducatie uitgeschreven. In de tweede graad worden de voorstellen gegroe- peerd rond milieuzorg (zorg voor afval, zorg voor lucht en water, zorg voor keuze en gebruik van ver- voermiddelen en het verbruik van energiebronnen en grondstoffen), landschapszorg (het landschap, resultaat van natuur en cultuur, esthetisch beleven en waarderen in positieve of negatieve zin) en natuurzorg (onderlinge beïnvloeding van biotische en abiotische factoren met het oog op een duurza- me ontwikkeling).
Het gebruik van de zogenaamde educatieve pak- ketten aangemaakt door commerciële bedrijven, valt onder de pedagogische vrijheid van elke school. De ervaringen leren dat de scholen die der- gelijke pakketten gebruiken, zich beperken tot die onderdelen welke voor hen bruikbaar zijn.
Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat via de rechtstreekse of onrechtstreekse medewerking van het departement Onderwijs verschillende acties, projecten en educatieve pakketten voor het onder- wijs zijn en worden uitgewerkt. Zo onder meer : – het project "groene school" van Aminal. Zo
worden nu in dat kader informatie- en contact- dagen rond de actie "Milieuzorg op school" in de verschillende provincies georganiseerd ; – de initiatieven uitgewerkt door de verschillende
NME-centra ;
– de lessenpakketten en de cd-rom Speedi rond verkeers- en mobiliteitseducatie uitgewerkt door de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (stuurgroep Onderwijs) ;
– de verschillende initiatieven die worden uitge- werkt in samenwerking met de provinciebestu- ren van Limburg, West-Vlaanderen, het Provin- ciaal Instituut voor Milieueducatie (PIME) in Antwerpen, ... ;
– tot slot verlenen verschillende gemeentebestu- ren hun medewerking in het kader van de milieuontmoetingsprojecten (MOP), een initia- tief van de Koning Boudewijnstichting.
Zoals blijkt uit het voorgaande is de aanpak terza- ke niet alleen departementoverschrijdend, maar ook niveauoverschrijdend (gewest/gemeenschap/
provincie/gemeente).
Daarnaast is eveneens een Permanente Commissie voor Milieueducatie in het Onderwijs opgericht, waarbinnen, naast vertegenwoordigers van mijn departement, de onderwijsinspectie, de verschillen- de onderwijsverstrekkers, eveneens vertegenwoor- digers van Aminabel (departement Leefmilieu) geregeld met elkaar overleg plegen over mogelijke acties naar het onderwijsveld toe. Deze commissie is het forum waar overleg wordt gepleegd, waar de ervaringen worden uitgewisseld en beleidsvoorstel- len worden geformuleerd, die aan de respectieve verantwoordelijken worden doorgespeeld.
Binnen deze commissie worden volgende punten geagendeerd :
– de bespreking en de coördinatie van de voor- stellen in verband met het ENSI-project (Envi- ronment and School Initiatives), georganiseerd door het CERI (Centre for Education, Research and Innovation), een onderafdeling van de Organisatie voor Economische Samen- werking en Ontwikkeling (OESO).
De recente ideeën hebben betrekking op ecolo- gisatie van de school, de ontwikkeling van een ME-netwerk (milieueducatie), de heroriënte- ring binnen de lerarenopleiding ;
– opvolgen van de werkzaamheden van de "wor- king group ME", opgericht binnen het directo- raat-generaal (DG) XI van de Europese Com- missie. Hier is naast het departement Onderwijs eveneens het departement Leefmilieu vertegen- woordigd.
De aandacht is vooral toegespitst op de ontwik- keling van milieueducatie binnen het onderwijs en "environmental training" binnen de beroeps- opleiding en vorming. Voor dit laatste luik bestaat er eveneens interesse van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsop- leiding (VDAB) (de Vlaamse vertegenwoordi-
ger bij de Europese instelling Cedefob).
Gevolg van deze "working group" is onder andere deelname aan milieuconferenties (bv. de Europese conferentie "Environmental Education Policies and their Implications for Sustainable Develop- ment") die in samenwerking met de DG XI door de verschillende lidstaten worden georganiseerd.
De ervaringen (bv. hoe wordt milieueducatie uitge- werkt in de andere lidstaten) opgedaan op dergelij- ke bijeenkomsten, vormen mogelijke inspiratie voor het verder uitschrijven van de vakoverschrij- dende eindtermen milieueducatie, het uitwerken van acties, projecten, ... die in samenwerking met derden (bv. Aminabel, de provinciebesturen, ...) kunnen worden uitgewerkt.
Naast de medewerking die het departement ver- leent aan de diverse acties in verband met milieu- educatie, stelt het onderwijs ook personeelsleden ter beschikking van milieuorganisaties of -projec- ten.
Tijdens het schooljaar 1997-1998 bijvoorbeeld is er aan 14 personeelsleden uit het secundair onderwijs en aan 5 personeelsleden uit het basisonderwijs een verlof toegekend om als milieueducator te werken bij Aminal. De loonkosten (17.000.000 frank) van deze personeelsleden worden betaald door de organisatie. De personeelsleden behouden wel hun vaste benoeming en hun rechten op bevor- dering in het onderwijs. Zij kunnen dus, zonder verlies van enig recht, te allen tijde terugkeren naar het onderwijs. Verloven waarbij de loonkosten worden gedragen door het departement Onderwijs zijn ook mogelijk en werden in het verleden reeds toegekend voor verscheidene milieuprojecten.