• No results found

Toen hoorde ik uit de hemel het geluid als van een grote menigte die zei: Loof God! Van Hem komt alle redding! Voor Hem is alle eer en macht!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toen hoorde ik uit de hemel het geluid als van een grote menigte die zei: Loof God! Van Hem komt alle redding! Voor Hem is alle eer en macht!"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1281: Openbaring 19:2 t/m 11]

In de vorige uitzending hebben we uitgebreid stilgestaan bij Openbaring 19:1 en de lijnen die te trekken zijn naar de OT profetieën en zowel voor Israël als- ook voor al God kinderen een geweldige bemoediging zijn, alsook een dubbe- le reden om de HERE te loven en te prijzen. Johannes hoorde het hemelse koor al zingen. We lazen in Openbaring 19 vers 1 en 2: Toen hoorde ik uit de hemel het geluid als van een grote menigte die zei: Loof God! Van Hem komt alle redding! Voor Hem is alle eer en macht! Zijn oordelen zijn be- trouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft de grote hoer veroordeeld die de aarde met haar ontucht in het verderf gestort heeft. Hij heeft de dood van Zijn dienaren op haar gewroken. De overwinning op Babylon, in Openba- ring 18 beschreven, wordt in Openbaring 19 bezongen door een grote menig- te in de hemel (vs.1-3), de vierentwintig ouderlingen en de vier wezens (vs.4), en een stem vanaf de troon (vs.5). Deze lofliederen staan in scherp contrast met de klaagzangen die in Openbaring 18 (vs.9-19) over de val van Babylon werden aangeheven.

In de vorige uitzending gaven we al aan dat de woorden ‘amen’(vs.4), ‘ho- sanna’, ‘maranatha’ en ‘abba’, uit het Hebreeuws afkomstige woorden zijn en veelal onvertaald in het Grieks werden overgenomen. Bij deze groep woorden uit het Hebreeuws hoort ook het woord ‘halleluja’. Het betekent ‘loof God’ of

‘laten wij de HERE prijzen’ en is een telkens terugkerend refrein in het Bijbel boek Psalmen. Het lied opent met een lofprijzing: Loof God! Van Hem komt alle redding! Voor Hem is alle eer en macht! De betekenis van de woorden redding, eer en macht hebben we in de vorige uitzending besproken. Samen vormen zij een overwinningsroep, zoals we die vaker in het Bijbelboek Open- baring aantreffen (bv.Openb.7:10;12:10). Zo belijdt de hemelse menigte lof- zingend dat alle redding van God komt en aan Hem te danken is. De con- crete aanleiding tot de lofprijzing aan de HERE lezen we in vers 2. Eerst wordt deze in algemene termen beschreven: ‘Loof God!’ want Zijn oordelen zijn ‘be- trouwbaar en rechtvaardig’. Vervolgens wordt dit toegespitst op de val van Babylon: want ‘Hij heeft de grote hoer veroordeeld’. Daaruit blijkt dat de HERE God het kwaad niet onbeperkt heeft laten voortwoekeren en dat het

(2)

recht uiteindelijk heeft gezegevierd. De roep van de zielen onder het altaar om hun bloed te wreken aan de vervolgers (Openb.6:10) is daarmee beantwoord.

Babylon, de grote hoer die de hele wereld met haar hoererij heeft verdorven en Gods dienaren heeft vervolgd en gedood, heeft daarvoor met haar eigen ondergang moeten boeten: Hij – God – heeft de dood van Zijn dienaren op haar gewroken.

Openbaring 19 vers 3: Prijs God! De rook van haar puinhopen zal voor al- tijd en eeuwig blijven opstijgen. In de Griekse tekst lezen we in vers 3:

En zij zeiden ten tweeden male: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in al- le eeuwigheden. Voor de tweede keer heft de hemelse menigte een ‘hallelu- ja’ of ‘Prijs God!’ aan (vs.1) en benadrukt daarmee wat werd gezegd. Het voegwoord ‘en’ na ‘halleluja’ staat onder invloed van het Hebreeuws en kan hier het beste worden weergegeven met ‘want. We lezen dan: Prijst God!

Want haar rook stijgt op...’ (vgl. vs.6). We vatten de woorden ‘want haar rook stijgt op...’ het beste op als woorden van de zangers en daarmee als een citaat van het lied, hoewel sommigen Bijbeluitleggers het opvatten als een verklarend commentaar van de engel die aan het woord is, of van Johannes zelf. De tegenwoordige-tijdsvorm (stijgt op) drukt voortduur uit: ‘rook stijgt voortdurend op, en blijft opstijgen’. Mogelijk hebben we hier een opzettelijk contrast met Openbaring 8:4, waar ‘de geur van de wierook omhoog steeg van het reukwerk, samen met de gebeden van de gelovigen’. Dat de rook van Babylon ‘voor altijd en eeuwig zal blijven opstijgen’, want zó lang blijft de stad kennelijk in brand staan (Openb.14:11; zie ook Jes.34:10), moet niet in absolute zin worden opgevat. Want met de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal Babylon van de aardbodem worden weggevaagd

(Openb.18 :21; vgl. Openb.21:11; 22:1). Het ‘voor altijd en eeuwig’ onder- streept het definitieve karakter van de ondergang van Babylon: er is geen weg terug meer, de weg terug is voorgoed afgesloten. Daarom, voor een ieder die de Here Jezus Christus nog niet kent of van Zijn weg is afgedwaald: Kies de weg van Jezus! Hij is de weg terug naar God!

Openbaring 19 vers 4: De vierentwintig ouderlingen en de vier wezens

(3)

knielden in aanbidding neer voor God die op de troon zit, en zeiden:

Amen! Prijs God! De vierentwintig ouderlingen en de vier levende wezens rondom de troon (Openb.4:4-8) vallen in aanbidding voor God neer en stem- men in met de lofliederen die voor Zijn troon klinken. Met het ‘amen’ betuigen zij hun instemming met wat er wordt gezegd en gezongen, met de woorden

‘Prijs God!’ eren ook zij de HERE God voor de val van Babylon. De enige keer dat de combinatie van ‘amen’ en ‘halleluja’ of ‘prijs God’ verder nog in de Bijbel voorkomt, is in Ps.106:48, waar het de afsluiting van Psalm 106 is en van de vierde afdeling van het Bijbelboek Psalmen (Ps.90-106).

Openbaring 19 vers 5: Een stem vanaf de troon zei: Alle dienaren van God en allen die ontzag voor Hem hebben, klein en groot, prijs God! In de Griekse tekst lezen we in vers 5: En een stem kwam uit de troon, zeggen- de: Looft onze God, al Zijn dienstknechten, en degene, die Hem vreest, beiden klein en groot! Zoals het er in het Grieks staat, valt niet direct op dat er in vers 5 opnieuw een ‘halleluja’ of ‘prijs God!’ klinkt, maar het ‘looft onze God’ is een vertaling van het Hebreeuwse ‘halleluja’ of ‘prijs God!’ (zie bv.

Ps.148:1-4; 150:1-6 in het Hebreeuws en Grieks; MT en LXX). In vers 5 vin- den we dan ook het vierde van de vijf opeenvolgende halleluja’s (vs.1,3,4,5,6).

De stem klinkt ‘vanaf de troon’, hier niet in de engere zin van de troon als zit- plaats, maar van de plaats waar de troon staat (vgl. Openb.16:17). Het is niet de stem van God Zelf – want er staat ‘prijs onze God’ of van Christus – dan had er vermoedelijk net als in Openb.3:12 ‘mijn God’ gestaan (Joh.20:17). We moeten denken aan een levend wezen in Gods directe nabijheid, bv. een engel, of een cherub of één van de vier levende wezens rondom de troon. De inhoud van het lied is een typische aansporing om God te prijzen, zoals we die ook aantreffen in de Psalmen (zie bv. Ps.22:24; 134:1; 135:1,19-21). De op- roep is gericht aan ‘alle dienaren van God’ en ‘allen die ontzag voor Hem hebben’. In de Psalmen wordt bij ‘dienaren of knechten van de HERE’ veel- al gedacht aan de priesters en de Levieten die dienst deden in de tempel (Ps.113: 1; 134:1; 135:1-2) en bij ‘allen die ontzag voor Hem hebben’ aan de Israëlieten in het algemeen (bv. Ps.115:11; 118:4; 135:20). Maar het is de vraag of we in Openbaring 19:5 ook aan twee afzonderlijke groepen moeten

(4)

denken, of dat we het ‘en’ meer verklarend moeten begrijpen, zodat aan één groep gedacht is: ‘alle dienaren van God, namelijk degenen die ontzag voor Hem hebben’. Door de toevoeging ‘klein en groot’, dat wil zeggen:

mensen van alle rangen en standen (Openb.11:18), wordt in elk geval duidelijk gemaakt dat de oproep universeel is: iedereen – de hele gemeente van Chris- tus – moet God prijzen.

Openbaring 19 vers 6: Daarna hoorde ik een grote menigte. Het leek wel op het geluid van een enorme waterval of van zware donderslagen. Prijs God, zeiden zij. De Here, onze Almachtige God, regeert! Johannes hoort opnieuw (vs.1) een geluid ‘als van een grote menigte’. Een geluid dat hij na- der omschrijft met de woorden: Het leek wel op het geluid van een enorme waterval of van zware donderslagen (Openb.14:2). In een andere vertaling lezen we: En ik hoorde als een stem van een grote menigte en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeg- gende: Halleluja! Want de HERE, onze God, de Almachtige, heeft het ko- ningschap aanvaard. Johannes gebruikt beelden om te beschrijven wat hij hoort en het driemaal terugkerende ‘als een stem van...’ in de Griekse tekst, maakt duidelijk dat hij niet ten volle in staat is het indrukwekkende karakter van wat hij hoort met menselijke woorden te beschrijven. Wie de zangers zijn, valt uit de tekst niet op te maken, maar net als in vers 1 kunnen we denken aan de engelen en/of de gestorven gelovigen in de hemel. In een vooruitblik op wat nog komen gaat, bezingt de hemelse menigte: 1 – het aanstaande uni- versele koningschap van God (vs.6); 2 – de bruiloft van het Lam (vs.7); en 3 – het bruiloftsmaal van de Messias (vs.8). Net zoals de val van Babylon werd bezongen als een voldongen feit (Openb.14:8), nog voordat het had plaatsge- vonden (Openb.17-18), zo wordt ook hier bezongen wat pas in een later sta- dium (Openb.20-21) wordt gerealiseerd.

De woorden ‘de Here, onze Almachtige God, regeert!‘ wordt vanuit het Grieks het beste vertaald met ‘de Here, onze Almachtige God, is koning geworden! of ‘heeft het koningschap op Zich genomen’. Naast de gedach- te dat God koning ís over Israël (Num.23:21; Deutr.33:5; Jes.43:15), en over de hele aarde (bv. 2Kon.19:15;Ps.22:29; 47:3,8; Jer.10:7,10) vinden we al in

(5)

het OT de gedachte dat God koning wórdt (Jes.52:7 LXX; Obadja 1:21; Zach.

14:9). Het eeuwige koningschap van God heeft zichtbaar gestalte gekregen in de overwinning van de HERE en het koningschap van Zijn Gezalfde op aarde (vgl. Openb.11:15). Over de titel ‘God de Almachtige’ (Openb.1:8) het vol- gende: Het zelfstandige naamwoord ‘Almachtige’ is samengestelduit de woorden ‘alle’ en ‘machtig zijn’, en heeft de betekenis van: hij die alle kracht of macht heeft, de allesbeheerser of almachtige. Het komt in de Griekse verta- ling van het OT (de Septuaginta) veelvuldig voor in de zinsnede ‘God de Al- machtige’, en is dan een vertaling van één van de namen van de HERE in het Hebreeuws, namelijk: Sjaddai (bv. Job 5:8,9,17). Maar het wordt in het OT ook wel gebruikt als weergave voor ‘HERE van de hemelse legers’ (bv. Zach.1:3, 4,6). Net als in het OT wordt het in het NT alleen gebruikt als hoogheidstitel van de HERE.

Openbaring 19 vers 7: Laten wij blij zijn en juichen en Hem eren, want de tijd van de bruiloft van het Lam is aangebroken en Zijn bruid staat klaar.

In het OT wordt de verhouding van de HERE God met Zijn volk beschreven als in een huwelijk: God is de Bruidegom of Echtgenoot van Israël, Israël de bruid of de vrouw van God (Jes.54:5-8; Ezech.16:6-14; Hos.2:18-19). Daar- mee wordt de intieme gemeenschap tot uitdrukking gebracht die er is tussen de HERE en Zijn volk. In het NT wordt deze beeldspraak betrokken op Jezus Christus en Zijn gemeente (Marcus 2:19; Joh.3:29; 2Kor.11:2; Ef.5:25,32;

vgl. Matth.22:1-14; 25:1-13). Verder wordt Christus op andere plaatsen in het Bijbelboek Openbaring (Openb.5:6,8,12,13, enz.) en het NT (Joh.1:29,36) aangeduid als het Lam. Deze beelden komen samen in de op het eerste ge- zicht merkwaardige beeldspraak van ‘de bruiloft van het Lam’. Vooruitlopend op wat komen gaat (vs.6), wordt gezegd dat deze bruiloft nu ‘aangebroken is’. Dat wil zeggen: het moment waarnaar de gelovigen al zo lang hebben uitgezien is daar!

Te midden van alle lijden en vervolgingen die de gelovigen meemaken, krijgen zij nu een blik in de glorieuze uitkomst van de strijd, de bruiloft van het Lam en Zijn bruid in het Nieuwe Jeruzalem (Openb.21:9-22:5). In het Grieks staan aan het slot van vers 7 de woorden:en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. De

(6)

aanduiding ‘vrouw’ wordt hier, net als in Openb.21:9 (Matth.1:20), gebruikt in de zin van ‘aanstaande echtgenote’. Ter voorbereiding op de bruiloft heeft de bruid – dat is de Gemeente van Christus, bestaande uit Joden en niet-Joden – zichzelf gereedgemaakt, zodat zij op gepaste wijze voor haar Bruidegom, Christus, kan verschijnen.

Openbaring 19 vers 8: Zij mocht een kleed van schitterend wit linnen aan- trekken. Dat fijne linnen staat voor de goede daden van de gelovigen. De bruid – de Gemeente van Christus – is bekleed met een prachtig bruidskleed van schitterend, zuiver wit linnen, een gewaad zoals de hemelingen – Chris- tus, de engelen, de vier levende wezens, de vierentwintig ouderlingen, en de verheerlijkte gelovigen – ook dragen (Openb.1:13;3:4-5; 4:4; 6:11; 7:9,13,14;

15:6; 19:14). Daarmee staat in schril contrast het donkerrode en met bloed besmeurde gewaad van de grote hoer (Openb.17:4; 18:16). De verklarende toelichting dat het ‘fijne linnen de goede daden van de gelovigen zijn’ is ingegeven door woorden van de profeet Jesaja. We lezen in Jesaja 61 vers 10: Want Hij – de HERE – heeft mij gekleed in gewaden van heil en een mantel van gerechtigheid over mijn schouder gelegd. Ik lijk wel een brui- degom in zijn trouwpak of een bruid met haar sieraden.

In de vertaling van het NBG lezen we in Openbaring 19 vers 8:en haar is ge- geven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden van de heiligen. De vertaling

‘rechtvaardige daden’ lijkt niet zo goed in het verband te passen, want het bruidskleed is de bruid gegeven (Jes.61:10 ‘Hij heeft mij gekleed’). De bruid kenmerkt zich in elk geval door haar rechtvaardigheid en heiligheid, in tegen- stelling tot de grote hoer Babylon, die door ongerechtigheid en hoererij wordt gekenmerkt.

Openbaring 19 vers 9: De engel zei tegen mij: Schrijf op: Gelukkig zijn de mensen die uitgenodigd zijn voor het bruiloftsmaal van het Lam. En hij voegde eraan toe: Dit zegt God, die altijd de waarheid spreekt. De verzen 9 en 10 vormen de afsluiting van het gedeelte dat in Openbaring 17:1 begon.

De engel die hier tot Johannes spreekt is waarschijnlijk nog steeds dezelfde

(7)

als de engel die hem in hoofdstuk 17 de uitleg gaf van het visioen van de grote hoer. Net als in Openbaring 14:13 krijgt Johannes de opdracht om een ‘zalig- spreking’ op te schrijven. Het is de vierde van de zeven zaligsprekingen in het Bijbelboek Openbaring (Openb.1:3;14:13; 16:15; 19:9; 20:6; 22:7,14).

In Openbaring 19:9 heeft de zaligspreking betrekking op degenen ‘die uitge- nodigd zijn voor het bruiloftsmaal van het Lam’. Ten opzichte van vers 7, waar al sprake was van de bruiloft van het Lam, verspringt de beeldspraak.

Terwijl in vers 7 de gemeenschap die de gelovigen hebben met Christus tot uitdrukking werd gebracht met het beeld van de bruid, wordt hetzelfde nu tot uitdrukking gebracht met het beeld van de bruiloftsgasten, die delen in de feestvreugde (Matth.22:1-14). Het zijn twee afzonderlijke beelden om één en dezelfde zaak aan te duiden, namelijk: de nauwe verbondenheid van Chris- tus met Zijn gemeente. In vers 7 valt de nadruk meer op de gemeente als geheel (een collectief), in vers 9 meer op de afzonderlijke leden. Er valt veel voor te zeggen om de woorden ‘dit zegt God, die altijd de waarheid spreekt’

(vgl. Openb.21:5; 22:6) niet alleen te betrekken op wat er in het onmiddellijk voorafgaande is gezegd (hetzij vs.9a of vs.6-8), maar op Openbaring 17:1 t/m 19:9 in zijn geheel. Met andere woorden, alles wat de engel met betrekking tot de val van Babylon heeft gezegd, komt van God Zelf en zal zeker in vervulling gaan.

Openbaring 19 vers 10: Ik viel voor hem neer om hem te aanbidden, maar hij zei: Doe dat niet! Ik ben een dienaar van Jezus, net als u en uw broe- ders en zusters die openlijk voor hun geloof in Jezus uitkomen. Aanbid God. Want de kern van alle profetie is uitkomen voor het geloof in Jezus.

Johannes verkeert kennelijk in de veronderstelling dat het de HERE Zelf is die tot hem spreekt – wat gezegd is, zijn immers ‘de waarachtige woorden van God’ (vs.9;NBG51)! Daarom valt hij, overrompeld door de indruk van het mo- ment, in aanbidding voor de spreker neer (zie ook Openb.22:9). Maar de engel die met Johannes spreekt (vs.9), protesteert: Doe dat niet! Het eerbetoon van Johannes is ongepast, want net als Johannes en zijn broeders is deze engel niet meer dan een dienaar van Jezus.

Laten we nog wat dieper ingaan op het neerknielen van Johannes voor de

(8)

engel. Tot tweemaal toe wordt beschreven hoe Johannes een engel wil aan- bidden, maar door deze wordt vermaand om dat niet te doen (Openb.19:10;

22:8-9). Het lijkt heel vreemd dat Johannes zoiets zou doen, en dan nog wel tweemaal. Maar de handelwijze van Johannes wordt begrijpelijker als we zien dat dezelfde vorm van in eerbied neervallen voor iemand die een meerdere is in het OT (en in apocalyptische teksten) ook voorkomt en daar wél is toege- staan. Voorbeelden hiervan zijn Lot die voor de twee engelen neerknielt (Gen.19:1), Abraham die voor de inwoners van Kanaän knielt (Gen.23:7,12), het knielen van Jakob voor zijn broer Esau (Gen.33:3), de belofte dat de Sabeeërs voor de Israëlieten zullen knielen (Jes.45:14) en de 'aanbidding' die Nebukadnessar aan de profeet Daniël brengt (Dan.2:46). Tegelijk bete-

kent ‘aanbidding’ in het NT vrijwel altijd 'aanbidden' in de betekenis van 'aanbidden als God'. Daarmee hebben we in Openbaring dan te maken met een aanscherping van de norm waarbij het neerknielen voor andere personen dan God wordt verboden omdat het te veel lijkt op het brengen van goddelijke eer. De achtergrond van dit verbod is ongetwijfeld de dreigende invloed van het Griekse denken op het christendom, die zich bijvoorbeeld uitte in het ont- staan van de gnostiek. Daarin werd de absoluut unieke positie van God niet erkend en was er veel aandacht voor engelen en andere hemelwezens. Jo- hannes beschrijft ook de verering van de antichrist met behulp van hetzelfde woord ‘aanbidden’ (Openb.13:4,8,12,15; 14:9,11). Het eeuwige Evangelie daarentegen houdt in dat de HERE God alleen 'aanbeden' wordt (Openb.14:

6-7). Des te opvallender is het dat Jezus Christus wel mag delen in de ver- ering die God ten deel valt (Openb.5:8-14). Eenzelfde verscherping van het verbod om voor anderen te knielen als in Openbaring zien we ook al in Esther 3:2 en 5, waar Mordechai weigert om voor Haman te knielen (zie ook Hand.

10:25,26).

We lazen in Openbaring 19 vers 10: Ik viel voor hem neer om hem te aan- bidden, maar hij zei: Doe dat niet! Ik ben een dienaar van Jezus, net als u en uw broeders en zusters die openlijk voor hun geloof in Jezus uitko- men. Aanbid God. Want de kern van alle profetie is uitkomen voor het geloof in Jezus. In het Grieks lezen we: En ik viel neer voor zijn voeten, om hem te aanbidden, en hij zei tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mede-

(9)

dienstknecht van u en uw broederen, die het getuigenis van Jezus heb- ben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest van de pro- fetie. De grote vraag bij het slot van vers 10 is: wat wordt bedoeld met ‘het getuigenis van Jezus’ en wie zijn de broeders die dit ‘getuigenis’ hebben.

Het meest waarschijnlijke is dat met ‘het getuigenis van Jezus’, het getuige- nis van gelovigen over Jezus wordt bedoeld (Openb.6:9; 11:7; 12:11; 17:6).

Openbaring 19 vers 11: Ik zag dat de hemel geopend was en plotseling zag ik een wit paard. Hij die erop zat, heet Trouw en Oprechtheid. In zijn oordeel en in de strijd is Hij rechtvaardig. Met vers 11 begint een nieuwe serie visioenen, die doorloopt tot Openbaring 20:15.

Maar daarover meer in de volgende uit zending.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoe wordt de mens in staat gesteld om zó 'ik' te zeggen, zó voor anderen 'God' te spelen, zó vrij te zijn van angst voor het sterven en bezorgdheid om in leven te blijven, vrij van

in uw Magnificat hebt Gij God geloofd om zijn barmhartigheid die door u.. naar alle

Vandaar dat de apostel Jacobus in zijn zendbrief zo vaak schreef : ‘ Toon mij uw geloof uit uw werken!’ Dit moet u niet werkheilig verstaan, want wanneer David op het dak van

Want met Zijn liefde en Zijn macht verlicht Hij zelfs de donkere nacht.. Aan God zij

God luistert naar ieder gebed, Hij heeft elk woord in je hart gelegd. Zegent ons, bouwt aan ons, zorgt voor ons, houdt

Jeremia 8:1,2 In die tijd, spreekt de HEERE, zullen zij de beenderen van de koningen van Juda, de beenderen van hun vorsten, de beenderen van de priesters, de beenderen van

- Vertel de kinderen dat het vandaag in de kinderdienst gaat over een psalm waarin wordt opgeroepen om te zingen voor God, en dat ze dit nu gaan doen?. - Laat de muziekmensen

Zo leerde Gods volk door scha en schande, met regels en regels en nog eens regels hoe het in vrijheid en verantwoordelijkheid kon leven, niet meer als slaven, maar als mensen..