• No results found

Proefsleuvenonderzoek in plangebied Op de Langfoor in Sittard

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Proefsleuvenonderzoek in plangebied Op de Langfoor in Sittard"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Colofon

Proefsleuvenonderzoek in plangebied “Op de Langfoor” in Sittard

Gemeente Sittard-Geleen

CIS-code: 31774

In opdracht van: Nouville ontwikkelaars

Auteurs: W.S. van de Graaf en C. Helmich

Eindredactie: W.S. van de Graaf

Versie: 1.3

© Zevenaar, september 2009 ISBN: 978-90-8800-9990

Controle Datum

S. Weiß-König Senior Archeoloog 09-09-2009

Goedkeuring

Becker & Van de Graaf

Archeologie op maat Vestiging Zevenaar

Ringbaan-Zuid 4 Postbus 297 6900 AG Zevenaar Tel. 0316-581130 Fax 0316-343406

info@opgravingsbedrijf.nl www.opgravingsbedrijf.nl

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Becker &

Van de Graaf te Zevenaar.

(3)

2

Inhoudsopgave

1  Inleiding ... 3 

2  Vooronderzoek ... 5 

2.1  Geomorfologie en geologie ... 5 

2.2  Bodemopbouw ... 6 

2.3  Historische geografie ... 7 

2.4  Archeologie ... 7 

2.5  Verwachting op basis van het vooronderzoek ... 8 

3  Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen ... 8 

3.1  Onderzoeksvragen ... 8 

4  Onderzoeksstrategie ... 8 

4.1  Werkwijze ... 8 

4.2  Fysische geografie ... 9 

5  Resultaten fysisch-geografisch onderzoek ... 10 

5.1  Reliëf ... 10 

5.2  Bodemopbouw ... 10 

6  Resultaten archeologisch onderzoek ... 12 

7  Conclusie ... 14 

7.1  Waardering van de vindplaats ... 14 

7.2  Aanbeveling ... 14 

7.3  Beantwoording van de onderzoeksvragen ... 14 

7.4  Voorbehoud ... 14 

Literatuur ... 15 

Lijst van afkortingen ... 15 

Verklarende woordenlijst ... 16 

Lijst van afbeeldingen ... 18 

Lijst van bijlagen ... 18 

Bijlage 1:  Puttenkaart ... 19 

Bijlage 2:  Kolombeschrijvingen ... 20 

Bijlage 3:  Periodentabel ... 23 

(4)

3

1 Inleiding

In opdracht van Nouville ontwikkelaars heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker

& Van de Graaf een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) waarderende fase in de vorm van een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het plangebied “Op de Langfoor”

in Sittard (gemeente Sittard-Geleen) (Fig. 1.1, Fig. 1.2).

Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO ten behoeve van de geplande ontwikkeling van het plangebied. De opdrachtgever is van plan om nieuwbouw op de locatie te realiseren. De voorgenomen

bodemingrepen zouden eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied kunnen verstoren. De exacte verstoringsdiepte is nog niet bekend.

Het onderzoek volgt op een IVO verkennende fase in de vorm van een bureau- en booronderzoek (Vanderbeken 2005), waarin vastgesteld werd dat er wellicht een nederzettingsterrein binnen de begrenzing van het plangebied aanwezig is. Er zijn daarvoor echter geen sterke aanwijzingen gevonden, omdat de boringen door de aanwezigheid van puinlagen niet diep doorgezet konden worden. Er zijn op een diepte variërend tussen 30 en 80 cm beneden maaiveld houtskoolspikkels in de boringen aangetroffen, hetgeen een aanwijzing zou kunnen zijn voor de aanwezigheid van een nederzettingsterrein.

Om deze verwachting te controleren moest onderhavig proefsleuvenonderzoek uitgevoerd worden. Het onderzoek is uitgevoerd conform het Programma van Eisen (PvE; Janssen en Tichelman 2007) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (CCvD 2006).

Het onderzoek vond plaats op maandag 10 november 2008. De wetenschappelijke en dagelijkse leiding was in handen van dr. Stephan Weiβ-König. Ondersteuning in het veld leverden dr. Christian Enzl. Het grondverzet werd uitgevoerd door de firma Janssen Grondverzet en Transport BV uit Maastricht.

Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 3. Afkortingen en jargon worden achterin dit rapport uitgelegd.

Een overzicht van de aangelegde sleuven geeft bijlage 1.

Fig. 1.1: Het plangebied voor aanvang van de werkzaamheden.

(5)

4 Administratieve gegevens

projectnaam Op de Langfoor.

CIS-code 31774 provincie Limburg gemeente Sittard-Geleen

plaats Sittard toponiem Langfoor

type project IVO-P

opdrachtgever

Nouville ontwikkelaars Nieuw Eyckholt 282 6419 DJ Heerlen

contactpersoon opdrachtgever

Dhr. B. Mertens Tel: 06-21271906

info@mertensprojectmanagement.nl

uitvoerder

Becker & Van de Graaf Postbus 297

6900 AG Zevenaar tel. 0316-581130

info@opgravingsbedrijf.nl

bevoegd gezag

Gemeente Sittard-Geleen Postbus 18

6130 AA Sittard Tel: 046-4777777

verantwoordelijke bevoegd gezag

Mevr. Drs. M.E.N. Aarts 046-4777456

Marion.aarts@sittard-geleen.nl

beheer en plaats documentatie

Kantoor Becker & Van de Graaf te Zevenaar tot deponering bij het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten te Maastricht

Veldwerk periode 10 november 2008 Archis nummers Waarneming 405303 Centrum coördinaten 188021-335286 (X,Y) verwachte perioden/complextypen onbekend

kaartblad 68 G

huidig grondgebruik Gras, bos en parkeerplaats geplande verstoringsdiepte Maximaal 2 m - ,mv oppervlakte plangebied Ca. 7.000 m2

(6)

5

Fig. 1.2: Situering van het onderzoeksgebied op de topografische kaart 1:25.000

2 Vooronderzoek

Het bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase is uitgevoerd door Synthegra Archeologie (Vanderbeken 2005). Dit hoofdstuk is grotendeels overgenomen uit het rapport van dit onderzoek.

2.1 Geomorfologie en geologie

In het Tertiair wordt door tektonische bewegingen van de aardkorst het Noordzee Bekken gevormd. Gedomineerd door bodemdaling in het Tertiair en Kwartair, wordt het bekken langzamerhand opgevuld met sedimenten die worden aangevoerd door (pré-) Maas en Rijn rivieren. In het achterland worden door de tektonische bewegingen langgerekte slenken gevormd, de Roerdalslenk is hiervan een voorbeeld. De

Roerdalslenk (of Centrale Slenk) wordt in het zuiden begrensd door de Feldbissbreuk.

Deze breuk loopt dwars door Sittard en ligt net ten zuiden van de onderzoekslocatie (de locatie ligt dus in de Roerdalslenk). Volgens de geomorfologische kaart is de breuk in het landschap zichtbaar en heeft deze een zichtbaar hoogteverschil van meer dan 5 meter (Staringcentrum 1989). Gebieden aan de zuidrand van het Noordzee Bekken, zoals het Rijns Massief en het Massief van Brabant, beginnen in het Laat-Mioceen omhoog te komen. Het karakteristieke terrassenlandschap van Zuid-Limburg is mede door deze tektonische bewegingen in het Tertiair en Kwartair ontstaan (Mulder et al 2003).

(7)

6 De Pleistocene sedimenten die in Zuid-Limburg aan of net onder de oppervlakte liggen, worden gedomineerd door de afzettingen van de Formatie van Beegden (Plioceen – Holoceen). Deze formatie omvat alle sedimenten die door de Maas zijn gevormd en is dus ook te vinden op de Maasterrassen. De terrassen zijn van elkaar te onderscheiden op basis van stratigrafische positie, geomorfologie en lithologische samenstelling. De onderzoekslocatie in Sittard bevindt zich op een voormalig Maasterras, namelijk het terras van Caberg (Staringcentrum 1989).

De Formatie van Beegden bestaat uit matig grof tot uiterst grof grindhoudend zand en matig grof tot grof grind, waarin zandige en siltige kleilagen kunnen voorkomen. Naast grind kunnen onderin de Formatie ook keien, stenen en blokken voorkomen. Het grind is door de Maas uit Noord-Frankrijk en de Ardennen naar ons land vervoerd.

De Formatie van Beegden is hier afgedekt door de Formatie van Boxtel. Deze formatie is afgezet in het Midden-Pleistoceen tot het Holoceen. Het Pleistoceen wordt

gekenmerkt door een afwisseling van koudere en warmere perioden (zogenaamde glacialen en interglacialen). Tijdens de glacialen had de wind vrij spel op de droogliggende zanden in het Noordzee Bekken en werden de zanden over grote afstanden verplaatst. De dekzanden zijn meestal goed gesorteerd, de korrels zijn beter afgerond dan fluviatiel zand. Plaatselijk komt ook löss (2-50μm korrelgrootte) voor, zoals waarschijnlijk op de onderzoekslocatie in Sittard.

De Formatie van Boxtel bestaat uit zeer fijn tot matig grof, zwak tot sterk siltig zand, ook komt zwak tot sterk zandige leem voor. De formatie komt in heel Nederland voor en komt op veel plaatsen aan de oppervlakte. De dikte van de formatie varieert van minder dan 1 meter tot meer dan 35 meter. De formatie is dun en onvolledig ontwikkeld op plaatsen waar de oudere afzettingen relatief dicht onder het oppervlak liggen, zoals bijvoorbeeld het geval is op de Limburgse Maasterrassen of de stuwwallen.

2.2 Bodemopbouw

In de omgeving van de locatie zijn radebrikgronden te vinden (aangezien de locatie zich binnen de stadsgrenzen van Sittard bevindt, is er geen bodemtype weergegeven op de bodemkaart). Radebrikgronden komen zowel in löss als in oude rivierklei voor. Brik verwijst naar baksteen (in het Frans brique). De B-horizont van deze gronden werd vroeger namelijk gebruikt om baksteen te bakken. Rade verwijst naar een Zuid- Limburgs toponiem (rade of rath), dat in verband wordt gebracht met het rooien van de akkers en de oorspronkelijke bosbegroeiing van deze gronden. Een radebrikgrond wordt gekenmerkt door een B-horizont waarin lutum en ijzer vanuit de A2-horizont wordt ingespoeld. Door deze uitspoeling van deeltjes ontbreekt het de A2-horizont aan uitgesproken structuurelementen. Het uitgespoelde lutum is in de B2-horizont

waarneembaar als huidjes of ‘coating’ op de wanden van de structuurelementen. De B-horizont gaat geleidelijk in de C-horizont over ( de Bakker/Edelman-Vlam 1976).

De radebrikgronden in de nabijheid van de onderzoekslocatie liggen op een vlak terrein (hellingsgradienten kleiner dan 2%). De gronden bestaan voor het grootste deel (85- 98%) uit leem, en bevatten daarnaast lutum (10-17%) en humus (1-3%). De radebrikgrond is slechts in geringe mate gevoelig voor erosie, alleen bij hevige stortbuien kan er enige vorm van erosie optreden. De bodem is zeer geschikt voor landbouw- of weidegrond. Tijdens het booronderzoek is er ter hoogte van de

ongestoorde boringen conform de verwachting een radebrinkgrond aangetroffen. Een groot deel van de boringen is echter vastgelopen op puin.

Geomorfologisch gezien is de bodem gevormd in een daluitspoelingswaaier en bevindt zich in de nabijheid van een lösswand. Deze lösswand markeert vermoedelijk de ligging van de eerder genoemde Feldbissbreuk.

(8)

7 2.3 Historische geografie

In de negentiende eeuw was het plangebied in gebruik als akkerland (Fig. 2.1). Na de aanleg van de spoorlijn tussen Roermond en Maastricht aan het einde van de 19e eeuw en de lijn Sittard-Born in 1933, werd het gebied langzaam ontwikkeld. Het plangebied is tot het midden van de 20e eeuw onbebouwd gebleven. Daarna stonden in het plangebied twee gebouwen (Tunnelstraat 2 en 2a), die inmiddels gesloopt zijn.

Fig. 2.1: Sittard en Overhoven op de minuutplannen van 1832.(bron: watwaswaar.nl) De blauwe pijl duidt de oude uitvalsweg aan, nu de Steenweg, de Voorstad, de Brandstraat en de Limbrichterstraat. De groene pijl wijst naar de huidige spoorlijn. Het paarse kader geeft het plangebied aan.

2.4 Archeologie

Volgens de AMK (Archeologische Monumenten Kaart) bevinden zich in en in de directe nabijheid van het plangebied geen monumenten. Circa 1 km ten noordwesten is een monument met hoge archeologische waarde bekend, waar resten van Romeinse bewoning aangetroffen zijn (monumentnr. 11249). Volgens het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II) zijn in de directe omgeving van het plangebied (straal van circa 1 km) enige archeologische vindplaatsen bekend. Circa 200 m ten zuidwesten bevindt zich de "Auvelenberg", mogelijk een Romeinse grafheuvel. Het gaat echter om een erg onduidelijke melding (ARCHIS- waamemingsnr. 36186). Circa 500 m ten westen van het plangebied zijn twee neolithische bijlen gevonden (ARCHIS- waamemingsnr. 2493, 42496). Circa 700 m ten noordoosten zijn bandkeramisch aardewerk en sporen van een hutkom aangetroffen (ARCHIS- waarnemingsnr. 52416), De belangrijkste vindplaatsen bevinden zich echter ten noorden van het plangebied. Op de Vinex-locatie Hoogveld, circa 300 m ten noorden van het plangebied, is grootschalig onderzoek verricht waarbij archeologische resten werden vastgesteld van de Steentijd tot en met de Volle-Middeleeuwen, met een hiaat in de Vroege-Middeleeuwen. De oudste vondsten zijn vuurstenen artefacten uit het Mesolithicum en het Neolithicum. Uit de Brons- en IJzertijd zijn nederzettings- sporen en graven bekend. In het Hoogveld ligt een Romeinse weg en tevens een niet nader onderzochte inheems-Romeinse nederzetting. Uit de Volle-Middeleeuwen stammen enkele huisplaatsen en een omgracht nederzettingsterrein (Lohof 1997; Tol et al. 2000; Tol/Schabbink 2004).

(9)

8 2.5 Verwachting op basis van het vooronderzoek

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en het IVO verkennende fase kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

a. de conserveringsomstandigheden van de bodem op de locatie goed tot mogelijk zeer goed is.

b. het in situ-karakter van de archeologische indicatoren twijfelachtig is: de houtskoolresten bevinden zich verspreid over het profiel. Andere

archeologische indicatoren zoals aardewerk zijn niet aangetroffen. Er werd wel subrecent puin waargenomen, wat mogelijk wijst op bewoning.

c. op basis van de resultaten kan de locatie beschouwd worden als een locatie met een lage tot middelhoge verwachting. In die zin is dit slechts een gedeeltelijke bevestiging van het bureau-onderzoek

3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen

Doel van het IVO is het vaststellen en waarderen van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de archeologische waarde van het plangebied (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) en het geven van advies voor eventueel vervolgonderzoek.

3.1 Onderzoeksvragen

Om de doelstelling van het onderzoek te verwezenlijken zijn in het Programma van Eisen (PvE; Janssen/Tichelman 2007) de volgende onderzoeksvragen gesteld:

- Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?

- In welke mate is het gebied verstoord?

- Zijn er archeologische sporen, resten of intacte vondstlagen aanwezig in het plangebied?

Specifieke vragen indien archeologische sporen, resten of intacte vondstlagen worden aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek:

Van welk vindplaatstype is er sprake?

- Wat is de datering van de vindplaats?

- Wat is de horizontale en verticale begrenzing, de ligging en de omvang van de vindplaats?

- Waaruit bestaan de archeologische resten die zijn aangetroffen?

- Indien grondsporen zijn aangetroffen: op welk niveau zijn deze leesbaar?

- Wat is de precieze situatie met betrekking tot de gaafheid en conservering van de archeologische vondsten en sporen?

- Zijn er aanwijzingen voor verschillende bewoningsfasen?

- s er een ensemblewaarde met vindplaatsen in de omgeving van het plangebied?

4 Onderzoeksstrategie

4.1 Werkwijze

De oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt ca. 5.500 m², waarvan conform het Programma van Eisen (PvE; Janssen/Tichelman 2007) ca. 400 m² middels

proefsleuven diende te worden onderzocht. Hiervoor was de aanleg van 4 proefsleuven van 4 m breedte en 25 m lengte gepland (bijlage 1). Van werkput 1 kon echter slechts 10 m worden aangelegd door de aanwezigheid van een verharde parkeerplaats.

Op werkput 1 na is in elke werkput eerst een kijkgat aangelegd om de bodemopbouw te bestuderen en het vlakniveau te bepalen.

(10)

9 De vlakken zijn op een diepte van 0,6-0,7 m –mv aangelegd met een graafmachine met gladde bak. Bij de aanleg van de vlakken en bij het afzoeken van het opgravingsvlak en de stort is een metaaldetector ingezet. Het vlak is per werkput gefotografeerd.

De tekeningen van de kolommen en coupes zijn analoog vervaardigd. De vlaktekening is digitaal vervaardigd. Daarbij is gebruik gemaakt van een tachymeter. Met behulp van een gestandaardiseerde codering die bij elk meetpunt is ingevoerd, zijn de punten in een CAD-tekening omgezet. Alle meetgegevens, zoals hoogtematen, putgrenzen, verstoringen, meetpunten etc., zijn op deze manier gedocumenteerd. De

grondslagpunten zijn met een GPS door de firma FUGRO in het nationale Rijks Driehoek systeem ingemeten.

De werkzaamheden zijn conform het Programma van Eisen (PvE; Janssen/Tichelman 2007) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1 (CCvD 2006) uitgevoerd.

4.2 Fysische geografie

Voor het fysisch-geografisch onderzoek zijn in totaal zeven kolommen

gedocumenteerd, waarvan vier in werkput 4, twee in werkput 2 en één in werkput 3 (Fig. 4.1, bijlage 2). Er zijn alleen kolommen ter hoogte van het niet verstoorde deel van het plangebied gedocumenteerd. Vanwege de verstoring en de vervuiling ter hoogte van werkput 1 zijn daar geen kolommen opgenomen. De profielkolommen zijn

ingemeten in het Rijks Driehoek systeem. De hoogte van de kolommen is gerelateerd aan het Nieuw Amsterdams Peil (NAP). De kolommen zijn schoongemaakt,

gefotografeerd, beschreven en getekend op een schaal van 1:20 door dr. C. Enzl. De lithologische en bodemkundige beschrijving is conform de NEN5104 norm uitgevoerd.

Dit betekent dat bij het beschrijven van de lagen is gelet op textuur (grondsoort), bodemopbouw, oxidatie- en reductievlekken van ijzer en mangaan, kalkgehalte, kleur en archeologische indicatoren waaronder aardewerk en houtskool.

Fig. 4.1: Ligging van de gedocumenteerde kolommen.

(11)

10

5 Resultaten fysisch-geografisch onderzoek

5.1 Reliëf

Het maaiveld varieert tussen 46.24 en 47.52 m + NAP. De werkputten 2 en 3 liggen iets lager dan de werkputten 1 en 4 (Fig. 5.1). De hoogteverschillen zijn echter vooral door antropogene ingrepen ontstaan.

Fig. 5.1: Het plangebied geplot op de AHN. Blauw Æ Rood komt overeen met laag Æ hoog.

5.2 Bodemopbouw

De bodem was ter hoogte van werkput 1 geheel verstoord. De verstoring is het gevolg van de aanwezigheid van oude leidingsleuven en wellicht door graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de parkeerplaats. Ter hoogte van de werkputten 2, 3 en 4 is nog wel een gedeeltelijk intacte bodem aangetroffen (bijlage 2).

De natuurlijke bodemopbouw is als volgt:

De bouwvoor bestaat uit een circa 30 cm dik pakket sterk zandige leem. De laag is rijk aan indicatoren uit de 19e en 20e eeuw. De indicatoren bestaan uit steenkool,

houtskool, recent keramiek en basteenspikkels. De bouwvoor is vermoedelijk

opgebracht of sterk verstoord geraakt door recente bodemingrepen. De bouwvoor gaat

(12)

11 over in een oranje-bruin gekleurde iets kleiige (brik)laag. Deze tweede laag is

geïnterpreteerd als de Bs/Bw horizont. De klei en het ijzer zijn afkomstig uit de laag die van oorsprong bovenop de briklaag lag. Deze oorsponkelijke oude bodemlaag is echter alleen (gedeeltelijk) ter hoogte van kolom 4.1 aangetroffen (Fig. 5.2). Ter hoogte van de overige kolommen was de oorspronkelijke A-horizont verdwenen.

De Bs/Bw horizont heeft een dikte van 30 cm en is kenmerkend voor brikgronden.

Onder de briklaag bevindt zich een ca. 100 cm dik pakket zwak tot sterk zandige leem.

In het leempakket is een duidelijk banden-B-pakket aangetroffen (Fig. 5.2). Een banden-B-pakket bestaat uit een serie oranjebruine tot geelbruine, massieve banden met ingespoeld ijzer en lutum, waarvan de bovenste binnen 120 cm diepte ligt en 5- 15 cm dik is. De banden bevatten ten minste 3% lutum (of lutum en ijzer) meer dan het tussenliggende C-materiaal. In een “standaard” niet-geërodeerde lössbodem komt een dergelijke afwisseling van geelbruine en donkerbruine fibers vaak voor in een laag tussen circa 100 tot 170 cm –mv. In het plangebied komen de fibers echter al veel hoger voor (bijvoorbeeld ter hoogte van kolom 4.1, de meeste natuurlijke bodem, op een diepte van ca. 70 cm beneden maaiveld). Dat komt waarschijnlijk omdat een deel van de bovengrond geërodeerd is. Dit verklaart eveneens waarom de briklaag relatief ondiep onder het maaiveld ligt.

Fig. 5.2: Kolom 2.1, 3.1 en 4.1. Deze kolommen zijn representatief voor de bodemopbouw ter hoogte van het plangebied.

(13)

12

6 Resultaten archeologisch onderzoek

Het vlak is in alle werkputten aangelegd onder de briklaag op een diepte van 0,6-0,7 m.

Behalve recente vondsten (19e-20e eeuw) uit de bouwvoor zijn geen vondsten en geen archeologische sporen aangetroffen. De recente vondsten zijn niet verzameld. In Fig.

6.1 tot en met Fig. 6.3 zijn de aangelegde, lege vlakken in werkput 2-4 afgebeeld.

Werkput 1 was geheel verstoord.

Fig. 6.1: Het vlak in werkput 2.

(14)

13

Fig. 6.2: Het vlak in werkput 3.

Fig. 6.3: Het vlak in werkput 4.

(15)

14

7 Conclusie

Bij het proefsleuvenonderzoek in plangebied “Op de Langfoor” is vastgesteld dat er geen archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Uit het fysisch-geografisch onderzoek blijkt dat het terrein gedeeltelijk afgetopt is. De briklaag (inspoelingslaag) is echter nog wel vrijwel overal intact. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek werd verondersteld dat de oorspronkelijke bodem een radebrikgrond moet zijn geweest. Na analyse van de kolommen bleek dat dit beeld juist was.

Door het ontbreken van sporen en vondsten kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geconcludeerd worden dat in het plangebied geen archeologische waarden aanwezig zijn. Het is niet met zekerheid te stellen dat het terrein nooit

archeologische waarden bevat heeft. Door de bovengenoemde aftopping is het mogelijk dat eventuele archeologische resten verdwenen zijn. Gezien het volledig ontbreken van vondsten ligt het echter eerder voor de hand dat zich in het plangebied nooit

bewoningssporen hebben bevonden.

7.1 Waardering van de vindplaats

Er is geen vindplaats aangetroffen en daarom kan er ook geen vindplaats gewaardeerd worden.

7.2 Aanbeveling

Een vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Voor goedkeuring van dit advies kan contact opgenomen worden met de gemeente Sittard-Geleen als bevoegd gezag.

7.3 Beantwoording van de onderzoeksvragen

- Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?

De bodem bestaat uit een afgetopte en gedeeltelijk verstoorde radebrikgrond.

- In welke mate is het gebied verstoord?

Werkput 1 was geheel verstoord. De overige werkputten waren tot op een diepte van ca.

30 cm geroerd (bouwvoor). De briklaag is ter hoogte van de werkputten 2 tot en met 4 nog aanwezig.

- Zijn er archeologische sporen, resten of intacte vondstlagen aanwezig in het plangebied?

Nee, er zijn geen archeologische sporen, resten of intacte vondstlagen aangetroffen.

Omdat er geen vindplaats is vastgesteld komen de overige vragen te vervallen.

7.4 Voorbehoud

Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij

bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de

onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden

archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden.

(16)

15

Literatuur

Bakker, H. de / J. Schelling, 1966: Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen.

Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda.

DLO-Staring Centrum, 1991, Bodemkaart van Nederland 1:50.000, blad 68 West- Oost, Sittard, Wageningen

Janssen M.P.J. /Tichelman G., 2007: Programma van Eisen: “Op de Langfoor”, Weert.

Lohof, E., 1997: Gemeente Sittard, Plangebied Sittard-Hoogveld; een archeologische kartering. RAAP-Rapport 270. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL,

Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft.

Mulder E.F.J et al., 2003: De Ondergrond van Nederland, Wolters Noordhoff, Groningen/Houten.

Staring Centrum, 1989: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, blad 59-60- 61-62 Genk-Sittard- Maastricht-Heerlen, Wageningen.

Staring Centrum (tegenwoordig Alterra Instituut, Wageningen), 1989:

Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 Maasterrassen en Hellingklassen, blad 59-60-61-62 Genk-Sittard- Maastricht-Heerlen, Wageningen.

Tol, A. et al., 2000: Twee urnenvelden in Limburg. Een verslag van opgravingen te Roermond en Sittard 1997-1998, Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 6.

Archeologisch Centrum Vrije Universiteit, Amsterdam

Tol, A./Schabbink, M., 2004: Opgravingen op vindplaatsen uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Volle Middeleeuwen op het Hoogveld te Sittard. Campagne 1999.

Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 14. Archeologisch Centrum Vrije Universiteit, Amsterdam

Vanderbeken, T., 2005: Inventariserend Veldonderzoek “Op de Langfoor” te Sittard.

Synthegra-Rapport 175043, Weert.

Lijst van afkortingen

AD Anno Domini (datering na Christus)

AHN Actueel Hoogtebestand Nederland

AMK Archeologische Monumenten Kaart

AMZ Archeologische Monumenten Zorg

ARCHIS Archeologisch Informatie Systeem

ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving

BC Before Christ (datering voor Christus)

BP Before Present (datering t.o.v. ‘heden’, zijnde 1950)

14C of C14 Koolstof-14, een dateringsmethode die gebaseerd is op het meetbare verval van radioactiviteit binnen organische stoffen

CAA Centraal Archeologisch Archief

CcvD Centraal College van Deskundigen Archeologie

Chr. Christus

CHW Cultuur-Historische Waardenkaart

(17)

16

CMA Centraal Monumenten Archief

Fig. Figuur GIS Geografisch Informatie Systeem GPS Global Positioning System

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden IVO Inventariserend Veldonderzoek

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

mv maaiveld (het landoppervlak)

NAP Normaal Amsterdams Peil

NEN Nederlandse Norm

PvE Programma van Eisen

RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten RD Rijksdriehoek systeem (landelijk coördinatensysteem)

WRO Wet Ruimtelijke Ordening

Verklarende woordenlijst

Allerød tijd Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 11.800-11.000 jaar geleden.

antropogeen Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen veroorzaakt/gemaakt).

ARCHIS-melding Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS).

artefact Alle door de mens vervaardigde of gebruikte voorwerpen.

bioturbatie Verstoring van de oorspronkelijke bodemstructuur en/of transport van materiaal door plantengroei en dierenactiviteiten.

Bølling tijd Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 13.500-12.000 jaar geleden.

Boreaal Tijdvak, onderafdeling van het Holoceen, gekarakteriseerd door een gematigd en continentaal klimaat en een bebost landschap gedomineerd door loofbomen (datering ca. 6800-5500 voor Chr.).

Buitendijks Gronden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden.

14C-datering (ook wel C14- of C14-datering) Bepaling van gehalte aan radio-actieve koolstof 14C van organisch materiaal (hout, houtskool, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14C-ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren vóór4 1950 na Chr. (jaren BP) met daaraan toegevoegd de aan de meting verbonden mogelijke afwijking (standaarddeviatie).

castellum Romeins legerkamp.

conservering Mate waarin grondsporen, anorganische en organische archeologische resten bewaard zijn.

couperen Het maken van één of meer verticale doorsneden door een spoor of laag om de aard, diepte, vullingen, vorm en relaties met andere fenomenen vast te stellen.

crematie Begraving met gecremeerd menselijk bot.

crevasse Doorbraakgeul door een oeverwal.

cultuurdek 30 tot 50 cm dikke cultuurlaag, soms opgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), soms ontstaan door diepploegen.

dagzomen Aan de oppervlakte komen, zichtbaar worden van gesteenten (met inbegrip van zand, klei, etc.).

debiet Het aantal m3 water dat op een bepaald punt in een rivier per seconde passeert.

dekzand Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een ‘dek’ (Saalien: Formatie van Eindhoven; Weichselien:

Formatie van Twente).

Dryas Laatste gedeelte van het Laat-Weichselien, ca. 20.000-10.000 jaar geleden.

Eemien Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. voorlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden.

enkeerdgronden Dikke eerdgrond (=laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens;

worden ook wel essen genoemd.

Edelmanboor Een handboor voor bodemonderzoek.

eolisch Door de wind gevormd, afgezet.

esdek Dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen

fluviatiel Door rivieren gevormd, afgezet.

fluvioglaciaal Door smeltwater (afkomstig van gletsjers) afgezet.

fluvioperiglaciaal Door stromend water onder periglaciale omstandigheden afgezet.

gaafheid Mate van (fysieke) verstoring van de bodem, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang).

genese Wording, ontstaan.

grondmorene Het door het landijs aangevoerde en na afsmelten achtergebleven mengsel van leem, zand en stenen. De afzetting wordt vaak aangeduid als keileem.

(18)

17

havezate Ridderlijk goed of kasteel in de oostelijke provincies.

Holoceen Jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr. tot heden).

horizont Kenmerkende laag binnen de bodemvorming.

humeus Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem.

ijzeroer IJzeroxidehydraat, een ijzererts dat vooral in vlakke landstreken, in dalen en moerassige gebieden op geringe diepte voorkomt.

inhumatie Begraving met niet gecremeerd menselijk bot

in situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren.

interstadiaal Een warmere periode tijdens een glaciaal.

kom Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken.

kronkelwaard Deel van een stroomgebied omgeven – en grotendeels opgebouwd – door een meander.

kwel Door hydrostatische druk aan het oppervlakte treden van grondwater

laag Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden.

leem Samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25%

klei

limes Grens (meer in het bijzonder de noordgrens van het Romeinse rijk).

lithologie Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten.

löss Eolisch (=wind-)a afzetting van zeer fijnkorrelig materiaal waarvan het overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm.

lutum Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm

meander Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes).

meanderen (van rivieren of beken) Zich bochtig door het landschap slingeren.

motte Type laat-middeleeuws kasteel (vaak een ronde burcht met toren) waarvoor het kenmerkend is dat het is geplaatst op een meestal kleine, kunstmatige verhoging.

oeverafzetting Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen.

oeverwal Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt.

oxidatie Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; ‘verbranding’ bij veen).

palynologie Zie pollenanalyse.

plaggendek Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht.

plangebied Gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen

Pleistoceen Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.).

Pleniglaciaal Koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden.

podzol Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont).

Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd.

pollenanalyse De bestudering van fossiele stuifmeelkorrels en sporen waardoor een beeld van de vegetatiegeschiedenis gevormd kan worden. Uit de vegetatiegeschiedenis kan het klimaat worden gereconstrueerd.

potstal Uitgediepte veestal.

Prehistorie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven.

redoute Kleine veldschans (die alleen uitspringende en geen inspringende hoeken heeft).

rivierduin Door uitstuiving uit een riviervlakte hierlangs ontstaan duin (in Nederland meestal Weichselien of Vroeg Holoceen van ouderdom).

Saalien Voorlaatste glaciaal, waarin het landijs tot in Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.00-130.000 jaar geleden.

silt Zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm

site Plaats waar in het verleden menselijke activiteit heeft plaatsgevonden.

slak Steenachtig afval van metaal- of glasproductie

solifluctie Het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o.a. bij permafrost (een permanent bevroren ondergrond).

spieker Op palen geplaatst opslaghuisje voor granen.

strang Met water gevulde, van de hoofdstroom afgesneden-‘dode’- meander.

stratigrafie Opeenvolging van lagen in de bodem.

stratigrafisch De ligging der lagen betreffend.

stroomgordel Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en).

(19)

18

stroomrug Oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen.

stuwwal Door de druk van het landijs in het Saalien opgedrukte rug van scheefgestelde preglaciale sedimenten.

terras (rivier-) Door een rivier verlaten en daarna versneden dalbodem.

structuur Meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende sporen.

vaaggronden Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag.

verbruining Proces van bodemvorming waarbij de bodem egaal (roest)bruin van kleur wordt.

vicus Een burgelijke nederzetting uit de Romeinse tijd met een stedelijk karakter maar zonder stadsrechten.

vindplaats Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.

Weichselien Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca.

120.000-10.000 jaar geleden.

zavel Grondsoort die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat.

zeldzaamheid Mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied.

Lijst van afbeeldingen

Fig. 1.1: Het plangebied voor aanvang van de werkzaamheden. ... 3 

Fig. 1.2: Situering van het onderzoeksgebied op de topografische kaart 1:25.000 ... 5 

Fig. 2.1: Sittard en Overhoven op de minuutplannen van 1832.(bron: watwaswaar.nl) De blauwe pijl duidt de oude uitvalsweg aan, nu de Steenweg, de Voorstad, de Brandstraat en de Limbrichterstraat. De groene pijl wijst naar de huidige spoorlijn. Het paarse kader geeft het plangebied aan. ... 7 

Fig. 4.1: Ligging van de gedocumenteerde kolommen. ... 9 

Fig. 5.1: Het plangebied geplot op de AHN. Blauw Æ Rood komt overeen met laag Æ hoog. ... 10 

Fig. 5.2: Kolom 2.1, 3.1 en 4.1. Deze kolommen zijn representatief voor de bodemopbouw ter hoogte van het plangebied. ... 11 

Fig. 6.1: Het vlak in werkput 2. ... 12 

Fig. 6.2: Het vlak in werkput 3. ... 13 

Fig. 6.3: Het vlak in werkput 4. ... 13 

Lijst van bijlagen

Bijlage 1: Puttenkaart

Bijlage 2: Kolombeschrijvingen Bijlage 3: Periodentabel

(20)

19

Bijlage 1: Puttenkaart

(21)

20

Bijlage 2: Kolombeschrijvingen

(22)

Situering van de kolommen

kolom X Y Legenda

2,1 188054,92 335276,98 KS4 Uiterst Siltige klei Gr Grijs

2,2 188054,54 335285,84 LZ1 Zwak zandige leem Br Bruin

3,1 188054,22 335292,92 LZ3 Uiterst Zandige leem Ge Geel

4,1 188048,56 335297,99 Mn Mangaan Or Oranje

4,2 188014,08 335312,02 H Humus l licht

4,3 188014,35 335287,06 Ker Keramiek d donker

4,4 188032,29 335280,89 Fe Ijzer

BK baksteen

1 weinig

2 veel

3 zeer veel

kolom 2,1 Diepte (m tov NAP) Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont benaming Opmerkingen

47,52-47,32 kiezellaag opgebracht

47,32-46,92 KS4/LZ3 H1 BrGr, gevlekt BK1, Steenkool 1 opgebracht

46,92-46,58 KS4/LZ3 Bw horizont zwakke pseudovergleying

46,58-46,12 LZ3/LZ1 Br-lGe gelamineerd, bevat lutumrijke fibers

kolom 2,2 Diepte (m tov NAP) Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont benaming Opmerkingen

47,09-46,91 LZ3 Gr HK1, steenkoolresten

46,91-46,61 LZ3 GeBr Mn1

46,61-46,41 KS4/LZ3 Br Fe1 Bs/Bw horizont zwakke pseudovergleying

kolom 3,1 Diepte (m tov NAP) Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont benaming Opmerkingen

46,98-46,8 LZ3 H1 Gr HK1, Steen 1 opgebracht

46,8-46,5 KS4/LZ3 Br Fe1 Bw/Bs

46,5-46,15 LZ3/LZ1 lGrBr C gelamineerd, bevat lutumrijke fibers

46,15-45,7 LZ3 lBr

(23)

46,18-45,3 LZ3-LZ1 Br-lGeBr C-horizont gelamineerd, bevat lutumrijke fibers

kolom 4,2 Diepte (m tov NAP) Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont benaming Opmerkingen

46,24-46,04 LZ3 H1 Gr Kiezel 1, Ker1, HK1 opgebracht Ker, NTC (recent)

46,04-45,84 LZ3 GeBr HK1 opgehoogd?

45,84-45,54 KS4 Br Bs-horizont

kolom 4,3 Diepte (m tov NAP) Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont benaming Opmerkingen

46,74-46,44 LZ3 H1 Gr HK1, Steenkool 1, Ker 1, kiezel 1 opgebracht Ker, NTC (recent)

46,44-46,21 LZ2 GeBr HK1, Steenkool 1, Ker 1, BK1 verstoord Ker en BK, NTC (recent)

46,21-45,99 KS4 Br Fe1 Bs-horizont Zwakke pseudovergleying

kolom 4,4 Diepte (m tov NAP) Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont benaming Opmerkingen

46,7-46,5 LZ3 H1 Gr Ker 1 opgebracht Ker, NTC (modern)

46,5-46,27 LZ3 H1 GeBr HK1, Steenkool 1, Ker 1, BK1 verstoord Ker en BK, NTC (recent)

46,27-46,05 LZ3-KS4 Br Fe1 Bs-horizont Zwakke pseudovergleying

(24)

23

Bijlage 3: Periodentabel

(25)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Op basis van de onderzoeksresultaten en de actuele grondwaterstand kan worden gesteld dat, er van uitgaande dat er geen sprake is van kwel binnen het plangebied, de

272 Tijdens bovenstaande (boor-)onderzoeken zijn binnen monument 4603 twee vindplaatsen aangetroffen (vindplaats KHII-1 en KHII-2). Binnen monument 4602 zouden zich in het westen

[r]

[r]

Uit het onderzoek blijkt dat er in het plangebied archeologische resten uit de prehististorie verwacht kunnen worden, maar dat kans klein is dat deze worden aangetroffen.. Er is

opgespoten zand oftewel kunstmatig strand (zie figuur 2).H oge dichtheden aan foeragerende vogels worden hier niet verwacht gezien de verstoring vanaf de dijkzone en oostelijke

Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig stevig,