• No results found

Pensioeninnovatie, inzicht en handelingsperspectief: een weg naar vertrouwen in ons pensioenstelsel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Pensioeninnovatie, inzicht en handelingsperspectief: een weg naar vertrouwen in ons pensioenstelsel"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pensioeninnovatie, inzicht en handelingsperspectief:

een weg naar vertrouwen in ons pensioenstelsel

Ondernemingsrecht 2019/9

Er is een transformatie in personal finance gaande.

Die transformatie draait om de consument die een grotere verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn eigen financiële planning. Technologie stelt hem in staat nagenoeg real time inzicht te krijgen in zijn fi- nanciële situatie. Dat inzicht is een voorwaarde om te kunnen handelen; om zijn bestedingen te wijzigen en eventueel voorzorgsmaatregelen te treffen.

Sociale partners hebben de verantwoordelijkheid genomen voor de inrichting van ons pensioenstelsel, dat geldt als het beste ter wereld. Dit stelsel is ech- ter ook complex en bevat een aantal wettelijke hin- dernissen voor innovatie. Wij noemen de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds: een zegen voor de ontwikkeling van ons stelsel maar een vloek voor productvernieuwing en nieuwe toe- treders. Om de verplichtstelling overeind te houden zijn in Nederland ingewikkelde regels opgetuigd met betrekking tot de taakafbakening (status quo tussen pensioenfondsen en verzekeraars) en solidariteit (doorsneesystematiek en verbod op ringfencing).

Wij hebben gezocht naar wegen om het goede te be- houden en innovatie te stimuleren. Innovatie is geen doel op zich en disruptie van een goed pensioenstel- sel kan evenmin de bedoeling zijn. Het doel is een goed pensioen dat ons in staat stelt onze levensstan- daard na pensionering te continueren, herstel van vertrouwen in het pensioenstelsel en verbetering van de dienstverlening aan deelnemers en gepensio- neerden.

De verschuiving van de verplichtstelling van be- drijfstakpensioenfonds naar pensioenregeling kan daaraan bijdragen. Die verschuiving stelt ons in staat zonder problemen afscheid te nemen van de door- sneesystematiek, de taakafbakening en het verbod op ringfencing. Het algemeen pensioenfonds (apf) is geschikt om verplichtgestelde pensioenregelingen uit te voeren. Daarnaast wachten wij op een nieuw pensioencontract en verdere verbetering van het pensioenregister, zo mogelijk met linkjes naar an- dere informatiekanalen.

1. Inleiding

‘Pensioen nergens zo goed, vertrouwen nergens zo laag’ kopt het FD.2 Nederlanders hebben lage verwachtingen over het

1 René Maatman is hoogleraar vermogensbeheer en pensioenvraagstukken aan het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht en advocaat in Amster- dam. Eva Schram en Christian Godlieb zijn advocaten in Amsterdam.

2 Het Financieele Dagblad, ‘Optimisme over eindspurt naar pensioenak- koord’, 16 oktober 2018.

pensioen dat zij naast hun AOW-uitkering ontvangen. Dat het pensioenakkoord zo lang op zich laat wachten, draagt niet bij aan dit vertrouwen. Er is dringend behoefte aan een nieuw pensioenstelsel dat beter bestand is tegen schokken op de financiële markten, de vergrijzing en veranderingen op de arbeidsmarkt. De complexiteit moet worden geredu- ceerd teneinde pensioenen inzichtelijk te maken voor het publiek, een efficiënte pensioenuitvoering te bewerkstelli- gen en kosten te beheersen.

Een pensioenakkoord heeft mogelijk grote gevolgen voor het pensioencontract en voor de uitvoering daarvan. Heilige huizen zoals de doorsneesystematiek staan ter discussie. De tot op heden in Nederland dominante uitkeringsovereen- komst (defined benefit) wordt mogelijk teruggedrongen ten faveure van de premieovereenkomst (defined contribution).3 De in 2011 door de FNV verfoeide reële ambitieovereen- komst (het zogenoemde ‘casinopensioen’) wordt nu moge- lijk omarmd als compromis.4 Wat het ook wordt, pensioen- uitvoerders (en vooral pensioenfondsen en verzekeraars) zullen hun administraties en werkwijzen moeten aanpas- sen om een pensioenakkoord te accommoderen. Daaren- boven kunnen zij worden geconfronteerd met de gevolgen die individuele keuzes hebben voor het beleggingsbeleid en zorgplichten.5

De discussie rond de vernieuwing van het pensioenstel- sel valt samen met een andere, niet demografische of macro-economische ontwikkeling, namelijk die van de technologische innovatie binnen de financiële sector. De fintech-revolutie verschaft de consument de mogelijkheid om op eenvoudige wijze inzicht te krijgen in zijn financiële gesteldheid en geeft hem de mogelijkheid bij te sturen. Eén van de gevolgen is dat de consument bewuster omgaat met zijn vermogen en meer verantwoordelijkheid kan nemen (én neemt) voor zijn financiële planning.6 Het ligt voor de hand dat dergelijke ontwikkelingen zich ook uitstrekken tot de pensioensector. Waar de financiële sector echter in galop innoveert, volgt de pensioensector ogenschijnlijk in slakkengang.

In deze bijdrage gaan wij in op de vraag op welke manier het huidige pensioenwettelijk kader technologische ver- nieuwingen stimuleert of ontmoedigt. Wij staan stil bij de vlucht die technologie heeft genomen in de financiële sector in het algemeen en welke impact dat kan hebben op de pen-

3 Het Financieele Dagblad, ‘Het doolhof van een nieuw pensioen’, 24 septem- ber 2018.

4 NRC, ‘Bondgenoten wil geen ‘casinopensioen’’, 15 augustus 2011.

5 Vgl. R.H. Maatman, ‘De prudent person-regel, zorgplichten en het nieuwe pensioencontract’, Ondernemingsrecht 2017/135.

6 ING, ‘Mobiel bankieren zorgt voor meer betrokkenheid bij geldzaken’, 7 juli 2017.

(2)

sioensector. Wij bezien vervolgens of wet- en regelgeving vernieuwing in de weg staat, en of barrières weggenomen kunnen worden zónder de goede kenmerken van het pensi- oenstelsel geweld aan te doen. Ten slotte zetten wij uiteen welke aspecten van pensioenuitvoering de meeste invloed zullen ondervinden van technologische innovatie.

2. De nieuwe financiële wereld

In het achter ons liggende decennium is technologische in- novatie een vast punt geworden op de bestuursagenda van financiële ondernemingen. Dat wekt geen verwondering. Er is een grote transformatie in finance gaande. De silo’s van de traditionele financiële sector – waaronder bankieren, beta- len, verzekeren en vermogensbeheer – worden afgebroken en lopen in elkaar over. De consument is mobiel en wordt niet gehinderd door loyaliteit aan zijn bank – hij stapt over van banking provider met één druk op de knop (of beter:

met een tik op het touchscreen). Hij kan krediet verkrijgen en aanbieden, peer-to-peer dan wel via een crowdfunding platform.7 Hij is rechthebbende van de data die zijn betaal- dienstverlener over zijn betaalgedrag verzamelt en hij kan die data via een application programming interface door (laten) sluizen naar partijen die hem een gedetailleerd in- zicht kunnen geven in zijn persoonlijke financiële situatie.8 Deze financiële data kunnen zelfs worden aangewend door vermogensbeheerders, die daarmee op geautomatiseerde wijze een beleggingsprofiel voor de consument kunnen ge- nereren. Het vermogensbeheer wordt op zijn beurt gaan- deweg overgenomen door robots – die niet alleen beleggen op basis van de persoonlijke financiële situatie van de con- sument, maar deze consument ook adviseren op basis van daaruit voortvloeiende data.9

Sleutelpersoon in dit geheel is de consument zelf die bepaalt (of kan bepalen) en die een grotere verantwoordelijkheid neemt (kan nemen) voor zijn eigen financiële situatie. De technologie geeft de consument de mogelijkheid alle finan- ciële kanalen te bundelen tot een omnichannel waarmee hij zijn persoonlijke financiële planning beter kan beheersen.

De technologie vervaagt de grenzen tussen bankieren, beta- len, verzekeren en vermogensbeheer en stelt de consument in staat zelf aan het roer te staan. Maar loopt het zo’n vaart waar het de pensioensector betreft?

3. De nieuwe financiële wereld en pensioen

Pensioen is onderbelicht gebleven in de technologische re- volutie. Consumenten gebruiken hun internetbankier-apps tegenwoordig gemiddeld eens per dag om hun betaal- en

7 Over crowdfunding en regulering daarvan zie J.M. van Poelgeest, ‘Crowd- funding en Compliance’, Tijdschrijft voor Compliance 2017/2, p. 122-126.

8 Zie over de toegang tot de betaalrekening o.m. P.T.J. Wolters & B.P.F.

Jacobs, ‘De toegang tot betaalrekeningen onder PSD2’, Ondernemingsrecht 2018/38.

9 Het Financieele Dagblad, ‘Financiële wereld worstelt met robo-advies’, 18 februari 2016.

spaarrekening(en) te bekijken. Diezelfde groep raadpleegt de stand van zijn pensioen gemiddeld minder dan eens per jaar.10

De ontwikkeling in pensioenland gaat langzamer dan bin- nen de andere financiële silo’s. Dat lijkt vreemd. De oude- dagsvoorziening (de opgebouwde pensioenaanspraken) vormt immers een fundamenteel onderdeel van personal financial planning en zou daarom onderdeel moeten zijn van het financiële omnichannel.

Wij zien ruimte voor technologische toepassingen bin- nen de pensioensector. Innovatie kan bijdragen aan de gezondheid van de sector. Nieuwe toetreders ondervin- den geen hinder van legacy-systemen. Zij zijn in staat in- efficiënties en complexiteit in de uitvoering te reduceren.

De besparingen kunnen ten goede komen aan de afnemers van het eindproduct, in de vorm van een beter pensioen of een lagere prijs (premie). De pensioenfondssector wordt gekenmerkt door een stapeling van principaal-agentrelaties:

sociale partners, pensioenfonds, pensioenuitvoeringsorga- nisatie, vermogensbeheerders, administratiefabrieken en andere dienstverleners zoals actuarissen en asset-liability rekenaars. Het is een lange keten met daaraan inherente belangentegenstellingen en kosten van monitoring en com- pliance. Het zou mooi zijn als wij deze agency-effecten kun- nen terugdringen door een aantal functies te consolideren in één enkele dienstverlener.

De Nederlandse pensioenmarkt zou aantrekkelijk moeten zijn voor nieuwe aanbieders die de pensioenmarkt betre- den. In absolute termen heeft Nederland de vierde pensi- oenmarkt ter wereld. Uitgaande van een omvang van € 1400 miljard en een vermogensbeheerfee van gemiddeld veertig basispunten, valt er per jaar zo’n € 6 miljard aan inkomsten te genereren. Tellen we daar het vermogen dat is onderge- bracht bij verzekeraars bij op, dan komen we zelfs uit op circa € 1800 miljard respectievelijk € 7,2 miljard.11 Pensi- oenbeheer en -advisering zijn eveneens – zij het in mindere mate – potentieel winstgevend.

Ten slotte zullen ook pensioendeelnemers willen profi- teren van de mogelijkheden die de technologie biedt. Wij noemden hiervoor al de mate waarin zij betrokken zijn bij hun pensioen. Innovatie die op een eenvoudige en gecon- solideerde wijze inzicht biedt in de pensioensituatie en die de deelnemer bewust maakt van de gevolgen van zijn levenskeuzes voor zijn financiële planning – bijvoorbeeld de overstap naar een andere baan – kunnen de betrokken- heid van deelnemers bevorderen. Dit zal niet alleen leiden tot een betere pensioenvoorziening bij het bereiken van de

10 Zoals recentelijk onderzocht door Engelse pensioenaanbieder Aviva, fe- bruari 2018.

11 Vgl. DNB Nieuwsbrief Pensioenen van 5 december 2017. Daar gaat DNB uit van gemiddeld 47 basispunten, bij een spreiding van 10 tot 330 basispun- ten, afhankelijk van de asset class. Volgens de DNB-statistiek zijn de ver- mogensbeheerkosten van Stichting Pensioenfonds ABP en Stichting Pen- sioenfonds Zorg en Welzijn in 2017 respectievelijk 64 en 49 basispunten.

(3)

pensioenleeftijd (een betere planning van voorzorgsbespa- ringen) maar zal ook bijdragen aan het vertrouwen van de deelnemers in het stelsel in de opbouwfase. Immers, deel- nemers die meer inzicht hebben in hun pensioen en het Ne- derlandse pensioenstelsel hebben een groter vertrouwen in dat stelsel en in hun pensioenuitvoerder dan deelnemers bij wie deze kennis ontbreekt.12 Het concept van een tool die in- zicht geeft in de pensioensituatie is op zichzelf geen nieuw idee.13 Toch moet een oproep hiertoe kennelijk worden her- haald.14 Het verbaast veeleer dat een dergelijk hulpmiddel niet reeds voorhanden is.

Zowel een (nieuwe) aanbieder als afnemer zullen dus profijt hebben bij innovatie. En toch; waar blijven alle agile en lean start-ups die technologie aanwenden en de geves- tigde pensioenpartijen zouden moeten disrupten? Er zijn in Nederland partijen werkzaam die gebruikmaken van apps, beleggings- en bijdragekeuzevrijheid, zoals BeFrank, Brightpensioen en BrandNewDay. Maar van een technologi- sche revolutie is geen sprake.

4. Staat wettelijk kader disruptie in de weg?

Meer dan in de ‘gewone’ financiële sector, zijn ontwikke- lingen binnen de pensioensector afhankelijk van wet- en regelgeving. Die hebben hun weerslag op de mate waarin technologie kan werken als katalysator voor ontwikkeling.

Het robuuste Nederlandse pensioenstelsel is namelijk aan strakke regels gebonden. Deze regels vormen enerzijds een waarborg voor duurzaamheid maar zijn anderzijds een be- lemmering voor innovatie.15 Zo ondervinden de gevestigde partijen hinder van de doorsneesystematiek en de taak- afbakening, terwijl de ruimte voor nieuwe toetreders op de pensioenmarkt wordt beperkt door de verplichtstelling. Wij behandelen deze factoren hierna achtereenvolgens.

De doorsneesystematiek is halverwege vorige eeuw inge- voerd en houdt in dat alle deelnemers in een bedrijfstak- pensioenfonds ongeacht hun leeftijd percentueel dezelfde premie betalen over hun pensioengevend loon en daar eenzelfde pensioenopbouw voor terug krijgen. De door- sneesystematiek bewerkstelligt – in economische zin – ver- mogensoverheveling tussen jongeren en ouderen. Dit wordt gezien als een uiting van solidariteit. De doorsneesystema- tiek betekent dat pensioenfondsen zijn gebonden aan een

12 Pensioenfederatie, Wie het pensioenstelsel een beetje kent, vertrouwt het.

Onderzoek in opdracht van de Pensioenfederatie uitgevoerd door Zeg- waart Consultancy, Motivaction en de Erasmus Universiteit, 2016.

13 Zie ook A.L. Bovenberg & R.H. Maatman, ‘Geef elke Nederlander digitaal dossier voor financiële planning; Een remedie voor het financieel analfa- betisme’, Opinie in Het Financieele Dagblad, 16 mei 2007.

14 M.G. Knoef, Dromen over een goed pensioen: origami en datascience, Oratie bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de Economie, in het bijzonder Empirische Micro-Economie aan de Universiteit Leiden, uitge- sproken op 5 oktober 2018.

15 Duurzaamheid in de zin van langetermijnbetrouwbaarheid. Denk aan de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (“Wet Bpf 2000”), die generatie-overstijgende solidariteit bewerkstelligt.

vaste premie.16 Zij kunnen niet differentiëren in de premie die zij vragen, zelfs als een deelnemer zou aangeven meer te willen bijdragen. Pensioenfondsen kunnen hun deelne- mers geen diensten aanbieden zoals de opbouw van méér pensioen in hun basispensioenregelingen door middel van bijstortingen.17

Pensioenfondsen kunnen deze leemte in hun ‘aanbod’ niet aanvullen met andere financiële producten. Dat is te wijten aan de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzeke- raars. Het is pensioenfondsen verboden derde-pijlerproduc- ten aan te bieden. De ratio achter deze afbakening is dat de verplichtstelling leidt tot een oneerlijke concurrentievoor- sprong voor pensioenfondsen ten opzichte van andere pen- sioenuitvoerders. Andere aanbieders moeten namelijk grote marketinginspanningen leveren om klanten te bereiken terwijl pensioenfondsen hun klantcontacten in de schoot geworpen krijgen. Bovendien hebben bedrijfstakpensioen- fondsen door de verplichtstelling voldoende kritieke massa om een ‘apparaat’ (een managementorganisatie) in stand te houden, waardoor de kosten per deelnemer en per verzeke- ring lager zijn dan de kosten van andere aanbieders. Aan de taakafbakening liggen dus concurrentieoverwegingen ten grondslag. Zij is in ieder geval niet ingegeven door de wens om te handelen in het beste belang van de pensioendeelne- mer. Zij leidt tot inefficiënties en staat productvernieuwing in de weg.

Een derde factor die innovatie belemmert, is de verplicht- stelling. Die speelt zoals gezegd vooral een rol waar het de markttoetreding betreft van nieuwe aanbieders. Ruim 75%

van het Nederlandse pensioenvermogen valt onder een ver- plichtstellingsbesluit. Hierdoor zijn werkgevers en werkne- mers binnen een bepaalde bedrijfstak verplicht aangesloten bij het voor die bedrijfstak aangewezen pensioenfonds.18 Een pensioenaanbieder die niet is aangewezen als het fonds bij wie de werkgever de pensioenregeling moet onderbren- gen, kan het pensioendeel behorende bij de arbeidsovereen- komst van de desbetreffende werknemers onmogelijk be- reiken. Daarmee zit 75% van het pensioenvermogen dus ‘op slot’. Het is niet waarschijnlijk dat dit op korte termijn ingrij- pend zal veranderen. De wetgever is terughoudend omdat hij moral hazard creëert als hij ingrijpt in de wijze waarop sociale partners de tweede pijler vorm geven. De staat zou daarmee impliciet verantwoordelijkheid aanvaarden voor de werking van het pensioenstelsel. Zou het pensioenresul- taat onverhoopt tegenvallen, dan kunnen belanghebbenden zich mogelijk tot de staat wenden die het ‘onheil’ heeft be- werkstelligd. Daarom dragen politici bij herhaling de bood-

16 Artikel 118 Pensioenwet (“PW”).

17 De basispensioenregeling is de regeling waarin de deelnemer verplicht deelneemt, vgl. de definitie in artikel 1 PW. Wel kennen wij de nettopen- sioenregeling, die werknemers met een pensioengevend salaris boven

€ 105.075 de mogelijkheid geeft vrijwillig in de tweede pijler ‘bij te sparen’.

Daarnaast zijn er sommige pensioenfondsen zoals ABP die hun deelnemers de mogelijkheid bieden extra pensioen op te bouwen in een tweede pensi- oenregeling naast de basispensioenregeling.

18 Vgl. de artikelen 2 en 4 van de Wet Bpf 2000. De verplichte deelneming in Stichting Pensioenfonds ABP berust op de Wet privatisering ABP.

(4)

schap uit “dat pensioen van sociale partners is” (of woorden van die strekking).19 Op hun beurt hebben sociale partners er belang bij de status quo te handhaven. Voor werkne- mersorganisaties is de tweede pijler een machtsfactor van- jewelste. Niet alleen omdat hun instemming is vereist als de arbeidsvoorwaarde (pensioen) wordt gewijzigd, maar ook omdat zij de bedrijfstakpensioenfondsen besturen die tezamen eigenaar zijn van het enorme pensioenvermogen.

Die invloed willen zij niet zomaar prijsgeven.

Hoe het ook zij, op dit moment wordt innovatie enerzijds gehinderd doordat de grote pensioenaanbieders gebonden zijn aan de doorsneesystematiek en de taakafbakening. An- derzijds laat de pensioenmarkt weinig ruimte voor nieuwe toetreders doordat een groot deel van het pensioenvermo- gen door de verplichtstelling is gealloceerd bij bedrijfstak- pensioenfondsen en de regelingen die zij uitvoeren.

5. Moet het wettelijk kader op de schop om de weg vrij te maken?

De vraag is of Nederland bereid zou moeten zijn het hui- dige pensioensysteem op te offeren ten behoeve van inno- vatie. Leidt dat tot een beter pensioen? Bezien moet wor- den of wij afstand moeten doen van de verplichtstelling, de doorsneesystematiek en de taakafbakening – factoren die fundamenteel hebben bijgedragen aan het succes van ons pensioenstelsel. Mede dankzij deze ‘knelfactoren’ zijn veel Nederlanders thans in staat hun levensstandaard na pensi- onering voort te zetten. Daarom is voorzichtigheid geboden.

Hoewel de verplichtstelling de voor nieuwe aanbieders toe- gankelijke markt beperkt, mogen de voordelen daarvan niet onvermeld blijven.20 De wettelijk verplichte deelneming ga- randeert continuïteit. Zij stelt pensioenfondsen in staat te beleggen met een lange horizon en in illiquide activa. Het daarbij horende extra rendement is essentieel voor een goed pensioen. Wij moeten ervoor waken dat dit voordeel behouden blijft indien wij zouden overstappen naar een meer individueel pensioencontract. Als het mogelijk wordt om met een tik op de smartphone pensioen over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder, zullen pensioenfond- sen veel meer dan nu het geval is moeten beleggen in liquide activa. Dat leidt tot een aanzienlijk rendementsverlies, nog afgezien van de daarmee gemoeide beheerkosten. Een an- der voordeel is dat ons pensioenstelsel door de verplicht- stelling een hoge participatiegraad kent.21 Die verplichte deelneming bewerkstelligt dat in Nederland ook “slechte”

risico’s worden verzekerd tegen een lage premie. Het los- laten van de verplichtstelling kan leiden tot een participa-

19 Vgl. bijv. Kamerstukken II 2005/06, 30413, 3, p. 2; Handelingen II, 22 mei 2013, TK 85-2-8.

20 D. Boeijen, M. Heemskerk & R.H. Maatman, Beëindiging van de doorsneesys- tematiek: juridisch navigeren naar alternatieven, Tilburg: Netspar Design Paper (nr. 35) 2015.

21 De zogenoemde ‘grote verplichtstelling’ geldt voor verplichtgestelde be- drijfstakpensioenfondsen op grond van de Wet Bpf 2000. De ‘kleine ver- plichtstelling’ is de verplichting om deel te nemen aan een door de werk- gever aangeboden pensioenregeling.

tieleemte waardoor gepensioneerden moeten terugvallen op collectieve middelen zónder aanvullend pensioen. De verplichtstelling bewerkstelligt tevens dat wij beleggings- en verzekeringsrisico's kunnen delen met volgende gene- raties. Het verdienvermogen van huidige en toekomstige actieven (‘menselijk kapitaal’) wordt benut als waarborg voor het nakomen van pensioenverplichtingen. Zonder een wettelijke verplichting tot deelneming lukt dat niet. Daarin schuilt gelijktijdig een zwakte en een belemmering om de verplichtstelling af te schaffen. Een beëindiging van de ver- plichtstelling staat gelijk aan een intergenerationele con- tractbreuk. De voorheen min of meer zekere toestroom van pensioenpremies zal afnemen. Wie zich buigt over de vraag wie in dat geval verantwoordelijkheid (laat staan aanspra- kelijkheid) draagt voor de gevolgen daarvan, staat een Gor- diaanse knoop te wachten.

Naar ons idee moet de essentie van de verplichtstelling daarom behouden blijven. Om innovatie te bevorderen en daarbij het goede te behouden, zou de verplichtstelling ver- schoven kunnen worden van het niveau van de uitvoerder naar het niveau van de regeling. Met een dergelijke verschui- ving blijven belangrijke doelstellingen als schaalgrootte en het delen van beleggings- en verzekeringsrisico’s behouden.

Tegelijkertijd kan die verschuiving bevorderlijk zijn voor een pensioenmarkt die kansen biedt voor nieuwe toetreders.

Over een verschoven verplichtstelling (van fonds naar rege- ling) is vaker geschreven en ook de wetgever vond dit geen verkeerde gedachte; enkele jaren geleden was Nederland slechts een millimeter verwijderd van wetgeving die de ver- plichtstelling zou wijzigen met behoud van de voordelen.

Het Wetsvoorstel algemeen pensioenfonds (“apf”) bepaalde namelijk dat verplichte bedrijfstakpensioenfondsen zouden kunnen opgaan in een collectiviteitkring van een apf. In dat geval zou er niet langer een verplichting zijn om deel ne- men in een pensioenfonds. In plaats daarvan zouden sociale partners de minister verzoeken de deelneming aan een pen- sioenovereenkomst (of pensioenregeling) verplicht te stel- len, waar die verplichting naar haar aard meer thuishoort dan bij het pensioenfonds. Vervolgens zou de pensioenre- geling kunnen worden ondergebracht bij een pensioenuit- voerder naar keuze, bijvoorbeeld in een collectiviteitkring van een apf.22 De wetgever heeft echter vijf voor twaalf via een novelle die weg afgesneden. Hij is waarschijnlijk op zijn schreden teruggekeerd omdat sociale partners voorzagen dat het wetsvoorstel in de toen voorliggende vorm een be- dreiging zou vormen voor hun zeggenschap (via hun verte- genwoordigers) in bedrijfstakpensioenfondsen. Het vorige kabinet heeft toegezegd dat deze vernieuwing wederom op tafel komt als de wijziging van het pensioenstelsel zijn be- slag krijgt. Nu een nieuw pensioenstelsel dichterbij komt, zijn wij benieuwd of de nieuwe regering gevolg zal geven

22 Zie L. Kok e.a., Verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregelingen en het alge- meen pensioenfonds, onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Financiën, Amsterdam:

VU, Ecovisie en SEO Economisch Onderzoek 2015. Zie ook Bovenberg, Maatman & Winter (2011).

(5)

aan die toezegging. Indien de verplichtstelling in de huidige vorm standhoudt, rijst overigens de vraag hoe lang deze nog valt te verdedigen. Immers, als op enig moment een niet-verplichtgestelde pensioenaanbieder zijn toegevoegde waarde bewijst door optimale dienstverlening, competitie- ve beleggingsresultaten en lagere kosten, zal de vraag op- komen waarom die voordelen worden onthouden aan deel- nemers van bedrijfstakpensioenfondsen.

Pensioenfondsen kunnen ook om andere reden terrein ver- liezen. In Haagsche kringen leeft de gedachte om de fiscaal gefaciliteerde opbouw van het tweede-pijlerpensioen (en dus het bereik van de verplichtstelling) te beperken. Door de wijziging van het Witteveenkader per 1 januari 2015 kunnen wij nog slechts € 105.075 fiscaal gefaciliteerd pen- sioen opbouwen. Er zijn geluiden dat dit maximumbedrag verder zal worden verlaagd tot tweemaal modaal of het inkomen waar de tweede belastingschijf begint.23 Iemand met een jaarinkomen van meer dan € 75.000 kan zélf voor- zorgbesparingen treffen om na pensionering zijn levens- standaard te kunnen voortzetten, zo zal de redenering zijn.

Een mogelijk gevolg van het beperken van het fiscaal gefa- ciliteerd tweede-pijlerpensioen kan zijn dat de vraag naar aanvullende derde-pijlerproducten toeneemt, en de markt aantrekkelijker wordt voor aanbieders voor innovatief pen- sioen.

Bekijken wij als tweede de doorsneesystematiek. De door- sneesystematiek is een solidariteitselement in pensioenre- gelingen. Alle deelnemers aan de pensioenregeling, jong en oud, bouwen dezelfde pensioenaanspraken op tegen een pro- centueel gelijke premie. Daarmee gaat de pensioenwetgeving voorbij aan het gegeven dat de economische waarde van de pensioenaanspraken voor ouderen fors hoger is dan voor jon- geren. De premie voor jongeren kan immers langer renderen dan de premie voor ouderen, hetgeen een lagere premie voor jongeren zou rechtvaardigen. Sommige schrijvers benadruk- ken dat dit systeem juridisch eerlijk is omdat eenieder de- zelfde opbouw verkrijgt. Zij menen dat sprake is van solida- riteit op werkgeversniveau. De doorsneepremie wordt niet dóór de werknemers betaald, maar door de werkgever vóór de werknemers, zo stellen zij.24 Jonge werknemers zouden daarom geen reden hebben tot klagen. Andere schrijvers be- nadrukken dat de pensioenpremie, ook al wordt die betaald door de werkgever, uiteindelijk ten koste gaat van de loon- ruimte en daarmee in economische zin voor rekening komt van de werknemer. Zij merken de doorsneesystematiek aan als een vorm van ‘overspannen solidariteit’ die het draagvlak en de toekomstbestendigheid van het stelsel ondermijnt. De jongere die nú financieel solidair is met een ander (en voor die ander een offer brengt) moet maar hopen dat een ander be-

23 Eindrapport van de Commissie inkomstenbelasting en toeslagen (commis- sie Van Dijkhuizen), februari 2012, p. 121. In de verkiezingsprogrammas 2017 van Groen Links, PvdA, D66, CU en SGP was een vergaande aftopping van pensioenopbouw voorzien.

24 E. Lutjens & H. Kapelle, ‘Voer de pensioendiscussie op basis van feiten’, Pen- sioenPro, 27 januari 2017.

reid is solidair te zijn met hém, als de tijd daar is.25 Bovendien houdt de doorsneesystematiek geen rekening met wisselen- de arbeidsverhoudingen. Degene die op 45-jarige leeftijd van werknemer zzp’er wordt, zal niet profiteren van de solidari- teitspremie die jongeren betalen. Hoe het ook zij, de economi- sche werkelijkheid heeft onder politieke partijen de overhand gekregen en in het regeerakkoord staat dat de doorsneesyste- matiek zal worden afgeschaft. Die afschaffing zou meer ruim- te moeten bieden aan keuzevrijheid van een extra premie-in- leg door de deelnemer. Als die zeker weet en kan zien dat de premie die hij betaalt, bijdraagt aan zijn pensioen (of het pen- sioen van zijn partner en nabestaanden) zal dat bijdragen aan zijn pensioeninzicht en verkrijgt hij ‘handelingsperspectief’.26 Wij denken aan de voordelen van persoonlijk pensioenreke- ningen (“PPR”), een innovatief, persoonlijk defined contributi- on-systeem dat is ontworpen met behoud van de voordelen van collectief beleggen en verzekeren. Binnen een PPR zijn extra premiestortingen mogelijk (binnen de fiscale kaders) en wordt rekening gehouden met de toegenomen arbeidsmobili- teit en wisselingen tussen werknemers- en zzp-schap.27

Ten slotte de taakafbakening. Wij constateerden al dat de ratio achter het verbod voor pensioenfondsen om derde-pijlerpro- ducten aan te bieden is gelegen in de oneerlijke mededinging ten opzichte van verzekeraars, voortvloeiend uit de verplicht- stelling. Maar is die taakafbakening nog wel gerechtvaardigd?

Deze regels hebben in elk geval weinig van doen met ‘klantbe- lang centraal’ en knvb-criteria.28 Verzekeraars en andere aan- bieders hebben tegenwoordig bovendien de beschikking over andere databronnen dan rond de eeuwwisseling. Het voor- deel dat pensioenfondsen behalen uit de verplichtstelling lijkt marginaal als een andere aanbieder via sociale media duizen- den mensen per post, tweet of instagram story weet te bereiken en te activeren. Wij spreken dan nog niet eens over de samen- werking tussen pensioenuitvoerders (niet zijnde pensioen- fondsen) met techreuzen; de berg aan data die zij bezitten, kan het genoemde voordeel van pensioenfondsen doen ver- bleken. Bovendien is het concurrentienadeel van verzekeraars ten opzichte van pensioenfondsen gemitigeerd doordat verze- keraars via de oprichting van apf’en eveneens een pensioen- fondsproduct kunnen aanbieden.29 Een wettelijke beperking

25 Boeijen, Heemskerk & Maatman 2015; M. Heemskerk & R.H. Maatman,

‘Verplichtstelling blijft overeind bij minder solidariteit’, PensioenPro, 16 mei 2017.

26 Vgl. de doelstellingen van de Wet pensioencommunicatie: het beter in- zichtelijk maken van persoonlijke risico’s, het makkelijker vergelijken van pensioenregelingen, het inzichtelijker maken van de keuzemogelijkheden en het bieden van handelingsperspectief, vgl. www.afm.nl.

27 M. Heemskerk, R.H. Maatman & B.J.M. Werker, ‘Persoonlijk Pensioen met Risicodeling’, Ondernemingsrecht 2016/27.

28 Die criteria staan voor kostenefficiëntie, nut, veiligheid en begrijpelijk- heid; zie ook: www.afm.nl/nl-nl/professionals/onderwerpen/productont- wikkeling.

29 Een pensioenfondsproduct heeft een ander risicoprofiel dan een verze- keringsproduct. Voor pensioenfondsen geldt een andere zekerheidsmaat (97,5%) dan voor verzekeraars (99,5%). Dit wil zeggen dat er een statistische kans is van 2,5% dat een pensioenfonds zijn verplichtingen niet nakomt;

voor een verzekeraar geldt een kans van 0,5%. Het prudentieel toezicht is daarop afgestemd. Een pensioenfonds mag met meer risico beleggen dan een verzekeraar en mag – als laatste redmiddel – zijn verplichtingen af- stempelen. Beleggen met meer risico betekent uitzicht op een hoger ren- dement en een beter pensioen.

(6)

van het diensten- en productenpalet vanwege een vermeende achterstand in klantencontact komt ons daarom ouderwets voor. Wij kiezen dan ook voor efficiënte uitvoering van ons pensioen en laten de concurrentie-inbreuken – voor zover die nog zouden bestaan bij het hanteren van een verplichtstelling die is gekoppeld aan de regeling – voor wat zij zijn.

Als middenweg tussen behoud van het goede en innovatie, hebben wij een solidair pensioenstelsel voor ogen waarin enerzijds de huidige pensioenuitvoerders kunnen innove- ren en anderzijds ruimte bestaat voor nieuwe toetreders.

6. De weg vrij voor innovatie

Technologische innovatie zou een grote bijdrage kunnen le- veren aan de ontwikkeling van de pensioensector. Om die innovatie bij gevestigde partijen te faciliteren, pleiten wij voor afschaffing van de taakafbakening en beëindiging van de doorsneesystematiek. Daarnaast zou aan nieuwe toetre- ders meer ruimte op de pensioenmarkt moeten worden ge- boden door een verschuiving van de verplichtstelling van de pensioenuitvoerder naar de pensioenregeling. Daardoor wordt gelijktijdig de houdbaarheid van de verplichtstelling versterkt, omdat verzekeraars naast pensioenfondsen kun- nen pitchen voor de uitvoering van verplichtgestelde rege- lingen. Daarmee valt het fundament onder de taakafbake- ning weg.

De vraag is welke innovatie ons concreet voor ogen staat.

Wij zien in andere landen toepassingen van nieuwe techno- logie in pensioensectoren. Een voorbeeld van een partij die deze mogelijkheden benut, is de Engelse aanbieder Pensi- onBee. PensionBee spoort pensioenen op van (slapende) deelnemers en bundelt deze via een waardeoverdracht in een nieuwe pensioenpot.30 Het pensioenvermogen wordt vervolgens beheerd door een aangesloten vermogensbe- heerder. PensionBee geeft deelnemers een overzicht van het opgebouwde vermogen via een app. De deelnemer ziet daarmee wat hij met het opgebouwde vermogen naar ver- wachting jaarlijks zal ontvangen vanaf zijn pensioenleeftijd.

Maar de deelnemer kan via die app ook aangeven hoeveel hij zou wensen te ontvangen. Het overzicht van PensionBee toont dan direct hoeveel de deelnemer per maand zal moe- ten bijstorten om dat te bewerkstelligen. Tevens biedt Pen- sioenBee de deelnemer de mogelijkheid om vanaf een be- paalde leeftijd delen van zijn opbouw lump sum op te nemen en het restant te laten renderen.31 PensionBee geeft de deel- nemer op een eenvoudige wijze inzicht in zijn pensioensitu- atie en maakt de deelnemer bewust van (levens)keuzes op zijn pensioenpot. De deelnemer verkrijgt hierdoor een mate

30 Om het helemaal in de fintech-hoek te trekken: PensionBee heeft het hele waardeoverdrachtproces geautomatiseerd met een zelf-ontwikkeld sys- teem met kunstmatige intelligentie; M. van Wijk, ‘Waardeoverdracht per app slaat aan in Groot-Britannië’, PensioenPro, 2 augustus 2018.

31 Vergelijkbaar met geluiden die eerder in Nederland rondgingen over een dergelijke manier van pensioensparen en -uitbetalen; C. Folmer e.a., Effec- ten van meer keuzevrijheid bij pensioenuitkering, Tilburg: Netspar Design Paper (nr. 105) 2018.

van control over zijn pensioenopbouw én -uitbetaling waar wij in Nederland jaloers op mogen zijn. Het ware wenselijk als wij in Nederland die voordelen zouden kunnen combi- neren met behoud van het huidige pensioenresultaat: een pensioen dat ons in staat stelt na pensionering onze levens- standaard te handhaven.32

Vergelijken wij de pensioenuitvoering door PensionBee met de pensioenuitvoering binnen het Nederlandse stelsel, dan zien wij drie archetypen van innovatie: inzicht voor de deel- nemer, een nieuw pensioencontract voor de deelnemer en een passende organisatie van de pensioenuitvoerder.

6.1 Inzicht voor de deelnemer

Sinds 2011 is er een pensioenregister (www.mijnpensioen- overzicht.nl) dat inzicht geeft in het eerste en tweede-pij- lerpensioen. Dit pensioenregister geeft een mooi inzicht in de AOW en de pensioenen die zijn opgebouwd bij verschil- lende pensioenuitvoerders, de hoogte van het te bereiken pensioen, bepaalde keuzes ten aanzien van het pensioen en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurte- nissen op het pensioen van de aanspraak- of pensioenge- rechtigde.33 Het strekt tot voorbeeld voor andere Europese landen. In het afgelopen jaar is de website vernieuwd en gebruikersvriendelijker geworden. Er zijn echter verdere verbeteringen nodig om te voldoen aan de doelstellingen van de Wet pensioencommunicatie: zodat de pensioendeel- nemer weet hoeveel pensioen hij kan verwachten, hij kan nagaan of dat voldoende is, hij zich bewust is van de risi- co’s van de pensioenvoorziening én hij in staat is voorzorgs- maatregelen te treffen (handelingsperspectief).

Om een beeld te krijgen van de oudedagsvoorziening moet de pensioendeelnemer niet alleen zicht hebben op zijn eer- ste- en tweede-pijlerpensioen, maar ook op zijn derde-pij- lerproducten en andere bezittingen.34 Om vervolgens in te kunnen schatten of die oudedagsvoorziening toereikend is, moet de gebruiker zich een beeld kunnen vormen van zijn uitgavenpatroon zoals woonlasten ná pensionering. De ge- volgen van life-events zoals echtscheiding en vroegtijdig overlijden zijn nu nog niet inzichtelijk via het register. Tot slot zou de gebruiker handelingsperspectief moeten wor- den geboden, bijvoorbeeld door middel van een rekentool waarmee hij de pensioeningangsdata bij verschillende pen- sioenuitvoerders kan verschuiven en de gevolgen daarvan kan vergelijken.35 Die informatie stelt hem in staat beslissin-

32 Dit wordt uitgedrukt in een zogeheten replacement rate. Voor de defini- tie en een vergelijking tussen landen zie: https://data.oecd.org/pension/

net-pension-replacement-rates.htm; Nederland scoort in 2018 het hoogst in de The Melbourne Mercer Global Pension Index (MMGPI): “A first class and robust retirement income system that delivers good benefits, is sustai- nable and has a high level of integrity”, in te zien via: https://mercer.com.

au/our-thinking/mmgpi.html.

33 Artikel 51 PW.

34 Kamerstukken II 2015/16, 34008, 19 en Kamerstukken II 2015/16, 34008, 36.

35 Om dat mogelijk te maken moet het pensioenregister details van verschil- lende pensioenregelingen zodanig verwerken dat de pensioendeelnemer de belangrijkste voor hem geldende opties ‘virtueel’ kan benutten en de gevolgen daarvan kan zien.

(7)

gen te nemen ten aanzien van zijn pensioeningangsdatum en zijn werkzame leven.

Al deze informatie hoeft niet noodzakelijk in het pensioen- register een beslag te krijgen, maar kan ook worden aange- boden door een applicatie die hieraan is gekoppeld. Idealiter een applicatie die aanmoedigt om periodiek te raadplegen en uitnodigt om tijdig eventuele pensioengaten te dichten.

Een vorm van gamification voor de oudedagsvoorziening:

als de deelnemer op deze wijze inzicht krijgt in de gevolgen van zijn keuzes, kan een bepaalde autodidactiek op gang ko- men op het gebied van pensioenen en persoonlijke finan- ciële planning.

6.2 Het nieuwe pensioencontract voor de deelnemer De tweede vernieuwing zien wij binnen het pensioencon- tract en de uitvoering daarvan. Nemen wij weer PensionBee als voorbeeld, dan zien wij dat de deelnemer in charge is. De deelnemer bepaalt wanneer hij overstapt van pensioenuit- voerder, bepaalt hoeveel hij spaart en bepaalt wanneer en hoeveel hij onttrekt aan zijn pensioenspaarpot. Een logische vraag is of hij daardoor een beter pensioen krijgt. Anders gezegd: is het wenselijk om collectief verzekeren en beleg- gen te beëindigen? Dat lijkt ons geen goed idee. Het huidige systeem kent namelijk vele voordelen. Collectieve pensi- oenregelingen vergen lage beheer- en marketingkosten en verschaffen toegang tot professionaliteit, tot spreiding over beleggingscategorieën en -regio’s en verschaffen schaal- voordelen. Deelnemers in een collectieve regeling worden beschermd tegen onverstandige eigen beslissingen. Parti- culieren zijn in staat stelselmatig de verkeerde beleggings- keuzes te maken en zij genereren veel te hoge kosten.36 Een professionele belegger doet dat beter. Neem als voorbeeld de beleggingsresultaten van ABP. Aan het jaarverslag 2017 ontlenen wij het volgende staatje:

Rendement totaal (= direct + indirect) in % 7.6 Totaal rendement 3-jaarsgemiddelde in % 6.5 Totaal rendement 5-jaarsgemiddelde in % 8.0 Totaal rendement 10-jaarsgemiddelde in % 6.5 Totaal rendement 15-jaarsgemiddelde in % 7.6

Een dergelijk langjarig gemiddelde valt door particuliere beleggers vrijwel niet te evenaren met de voor hem toegan- kelijke beleggingen. Dit zijn temeer aantrekkelijke percen- tages, in aanmerking genomen dat ABP door zijn vergrij- zend deelnemersbestand niet veel risico kan nemen in zijn beleggingsbeleid. Bovendien is het gemiddelde fors gedrukt door de diepe financiële crisis in de jaren 2008-2009.

Het is echter heel goed mogelijk om individuele rekenin- gen (en het daarbij horende pensioeninzicht) te combineren met de voordelen van collectief en professioneel beleggen.

Geheel ten onrechte wordt een overstap naar een systeem met individuele potjes geframed als een 401K-systeem dat onheil heeft gebracht aan pensioendeelnemers in Ame-

36 Vgl. AFM, Belangrijke inzichten over zelfstandige beleggers, december 2015.

rika. Wij hebben in Nederland een innovatief defined con- tribution-contract ontworpen waarin geen sprake is van deze nadelen – wij noemden reeds de PPR. De grote voor- delen van verplicht collectief verzekeren en beleggen kun- nen behouden blijven met dat dc-contract.37 Een overstap naar de PPR zal er tevens aan bijdragen dat deelnemers zich meer betrokken voelen bij hun pensioen. De mogelijk- heid om frequent het saldo op de PPR te kunnen raadple- gen en te zien ontwikkelen, zal bevorderlijk zijn voor het pensioenbewustzijn van de deelnemers en hen aanzetten tot financiële planning. Dat het individu geen bevoegd- heid heeft om te beschikken over het pensioensaldo, doet daar niet aan af. Die informatie kan tevens de ongerustheid wegnemen van jongeren dat het pensioenvermogen zal zijn verdampt tegen de tijd dat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Een saldo op een PPR en een inzicht in de oorzaken die dat saldo doen muteren, kan het vertrouwen in het stelsel bevorderen. De aard van de vordering op een dergelijk saldo zal nader moeten worden getypeerd maar de beleving zal zijn dat er een gerechtigdheid tot dat saldo is. In de pensioendiscussie wordt dit ten onrechte wel aangeduid als versterking van eigendomsrechten – één van de doel- stellingen van de stelselherziening.38 Om dit nieuwe type pensioenovereenkomst mogelijk te maken, moet gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van de Wet verbe- terde premieregeling. Pensioen zal niet langer een levens- lange vaste uitkering zijn en de hoogte van de pensioenaan- spraken (opbouwfase) en pensioenrechten (uitkeringsfase) wordt variabel.39 De doorsneesystematiek past niet bij dit type pensioencontract, omdat er bij een doorsneepremie geen koppeling is tussen de inleg (de pensioenpremie) en de hoogte van het saldo op de PPR.40 Dat brengt ons bij de overgangsproblematiek en het derde archetype van innova- tie. De Pensioenwet zou moeten voorzien in een wettelijke basis om vermogens van elkaar te scheiden die ten behoeve van verschillende pensioencontracten bijeen zijn gebracht.

6.3 Organisatie van de uitvoerder

Het apf kan een grote rol spelen in pensioeninnovatie. Het is een pensioenfonds dat door eenieder kan worden opge- richt en dat kan meedingen om verplichtgestelde pensi- oenregelingen uit te voeren, zo is onze gedachte.41 Om die reden verwachten wij dat de taakafbakening niet langer

37 M. Heemskerk, R.H. Maatman & B.J.M. Werker, Heldere en harde pensioen- rechten onder een PPR, Tilburg: Netspar Design Paper (nr. 46) 2016; samen- gevat in Ondernemingsrecht 2016/27.

38 Vgl. J. Tangelder, Naar een duidelijk eigendomsbegrip, Tilburg: Netspar De- sign Paper (nr. 107) 2018. Zie ook M.J.C.M. van der Poel, ‘Het eigendoms- recht op aanvullend pensioen’, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken 2018/29.

39 Vgl. R.H. Maatman & S. Leloux, ‘Wet verbeterde premieregeling’, Onderne- mingsrecht 2017/4.

40 Dit laat onverlet dat de doorsneesystematiek primair om andere redenen zal worden verlaten.

41 Denkbaar is dat vermogensbeheerders als Vanguard of Pimco, een verze- keraar/belegger zoals TIAA-Cref en een administratieleverancier (Keylane) tezamen een apf oprichten om de NL pensioenmarkt te bedienen. Voor deze partijen behoren pensioenen tot de kernactiviteiten. Google en Ama- zon hebben zonder twijfel de financiële middelen om een apf tot stand te brengen, maar wij zien voorshands geen beweegreden waarom zij zich op de pensioenmarkt zouden richten (anders dan financiële groei).

(8)

een issue zal zijn. Die strijdbijl tussen verzekeraars en pen- sioenfondsen kan worden begraven. Als pensioenfondsen en verzekeraars op gelijke voet verplichtgestelde pensi- oenregelingen kunnen uitvoeren, is er niet langer sprake van ongelijke concurrentie. Dit betekent dat er geen in- breuk is op vrije mededinging en dat het risico dat de ver- plichtstelling – op het niveau van de regeling – in gevaar komt, aanzienlijk wordt verkleind.42 Het apf is bovendien in staat om verscheidene pensioencontracten uit te voeren en kan de daarvoor bestemde vermogens (activa en pas- siva) onderbrengen in verscheidene collectiviteitkringen.

Deze zogenoemde ringfencing voorkomt dat de rechten verwateren die deelnemers aan verschillende typen pensi- oencontracten ontlenen. Op dit moment is uitsluitend een apf in staat tot ringfencing. Voor andere pensioenfondsen geldt de wettelijke eis dat de pensioenvermogens die zijn bestemd voor verschillende pensioenregelingen financieel één geheel vormen. Onderling vindt kruissubsidiëring plaats; het vermogen dat is bijeengebracht voor de ene pensioenregeling kan worden aangewend om tekorten te dempen die verband houden met een andere pensioen- regeling. Dat wordt gezien als een solidariteitskenmerk, maar deze solidariteit is niet te verenigen met het door ons gewenste inzicht van een pensioendeelnemer in de hoogte en de mutaties van zijn saldo op een persoonlijke pensi- oenrekening.

Als ringfencing wordt toegestaan voor verplichtgestelde pensioenregelingen, verdwijnt er een solidariteitsken- merk.43 De Raad van State beschouwt het verlies daarvan als een bedreiging van de verplichte deelneming in een be- drijfstakpensioenfonds en heeft daarom aarzelingen bij de afschaffing van het verbod op ringfencing. Dat solidariteits- kenmerk wordt echter irrelevant als de verplichtstelling verschuift naar de pensioenregeling, omdat in dat geval niet langer sprake zal zijn van een inbreuk op de vrije mededin- ging. Dat betekent dat de wetgever zonder problemen arti- kel 123 lid 1 PW kan wijzigen en elk pensioenfonds in staat kan stellen tot ringfencing. Dat kan ook om andere reden nuttig zijn. Op grond van de Wet verbeterde premierege- ling kunnen pensioendeelnemers differentiëren in vaste en variabele pensioenuitkeringen en beleggingsprofielen. Het pensioenfonds dat een dergelijke differentiatie wil facilite- ren in een ‘collectief’ fonds (in één financieel geheel) neemt een aanzienlijk risico. De vraag is of het dan in staat is te handelen met inachtneming van de voor hem geldende pru- dent person regel (artikel 135 PW) en de vereisten van een beheerste en integere bedrijfsvoering (artikel 143 PW). Het pensioenfonds moet immers beleggen in het belang van alle aanspraak- en pensioengerechtigden. Een wijziging in het

42 Het HvJ EU in de zaken Albany, Brentjens en Drijvende Bokken geoordeeld dat de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds niet in strijd is met het Europees mededingingsrecht. HvJ EU 21 september 1999, NJ 2000/233, PJ 1999/94, m.nt. De Lange (Drijvende Bokken). Zie ook Heems- kerk & Maatman, ‘Verplichtstelling blijft overeind bij minder solidariteit’, PensioenPro 16 mei 2017.

43 Bijlage bij Kamerstukken I 2015/16, 34117, C en Kamerstukken II 2015/16, 34117, 37 en 38; vgl. R.H. Maatman & C.J. Groffen, ‘Fusie van bedrijfstak- pensioenfondsen’, Ondernemingsrecht 2017/35.

beleggingsbeleid voor het collectief teneinde aan de beleg- gingsvoorkeuren van verscheidene cohorten of individuen tegemoet te komen, staat op gespannen voet met genoemde wettelijke voorschriften. Het apf kan deze problematiek on- dervangen door collectiviteitkringen in te richten met elk een eigen risicoprofiel. Het apf is daarom een perfect vehi- kel om uiteenlopende tweede-pijlerpensioenproducten uit te voeren: van verplichtgestelde pensioenregelingen met een doorsneepremie, uitkeringsovereenkomsten met een

‘actuarieel zuivere premie’ tot premieovereenkomsten, al dan niet met een variabele uitkering, beleggingsprofielen of individuele keuzes. Wij zien bovendien voorshands geen be- zwaren om ‘vrijwillige’ derde-pijlerproducten uit te voeren in een collectiviteitkring van een apf. Ook wat dit betreft verliest het argument van de taakafbakening zijn gewicht.

Wij menen daarom dat binnen het apf alle voorwaarden sa- menkomen die van belang zijn om innovatie binnen de pen- sioensector te bevorderen. Het apf zou daarmee alsnog een game changer kunnen worden.44

7. Slot

Door toepassing van technologie verandert de financiële wereld in sneltreinvaart. Wij denken dat de pensioensec- tor eveneens baat zou hebben bij de vernieuwingen die fintech mogelijk maakt: méér inzicht in en betrokkenheid bij de oudedagsvoorziening en méér handelingsperspectief voor deelnemers en gepensioneerden. Wij beschreven en- kele tendensen en zagen dat het effect van innovatie binnen de pensioensector beperkt is gebleven. Ruim 75% van het pensioenvermogen blijft door de verplichtstelling buiten het bereik van nieuwe toetreders. Innovatie stuit bovendien op wettelijke belemmeringen in de vorm van de doorsnee- systematiek, de verplichtstelling en de taakafbakening.

Deze op het eerste oog knellende factoren hebben echter hun waarde bewezen. Zij zijn in ieder geval elementen van één van ’s werelds beste pensioenstelsels. De verplichtstel- ling en de doorsneesystematiek hebben een hoge partici- patiegraad en risicodeling weten te bewerkstelligen. Het paternalisme dat besloten ligt in ons pensioenstelsel be- schermt ons tegen onwetendheid (hoeveel vermogen is no- dig voor een goed pensioen?), eigen onkunde (wij denken te kunnen beleggen), overmoed (wij denken voor onszelf te kunnen zorgen) en overmatig optimisme (wij vertrou- wen op ons eigen menselijk kapitaal). Anders gezegd: het is maar de vraag hoe ‘succesvol’ pensioenopbouw zal zijn wanneer de verantwoordelijkheid en het risico bij de deel- nemer wordt neergelegd. Wij moeten daarom prudentie betrachten als het gaat om voorstellen tot wijziging van het pensioencontract of de uitvoering daarvan. Innovatie is geen doel op zich. Wij zoeken niet naar technologische vernieuwing die disruptief kan zijn.

44 Vgl. R.H. Maatman & E.M.T. Huijzer, ‘Pensioenfondsen op zoek naar schaal- vergroting: van opf naar apf of ofp’, Ondernemingsrecht 2017/33 en R.H.

Maatman & A.H. Steneker, Ringfencing binnen het algemeen pensioenfonds (APF) en andere pensioenuitvoerders, Tilburg: Netspar NEA Paper (nr. 60) 2015.

(9)

Wij hebben gezocht naar wegen om het goede te behouden en innovatie te stimuleren. Samengevat gaat het om deze drie elementen:

– een goed pensioen dat ons in staat stelt onze levens- standaard na pensionering te continueren;

– meer vertrouwen in het pensioenstelsel; en

– verbetering van de dienstverlening aan deelnemers en gepensioneerden.

Wij zien voor ons een pensioenstelsel dat pensioenfondsen in staat stelt te innoveren en dat ruimte biedt aan nieuwe toetreders. Er kan een markt voor pensioenuitvoerders ontstaan als wij de verplichtstelling verschuiven van pen- sioenfonds naar pensioenregeling. Vervolgens kunnen alle pensioenuitvoerders in vrije concurrentie meedingen naar opdrachten van sociale partners om verplichtgestelde pen- sioenregelingen uit te voeren. Als dat gebeurt, kunnen wij de stammenstrijd tussen pensioenfondsen en verzekeraars (a.k.a. taakafbakening) beëindigen. Pensioenuitvoerders kunnen hun dienstverlening uitbreiden en organiseren in het beste belang van deelnemers en pensioengerechtigden, zonder daarin gehinderd te worden door beperkingen die voorvloeien uit de taakafbakening; beperkingen die niets te maken hebben met het belang van pensioendeelnemers.

De vrije mededinging impliceert dat wij waarschijnlijk niet langer hoeven te vrezen dat de verplichtstelling in strijd is met Europees recht. Dat betekent ook dat wij niet kramp- achtig hoeven vast te houden aan solidariteitskenmerken die het Europese Hof nodig acht om de verplichtstelling te rechtvaardigen; wij kunnen afscheid nemen van de door- sneesystematiek en het verbod op ringfencing. Dat is om tal van redenen van belang. Wij noemen de belangrijkste:

– de doorsneesystematiek werkt oneerlijk uit in economische zin en is niet verenigbaar met de wens om pensioendeelnemers inzicht te bieden in (i) hun pensi- oenopbouw; (ii) hun pensioensaldo op een persoonlijke pensioenrekening; en (iii) mutaties van dat saldo en de oorzaken daarvan;

– de doorsneesystematiek houdt geen rekening met de veranderde arbeidsmarkt en de wisselingen tussen loondienst en zzp-schap;

– ringfencing is nodig om vermogensscheiding aan te brengen tussen activa en passiva die zijn bijeenge- bracht uit hoofde van verschillende typen pensioen- overeenkomsten en tweede- en derde-pijlerproducten;

– ringfencing kan ongewilde kruissubsidiëring voorko- men en pensioenrechten versterken.

Binnen het apf is ringfencing reeds mogelijk. Als de ver- plichtstelling verschuift naar de pensioenregeling, zien wij niet langer een valide argument om het verbod op ringfen- cing te handhaven; het ondernemingspensioenfonds, het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds en het beroeps- pensioenfonds moeten net als het apf afgescheiden vermo- gens kunnen aanhouden. Een solide vermogensscheiding is

een voorwaarde voor betere bescherming van de gerech- tigdheid tot de pensioenvordering.45

Het wegnemen van de door ons genoemde belemmerin- gen voor innovatie zal naar verwachting een vliegwiel- effect hebben. Het vertrouwen in en de belangstelling voor de oudedagsvoorziening zal hopelijk toenemen. Real time inzicht in het pensioensaldo kan bevorderlijk zijn voor fi- nanciële planning en financieel analfabetisme vermindert door autodidactiek. Wij kijken met belangstelling naar op- lossingen van nieuwe toetreders en zien producten zoals PensionBee die biedt graag gecombineerd met Nederlandse voorzieningen zoals het pensioenregister. Ongeacht de ont- wikkelingen in het buitenland zou technologische innovatie mogelijkheden moeten bieden om het pensioenregister te voeden met veelsoortige pensioeninformatie. Het onttrek- ken van gegevens aan dat register en de bewerking en ver- rijking daarvan, zouden eveneens gemakkelijk moeten zijn.

Handelingsperspectief volgt inzicht.

Deze vernieuwingen liggen binnen handbereik. De verschui- ving van de verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfonds naar pensioenregeling zou een schok zijn vanuit gover- nance-optiek, maar maakt geen inbreuk op het wezen van ons stelsel.46 Door deze verschuiving kunnen wij afscheid nemen van de taakafbakening omdat pensioenuitvoerders vanaf dat moment kunnen concurreren om een verplichtge- stelde regeling te mogen uitvoeren. Omdat er geen inbreuk meer is op de vrije mededinging, hoeven wij ons niet meer te bekommeren om de rechtvaardiging daarvan. Het voor die rechtvaardiging essentiële solidariteitsvereiste wordt daarmee eveneens irrelevant. Dit betekent dat wij zonder gevaar voor de instandhouding van de verplichtstelling afscheid kunnen nemen van thans gekoesterde solidari- teitskenmerken zoals de doorsneesystematiek en het ver- bod op ringfencing. Nederlandse beroepspensioenfondsen zijn reeds gewend aan een verplichtstelling op het niveau van de regeling, zo schokkend is die verschuiving dus niet.47 Het apf is wettelijk geregeld; zijn infrastructuur is geschikt om veel van het bovenstaande mogelijk te maken. Waar wij verder nog op wachten is een nieuw type pensioencontract, verdere verbetering van het pensioenregister, bij voorkeur met verbindingen naar andere informatiekanalen.

45 Nader over de pensioenvordering: J. Tangelder, Naar een duidelijk eigen- domsbegrip, Tilburg: Netspar Design Paper (nr. 107), 2018.

46 De ‘schok’ uit governance-optiek bestaat hieruit dat sociale partners die de pensioenovereenkomst hebben gesloten niet langer vanzelfsprekend het bestuur vormen van het pensioenfonds dat die pensioenovereenkomst uitvoert. Dat is niet zonder risico – het gegeven dat sociale partners ver- antwoordelijkheid hebben aanvaard voor de uitvoering van die pensioen- regeling, heeft ons veel goeds gebracht. De wettelijk verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds verdwijnt, maar het staat sociale part- ners uiteraard vrij om de uitvoering van de pensioenregeling door een (be- drijfstak)pensioenfonds voort te zetten.

47 Artikel 5 Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze leerlingen is een ver- schuiving te zien van redeneringen over bewegingen met de grafieken als model van bewegingen naar redeneringen over de samenhang tussen snel- heid

Het plan formuleert concrete actie voor de wiskundigen in hoger onder- wijs en onderzoek, in basis- en voortgezet onderwijs, en in maatschappij en innova- tie. Het stelt

Niet alleen in de afzonderlijke proeven werd een sterk verband gevonden tussen de chlorophylwaarde en het eiwitgehalte bij de oogst, ook gemiddeld over de locaties en over de jaren

Although ICT driven security policies can result in an efficient answer to citizens’ need for institutions’ visibility, they seem to fail in addressing more general issues

Tege- lijkertijd werd ook duidelijk dat een PGO pas meerwaarde krijgt als deze informatie bevat die interessant is voor cliënten, goed aansluit bij hun behoefte en afkomstig is

In totaliteit hebben naar schatting 44.000 mensen (volwassenen en kinderen) met een beperking een indicatie voor begeleiding groep.. Bijna 13.000 volwassenen met een verstande-

Deze benadering van organisatorisch leren hebben we in dit onderzoek als analytische bril om tot een beoordeling te komen van de manier waarop binnen verschillende

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’