• No results found

Plangebied Landpark Assisië in Biezenmortel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Plangebied Landpark Assisië in Biezenmortel"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

150 na Chr.

150 na Chr.

700 voor Chr.

700 voor Chr.

320 na Chr.

320 na Chr.

250 na Chr.

250 na Chr.

2200 voor Chr.

2200 voor Chr.

3750 voor Chr.

37 .

A d v i e s b u r e a u A r c h e o l o g i s c h

RAAP-NOTITIE 4898

Plangebied Landpark Assisië in Biezenmortel

Gemeente Haaren

Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

(2)

Colofon

Opdrachtgever: Stichting Prisma

Titel: Plangebied Landpark Assisië in Biezenmortel, gemeente Haaren; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Status: eindversie

Datum: 10 september 2014

Auteurs: M.H.P.M. Ruijters MA & ir. M.M. Peeters Projectcode: BIEHO

Bestandsnaam: NO4898_BIEHO.docx Projectleider: M.H.P.M. Ruijters MA Projectmedewerkers: ir. M.M. Peeters

ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 62420 Bewaarplaats documentatie: RAAP Zuid-Nederland Autorisatie: dr. M.P.F. Verhoeven

Bevoegd gezag: gemeente Haaren

ISSN: 0925-6369

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.

Leeuwenveldseweg 5b 1382 LV Weesp Postbus 5069 1380 GB Weesp

telefoon: 0294-491 500 telefax: 0294-491 519 E-mail: raap@raap.nl

© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2014

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

(3)

1 Inleiding

1.1 Administratieve gegevens

• Type onderzoek: een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

• Bevoegde overheid: gemeente Haaren

• Onderzoekskader: aanvraag omgevingsvergunning

• datum veldonderzoek: 11 juli 2014

• locatie (figuur 1):

- naam plangebied: Landpark Assisië - plaats: Biezenmortel

- gemeente: Haaren - provincie: Noord-Brabant

- oppervlakte plangebied: circa 3.500 m²

- kaartblad topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000: 45C - centrumcoördinaten (X/Y): 141015 / 402844

• ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing

• ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing

• ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 62420

1.2 Aanleiding en doelstelling

In het plangebied zijn bodemingrepen gepland (sloop huidige bebouwing, vervangende nieuw- bouw) die mogelijk bedreigend zijn voor eventuele archeologische resten. In het kader van de Archeologische MonumentenZorg is een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitge- voerd. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de archeologische resten die in het plangebied verwacht worden en de verwachte diepteligging en fysieke kwaliteit daarvan.

Vervolgens zijn de plannen hieraan getoetst.

1.3 Onderzoeksvragen

Bureauonderzoek

1. Hoe ziet de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?

2. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn over het plangebied bekend?

3. Wat was het historisch landgebruik van het plangebied, wat is het landgebruik nu en wat is de invloed daarvan op de (verwachte) archeologie en (bodem)gaafheid?

4. Wat is de gespecificeerde verwachting ten aanzien van nog onbekende archeologische waarden in het gebied?

Verkennend booronderzoek

5. Stemt de geo(morfo)logische en/of bodemkundige opbouw in het plangebied overeen met hetgeen op basis van het bureauonderzoek verwacht werd?

(4)

6. Is de bodemopbouw in (delen van) het plangebied intact en wat zegt dit over de gaafheid van eventuele archeologische resten?

7. Op welke diepte bevindt zich de archeologisch interessante laag / het niveau waarop archeologische resten bewaard zijn gebleven?

8. Dient op basis van de resultaten van het veldonderzoek de gespecificeerde archeologische verwachting te worden bijgesteld?

Algemeen

9. Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten?

10. Op welke wijze kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan?

1.4 Randvoorwaarden

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB;

www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtlijn. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in deze notitie genoemde geologische en archeologische perioden.

(5)

Geologische perioden Archeologische perioden

HoloceenPleistoceen Prehistorie

Chronozone

Tijdvak Datering Tijdperk Datering

Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.

tabel1_standaard_GeoBioArcheo_RAAP_2014

Paleolithicum

(O ude Steentijd)

Mesolithicum

(M idden Steentijd)

Neolithicum

(Nieuwe Steentijd)

Middeleeuwen Nieuwe tijd Recente tijd

Romeinse tijd

IJzertijd

Bronstijd

Laat Midden Vroeg

Vroeg

Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat B Laat A A B

C: Karolingische tijd B: Merovingisch tijd A: Volksverhuizingstijd D: Ottoonse tijd

Subboreaal

Atlanticum

Boreaal Preboreaal

Denekamp Hengelo Moershoofd Odderade

Eemien Weichselien PleniglaciaalVroeg GlaciaalLaat GlaciaalLaatMiddenVroeg

Belvedère/Holsteinien

Elsterien Brørup

Saalien II Saalien I Glaciaal x

Bølling Allerød Late Dryas Vroege Dryas Vroegste Dryas Vroeg

Subatlanticum Laat Subatlanticum

Oostermeer

Holsteinien

- 1945

- 1500 - 1250 - 1050 - 900 - 725 - 525 - 450 - 1650

C - 1850

- 270 - 70 na Chr.

- 15 voor Chr.

- 250 - 500 - 800 - 1100 - 1800 - 2000 - 2850 - 4200 - 4900/5300 - 6450 - 8640 - 9700

- 35.000 - 12.500

463.000

- 250.000 - 16.000

Midden Jong A Jong B

Oud Laat - 9700

- 450 voor Chr.

- 0

- 3700

- 7300 - 8700 - 1150 na Chr.

- 11.050 - 11.500 - 12.000

- 60.000

- 71.000 - 30.500

- 114.000 - 126.000 - 236.000 - 241.000 - 322.000

- 384.000 - 416.000 - 13.500 - 12.500

- 336.000

(6)

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Het bureauonderzoek dient om op basis van verschillende bronnen inzicht te krijgen in de genese van het landschap, de bodemopbouw en de sporen die het menselijk gebruik in de loop van de tijd heeft achtergelaten. Met behulp van deze gegevens wordt een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Voor de geraadpleegde bronnen wordt verwezen naar de literatuurlijst.

2.2 Geo(morfo)logie en bodem

Het plangebied is volgens de geomorfologische kaart niet gekarteerd vanwege de ligging binnen het bebouwde gebied (Stiboka/RGD, 1983; figuur 2). Uit extrapolatie van de omringende gebieden kan worden opgemaakt dat het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug (code 3L5) naar een dekzandvlakte (code 2M10: vlakte van ten dele verspoelde dekzanden of löss en code 2M48: vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie). De ondergrond bestaat uit dekzand dat tijdens de laatste ijstijd (Weichselien; circa 114.000 tot 9.700 jaar voor Chr.) is afgezet door de wind.

Tijdens deze ijstijd heeft, naast de wind, ook verspoeling van sedimenten door sneeuwsmeltwater een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van het land. Hierbij werd behalve dekzand ook eerder afgezette löss (leem, eveneens afgezet door de wind) verspoeld en opnieuw afgezet. Deze sterk lemige afzettingen (ook wel Brabantleem genoemd) komen in de omgeving van het plangebied lokaal aan of net onder het oppervlak voor. Direct ten zuiden van het plangebied zijn deze lemen afgegraven ten behoeve van de baksteenfabricage (toponiem leemkuilen).

Volgens de bodemkaart (figuur 3) ligt het plangebied aan de rand van een gebied waar matig ont- waterde gooreerdgronden voorkomen, ontwikkeld in lemig fijn zand (Stiboka, 1984: code pZn23t, grondwatertrap V*). Deze natte eerdgronden hebben een natuurlijke oorsprong en zijn ontstaan in de lagere, nattere delen van het landschap. Door de nattere omstandigheden was het plantaardig materiaal moeilijk afbreekbaar en was de uitspoeling van humus gering, waardoor hier een relatief dikke humushoudende bovengrond is ontstaan.

Direct ten noorden van het plangebied zijn goed ontwaterde hoge zwarte enkeerdgronden aanwe- zig, eveneens ontwikkeld in lemig fijn zand (code zEZ23, grondwatertrap VI en VII). Deze gronden zijn vanaf de Late Middeleeuwen ontstaan. Het betreft oude landbouwgronden die door langdurige bemesting een dik humeus dek (esdek) hebben gekregen. Vaak zijn onder het esdek nog restan- ten van het oorspronkelijke podzolprofiel te herkennen, bestaande uit een humeuze bovengrond (A-horizont), een (licht)grijze uitspoelingslaag (E-horizont), een grijsbruine tot bruine inspoelings- laag (B-horizont) en geelgrijs moedermateriaal (C-horizont.

2.3 Archeologische gegevens

• Gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart: het plangebied ligt in een zone waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt (Hessing e.a., 2011; figuur 4);

(7)

• Bekende archeologische monumenten en vindplaatsen volgens het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2) in een straal van 1000 m rond het plangebied: in de directe omgeving van het plangebied (straal 1000 m) zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. De dichtstbijzijn- de vindplaats bevindt zich circa 1,5 km ten noordwesten van het plangebied (Gommelsestraat, Udenhout) en betreft nederzettingsresten uit de Romeinse tijd (waarnemingsnummer 401882).

• Eerder uitgevoerd onderzoek in de omgeving volgens ARCHIS2: binnen een straal van 1000 m van het plangebied is pas één archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het betreft een bureauon- derzoek dat voor een groot gebied direct ten zuiden van het plangebied is uitgevoerd (onder- zoeksmeldingsnummer 48568). Op basis van het bureauonderzoek is aanbevolen om het plan- gebied vrij te geven voor de ontwikkelingen. Er werd geen vervolgonderzoek geadviseerd.

2.4 Historische en huidige situatie

Het historisch landschap van de zandgronden kan (vanaf de Midden IJzertijd) globaal worden op- gedeeld in drie groepen. Op de goed ontwaterde en mineralogisch rijkere delen van het landschap bevonden zich de akkers met bijbehorende nederzettingen. Hiervoor kwamen met name de hogere dekzandruggen in aanmerking. In de loop van de tijd ontstonden hier de zogenaamde open akker- complexen. Op de vochtigere gronden, die minder geschikt waren als akkerland, lagen de weide- gronden en hooilanden. De minst geschikte gebieden (te droog/nat/onvruchtbaar) bleven lange tijd onontgonnen (woeste gronden). Hier bevonden zich de moerassen, bossen, heide en vennen.

Het plangebied lag volgens historisch kaartmateriaal rond 1836-1843 op de overgang van het grote open akkercomplex ‘Winkelsche Hoek’ naar de graslanden, bossen en niet ontgonnen ter- reinen ten zuiden hiervan. Het plangebied zelf was in die tijd als grasland in gebruik. De zuidelijke grens van het plangebied werd gevormd door een weg. De dichtstbijzijnde bebouwing lag ten zuidoosten van het plangebied, op een kruising van verschillende wegen. Het plangebied zelf was onbebouwd (Uitgeverij Nieuwland, 2008). Eind 19e eeuw was er nog weinig aan deze situatie veranderd (figuur 6; Robas Producties, 1989).

Tussen 1910 en 1924 werd ter hoogte van het plangebied het krankzinnigengesticht Assisië (met bijbehorende begraafplaats) gebouwd (bron: http://watwaswaar.nl). Ook in het plangebied ver- scheen bebouwing. Deze bebouwing lag iets verder van de weg af dan de huidige bebouwing (in de latere tuin; figuur 7).

Tot voor kort was het plangebied deels bebouwd (direct langs de Kievitsvlucht en de Nachtegaal- laan) en deels in gebruik als tuin (figuur 7). Inmiddels is alle bebouwing gesloopt. Op de hoogte- kaart is te zien dat precies het terrein van Assisië ongeveer 1 m hoger ligt dan de omringende percelen (www.ahn.nl). Mogelijk is het terrein iets opgehoogd voorafgaand aan de bouw van het gesticht aan het begin van de 20e eeuw.

2.5 Toekomstige situatie

De bestaande bebouwing is gesloopt en wordt vervangen door nieuwbouw. Er wordt een nieuw woongebouw gerealiseerd met 72 zelfstandige eenheden voor mensen met een verstandelijke handicap. De exacte bodemingrepen die hiermee gepaard gaan, zijn vooralsnog onbekend.

(8)

2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is het mogelijk een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen ten aanzien van aard, ouderdom, diepteligging en gaafheid.

Aard en ouderdom

Het verspreidingspatroon van archeologische vindplaatsen is voor een groot deel gerelateerd aan de fysieke eisen die de mens stelde aan de leef- en woonomgeving. Meest markant zijn de verschillen tussen jager-verzamelaars enerzijds en landbouwers anderzijds.

In de Steentijd (Paleolithicum t/m Neolithicum) leefde de mens voornamelijk van de jacht, vis- vangst en het verzamelen van eetbare planten en vruchten. Deze zogenaamde jager-verzamelaars trokken door het landschap en verbleven alleen tijdelijk op een plek. Uit een ruimtelijke analyse blijkt dat hun kampementen in vrijwel alle gevallen zijn gesitueerd op de overgang van nat naar droog. Nabij dergelijke gradiëntzones waren namelijk de meeste voedselbronnen voorhanden en was (drink)water bereikbaar. In het plangebied doen zich geen gradiëntsituaties voor. Zodoende worden geen vindplaatsen van jager-verzamelaars verwacht.

Met de introductie van de landbouw (vanaf het Neolithicum) werd de mate waarin gronden geschikt waren om te beakkeren een steeds belangrijker factor in de locatiekeuze van de mens. De eerste akkergronden werden op de van nature vruchtbaarste gronden aangelegd. Bovendien moesten de gronden goed ontwaterd zijn. Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug met lemige hoge zwarte enkeerdgronden naar een natte dekzandvlakte met lemige gooreerdgronden. Op basis van deze overgangssituatie geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen van landbouwers (Bronstijd t/m Nieuwe tijd). Hierbij moet gedacht worden aan resten van bewoning, begraving en beakkering. Dergelijke resten kenmerken zich onder andere door een strooiing van overwegend aardewerk, grondsporen en greppelsporen.

Diepteligging

In het plangebied liggen dekzanden uit het Laat Pleistoceen direct aan het maaiveld. Het huidige maaiveld vormt zodoende al sinds het Laat Paleolithicum het loopvlak. Aangezien een jong afdekkend pakket ontbreekt, kunnen archeologische resten vanaf deze periode direct aan het maaiveld aanwezig zijn.

Fysieke kwaliteit

Verwachte gaafheid onbebouwd gebied

Vindplaatsen van landbouwers kenmerken zich onder andere door grondsporen. Deze grond- sporen (kuilen, greppels, paalgaten) zijn minder gevoelig voor verstoring, maar kunnen toch beschadigd raken door agrarische activiteiten (o.a. ploegen). Over het algemeen zullen met name de dieper ingegraven archeologische grondsporen goed bewaard zijn gebleven.

(9)

Verwachte gaafheid bebouwd gebied (ter plekke van oorspronkelijke en huidige bebouwing) In een groot deel van het plangebied is momenteel bebouwing aanwezig of heeft in het verleden bebouwing gestaan. De verwachting is dat het bodemprofiel onder deze (voormalige) bebouwing verstoord zal zijn. Diep ingegraven archeologische grondsporen, zoals funderingsresten en waterputten, kunnen wel (gedeeltelijk) bewaard zijn gebleven.

Verwachte conservering

Onder de huidige drogere omstandigheden (grondwatertrap V*) is de conservering van organisch materiaal waarschijnlijk slecht. Veelal is alleen keramiek, glas en steen bewaard gebleven en in mindere mate metaal, leem, houtskool, etc.

archeologische periode

complextype kenmerken diepte- ligging

gaafheid conservering

Bronstijd – Nieuwe tijd

nederzetting (met bijbehorende graf- velden, akkers)

grondsporen, strooiing van aardewerk, greppelsporen

vanaf maaiveld

onbebouwd ge- bied: gemiddeld bebouwd gebied:

laag

anorganisch materiaal:

gemiddeld.

organisch materiaal:

slecht Tabel 2. Samenvatting van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.

(10)

3 Veldonderzoek

3.1 Methode

Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een verkennend booronderzoek. De gevolgde onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonder- zoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit de KNA versie 3.3. Het verkennend veldonderzoek had tot doel het verkrijgen van inzicht in de bodemgesteldheid en mate van bodemverstoring in het plangebied. Daarmee wordt de gespecifi- ceerde archeologische verwachting getoetst en kunnen uitspraken worden gedaan over de

gaafheid van eventuele archeologische vindplaatsen. Daartoe zijn vier boringen verspreid over het plangebied gezet (figuur 8). Er is geboord tot maximaal 2,5 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn tijdens het veldwerk lithologisch conform NEN 5104 (Neder- lands Normalisatie-instituut, 1989) digitaal beschreven in het boorbeschrijvingssysteem van RAAP (Deborah2; bijlage 1) en met GPS ingemeten (x/y-coördinaten). Van alle boringen is de hoogte bepaald met behulp van het AHN (www.ahn.nl). De uitgebreide boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel) zijn opgenomen in bijlage 1.

3.2 Resultaten

Geologie en bodem

De bodem in het plangebied bestaat uit matig fijn, goed gesorteerd zand, dat als dekzand geïnterpreteerd kan worden. De bovenste lagen bestonden in alle boringen uit donkerbruingrijs zand met lichtgele zandbrokken of lichtgeel zand met donkerbruingrijze zandbrokken. Bovendien bevatten de bovenste lagen recent bouwpuin, onder andere bestaand uit beton en rood baksteen.

Dit wijst er op dat deze lagen recent geroerd zijn. De dikte van dit verstoorde pakket varieert van 95 cm in de boringen 2 en 3 tot zo’n 200 cm in de boringen 1 en 4.

In de boringen 1, 2 en 4 is onder het geroerde pakket de C-horizont aangetroffen. Deze bestaat uit lichtgeelgrijs dekzand, dat in de boringen 1 en 2 enkele leemlagen bevatte. Vanwege de grote hoeveelheid lichtgele zandbrokken in het bovenliggende verstoorde pakket en de scherpe over- gang tussen de verstoring en de ongeroerde C-horizont, mag aangenomen worden dat een deel van de C-horizont verstoord is. In de boringen 1 en 4 is dit zeker het geval, in boring 2 misschien in mindere mate.

In boring 3 is onder het geroerde pakket de bruine, diep doorlopende B-horizont van een veld- podzol aangetroffen. Dat de B-horizont slechts zeer geleidelijk in de C-horizont (moedermateriaal) overgaat, wijst er op dat natte omstandigheden in het plangebied overheersen.

Synthese

Het veldonderzoek bevestigde de resultaten van het bureauonderzoek: het plangebied ligt op de overgang van een wat hoger gelegen dekzandrug met droge bodems naar een lager gelegen vlakte met natte gronden. Veldpodzolgronden, zoals aangetroffen in boring 3, komen vaak op

(11)

dergelijke overgangen van nat naar droog voor. Derhalve kan de middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Bronstijd tot en met Nieuwe tijd gehandhaafd blijven.

Uit de boringen blijkt dat de bodem in een groot deel van het plangebied diep verstoord is, ver- moedelijk als gevolg van sloop en bouwwerkzaamheden die in de 20eeeuw in het plangebied hebben plaatsgevonden. Daarom kan aan het plangebied een lage gaafheid worden toegekend.

Eventuele vindplaatsen zullen dus grotendeels verstoord zijn.

(12)

4 Conclusies en aanbevelingen

4.1 Samenvatting en conclusies

In opdracht van Stichting Prisma heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd in Landpark Assisië in de gemeente Haaren. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de archeologische resten die in het plangebied verwacht worden en de (te verwachten) fysieke kwaliteit daarvan. Middels het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over de landschappelijke en archeologische context van het plangebied, op basis waarvan een archeologische verwachting is opgesteld. Deze gegevens zijn middels een booronderzoek in het veld getoetst.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied landschappelijk gezien op de overgang van een dekzandrug naar een dekzandvlakte ligt. Rondom het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Tot het begin van de 20e eeuw was het plangebied voornamelijk in gebruik als weiland. Tussen 1910 en 1924 werd ter hoogte van het plangebied het krankzinnigengesticht Assisië gebouwd. Vanaf deze tijd is er bebouwing aanwezig, die in de jaren 80 van de 20e eeuw werd vervangen door nieuwbouw. Vanwege de landschappelijke ligging geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Bronstijd tot en met Nieuwe tijd; het kan gaan om nederzettingen, grafvelden, resten van akkerbouw en dergelijke.

Uit het booronderzoek blijkt dat als gevolg van de bebouwing in het plangebied de bodem groten- deels verstoord is geraakt. Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat oorspronkelijk sprake was van een vrij natte bodem (natte veldpodzol). In de meeste boringen was de grond echter tot (diep) in het moedermateriaal geroerd, waardoor eventuele vindplaatsen grotendeels verstoord zullen zijn.

4.2 Aanbevelingen

Uiteindelijk kan geconcludeerd worden dat in het plangebied geen intacte archeologische resten meer verwacht worden. Eventuele vindplaatsen zullen door de bouw- en sloop van diverse gebou- wen gedurende de 20e eeuw verstoord zijn geraakt. RAAP ziet vanuit archeologisch oogpunt zodoende geen restricties ten aanzien van de verdere planvorming.

Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Om deze te laten bekrachtigen in een selectiebesluit, kan contact worden opgenomen met de bevoegde overheid (gemeente Haaren).

Indien u vragen heeft kunt u contact opnemen met de projectleider van dit project, de heer M. Ruijters (0495 513 555).

(13)

Literatuur

Hessing, W.A.M. e.a., 2011. Archeologische verwachtingskaart voor de gemeenten Haaren, Heusden, Loon op Zand en Vught (versie definitief 2.2; 20-12-2011). Verantwoording van, en toelichting op, de inventarisatie en het verwachtingsmodel. Vestigia Rapport- nummer V834. Vestigia, Amersfoort.

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Robas Producties, 1989. Historische Atlas Noord-Brabant. Chromotopografische Kaart des Rijks, schaal 1:25.000. Robas Producties, Den Ilp.

Stiboka, 1984 (herziene uitgave). Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Kaartblad 45 West ’s-Hertogenbosch. Stichting voor de Bodemkartering, Wageningen.

Stiboka/RGD, 1983. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Kaartblad 45

’s-Hertogenbosch. Stichting voor de Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem.

Uitgeverij Nieuwland, 2008. Historische Topografische Atlas Noord-Brabant 1836-1843, schaal 1:25.000. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg.

Weerts, H., J. Schokker, K. Rijsdijk & C. Laban, 2006. Geologische overzichtskaart van Nederland. TNO Bouw en Ondergrond, Utrecht.

(14)

Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen

Figuur 1. Ligging plangebied (rood vlak); inzet: ligging in Nederland (ster).

Figuur 2. Uitsnede van de geomorfologische kaart (bron: ARCHIS2); de globale ligging van het plangebied is met een blauwe lijn aangegeven. Legenda: grijs (niet gekarteerd) = bebouwing; geel (code 3L5) = dekzandruggen al dan niet met een oud bouwlanddek;

lichtgroen (code 2M48) = vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie; lichtgroen (code 2M10) = laaggelegen vlakte van ten dele verspoelde dekzanden/löss.

Figuur 3. Uitsnede van de bodemkaart (bron: ARCHIS2); de globale ligging van het plangebied is met een blauwe lijn aangegeven. Legenda: geel (code pZn23t) = gooreerdgrond in lemig fijn zand en met leem ondiep in de ondergrond; donkerbruin (code zEZ223) = hoge zwarte enkeerdgrond in lemig fijn zand.

Figuur 4. Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart, gemeenten Haaren, Heusden, Loon op Zand en Vught (Hessing e.a., 2011). De globale ligging van het plangebied is met een blauwe lijn aangegeven.

Figuur 5. Overzicht archeologische gegevens (bron: ARCHIS2): AMK-terreinen, ARCHIS- waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen. Het plangebied betreft onderzoeksmelding 62420.

Figuur 6. Uitsnede van de historische kaart omstreeks eind 19e/begin 20e eeuw (bron:

ARCHIS2); de globale ligging van het plangebied is met een blauwe lijn aangegeven.

Figuur 7. Ligging oorspronkelijke en huidige bebouwing. Legenda: zwart = plangebied; blauw = huidige bebouwing; rood = voormalige bebouwing.

Figuur 8. Boorpuntenkaart.

Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.

Tabel 2. Samenvatting van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.

Bijlage 1. Boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel).

(15)

Kre iten

N65

N6 Hooghout

Posthuis K o o l e V e n Huize Assisië

B r a b a n d s h o e k Winkel

L e e m k u i l e n

't Winkel

403

403 © Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2014

402

141

140 142

402

8 88 8 88 8888888888888888888888888888888888888888888

Figuur 1. Ligging plangebied (rood vlak); inzet: ligging in Nederland (ster).

(16)
(17)
(18)
(19)

28016

51681

28615 5288948568 50144

6242062420

105294105293 409661

401882

142664 / 404513 139338 / 401186

Figuur 5. Archeologische gegevens: AMK-terreinen, waarnemingen, vondst- en onderzoeksmeldingen

Het plangebied betreft onderzoeksmelding 62420

Legenda

VONDSTMELDINGEN WAARNEMINGEN MONUMENTEN ONDERZOEKSMELDINGEN TOP10 ((c)TDN) 01 N

Figuur 5. Overzicht archeologische gegevens (bron: ARCHIS2): AMK-terreinen, ARCHIS-waarnemingen, vondst- meldingen en onderzoeksmeldingen. Het plangebied betreft onderzoeksmelding 62420.

(20)
(21)
(22)

402800

141000 141050

402800 402850

402850

grens plangebied overig

2014 50

40 30

1:1000 0

m 20 10

MR1/bieho_mr

Figuur 8. Boorpuntenkaart.

(23)

Bijlage 1: Boorbeschrijvingen (inclusief litholo-

gisch profiel)

(24)

90 cm -Mv / 9,50 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: donkerbuingrijs gevlekt

145 cm -Mv / 8,95 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: donkerbuingrijs gevlekt

160 cm -Mv / 8,80 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruingrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord

Opmerking: lichtgeelgrijs gevlekt

210 cm -Mv / 8,30 m +NAP

Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelbruin, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont

Einde boring op 250 cm -Mv / 7,90 m +NAP

boring: BIEHO-2

beschrijver: MRU, datum: 11-7-2014, X: 141.034, Y: 402.831, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 45C, hoogte: 10,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oisterwijk, plaatsnaam: Biezenmortel, opdrachtgever: Stichting Prisma, uitvoerder: RAAP Zuid

0 cm -Mv / 10,10 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: A-horizont, interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: lichtgrijs gevlekt

60 cm -Mv / 9,50 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: donkerbuingrijs gevlekt

95 cm -Mv / 9,15 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe- en Mn-vlekken

Einde boring op 120 cm -Mv / 8,90 m +NAP

(25)

70 cm -Mv / 9,50 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord Opmerking: donkerbuingrijs gevlekt

95 cm -Mv / 9,25 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont, interpretatie: veldpodzolgronden

100 cm -Mv / 9,20 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, matig fijn

Bodemkundig: B-horizont, interpretatie: veldpodzolgronden Opmerking: natte, diepdoorgaande B

130 cm -Mv / 8,90 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, matig fijn

Bodemkundig: BC-horizont, interpretatie: veldpodzolgronden

150 cm -Mv / 8,70 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken

Einde boring op 170 cm -Mv / 8,50 m +NAP

boring: BIEHO-4

beschrijver: MRU, datum: 11-7-2014, X: 141.021, Y: 402.860, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 45C, hoogte: 10,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oisterwijk, plaatsnaam: Biezenmortel, opdrachtgever: Stichting Prisma, uitvoerder: RAAP Zuid

0 cm -Mv / 10,30 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: A-horizont

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

30 cm -Mv / 10,00 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: A-horizont, interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: lichtgrijs gevlekt

40 cm -Mv / 9,90 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: donkerbuingrijs gevlekt

120 cm -Mv / 9,10 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: donkerbuingrijs gevlekt, leembrokken

150 cm -Mv / 8,80 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtblauwgrijs, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: leembrokken

190 cm -Mv / 8,40 m +NAP

Lithologie: zand, sterk siltig, lichtblauwgrijs, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont

Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)

Einde boring op 220 cm -Mv / 8,10 m +NAP

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, interpretatie: verstoord Archeologie:

Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, bruingrijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: verstoord. Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: BROK

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, interpretatie: dekzand

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord. 110 cm -Mv / 33,00

Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, bruin, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtbruingeel, matig fijn, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, interpretatie: verstoord. Opmerking:

Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, donkergrijs, matig grof Bodemkundig: A-horizont, interpretatie: beekeerdgronden Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald). 115

Lithologie: Grondsoort: zand, Bijmengsel: matig siltig, Mediaanklasse: matig fijn Bodem: Brokken en vlekken: zandbrokken, Bodemkundige interpretatie: verstoord Laag