• No results found

Provincie Oost-Vlaanderen Arrondissement Oudenaarde. Besloten zitting van maandag 19 oktober 2020

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Provincie Oost-Vlaanderen Arrondissement Oudenaarde. Besloten zitting van maandag 19 oktober 2020"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Provincie Oost-Vlaanderen – Arrondissement Oudenaarde

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN Besloten zitting van maandag 19 oktober 2020

Aanwezig:

NACHTERGAELE Joris, burgemeester

MEIRHAEGHE Filip, VAN NIEUWENHUYZE Frederik, VAN QUICKELBERGHE Isabel, DE TOLLENAERE Ann, schepenen DE CLERCQ Ellen, de plaatsvervangend algemeen directeur

Verontschuldigd:

JOURQUIN Lesley, algemeen directeur Afwezig:

25. OMGEVINGSVERGUNNING OMV_2020103575

DE MEYER JOACHIM - VAN DEN BOSSCHE ELS – OUDE HEERWEG 19 TE 9681 MAARKEDAL – VERBOUWEN EN UITBREIDEN VAN EEN WONING MET HET BOUWEN VAN EEN TUINBERGING NA SLOOP VAN DE BESTAANDE TUINBERGING

Gemeentelijk dossiernummer: O/86/2020 Omgevingsnummer: 45064-G-OMV_2020103575 HET COLLEGE,

De aanvraag ingediend door Joachim De Meyer - Els Van den Bossche, Oude Heerweg 19 te 9681 Maarkedal werd op 07/08/2020 opgeladen en ingediend op het omgevingsloket.

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 01/09/2020.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Oude Heerweg 19 te 9681 Maarkedal, en met als kadastrale omschrijving MAARKEDAL 2de AFD (Nukerke), sectie A, nr(s) 365 K.

Het betreft een aanvraag tot het verbouwen en uitbreiden van een woning met het bouwen van een tuinberging na sloop van de bestaande tuinberging.

De aanvraag omvat:

(*) stedenbouwkundige handelingen

(*) de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten, het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid, het decreet Natuurbehoud en hun uitvoeringsbesluiten.

1 Stedenbouwkundige basisgegevens

Ligging volgens de plannen van aanleg + bijhorende voorschriften

De aanvraag is volgens het gewestplan OUDENAARDE (KB 24/02/1977) gelegen in een woonuitbreidingsgebied.

(2)

In deze zone gelden de toepasselijke stedenbouwkundige voorschriften van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen.

De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.

Ligging volgens het uitvoeringsplan + bijhorende voorschriften Niet van toepassing.

Ligging volgens verkaveling

Het perceel maakt evenwel deel uit als lot 20 van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling V/1975/67 (d.d. 06/04/1975).

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De voorschriften van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling zijn van toepassing.

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag kan in overeenstemming gebracht worden met de stedenbouwkundige voorschriften van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling.

Voorschriften die volgen uit stedenbouwkundige verordeningen Niet van toepassing

2 Historiek Niet van toepassing.

3 Beschrijving van de omgeving en de aanvraag Beschrijving van de plaats

De aanvraag bevindt zich ten zuiden van de dorpskern van de gemeente Nukerke, binnen een woonwijk.

De directe omgeving wordt gekenmerkt door het verspreid voorkomen van meerdere ééngezinswoningen in halfopen en gesloten bebouwing.

De woning van de aanvrager betreft een halfopen ééngezinswoning. De woning aan linker zijde (Oude Heerweg 17) bestaat uit een halfopen bebouwing. De woning aan rechter zijde (Oude Heerweg 21), waartegen de woning van de aanvrager is gebouwd, bestaat uit een gesloten bebouwing.

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

De aanvraag beoogt het verbouwen en uitbreiden van een woning met het bouwen van een tuinberging na sloop van de bestaande tuinberging.

De garage wordt opgetrokken met een bijkomende bouwlaag en een zadeldak. Met deze

werkzaamheden zal de woning geen getrapte vormgeving meer bezitten (cfr. garage lager volume, woning hoger volume). De woning wordt over de volledige breedte twee bouwlagen met een zadeldak.

Achteraan de woning wordt een aanbouw (34,10 m²) voorzien in functie van het inrichten van de keuken. De aanbouw wordt bijna over de volledige breedte van de woning gerealiseerd. De aanbouw heeft een breedte van 8,40 m. De achterbouw is voorzien van een plat dak. De kroonlijsthoogte bedraagt 3,00 m. De bouwdiepte wordt met 4,00 m verhoogd tot 11,70m.

(3)

Tegen de rechter zijde van de woning wordt een tuinberging voorzien (na sloop van de bestaande). De constructie staat ten opzichte van de voorgevel van de voormalige garage op ±5,40 m ingeplant. Ten opzichte van de linker perceelsgrens wordt een bouwvrije strook van 1,00 m voorzien. De constructie heeft een breedte van 2,92 m en een bouwdiepte van 4,20 (12,26 m²). De constructie komt 1,50 m voorbij de (oorspronkelijke) achtergevel van de woning. De constructie wordt voorzien van een plat dak.

De kroonlijsthoogte bedraagt 2,75 m.

De aanvraag voorziet ook het aanpassen van de gemene muren of de scheidingsmuren ten opzichte van de rechter perceelsgrens.

De werkzaamheden gaan gepaard met het aanleggen van een regenwaterput, infiltratievoorzieningen in de achttuin van de woning.

4 Openbaar onderzoek/raadpleging aanpalende eigenaar

De aanpalende eigenaar(s) werden op 10/09/2020 aangeschreven in het kader van het “onderzoek scheidingsmuren”. Er werden geen bezwaarschrift(en) ingediend.

5 Adviezen Niet van toepassing.

6 Advies gemeentelijke omgevingsambtenaar Legaliteitstoets

De aanvraag kan in overeenstemming gebracht worden met de stedenbouwkundige voorschriften van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling.

Opportuniteitstoets

Door de realisatie van de aanbouw wordt de bouwdiepte met 4,00 m verhoogd tot 11,70m. Ondanks de verhoging van de bouwdiepte leidt het ontwerp tot een ruimtelijk verantwoord ontwerp. De afmetingen van de voorgenomen werken zijn heden ten dage gebruikelijk van dit type woning. Ook de realisatie van de tuinberging zorgt niet voor een overbezetting van het perceel. Ten opzicht van de buren (linkse en achter buur) wordt voldoende bouwvrije afstand gehouden. De realisatie van de volwaardige hedendaagse buitenmuur met spouwverluchting zorgt voor een degelijke nieuwe afwerking van de scheidingsmuur met de rechter buur. Het ontwerp leidt tot een ruimtelijk verantwoord ontwerp.

Voor het optrekken van de bestaande garage wordt ook het gevelmetselwerk van het lage volume door identiek metselwerk vervangen. De gevelsteen dient identiek ze zijn als het oorspronkelijk metselwerk.

Enkel in die geval is het optrekken van de garage ruimtelijk verantwoord. Het gebruik van een ander metselwerk wordt niet toegestaan omdat deze namelijk afbreuk zal doen aan het straatbeeld. De straat wordt namelijk op vandaag gekenmerkt voor identieke gebouwen met identieke materialen. Op vlak van materialisatie dient dit strikt nageleefd te worden. Aan de straatzijde blijft de woning zijn

oorspronkelijke uiterlijk behouden.

Ook op vlak van voortuinen is het van belang dat het straatbeeld maximaal groen blijft. De aanvraag voorziet een oprit naar de tuinberging. De oprit gelegen op het openbaar domein wordt in de vergunningsaanvraag meegenomen. De aanvraag voorziet een karrespoor. De verharding bestaat uit een kunststof grasrooster met grasvulling op een waterdoorlatende fundering. Ook voor dit onderdeel van de aanvraag is het van belang dat dit strikt uitgevoerd wordt zoals in de aanvraag voorzien. Het invullen van de kunststof rooster of de zone er tussen met halfverharding in ruimtelijk niet verantwoord.

Daarnaast zal de realisatie van het karrespoor op openbaar domein voor rekening zijn van de bouwheer.

De verbouwingen komen de leefbaarheid van de woning ten goede. De constructies worden bijgevolg niet abnormaal storend of hinderlijk geacht.

De voorgenomen werken zijn qua vormgeving (doortrekken van de bestaande dakhelling, beperkte tuinberging en aanbouw, …) en materiaalgebruik (identiek gevelsteen van de woning (effen rode

(4)

bezande gevelsteen – bruin bezande gevelsteen), wit PVC buitenschrijnwerk, antraciet leien, blauwe hardsteen dorpels, …) in harmonine met deze van het bestaande gebouw / de woningen in de omgeving.

De aanvraag voorziet het realiseren van een volwaardige hedendaagse buitenmuur met

spouwverluchting op het aanpalende rechter perceel. Iedereen kan een vergunning aanvragen op andermans terrein, maar de buur kan – anders dan bij gemeenschappelijke muren – niet verplicht worden dit te accepteren. Het is namelijk wel degelijk zijn eigendom en er is nergens in de wetgeving een verplichting voor dit soort van werken voorzien. In dit geval zijn er twee mogelijkheden:

• De aanvrager bezorgt bij zijn omgevingsaanvraag ook een akkoord van de buren (het niet reageren bij een aanschrijving in het kader van onderzoek scheidingsmuren of openbaar onderzoek heeft niet dezelfde waarde). Het akkoord wordt dan best op het desbetreffende plan aangeduid (niet op een apart document gezien de plannen doorheen de ontwerpfase nog kunnen wijzigen).

• indien de omgevingsaanvraag geen akkoord van de buren omvat heeft de vergunning verlenende overheid geen recht om de vergunning op die basis te weigeren. Het gaat hier immers om een aspect van burgerlijke aard (het recht om op andermans goed iets te ondernemen). Art. 78 van

omgevingsverguningsdecreet zegt dat vergunning afgeleverd wordt onder voorbehoud van de burgerlijke rechten die betrekking hebben op het onroerend goed. Eventuele discussies over zulke burgerlijke zaken zijn voor de vrederechter, niet voor de vergunningverlener. Er kan enkel vanuit de vergunning verlenende overheid worden gesignaleerd dat de inname van het goed van de aanpalende buren (burger rechtelijk) enkel maar kan gerealiseerd worden indien voorafgaandelijk een akkoord van de buren werd verkregen. Dit kan bijvoorbeeld door een overeenkomst met de buren te sluiten.

Het ontwerp schaadt het karakter noch het woonklimaat van de bebouwde omgeving. Het ontwerp brengt de goede plaatselijke ordening niet in het gedrang.

7 Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen Op basis van de hierboven vermelde overwegingen, komt het college van burgemeester en schepenen tot de volgende beoordeling van het dossier.

Wegenis

De aanvraag bevindt zich niet langs een gewestweg en is niet getroffen door een rooilijn.

Watertoets (decreet integraal waterbeleid)

Het voorliggende project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit wordt gecompenseerd door de plaatsing van een hemelwaterput + infiltratievoorziening, overeenkomstig de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening.

Riolering

Voorliggende aanvraag is gelegen in een centraal gebied.

Mer-screening

Het voorgenomen project valt niet onder het toepassingsgebied van het project-MER-besluit.

Natuurtoets Niet van toepassing Erfgoed-/archeologietoets

(5)

Niet van toepassing

Mobiliteit – MOBER (transport en verkeersveiligheid) Niet van toepassing

Decreet grond- en pandenbeleid Niet van toepassing

Scheidingsmuren

De aanpalende eigenaar(s) werden op 10/09/2020 aangeschreven in het kader van het “onderzoek scheidingsmuren”. Er werden geen bezwaarschrift(en) ingediend.

De aanvrager zal moeten rekening houden met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met

betrekking tot het realiseren van de scheidingsmuur op het aanpalende perceel (zie opportuniteitstoets advies omgevingsambtenaar).

Milieuaspecten Niet van toepassing Goede ruimtelijke ordening

De aanvraag is op schaal van het perceel en past zich in, in de ruimtelijke ordening van de directe omgeving.

ALGEMENE CONCLUSIE

Rekening houdend met bovenstaande argumenten is de aanvraag vergunbaar.

BESLIST Enig artikel

De hierboven vermelde aanvraag, voor wat betreft het verbouwen en uitbreiden van een woning met het bouwen van een tuinberging na sloop van de bestaande tuinberging te vergunnen.

BIJZONDERE STEDENBOUWKUNDIGE VOORWAARDEN

• Rekening te houden met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het realiseren van de scheidingsmuur op het aanpalende perceel (zie opportuniteitstoets advies omgevingsambtenaar);

• Voor de aanvang van de werken moet, door de bouwheer of zijn aangestelde, een plaatsbeschrijving (met fotomateriaal) worden opgemaakt van het openbaar domein (wegenis, greppel, boordsteen, voetpad, openbaar groen,…) en dit in samenspraak met het gemeentebestuur.

Bij het ontbreken van deze plaatsbeschrijving wordt verondersteld dat het openbaar domein in perfecte staat is.

• Het ontwerp strikt te volgen;

• De toiletwaterafvoer (‘zwart water’) via septische put (min. 2000 l tot 5 IE + 300 l/IE per bijkomend IE) met overloop op openbare riolering aansluiten (gelegen in centraal gebied);

• De regenwaterafvoer via regenwaterput (van min. 5000 l), voorzien van een pomp voor hergebruik, met overloop op infiltratiesysteem aansluiten;

• Een infiltratiesysteem voorzien met een capaciteit van min. 2318 l en een infiltratieoppervlakte van min. 3,71 m²; de infiltratievoorziening dient geplaatst te worden op min. 4 m afstand der gebouwen (om vocht-/stabiliteitsproblemen te vermijden).

• De overloop van infiltratiesysteem en afvalwaterafvoer gescheiden tot net voor de rooilijn aan te leggen om ter hoogte van de rooilijn gemengd aan te kunnen sluiten op de riolering;

(6)

• Indien een bestaande rioolaansluiting aanwezig is, dient deze gebruikt te worden;

• Een eventuele nieuwe rioolaansluiting te laten uitvoeren door FARYS na vooraf een afzonderlijke aanvraag te hebben ingediend bij FARYS: de aansluiting zal pas uitgevoerd worden nadat gebleken is dat aan de overige rioleringsvoorschriften voldaan is;

• Het voetpad en aanhorigheden bij eventuele beschadiging, na beëindiging der ruwbouwwerken volgens de regels der kunst te herstellen in zijn oorspronkelijke toestand zoals vastgesteld in de staat van bevinding bij de aanvang der werken;

• De scheidingsmuur af te werken in buitengevelsteen, opgevoegd volgens de regels der kunst;

• De aansluitingen tegen de aanpalende gebouwen links / rechts waterdicht af te werken volgens de regels der kunst;

• Gelet op het ‘Decreet houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders’ dienen alle nieuwbouwwoningen, appartementen, studio‘s, verbouwingen of renovaties waarvoor een

stedenbouwkundige vergunning vereist is, per verdieping te worden voorzien van optische rookmelders, geplaatst op de wijze bepaald door de Vlaamse Regering;

aandachtspunten

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.

De datum van de start en eind der werken dienen in het omgevingsloket te worden aangegeven.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn

(7)

goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3°

en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het

bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

§ 2/1 De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

§ 2/2 De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst of door een gedeeltelijke stopzetting van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als meldingsakte en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de

omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.9 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12

(8)

juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.17 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een

bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd

verzocht;


4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;


6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de

(9)

betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het

vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

(10)

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het

beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het nooddecreet coronavirus (d.d. 20/03/2020)

Artikel 5. In geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid als vermeld in artikel 4 kan de Vlaamse Regering nadere regels uitwerken voor de opschorting, het stuiten of de verlenging van proceduretermijnen of de tijdelijke aanpassing van procedurele of administratieve verplichtingen in diverse decreten en de uitvoeringsbesluiten erbij.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het noodbesluit omgevingsvergunning (d.d. 24/03/2020) Art. 3. Dit besluit is van toepassing op: 1° alle vergunningsaanvragen en administratieve beroepen ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijn bij de bevoegde vergunningverlenende overheid, en waarin op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit nog geen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing is genomen door de bevoegde vergunningverlenende overheid in laatste administratieve aanleg; 2° op de vergunningsaanvragen en administratieve beroepen ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 24 april 2020.

De Minister kan de einddatum vermeld in het eerste lid, 2° verlengen. Deze verlenging kan de einddatum van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, met inbegrip van een eventuele verlenging, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 4, §1, eerste lid van het Nooddecreet, evenwel niet overschrijden.

Het ministerieel besluit tot verlenging wordt bekendgemaakt door: 1° een bericht in het Belgisch Staatsblad; 2° een publicatie op de website van het departement Omgeving 3° een publicatie op de website van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.

Dit besluit is niet van toepassing op vergunningsaanvragen en administratieve beroepen die na de vernietiging van een eerdere beslissing opnieuw in behandeling genomen worden door de bevoegde vergunningverlenende overheid na de einddatum bepaald in het eerste lid, 2°, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig het tweede lid.

De bepalingen die met toepassing van dit besluit gelden voor vergunningsaanvragen en administratieve beroepen zijn van overeenkomstige toepassing op het instellen van, behandelen van en beslissen over verzoeken en initiatieven tot ambtshalve bijstelling van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in hoofdstuk 6, afdeling 1 en 2, en artikel 85 en 86, van het Omgevingsvergunningsdecreet.

Art. 6. De termijn om een beslissing te nemen over een administratief beroep, zoals bedoeld in artikel 66, §1 van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt verlengd met zestig dagen voor de administratieve beroepen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3.

(11)

Art. 7. De termijn om een administratief beroep in te stellen als vermeld in artikel 54 en 90 van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt verlengd met dertig dagen voor de administratieve beroepen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3.

Art. 8. De termijnen vermeld in artikel 35, eerste lid en artikel 49, eerste lid van het

Omgevingsvergunningsdecreet die bepalen wanneer gebruik mag worden gemaakt van een omgevingsvergunning, verleend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met de einddatum, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig artikel 3, tweede lid, worden verlengd met dertig dagen.

Art. 9. De Minister kan de termijnen, zoals vermeld in artikel 4 tot en met 8 verlengen.

Deze verlenging kan de maximale duurtijd van de civiele noodsituatie, met inbegrip van een eventuele verlenging, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 4, §1, eerste lid van het Nooddecreet, evenwel niet overschrijden.

Het ministerieel besluit tot verlenging van de termijnen vermeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt door: 1° een bericht in het Belgisch Staatsblad; 2° een publicatie op de website van het departement Omgeving 3° een publicatie op de website van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.

Mededeling

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

Namens het college van burgemeester en schepenen

DE CLERCQ Ellen NACHTERGAELE Joris

de plaatsvervangend algemeen directeur burgemeester

Voor eensluidend uittreksel, Maarkedal, op 5 november 2020

JOURQUIN Lesley NACHTERGAELE Joris

de algemeen directeur Burgemeester

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling