• No results found

Gemeente van Christus,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente van Christus,"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gemeente van Christus,

We hebben de afgelopen weken al heel wat pittige teksten en gelijkenissen over ons heen gekregen. Van een bruiloft waar een van de gasten de feestzaal werd uitgeknikkerd, via de pachters die hun wijngaard verloren tot die meisjes met hun oliecrisis.

Vorige week was ik gelukkig vrij, toen eindigde de lezing over de talenten met een diepe duisternis vol gejammer en tandengeknars. Daar mocht mijn collega uit Zutphen zijn tanden in zetten.

Maar ook vandaag is het weer goed raak. Jezus komt aan het slot van zijn laatste redevoering. En spiegelt ons een laatste, dramatische scène voor. Hij lijkt te spreken over het einde van de geschiedenis. Als de Mensenzoon als een koning terug zal keren op aarde en plaatsneemt op de troon.

Het is een kleurrijk tafereel, maar het zijn wellicht niet kleuren die eenieder aanspreken. Een van de kleuren is de kleur van vuur, van eeuwig vuur, als straf voor de onrechtvaardigen. Moet dat nou, die hel en verdoemenis? Zul je misschien denken.

Zijn daar niet al genoeg mensen mee bang gemaakt? Zijn daar niet al genoeg mensen mee gekleineerd in hun leven? En in onzekerheid gebracht bij hun sterven: heb ik het wel verdiend? Ben ik wel goed genoeg? Sta ik straks links of rechts?

Ja, daar zijn veel mensen bang mee gemaakt. Maar ik denk ten onrechte. Het evangelie vertelt nu eenmaal graag in beelden, maar de boodschap zit nooit in het beeld zelf, maar erachter. Je moet dus niet in het beeld blijven hangen, maar op zoek gaan naar de betékenis, naar wat het ons nu te zeggen heeft.

De evangelist schetst een beeld van de eindtijd, van een gericht. Het zijn beelden die in de tijd van Jezus heel bekend waren. Mattheüs heeft het niet zelf bedacht.

Want mensen hebben er al eeuwen over nagedacht. Want zeg nou zelf, het doet er toch iets toe, wat je in je leven deed, en wat je niet deed?

Wij zijn toch verantwoordelijke mensen? En toerekeningsvatbaar? Dan is het toch geen gekke gedachte, dat je als mens ook eens ter verantwoording wordt geroepen?

Natuurlijk, weten doen we niets. Het is fantasie. Maar, heb ik van Nico ter Linden geleerd: als het goed is, zet die fantasie over de eindtijd het heden onder een heilzame spanning. Ja, dat heeft-ie mooi gezegd.

(2)

Het beeld van de toekomst zegt iets over het nú. Het gaat niet over wat er straks te gebeuren staat. Het gaat over wat ons nu te doen staat.

Goed, dat gezegd hebbende, gaan we nu eerst naar het beeld toe. En dat gaat niet alleen over vuur, maar ook over een herder.

De Mensenzoon die zijn troon opeist, wordt vergeleken met een herder, een herder die de bokken en de schapen van elkaar scheidt. En in dat beeld ligt misschien wel de sleutel tot het verstaan van de tekst.

De herder is een vertrouwd beeld. We kennen hem uit psalm 23, “de Heer is mijn herder”, waarin de dichter zijn geborgenheid bij God uitspreekt: “Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij.” Over deze herder gaat het.

We kennen hem ook uit het evangelie, waar Jezus God vergelijkt met een herder, die op zoek gaat naar dat ene schaap dat verdwaald is, omdat hij hem koste wat kost wil vinden. Over deze herder gaat het.

En ook bij de profeet Ezechiël wordt de Eeuwige vergeleken met een herder.

Daar wordt beschreven hoe God zélf zijn schapen komt weiden en beschermen, omdat zij door slechte herders bedreigd worden. Over deze herder gaat het.

In Ezechiël zegt God ook dat hij zal rechtspreken en de schapen van de bokken zal scheiden. Dat vinden we hier dus terug in het evangelie, dat profetische beeld. En waarom wil God dan de bokken scheiden van de schapen?

Omdat de bokken, die het sterkst zijn, de beste weiden afgrazen en de rest van het gras met hun hoeven vertrappen.

Omdat de bokken het helderste water drinken en de rest van het water met hun hoeven vertroebelen.

Omdat de bokken de zwakke schapen met hun schouder wegdringen en met hun horens uitstoten. Daarom, zegt God, “daarom zal ik mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd.”

Het moge duidelijk zijn wat hier gezegd wordt: wie met zijn eigen grotere kracht anderen opzij duwt naar de marge, die beledigt God zelf. En dat is een belediging die de Eeuwige niet over zijn kant kan laten gaan.

Want hij is de beschermer van hen die een prooi zijn voor anderen, die als schietschijf fungeren. Hij staat aan de kant waar de klappen vallen.

(3)

Deze herder heeft zijn hart nu eenmaal verpand aan de zwakke, aan de weerloze, aan degenen die het voor hun kiezen krijgen. Daarom zegt hij bij monde van de profeet:

“Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken.”

Het gaat dus om de bescherming van de zwakken. En als we nu naar het tafereel in Mattheüs kijken, dan zien we dat die zwakken ook híer op het spel staan.

Want het beoordelingscriterium luidt hier: heb je aan de zwakken, de weerlozen recht gedaan? Heb je voor hen gezorgd?

Het criterium is dus niet: ben je wel gelovig genoeg geweest? Heb je belijdenis gedaan? Hoe zit het met je seksuele levensstijl?

Niet je godsdienstigheid dus, niet je ras, niet je geaardheid, nee, heb je naar een ander omgezien in zijn of haar nood? That’s the question.

Het tafereel in Mattheus 25 is eigenlijk een schilderij, een tweeluik met twee gelijke panelen. Na de feestelijke intocht en de troonsbestijging van de Mensenzoon, wordt de mensheid voorgeleid en beoordeeld.

De herder scheidt de bokken van de schapen en vervolgens wordt glashelder waar die scheiding op is gebaseerd. Iedereen wordt langs exact dezelfde meetlat gelegd. In het eerste paneel worden de schapen toegesproken, in het tweede paneel de bokken.

Aan de hand van zes categorieën wordt uiteengezet waar het om gaat in de ontmoeting met God, in het hooghouden van de menselijkheid. Zie de mens in zijn hele concrete nood.

De mens die honger heeft. Die moet je voeden.

De mens die dorst heeft. Die moet je te drinken geven.

De vreemdeling moet onderdak krijgen en de naakte kleding.

De zieke moet je opzoeken en de gevangene niet alleen laten.

Dit zijn de mensen met wie Jezus zich kennelijk vereenzelvigt. Dit zijn de mensen in wie je God ontmoet. En dat is op z’n zachtst gezegd verrassend. Om niet te zeggen: verbijsterend.

Daarom is de reactie van de rechtvaardigen hetzelfde als die van de anderen:

“Ja, maar wanneer hebben wij U dan gezien?” Ze hebben geen idee.

(4)

Wanneer hebben ze de Mensenzoon gezien, hongerig of dorstig en hem gevoed, gelaafd? Wanneer zijn ze Christus tegengekomen in al zijn naaktheid, en hem gekleed? Of in de gedaante van een vreemdeling en hem een dak boven het hoofd gegeven? Wanneer zagen ze God dan ziek, gewond, gevangen, en hebben ze hem omringd?

Ze weten het niet. Ze zitten nog met lied 275 in hun hoofd, dat wij daarstraks hoorden: Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen / En niemand heeft U ooit gezien.

Maar dát blijkt nu toch niet te kloppen. Want ze hebben hem wel degelijk gezien, ze hadden hem alleen niet herkénd.

Want het antwoord van de Mensenzoon luidt: “Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

En als keerzijde van de medaille: “Alles wat je voor die onaanzienlijken niet hebt gedaan, heb je ook niet voor mij gedaan.”

Als je de bedelaar voorbijloopt, dan loop je de Mensenzoon voorbij. Als je de deur dichtsmijt voor de vreemdeling, dan sluit je Christus buiten. En als je de naakte in z’n nakie laat, dan laat je God in z’n hemd staan.

Daarom ontmoet Sint Maarten, zonder het te weten, Christus zelf, als hij de bedelaar zijn kleed schenkt. En ziet hij in zijn droom Christus zelf in de gestalte van die bedelaar en hoort hij hem zeggen: “Ik was naakt, en jij hebt mij gekleed.”

De enige vraag van de koning op de troon aan zijn onderdanen is dus: ben je mij nagevolgd? Met andere woorden: was jij een helper voor wie geen helper had?

Zoals ik dat was? Heb je de prijs van de liefde betaald? Zoals ik dat deed?

Want zo heeft Jezus zijn leven geleefd, voorgeleefd, uitgeleefd. Volgens het christelijk geloof kwam de grote God in deze geringe mens Jezus naar ons toe.

De Allerhoogste ging de diepte in. De Levende stierf aan het kruis.

Dat is de grote paradox van het christelijk geloof. Het is even onbegrijpelijk als ongelooflijk, maar: onze God is een gewonde God.

Over Sint Maarten gaat nóg een verhaal. Dat vertelt dat de Satan eens aan hem verscheen en de duivel deed zich voor alsof hij Christus was. Maar Sint-Maarten trapte er niet in en vroeg hem: waar zijn jouw wonden? Die kon de duivel niet tonen en dus droop hij af.

(5)

Afgelopen donderdag vroeg Trouw-columnist Ephimenco zich in de krant af waarom het christendom zo goed tegen spot kan. Dit naar aanleiding van de Franse leraar die vanwege een spotprent door een moslim-radicaal was onthoofd. Terwijl Jezus Christus toch in zoveel spotprenten, boeken, films en kunstwerken belachelijk is gemaakt.

Hoe kan het ook anders, schrijft Ephimenco, want (ik citeer): “als iets kenmerkend is voor een van de stichtende gedachten achter het christendom, is het wel zijn vermogen om beschimpingen, bevlekkingen, beproevingen en openbare vernederingen het hoofd te bieden. Dat doet een halfnaakte Christus, genageld aan het kruis, met een kroon van doorns op het hoofd en een spons met azijn in de mond.”

Ja, je mag ons geloof bespotten. Omdat ons geloof bespottelijk ís. Je mag ons kwetsen, omdat ons geloof kwetsbaar ís. Per definitie, of het is geen geloof.

Waar zijn je wonden? Dat is de lakmoesproef van het christelijk geloof.

Waar zijn je wonden? Stel die vraag aan jezelf en stel die vraag aan een ander.

Want alleen zo kom je God op het spoor. Hij is aanwezig in de diepte. Hij is daar waar mensen lijden, waar mensen honger hebben, waar mensen ziek zijn.

In de onaanzienlijken: niet om áán te zien.

Hij is te vinden in de vreemdeling die bij je aanklopt, in degene die niets heeft.

Naakt in de orkaan van het bestaan. Daar kun je God vinden, en daar moet je hem dus ook zoeken en zien te herkennen.

Want in het gebrek, in de onvolmaaktheid, in het onaanzienlijke, daar is God.

Dus níet in het succes, niet in de macht, niet in de winnaars, al datgene wat hoog staat aangeschreven in onze cultuur.

God is niet in de blingbling van het welvaartsevangelie, niet in de perfectie, niet in de onkwetsbaarheid. Nee, in het lijden, in de wanhoop, in het verdriet en in de pijn, daar is God.

In jouw pijn. En in de pijn van anderen. Dat is zijn plaats, want daar is hij het dichtst bij mensen. Mensen die hem zo dierbaar zijn. Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij.”

Want over deze herder gaat het. Die elk schaap dat verloren dreigt te raken, wil thuisbrengen. En ééns, zegt Mattheus, eens komt de dag, dat die herder voorgoed zal komen om deze wereld thuis te halen, recht te zetten, tot een goed einde te brengen.

(6)

Als een koning zal hij komen, in alle heerlijkheid. En totdat hij als kóning komt, komt hij tot je in de mínste van de mensen.

En dán komt het er op aan dat je hem herkent. Dat je hem ziet in de ogen van die ander die jou nodig heeft. Dat je zelf een herder wordt.

Want zoals ik al zei, dit verhaal wil ons helemaal niet bang maken voor de dood, integendeel: het wil je de juiste focus geven op je lévensweg.

Want ondanks de beelden van hel en verdoemenis, is dit verhaal géén openbaring van de toekomst. Het gaat niet over wat er stráks zal gebeuren. Het gaat over wat er nú moet gebeuren, om de toekomst mógelijk te maken.

Een tóekomst namelijk voor alle mensen die geen toekomst meer hádden. Maar die wij een toekomst kunnen geven. Als we de les van Sint Maarten maar ter harte nemen. Want:

De heilige Martinus

doorkliefde met een zwaard zijn kleed, opdat misschien eens het leven blijft bewaard

van allen die in nood

naar levensbrood verlangen.

Geen mens is te vervangen.

Amen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We zijn maanden later als rabbi Jezus en zijn leerlingen voor de laatste keer op weg zijn naar Jeruzalem.. Hoe dichter ze de heilige stad naderen hoe meer de

Hoe lieflijk zijn jouw wangen te midden van de sieraden, zo is ook jouw hals met een kettinkje om. Wij zullen gouden sieraden voor je maken met stippen van zilver. De Bruid is op

Lector: Laten wij ook bidden voor onze heilige vader, paus Franciscus, die door onze God en Heer is uitverkoren tot het bisschopsambt. dat hij gespaard blijft om leiding te geven

Niet moeilijk dat we schrokken toen we op het veld een engel zagen die ons wél aansprak en zei: "Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk

door mijn schamele woorden door nabijheid naar vermogen uw Volk, mij toevertrouwd. Wees licht voor jongeren op hun weg moed voor

Deze liefdevolle wederkerige relatie (Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij) is vergelijkbaar met de bijzondere verhouding tussen Jezus, als de Zoon en zijn hemelse

Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid.. -

en vergeef ons wat we fout doen net als wij niet blijven staan bij de fouten van een ander maar weer samen verder gaan Help ons om te zien wat goed is en wat slecht is, boos