• No results found

Onder de LOEP. Een studie naar een vraaggestuurd interventieprogramma voor jongeren in echtscheidingssituaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onder de LOEP. Een studie naar een vraaggestuurd interventieprogramma voor jongeren in echtscheidingssituaties"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onder de LOEP

Een studie naar een vraaggestuurd interventieprogramma voor jongeren in echtscheidingssituaties

Student: Marlou Blaas Studentnummer: 2880989

Opleiding: Fontys Hogeschool, OSO, Master SEN Datum: 15 juni 2016

Begeleider: Marcel van de Wiel Toets: Praktijk Gericht Onderzoek Domein: Gedrag

(2)

Inhoud

Samenvatting 4

1. Inleiding 5

1.1 Eerder onderzoek 5

1.2 Probleemstelling 6

1.3 Doelstelling 6

2. Theoretisch kader 7

2.1 Echtscheidingen 7

2.2 Gevolgen voor kinderen 7

2.3 Beschermende factoren 8

2.4 Interventieprogramma´s 9

2.5 Onderzoeksvraag 11

3. Onderzoeksstrategie en methoden 12

3.1 Onderzoeksstrategie 12

3.2 Respondenten 12

3.3 Onderzoeksmethodes 12

3.4 Kwaliteit 14

3.5 Ethische aspecten 14

4. Resultaten 16

4.1 Semigestructureerd interview 16

4.2 Documentanalyse 18

4.3 Vragenlijst begin interventie 18

4.4 Vragenlijst voor ouders na interventie 21

4.5 Vragenlijst voor mentoren na interventie 24

4.6 Vragenlijst voor deelnemers na interventie 26

5. Conclusie en discussie 28

5.1 Behoeften 28

5.2 KIES 29

5.3 LOEP 30

5.4 Discussie 30

5.5 Sterke en zwakke punten 32

5.6 Aanbevelingen 32

Literatuurlijst 34

(3)

Bijlage 1 Toestemmingsformulier audio-opnamen 38

Bijlage 2 Toestemmingsformulier deelname ouders 39

Bijlage 3 Contract deelname LOEP-training 41

Bijlage 4 Voorbeeld LOEP-training 42

(4)

Samenvatting

Het aantal echtscheidingen in Nederland is al jaren stabiel. Eén op de drie huwelijken strandt in een echtscheiding (Van Agtmaal-Wobma & De Graaf, 2009). Het aantal betrokken kinderen, en daarmee leerlingen, neemt echter toe. Dit onderzoek kent als doel te kijken waar deze leerlingen behoefte aan hebben als het gaat om een verbeterd emotioneel welbevinden en hoe dit vertaald kan worden naar een vraaggestuurd interventieprogramma.

De resultaten wijzen uit dat de betrokken leerlingen behoefte hebben aan een beter contact tussen en met ouders. Daarnaast ondervindt een deel van deze leerlingen moeilijkheden op het gebied van concentratie. De concentratieproblemen doen zich zowel in de klas als thuis voor. Naast de wens van deze leerlingen om te leren zich beter te kunnen concentreren, zou een deel van de leerlingen zich willen leren beheersen. Het andere deel van de groep geeft aan juist te willen leren hoe ze hun emoties moeten uiten. Naast deze behoeften van leerlingen hebben mentoren aangegeven behoefte te hebben aan kennis en vaardigheden om met deze problematieken om te kunnen gaan.

Gesteld kan worden dat ‘onder de LOEP’ een passend interventieprogramma voor de betrokken school is, waardoor de school een stap dichter bij het passend onderwijs is gekomen. Deze vorm van gepaste begeleiding heeft ertoe geleid dat de kinderen minder problemen ondervinden aan internaliserend en externaliserend gedrag en dit heeft geresulteerd in een verhoogd welbevinden en verbeterde prestaties bij de deelnemende kinderen. Hoewel uit de behoeftebepaling blijkt dat er nauwelijks verschillen zijn tussen de wensen van deelnemers aan KIES en de betrokken kinderen in dit onderzoek, maakt LOEP de stap om deel te nemen kleiner door kinderen te benaderen en is de screening een mogelijkheid om te weten te komen waar de precieze behoeften liggen, waardoor een programma op maat gerealiseerd kan worden.

Om te kunnen voldoen aan de wensen van de kinderen en docenten is het van belang dat de school een expliciete visie ten aanzien van geboden hulp in echtscheidingssituaties formuleert. De schoolvisie is van bindend belang voor de invulling van interventie. Daarnaast is het belangrijk dat er op papier wordt gezet waar kinderen, ouders en betrokken docenten binnen de school terecht kunnen met deze problematieken en docenten de mogelijkheid wordt gegeven zich te verdiepen in de problematiek die komt kijken bij echtscheidingen.

(5)

1. Inleiding

Het aantal echtscheidingen per jaar in Nederland is sinds tien jaar redelijk stabiel.

Eén op de drie huwelijken strandt in een echtscheiding. Bij deze echtscheidingen zijn steeds vaker kinderen betrokken (Van Agtmaal-Wobma & De Graaf, 2009). In 2014 vonden er 35.409 echtscheidingen plaats in Nederland (CBS, 2015). In totaal waren er 34.108 kinderen bij betrokken.

Uit het leerlingvolgsysteem van de school uit dit onderzoek blijkt dat er van de 93 eersteklassers 32 leerlingen betrokken zijn bij een echtscheiding. Dit komt overeen met de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Sommige van deze leerlingen krijgen door toedoen van de scheiding te maken met een vorm van gedragsproblematiek. Er zijn grofweg twee typen leerlingen binnen de school als het gaat om echtscheidingsproblemen: de leerling die zich terugtrekt en zich naar de achtergrond in de klas verplaatst en de leerling die opstandig gedrag laat zien.

Daarnaast staat de leerling die geen problemen ondervindt aan de echtscheiding.

Om leerlingen in deze situaties op school te kunnen helpen is gekozen om de lotgenotengroep ‘onder de LOEP’ te starten. Onder de LOEP staat voor Lotgenoten Over Echtscheiding Perikelen. Door een passend interventieprogramma voor de groep met deze behoeften zal de betreffende school meer inclusief worden. Door deze vorm van gepaste begeleiding zouden de leerlingen mogelijk minder problemen ondervinden aan internaliserend en of externaliserend gedrag met als doel een verhoogd welbevinden te bewerkstelligen evenals het verbeteren van de schoolprestaties.

De ecologie van de leerling toont aan dat leerlingen in verbinding staan met vrienden, familie en professionals op school (Van Meersbergen en Jeninga, 2012).

Gedrag blijkt de variabele uitkomst van een persoon in contact met verschillende contexten. De ecologie van een leerling in of na een echtscheidingssituatie heeft een andere vorm dan een leerling die zich niet in zo’n situatie bevindt. Zo verandert in veel gevallen de gezinssituatie wat weer van invloed is op de andere contexten die zich binnen de ecologie van de leerling bevinden. Naast gedrag zijn ook handelingen binnen een bepaalde context van invloed op een andere context. Bovendien wordt de ontwikkeling van een leerling bepaald door interactie met invloeden uit alle betrokken contexten. Iedere leerling in een echtscheidingssituatie heeft eigen (onderwijs)behoeften. Door de ecologie van de betrokken leerlingen centraal te stellen in ‘onder de LOEP’ is het mogelijk om samen met de leerling, ouders en overige professionals op zoek te gaan naar beschermende factoren om een zo optimaal mogelijke leeromgeving te creëren.

1.1 Eerder onderzoek

Van den Broek, Van der Valk, Van Doorn, Spruijt, Dekovic en Meeus (2013) hebben door middel van een gerandomiseerd controleonderzoek onder basisschoolleerlingen aangetoond dat het interventieprogramma KIES werkt. De onderzoeksvraag of deelname aan KIES leidt tot een afname van internaliserend en externaliserend probleemgedrag, vergeleken bij geen deelname aan KIES, werd positief beantwoord.

Uit hun onderzoek blijkt dat deelname aan KIES door leerlingen in echtscheidingssituaties zorgt voor een vermindering van probleemgedrag en een

(6)

afname van het schuldgevoel bij deze kinderen. Daarnaast draagt KIES bij aan beweging in contact met ouders. Kinderen zoeken na KIES vaker contact met de ouder waar minder contact mee is, veelal de vader.

Van der Valk, Muijselaar, Van Doorn, Van den Broek, Wijsbroek, Meeus en Dekovic (2013) constateren dat jongeren weinig over de echtscheiding praten, maar dat ze wel scheidingsleed ervaren. Daar echtscheidingen een risicofactor zijn voor het ontwikkelen van emotionele en gedragsproblemen is het van belang om preventieve ondersteuning aan te bieden. Het KIES-programma heeft naam in het primair onderwijs, maar nog nauwelijks in het voortgezet onderwijs. Hier zijn drie redenen voor. Ten eerste zijn scholen in het voortgezet onderwijs vaak groter, waardoor er minder direct contact met en kennis van leerlingen is. Daarnaast hebben de gecertificeerde KIES-coaches meer affiniteit met kinderen in plaats van jongeren en tot slot zijn jongeren terughoudend in het zoeken van hulp bij echtscheidingen (Van der Valk et al., 2013). Uit dit onderzoek komt naar voren dat jongeren contact waarderen en dat ze het prettig vinden om ervaringen met lotgenoten aan te kaarten.

De gebruikte interventies werden echter vaak als kinderachtig beoordeeld.

Amato (2001) heeft ondervonden dat leerlingen van gescheiden ouders minder presteren op school en slechter scoren op emotioneel welbevinden. Steun uit de sociale omgeving, ook vanuit de school, en toegang tot therapeutische interventies door school worden gezien als beschermende factoren voor leerlingen in of na echtscheidingssituaties. Een voorbeeld van een therapeutische interventie is het inzetten van groepsgesprekken. Net als uit het onderzoek van Van der Valk et al.

(2013) resteert in dit onderzoek van Amato (2001) de vraag waar deze jongeren behoefte aan hebben en welke onderwerpen behandeld zouden moeten worden volgens hen.

1.2 Probleemstelling

In dit onderzoek staat de leerling centraal. De behoeften van leerlingen in of na echtscheidingssituaties vormen de basis voor de training ‘onder de LOEP’. De probleemstelling voor dit onderzoek luidt:

Waar hebben leerlingen in of na echtscheidingssituaties op school X behoefte aan, op welke manier kan dit vertaald worden naar het vraaggestuurde programma ‘onder de LOEP’ en draagt dit bij aan de preventie van gedragsproblematiek en bevordering van het emotioneel welbevinden van deze leerlingen?

1.3 Doelstelling

De doelstelling van dit onderzoek is om te achterhalen wat de behoeften van leerlingen in een echtscheidingssituatie bij ons op school zijn en dit vervolgens om te zetten naar een vraaggestuurd interventieprogramma voor in de school.

(7)

2. Theoretisch kader

Het aantal echtscheidingen in Nederland is al jaren stabiel. Het aantal betrokken kinderen, en daarmee leerlingen, neemt echter toe. Dit onderzoek kent als doel te kijken waar deze leerlingen behoefte aan hebben als het gaat om een verbeterd emotioneel welbevinden en hoe dit vertaald kan worden naar een vraaggestuurd interventieprogramma. In dit hoofdstuk worden eerst de cijfers rondom echtscheidingen besproken, gevolgd door de gevolgen die dit heeft voor betrokken kinderen. Vervolgens wordt ingegaan op de beschermende factoren en de verschillende bestaande interventieprogramma’s.

2.1 Echtscheidingen

In 2014 vonden er in Nederland 65.333 huwelijken plaats en 35.409 echtscheidingen (CBS, 2015). Van de huwelijken wordt ongeveer 1% door een echtscheiding ontbonden. Dit percentage ligt bij ongehuwde paren fors hoger. Jaarlijks worden 60.000 samenwoonrelaties verbroken. De meeste huwelijken worden ontbonden na veertien jaar huwelijk (CBS, 2015). Spruijt en Kormos (2010) geven aan dat er naar schatting jaarlijks 34.000 kinderen betrokken zijn bij een van deze situaties. Dit betekent dat 1,6% van de thuiswonende kinderen te maken heeft met een scheiding van hun ouders. 24% van de scheidingskinderen is tussen de 10-14 jaar, 16% tussen de 15 en 17 jaar (Van Genderen & Brandwijk-Kok, 2014). 74% van de kinderen woont na de echtscheiding bij hun moeder. Slechts 6% van de kinderen woont na de scheiding bij hun vader. Daarnaast krijgt 63% van de kinderen te maken met de komst van een stiefmoeder en 57% met de komst van een stiefvader (Van Genderen

& Brandwijk-Kok, 2014).

2.2 Gevolgen voor kinderen

Elk jaar zijn er 34.000 kinderen betrokken bij een scheiding. Kinderen ervaren een echtscheiding als een oncontroleerbare situatie (Van der Ploeg, 2014). Dit heeft als gevolg dat de reactie op zo’n situatie anders is dan een controleerbare situatie waarin een kind stress ervaart. In een oncontroleerbare situatie kan een vermijdende manier van reageren ontstaan. Deze copingstrategie gaat gepaard met het negeren van het probleem, waarbij het kind vaker blijft hangen in negatieve emoties.

De manier waarop ouders uit elkaar gaan is bepalend voor het gedrag van het kind. Kinderen ervaren een echtscheiding extra negatief als ouders na de scheiding ruzie blijven maken. Deze conflicten hebben soms meer impact dan de echtscheiding zelf. Er geldt: hoe heftiger het conflict, hoe meer kans op problemen (Van der Ploeg, 2014; Spruijt & Duindam, 2004). Hiernaast speelt het ook een rol in welke leeftijdsfase een kind zich bevindt. Zo zijn kinderen van 12 tot 15 jaar emotioneel en cognitief verder ontwikkeld en zich daarom meer bewust van de negatieve gevoelens die de echtscheiding teweegbrengt. Deze kinderen verbergen zich doorgaans achter een zelfverzekerde houding. Maar ook persoonlijkheidskenmerken en sekse spelen een rol. Zo zijn meisjes geneigd om hun gevoelens te onderdrukken, terwijl jongens naar aanleiding van een echtscheiding meer impulsief en storend gedrag laten zien.

(8)

2.2.1 Internaliserende en externaliserende gedragsproblemen

Algemeen geldt dat leeftijd van invloed is op de mate van internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij jongeren (Oldehinkel, Ormel, Veenstra, De Winter & Verhulst, 2008; Aarts, Van den Hanenberg, Kruisweg & Van der Laan, 2011). Internaliserend gedrag, als depressie en angstgevoelens, neemt bij meisjes toe naarmate ze verder in de puberteit raken (Oldehinkel et al, 2011). In tegenstelling tot meisjes neemt bij jongens externaliserend gedrag, zoals agressie, toe (Dekovic, Buist & Reitz, 2004). Onderzoeksresultaten over factoren die een rol spelen bij internaliserend en externaliserend gedrag onder kinderen in echtscheidingssituaties lopen echter uiteen.

Van der Valk, Spruijt, De Goede, Maas & Meeus (2005) concluderen dat internaliserende gedragsproblemen, zowel bij meisjes als bij jongens, extra toenemen indien er sprake is van een echtscheiding. Dat meisjes gevoeliger zijn voor internaliserende gedragsproblemen zou in verband gebracht kunnen worden met het feit dat meisjes die niet bij een echtscheiding betrokken zijn ook een toename van internaliserend gedrag laten zien (Storksen, Roysamb, Moum & Tambs, 2005). Aarts et al. (2011) constateren dat er geen verschil in externaliserende gedragsproblemen bij jongens in intacte gezinnen is in vergelijking met jongens die te maken hebben gehad met een echtscheiding. Dit in tegenstelling tot Undheim en Sund (2010), zij concluderen wel dat externaliserende gedragsproblemen na een echtscheiding bij jongens toenemen. Amato (2001) concludeert in eerste instantie dat echtscheiding meer effect heeft op jongens dan meisjes. Toen Amato (2001) de onderzoeksresultaten uit de jaren 90 opnieuw bekeek, bleek dat hij zijn bevindingen moest aanpassen. Het verschil tussen jongens en meisjes was te verwaarlozen. Dat een echtscheiding negatieve gevolgen heeft op kinderen blijkt uit het feit dat deze kinderen het minder goed doen op school, meer problemen hebben en zichzelf minder waarderen. Ondanks het geringe verschil tussen kinderen uit intacte gezinnen en kinderen die een echtscheiding hebben meegemaakt geeft Amato (2001) aan dat er een verschil is en dat het belangrijk is om educatieve programma’s voor deze kinderen te ontwikkelen en te evalueren.

De gevolgen die een echtscheiding met zich meebrengt zijn naast sekse ook afhankelijk van het contact dat ouders voor en na de echtscheiding hebben en hoe kinderen het verschil in leven voor en na de scheiding ervaren. Uit bevolkingsonderzoek blijkt dat echtscheidingen negatieve gevolgen met zich meebrengen voor kinderen (Spruijt, 2004). De manier van echtscheiding is van invloed hierop. Echtscheidingen van ouders die hun conflicten kunnen beheersen zorgen voor minder problemen bij kinderen, dan ouders die ruzie blijven maken (Spruijt, 2004).

2.3 Beschermende factoren

Het opleidingsniveau van de moeder is een belangrijke beschermende factor voor kinderen in de scheiding, omdat dit positief correleert met de sociale steun die kinderen kunnen verwachten (Neher & Short, 1998; Leon, 2003). Niet alleen het opleidingsniveau ook het emotionele welbevinden van de moeder speelt hierbij een rol. Hoe minder het emotionele welbevinden van de moeder na de scheiding des te meer problemen ondervinden de kinderen (Leon, 2003).

(9)

Naast sociale steun kan contact met de vertrekkende ouder een beschermende factor zijn. Kinderen ondervinden na de scheiding moeilijkheden met de verplaatsing tussen meerdere huizen en de organisatie hiervan. Toch hangt de frequentie van het oudercontact positief samen met het tegengaan van internaliserende gedragsproblemen. Deze problemen worden minder door toedoen van een betere relatie met de ouder (Leon, 2003).

Waar een verslechterde familieband wordt gezien als een risicofactor worden sociale vaardigheden en omgangsvaardigheden voor problemen en stress (coping) als beschermende factoren gezien (Neher & Short, 1998; Amato, 2000). Neher en Short (1998) stellen voor deze vaardigheden te verbeteren. Spruijt (2006) stelt, net als Neher en Short, vast dat sociale vaardigheden en sociale steun beschermende factoren zijn in echtscheidingssituaties. Het ontbreken van deze beschermende factoren leidt ertoe dat het risicofactoren worden in gelijke situaties. Een aanbeveling in zijn onderzoek is het opzetten van kinderprogramma’s waarin gewerkt wordt aan deze vaardigheden.

2.3.1 Sociale vaardigheden en coping

Bedell en Lennox (1997) beschrijven sociale vaardigheden als:

the abilities to (a) accurately select relevant and useful information from an interpersonal context, (b) use that information to determine appropriate goal-directed behavior, and (c) execute verbal and nonverbal behaviors that maximize the likelihood of goal attainment and the maintenance of good relations with others. (p.9)

De term sociale vaardigheden verwijst naar de mogelijkheid om op adequate wijze om te kunnen gaan met anderen. Onderwerpen die samenhangen met sociale vaardigheden zijn inzicht hebben in de ander, goed kunnen luisteren, aandacht hebben voor andermans gevoelens en conflicten oplossen.

Boring, Sandler, Tein, Horan en Vélez (2015) hebben onderzoek gedaan naar het effect van copingvaardigheden op het welbevinden van jongeren. Actieve en vermijdende coping worden ingezet, zodat jongeren leren hoe ze problemen kunnen oplossen en hoe ze zichzelf beter kunnen voelen. Interventies die hierbij gebruikt werden zijn probleemoplossingsstrategieën, ontspanningsoefeningen en gevoelserkenning. Om succesvol om te kunnen gaan met de stressoren werden lotgenoten met elkaar in contact gebracht en werd de jongeren geleerd op welke manier ze de stressoren onder controle konden houden (Boring et al., 2015). Uit het onderzoek blijkt dat het toepassen van copingvaardigheden een positieve uitwerking heeft op het emotionele welbevinden van jongeren die te maken hebben gehad met een echtscheiding. Het reduceert de emotionele problemen van deze kinderen. Dit is het resultaat direct na de deelname aan het onderzoek. Er zijn nog geen gegevens bekend over het effect op lange termijn.

2.4 Interventieprogramma´s

In Nederland bestaan er vier erkende interventieprogramma´s voor kinderen die te maken hebben gehad met een echtscheiding (Nederlands Jeugdinstituut, 2015). De

(10)

vier erkende interventies zijn: Jes! Het brugproject, Kinderen in Echtscheiding Situaties (KIES), Dappere Dino’s en Ouderschap Blijft.

Jes! staat voor Jij en Scheiding. Het project bestaat uit zes bijeenkomsten voor kinderen in de leeftijd van acht tot twaalf jaar. Daarnaast zijn er drie bijeenkomsten voor de ouders. Het doel van het programma is de nadelige effecten die kunnen ontstaan door een echtscheiding te voorkomen dan wel te verminderen (Ince, 2007). Tijdens de bijeenkomsten wordt gewerkt aan communicatieve vaardigheden. Door te werken aan deze vaardigheden zijn de betrokken kinderen na het volgen van het programma in staat ondersteuning te vragen aan ouders als de communicatie niet goed verloopt. Daarnaast weten ze hoe ze emoties moeten uiten en kunnen ze hun wensen uitspreken.

KIES is een preventieprogramma gericht op kinderen tot achttien jaar. De acht bijeenkomsten zijn erop gericht de problemen die kinderen ondervinden door een echtscheiding te voorkomen en om te leren gaan met de situatie. De bijeenkomsten hebben elk een ander thema. De inhoud van het programma ligt niet vast. De werkvormen kunnen aangepast worden aan de problemen die kinderen op tafel leggen (Ince, 2009). Uit onderzoek blijkt dat kinderen die KIES hebben gevolgd beter met problemen kunnen omgaan, beter in hun vel zitten en minder last hebben van internaliserende problemen. Daarnaast neemt een ouder-kindcontact met de vader in positieve zin toe (Ince, 2009).

Dappere Dino’s is een interventieprogramma voor kinderen van zes tot acht jaar. In twaalf bijeenkomsten wordt gewerkt aan het voorkomen of beperken van gedragsproblemen. De bijeenkomsten zijn ingericht aan de hand van vier thema’s:

het kind en zijn gevoelens, omgaan met gevoelens, relatie tussen ouder en kind en ervaringen. Uit onderzoek blijkt dat de deelnemende kinderen gedurende het programma minder probleemgedrag laten zien. Daarnaast geven de kinderen zelf aan dat de bijeenkomsten een veilige plek waren om te praten over de ontstane problemen. 61% van de deelnemende kinderen liet verbetering zien in zijn of haar algehele functioneren (Klein Velderman, Pannebakker, De Wolff, Pedro-Carroll, Kuiper, Vlasblom, & Reijneveld, 2011).

Ouderschap Blijft is een bemiddelingsprocedure tussen kinderen en uitwonende ouders waar geen contact meer mee is, dan wel het contact moeilijk verloopt. De behandeling is geschikt voor kinderen tot twaalf jaar. Het doel van de bemiddeling is dat het kind weer omgaat met de uitwonende ouder. De afspraken die hiermee gepaard gaan zijn opgesteld door de ouders (Anthonijsz, Haxe, Van der Heijden & Van der Heijden, 2011). De begeleiding duurt maximaal negen maanden.

Tijdens deze begeleiding wordt gewerkt aan herstel van communicatie tussen de ouders en contact herstel tussen de uitwonende ouder en het betrokken kind.

Samengevat blijkt dat erkende interventieprogramma’s in Nederland inspelen op de gevolgen die kinderen ondervinden aan een echtscheiding. In de vier interventieprogramma´s wordt met name ingespeeld op het voorkomen of beperken van negatieve gedragsmatige aspecten. Verder blijkt dat de interventieprogramma´s voornamelijk geschikt zijn voor jonge kinderen. KIES is het enige interventieprogramma dat ook inspeelt op de problemen van jongeren tussen 12 en 18 jaar. Hoewel uit onderzoek blijkt dat deze interventie positieve effecten heeft op het welbevinden van de jongeren, blijkt dat de inhoud en werkvormen niet altijd

(11)

2.5 Onderzoeksvraag

Het aantal jongeren dat jaarlijks betrokken is bij een echtscheiding neemt nog ieder jaar toe. Onderzoek wijst uit dat een echtscheiding negatieve gevolgen teweegbrengt, daarom is het belangrijk om tijdens of na een echtscheiding in te spelen op de mogelijke problemen die kinderen na een echtscheiding ervaren. Door middel van dit onderzoek wordt in kaart gebracht wat de behoeften van jongeren in echtscheidingssituaties zijn en hoe er door de school ingespeeld kan worden op deze behoeften. Door een passend interventieprogramma voor de groep met deze behoeften, zal de betreffende school meer inclusief worden. Door deze vorm van gepaste begeleiding zouden de leerlingen mogelijk minder problemen ondervinden aan internaliserend en of externaliserend gedrag met als doel een verhoogd welbevinden te bewerkstelligen evenals het verbeteren van de schoolprestaties. De vraag die hierbij centraal staat is: Hoe kan het interventieprogramma ‘onder de LOEP’ vormgegeven worden, zodat het aansluit op de behoeften van jongeren in echtscheidingssituaties bij ons op school?

De onderzoeksvraag zal beantwoord worden met behulp van de volgende deelvragen.

Behoeften

1. Wat zijn de behoeften van kinderen in echtscheidingssituaties bij ons op school?

KIES

1. Hoe ziet het interventieprogramma KIES eruit?

2. Welke aanpassingen zijn nodig om het programma aan te laten sluiten bij de behoeften van leerlingen bij ons op school?

LOEP

1. Op welke manier speelt het interventieprogramma ‘onder de LOEP’ in op de behoeften van kinderen bij ons op school?

2. Hoe wordt het programma door leerlingen bij ons op school beoordeeld?

(12)

3. Onderzoeksstrategie en methoden

Dit onderzoek kent als doel in kaart te brengen wat de behoeften van leerlingen in echtscheidingssituaties zijn bij ons op school. Via een behoeftebepaling wordt gekeken hoe behoeften van deze leerlingen vertaald kunnen worden naar een interventieprogramma binnen de school. In dit hoofdstuk wordt eerst de bijbehorende onderzoeksstrategie besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de respondenten van het onderzoek, gevolgd door de onderzoeksmethodes. Daarna wordt besproken hoe de kwaliteit van dit onderzoek gewaarborgd wordt. Het hoofdstuk wordt besloten met de bespreking van de ethische aspecten.

3.1 Onderzoeksstrategie

Dit onderzoek is een ontwerponderzoek. Tijdens een ontwerponderzoek wordt een verbeterd ontwerp ontwikkeld, uitgeprobeerd en getoetst (De Lange, Schuman &

Montessori, 2011). Kenmerkend voor ontwerponderzoek is dat er een praktijkprobleem gesignaleerd wordt en door middel van onderzoek een verbeterd ontwerp ontwikkeld wordt dat het probleem zou moeten oplossen.

Het probleem dat in dit onderzoek centraal staat, is dat interventieprogramma’s voor kinderen in echtscheidingssituaties een positief effect blijken te hebben, maar nog onvoldoende inspelen op jongeren in het voortgezet onderwijs. Zo wordt een van de interventieprogramma’s als kinderachtig ervaren en wordt de stap om mee te doen aan deze interventieprogramma’s door jongeren als groot gezien. Om in te spelen op de mogelijke gevolgen van een echtscheiding vindt de school het belangrijk om te starten met een interventieprogramma. Het uiteindelijke ontwerp zal inspelen op de behoeften van de betrokken leerlingen in combinatie met werkvormen die samenhangen met sociale vaardigheden en omgangsvaardigheden om op deze manier het emotioneel welbevinden van de leerlingen te verhogen en mogelijk de leerprestaties te verbeteren.

3.2 Respondenten

Om in te spelen op de behoeften van leerlingen is het van belang om leerlingen te betrekken bij dit onderzoek. Uit het leerlingvolgsysteem blijkt dat 22 leerlingen moeilijkheden ervaren na hun scheiding. De leeftijd van deze leerlingen loopt uiteen van 13 tot 17 jaar. Om rekening te kunnen houden met mogelijke verschillen door leeftijd is gekozen om de leerlingen van 13 en 14 jaar te betrekken in het onderzoek.

Het gaat hier om tien kinderen.

Naast de leerlingen worden ook hun ouders en hun mentoren betrokken in het onderzoek. Aan hen wordt met behulp van een vragenlijst gevraagd of ze zich kunnen vinden in de behoeften die de leerlingen schetsen en of ze veranderingen aan de kinderen zien gedurende of na het volgen van de LOEP-training.

3.3 Onderzoeksmethodes

Dit onderzoek maakt gebruik van een semigestructureerd interview, twee vragenlijsten en een documentanalyse.

(13)

3.3.1 Semigestructureerd interview

Het eerste gedeelte van het onderzoek bestaat uit een semigestructureerd interview onder mogelijke deelnemers van de LOEP-training. Uit de literatuur komt naar voren dat veranderingen in de thuissituatie door echtscheiding invloed kunnen hebben op de mate van internaliserend en externaliserend gedrag. Dit brengt mogelijk verminderende schoolprestaties met zich mee. Daarnaast blijkt uit de literatuur dat sociale steun en oplossingsgericht denken positief zouden kunnen bijdragen aan de veranderende situatie. De vragen in het interview hebben om deze reden betrekking op relatie met ouders en veranderingen daarin, wensen en verlangens, veranderingen en begeleiding op school. Er is gekozen voor een interview omdat dit zorgt voor meer diepgang dan een vragenlijst. Daarnaast kan de interviewer inspelen op thema’s die door de respondent naar voren worden gebracht. Er is gekozen voor een semigestructureerd interview, omdat dit bijdraagt aan de wijze waarop de antwoorden geanalyseerd worden. De onderwerpen die besproken worden zijn gethematiseerd. Na het uitwerken van het interview kan per thema gekeken worden hoe de respondenten hier over denken, waardoor het eenvoudiger is om mogelijke conclusies te trekken. Het interview wordt gebruikt om de eerste onderzoeksvraag

‘wat de behoeften van kinderen in echtscheidingssituaties bij ons op school’ te kunnen beantwoorden.

Ter inleiding wordt de respondenten verteld dat het interview deel uit maakt van een onderzoek opgezet in naam van de Fontys Hogeschool in Tilburg. Er wordt hen verteld dat het doel van het interview is om na te gaan wat de behoeften van jongeren in echtscheidingssituatie zijn en op welke manier een praktische invulling gerealiseerd kan worden aan de hand van die behoeften. Tot slot wordt er toestemming aan de respondent gevraagd om het interview op te nemen voor latere analyse1.

Het interview begint met drie vragen over de algemene gegevens. De vragen hierover hebben betrekking op de woonsituatie van de leerling en de tijd dat de ouders gescheiden zijn. De vragen worden gevolgd door het thema relatie met ouders en veranderingen. Hier wordt gevraagd hoe de relatie met de ouders is, hoe de leerlingen het contact zouden omschrijven en welke moeilijkheden ze ervaren door de veranderde situatie. Vervolgens wordt gesproken over de wensen en verlangens van de leerlingen over de huidige situatie, over de rol die de ouders hierin spelen, maar ook over de rol die school hierin zou kunnen spelen. Tot slot wordt ingegaan op de veranderingen en begeleiding op school. Waar loopt de leerling tegenaan, hoe ziet de begeleiding op school eruit en hoe zou de begeleiding op school er idealiter uit moeten zien?

3.3.2 Vragenlijst

De uitkomst van de interviews vormt de basis voor de vragenlijst. De uitkomst wordt zodanig veralgemeniseerd dat het niet meer te herleiden is welk antwoord door welke respondent is gegeven. Dit zou in strijd zijn met de gegarandeerde privacy tijdens het interview. De vragenlijst wordt aan het begin en aan het eind van de LOEP-training voorgelegd aan de mentoren van de betrokken leerlingen. Een soort gelijke vragenlijst wordt na de interventie voorgelegd aan de mentoren en de ouders van de

1 Zie bijlage 1.

(14)

leerlingen. Door ouders en mentoren te betrekken in dit onderzoek kan ‘gemeten’

worden of het interventieprogramma inderdaad inspeelt op ontstane problemen door de echtscheiding en bijdraagt aan een verbeterd emotioneel welbevinden en schoolprestaties.

Tevens wordt een vereenvoudigde versie van de vragenlijst aan het eind van het interventieprogramma voorgelegd aan de leerlingen die hebben deelgenomen aan de training. Op deze manier wordt gekeken hoe de leerlingen het programma ervaren hebben, of voldaan is aan de behoeften die zij hadden vooraf aan de training en of ze vooruitgang ervaren in hun emotioneel welbevinden en hun schoolprestaties.

De vragenlijst wordt gebruikt om antwoord te kunnen geven op de vraag of en op welke manier LOEP inspeelt op de behoeften van leerlingen bij ons op school.

Daarnaast wordt de vragenlijst gebruikt te kijken hoe LOEP door de leerlingen op school beoordeeld wordt.

3.3.3 Documentanalyse

Om antwoord te kunnen geven welke aanpassingen gemaakt moeten worden om KIES te vertalen naar LOEP om aan de behoefte van de leerlingen te voldoen, wordt gebruik gemaakt van een documentanalyse. De inhoud van de KIES-bijeenkomsten wordt bestudeerd. Samen met de uitkomsten van het interview wordt deze inhoud gebruikt om het interventieprogramma LOEP te realiseren.

3.4 Kwaliteit

Aan dit onderzoek nemen slechts enkele respondenten deel. Dit heeft tot gevolg dat de validiteit van dit onderzoek niet hoog is. Om de kwaliteit van het onderzoek toch te kunnen waarborgen worden de semigestructureerde vragen in eerste instantie doorgesproken met de zorgcoördinatoren en de intern begeleider. Hun feedback is gebruikt om het interview te optimaliseren en hiermee de validiteit van het meetinstrument te vergroten. De uitkomsten van het interview met de leerlingen vormen het startpunt van de vragenlijst. Zowel voor als na het interventieprogramma worden de betrokken ouders en mentoren gevraagd de vragenlijst in te vullen. Door de vragenlijst voor te leggen aan betrokken vaders, moeders en mentoren is triangulatie toegepast.

De betrouwbaarheid van dit onderzoek wordt gewaarborgd, doordat de vragenlijst zal bestaan uit meerdere vragen die hetzelfde meten. Daarnaast zal de vragenlijst nagelopen worden met de zorgcoördinatoren en de interne begeleider om helderheid, nauwkeurigheid en consistentie te waarborgen.

3.5 Ethische aspecten

In de voorbereidingsfase is rekening gehouden met enkele ethische aspecten. Zo is de betrokken school op de hoogte van het praktijkprobleem waar onderzoek naar gedaan wordt. Tevens weet de school waar het onderzoek voor dient, wie de deelnemers zijn, wat het van hen vraagt, maar ook wat het kan opleveren. Met de leerlingen wordt een interview gehouden. Voor het interview vullen de respondenten een formulier in om toestemming te geven voor audio-opnamen. Tijdens het interview hebben respondenten de mogelijkheid om aan te geven niet te willen deelnemen aan

(15)

het onderzoek. Tevens worden zij geïnformeerd over het doel van het onderzoek.

Voordat de leerlingen deelnemen aan de LOEP-training geven de ouders schriftelijk toestemming2. Respondenten die wel deelnemen aan de training tekenen de eerste bijeenkomst een contract met vermelde afspraken en regels3. Daarnaast wordt er de eerste bijeenkomst ingegaan op privacy en wordt verteld waar ze tijdens het onderzoek terecht kunnen voor vragen of ontstane problemen.. Iedere leerling is anders. De mogelijkheid bestaat dat het tijdens een bijeenkomst even teveel wordt voor een leerling. Gedurende de LOEP-training zijn daarom twee trainers aanwezig.

Op deze manier kan een van de trainers te allen tijde met een deelnemer naar een andere plek gaan indien dit nodig geacht wordt.

2 Zie bijlage 2.

3 Zie bijlage 3.

(16)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven. Dit hoofdstuk bestaat uit zes paragrafen. De opbouw is volgens de gebruikte methodes: interviews met LOEP- deelnemers, documentanalyse en vragenlijsten aan het begin en aan het eind van de interventie met de verschillende betrokkenen.

4.1 Semigestructureerd interview

Voor de analyse van het semigestructureerde interview is gekozen voor een inductieve benaderingswijze. Alle interviews zijn getranscribeerd en met behulp van een coderingsysteem gereduceerd tot een algemeen beeld.

4.1.1 Belemmeringen

De leerlingen geven aan sinds de scheiding tegen een aantal belemmeringen aan te lopen. Zo geven meerdere leerlingen aan dat er nog steeds sprake is van ruzie. Een van hen geeft aan dat de manier van communiceren zorgt voor ruzie tussen zijn ouders.

“Op dit moment is de app en e-mail geblokkeerd, waardoor mijn ouders niet met elkaar kunnen communiceren. Dit zorgt voor ruzie. Papa communiceert dan over de app met mij, maar mama vindt dat vervelend. Eigenlijk zouden ze, denk ik, wel met elkaar willen communiceren, maar het lukt gewoon niet.”

Een andere leerling geeft aan last te hebben van de manier waarop haar vader soms reageert.

“Hij geeft aan tijd voor zichzelf nodig te hebben. Als ik dan proefwerkweek heb, dan laat hij soms niets van zich horen. Ik vind dat niet fijn. Is dit de interesse die mijn vader in me heeft?”

Daarnaast geeft een van de leerlingen aan niet te weten wat hij wel of niet mag vertellen tegen de andere ouder.

“Mijn vader zit veel op datingsites. Dat kan ik dus allemaal zien. Ik vind dat eigenlijk best eng. Moet ik dat tegen mijn moeder zeggen? Ik wil natuurlijk niet dat ze weer ruzie krijgen.”

Naast de ruzie wordt ook het ‘verhuizen’ van de moeder naar de vader en andersom door de meeste leerlingen als een belemmering ervaren. Een aantal leerlingen geeft aan last te hebben van concentratieproblemen. De een ervaart dit tijdens het huiswerk maken, de ander heeft hier ook tijdens de les last van.

“Ik kan me niet altijd concentreren in de les. Ik denk dan terug aan de dingen die gebeurd zijn. Ik heb een apart schriftje bij me, daar kan ik dingen in opschrijven of bloemetjes tekenen.”

4.1.2 W ensen en verlangens

De wensen en verlangens van de leerlingen lopen uiteen. Meerdere leerlingen geven aan dat ze zich beter willen leren concentreren. Een van de leerlingen geeft aan dat het goed is zoals het nu is, maar wel wat minder faalangstig zou willen zijn. Ze geeft

(17)

aan tijdens toetsen last te hebben van negatieve gedachten. Een andere leerling geeft aan te willen leren zichzelf te beheersen.

“Ik ben soms heel druk en vervelend in de klas. Ik ga dan met gummen gooien en met klasgenoten praten. Ook heb ik soms het gevoel dat ik moet bewegen.

Dan ga ik staan of met mijn voeten op de grond tikken.”

Ook andere leerlingen geven aan de behoefte te hebben om te leren hun emoties te uiten.

“Soms lukt het gewoon niet. Ik ben wel eens zo boos geweest dat ik de deur heb ingetrapt. Ik wil dan met niemand praten; ik wil dan dingen kapot maken.”

Een van de leerlingen geeft aan met de situatie te willen leren omgaan.

“Ik zou beter met de situatie om willen gaan, want het maakt me telkens weer verdrietig. Het blijft dan in mijn hoofd hangen.”

“Waarom reageer ik zoals ik reageer? Als het te druk wordt in mijn hoofd, dan wil ik me afsluiten van de wereld. Ik kan dan moeilijk bewegen en heb het gevoel alsof ik in een andere wereld ben. Als het me niet lukt om me af te zonderen, dan word ik heel erg boos.”

De leerlingen geven verschillende redenen waarom hun wensen of verlangens nog niet zijn uitgekomen. Een van de leerlingen geeft aan dat er zoveel situaties zijn die op elkaar lijken en bepaald gedrag oproepen, dan hij niet weet waar hij moet beginnen. Hij lijkt van elke situatie de schuld te krijgen. Een andere leerling geeft aan dat het nog niet gelukt is, omdat ze nu nog te weinig praat. Ook een andere leerling geeft aan het nog niet bereikt te hebben, omdat ze niet durft te praten over haar gevoelens en wat ze heeft meegemaakt. Een van de leerlingen geeft aan er nog niets mee gedaan te hebben, omdat ze dacht dat het haar niet erg in de weg zat.

4.1.3 Begeleiding op school

Enkele leerlingen geven aan op de basisschool begeleiding te hebben gehad. Er werd de mogelijkheid geboden om met een professional over de situatie te spreken.

De leerlingen geven aan dat tot dit moment op school geen hulp is aangeboden. Wel geven de leerlingen aan dat er gesprekken zijn geweest met hun eigen mentor.

De laatste vraag van het gesprek was hoe de leerlingen dit gesprek ervaren hadden. Alle leerlingen gaven aan het als prettig te hebben ervaren. Een van de leerlingen geeft aan het prettig te vinden, omdat zo meerdere mensen van de situatie weten en dat een opgelucht gevoel met zich mee brengt. Meerdere leerlingen gaven aan dat het spreken over de situatie een opgelucht gevoel teweeg bracht en dat het prettig was om over hun gevoelens te mogen spreken. Een andere leerling geeft aan dat het een fijn gesprek was om even haar emoties te uiten, omdat hier in de klas zelf geen ruimte voor is. Ook wordt er gezegd dat het niet echt een opluchting is, maar dat het wel prettig is dat er iets met deze problematiek op school gedaan gaat worden

(18)

4.2 Documentanalyse

Tijdens de KIES-training wordt gewerkt aan drie beschermende factoren: steun uit de omgeving, vaardigheden om een echtscheiding te verwerken en open communicatie.

Uit een behoeftebepaling bleek dat de vraag naar een dergelijk programma groot was (Ince, 2009).

De thema’s van de KIES-training liggen vast. De thema’s zijn achterhaald met behulp van een literatuurstudie en praktijkonderzoek. Hieruit bleek dat kinderen in echtscheidingssituaties behoefte hebben om zichzelf te ontladen en dat een praatgroep uitkomst kan bieden. De thema’s van de acht bijeenkomsten zijn: je eigen situatie herkennen, ervaringen delen en herinneringen onderzoeken, gevoelens onderkennen, leren omgaan met veranderingen, tussenmeting, blokkades, bekijken van mogelijkheden en loslaten. Ieder thema wordt doorlopen met behulp van werkbladen. Niet alle werkbladen zijn noodzakelijk voor ieder kind. Per hulpvraag kan het juiste werkblad aangeboden worden (Ince, 2009).

Omdat de school als een veilige omgeving wordt ervaren, is dit een juiste plek om de interventie plaats te laten vinden. Uit onderzoek blijkt dat kinderen de echtscheiding beter verwerken indien er een goede communicatie met de ouders is.

Dit leidt ertoe dat de situatie voor deze kinderen gemakkelijker te accepteren is en dat de verantwoordelijkheid bij de ouders blijft. Om goede communicatie te bewerkstelligen leren de kinderen hoe ze met hun ouders in contact kunnen komen en worden ouders geïnformeerd over de gevolgen van een echtscheiding voor kinderen en de manier waarop zij in deze situatie met hun kinderen kunnen omgaan (Ince, 2009).

4.3 Vragenlijst begin interventie

In deze paragraaf worden de resultaten van de vragenlijst weergegeven. De bevindingen zijn geordend naar vijf elementen: informatievoorzieningen, begeleiding, rol van de mentor, rol van de school en schoolprestaties.

4.3.1 Informatievoorzieningen

Van de negen respondenten, allen mentor, geeft iedereen aan behoefte te hebben aan ondersteuning in omgang met leerling in echtscheidingssituaties. In de vragenlijst zijn vier vragen opgenomen over informatievoorzieningen voor mentoren in dergelijke situaties. In tabel 1 is af te lezen in welke mate docenten het op een schaal van 1 (helemaal eens) tot 5 (helemaal oneens) gemiddeld eens zijn met de stellingen omtrent informatievoorzieningen.

Informatievoorzieningen Gemiddelde

score Op school kan ik informatie vinden over echtscheidingen. 3.3 Op school zijn er afspraken over hoe je omgaat met een

echtscheiding.

3.9

Ik vind het belangrijk dat er afspraken over deze situaties zijn. 1.7 Op school weet ik bij wie ik terecht kan als het echtscheidingen 2.4

(19)

betreft.

Tabel 1 Gerapporteerde scores informatievoorzieningen door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit de resultaten blijkt dat er op school geen afspraken zijn gemaakt over hoe er om wordt gegaan met echtscheidingen, maar dat hier wel behoefte aan is. Een van de mentoren geeft aan niet te weten hoe informatievoorzieningen binnen de school georganiseerd zijn. Een andere mentor geeft aan wel te weten waar hij terecht kan, maar dat dit niet betekent dat er een wenselijke reactie volgt.

4.3.2 Begeleiding

Om als school te kunnen voorzien in de begeleiding van leerlingen in echtscheidingssituaties is het van belang te weten of dit een taak van school behoort te zijn en wie een rol zou moeten spelen in het begeleidingstraject. In de vragenlijst zijn vier vragen opgenomen over de begeleiding van school.

Begeleiding Gemiddelde

score Begeleiding in echtscheidingssituaties is een taak van de school. 2.9 De mentor zou een rol moeten spelen in de begeleiding. 2.2 Een vakdocent zou een rol moten spelen in de begeleiding. 3.4 Begeleiding zou ingezet moeten worden als extra interventie 2.4

Tabel 2 Gerapporteerde scores begeleiding door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit de resultaten van tabel 2 blijkt dat de mentoren verschillend denken over de rol van school in het begeleidingstraject. Er zijn mentoren die aangeven dat het zeker een taak van school is, terwijl anderen aangeven dat dit niet een taak van school zou moeten zijn. Als het een taak van school is, dan zou eerder de mentor dan de vakdocent een rol spelen in de begeleiding. Begeleiding zou ingezet kunnen worden als extra interventie in de vorm van een praatgroep, indien dit geleid wordt door professionals. Daarnaast geven de mentoren aan dat de begeleiding niet een taak van school moet zijn, maar wel zou kunnen zijn indien schoolresultaten eronder lijden. Verder zouden mentoren en vakdocenten een rol kunnen spelen door oog te hebben voor dergelijke situaties.

4.3.3 Rol van de mentor

In de vragenlijst zijn vijf vragen opgenomen over de rol van de mentor. In tabel 3 is af te lezen in welke mate de mentoren het op een schaal van 1 (helemaal eens) tot 5 (helemaal oneens) gemiddeld eens zijn met de stellingen omtrent hun eigen rol.

Rol van de mentor Gemiddelde

score Ik heb als mentor gevraagd naar de behoeften van de leerling in

een echtscheidingssituatie.

2.9

Ik heb als mentor individueel met deze leerling gesproken. 2.0

(20)

Ik ben als mentor een klassengesprek begonnen over dit onderwerp.

4.2

Ik heb als mentor voldoende kennis om met deze problematiek om te gaan.

3.3

Ik heb als mentor voldoende vaardigheden om met deze problematiek om te gaan.

3.8

Ik heb als mentor voldoende tijd om met deze problematiek om te gaan.

4.1

Tabel 3 Gerapporteerde scores rol van mentor door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

In de huidige functie hebben de mentoren individueel met leerlingen in echtscheidingssituaties gesproken. Uit de resultaten blijkt verder dat de mentoren geen klassengesprek zijn begonnen over het onderwerp echtscheidingen. Daarnaast blijkt dat er niet altijd voldoende kennis aanwezig is om met de problematiek om te gaan, beschikken de mentoren onvoldoende over vaardigheden om met de problematiek om te gaan en is er onvoldoende tijd. Een van de mentoren geeft aan niet geschoold te zijn in deze problematiek, maar vanuit levenservaring raad te kunnen geven. Tevens geeft deze mentor aan dat niet alle (jonge) mentoren hier geschikt voor zijn en dat in dit geval een signalerende rol voor de mentor is weggelegd. Een van de andere mentoren geeft aan dit een taak van de zorgcoördinator te vinden.

4.3.4 Rol van de school

Op school bestaat de mogelijkheid rekening te houden met thuissituaties van leerlingen. In de vragenlijst zijn vijf vragen opgenomen over de rol van de school in dezen.

Rol van de school Gemiddelde

score

In de vorm van persoonlijke aandacht. 2.1

In de vorm van signaleren van opmerkelijk gedrag en terugkoppeling hiervan naar ouders.

2.7

In de vorm van signaleren van het emotioneel welbevinden en terugkoppeling hiervan naar ouders.

2.8

In de vorm van leerprestaties (extra kansen) 2.6

In de vorm van het bieden van een veilige omgeving. 2.2

Tabel 4 Gerapporteerde scores rol van de school door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit de tabel 4 blijkt dat er op dit moment door de school rekening gehouden wordt met de thuissituatie van leerlingen in de echtscheidingssituaties in de vorm van persoonlijke aandacht en het bieden van een veilige omgeving. Een van de mentoren

(21)

geeft aan persoonlijke aandacht alleen te geven, indien leerlingen aangeven geholpen te willen worden. Daarnaast vraagt een van de mentoren zich af of het nodig is dat alle docenten op de hoogte zijn van de situatie. Tevens wordt aangegeven dat de school een veilige leeromgeving kan bieden op locatie, maar dat schooltaken voornamelijk thuis plaats zullen vinden.

4.3.5 Prestaties

Echtscheidingen kunnen invloed hebben op de prestaties van leerlingen. In de vragenlijst zijn zes vragen opgenomen over de prestaties van leerlingen in deze situatie.

Prestaties Gemiddelde

score De leerling zit sinds de echtscheiding minder goed in zijn vel. 2.8 De leerling heeft zichzelf sinds de echtscheiding minder goed in de

hand.

2.9

De leerling haalt sinds de scheiding minder goede cijfers. 2.6 De leerling heeft sinds de scheiding meer moeite om zich te

concentreren.

2.6

De leerling laat sinds de scheiding meer internaliserend gedrag zien.

2.8

De leerling laat sinds de scheiding meer externaliserend gedrag zien.

2.9

Tabel 5 Gerapporteerde scores prestaties door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Mentoren geven terug dat de stellingen sterk situatieafhankelijk zijn en daardoor lastig te beantwoorden. Uit de resultaten valt op te maken dat de mentoren het eerder eens, dan oneens zijn met de uitspraken.

4.4 Vragenlijst voor ouders na interventie

In deze paragraaf worden de resultaten van de vragenlijst voor ouders weergegeven.

De bevindingen zijn geordend naar vier elementen: huidige situatie, begeleiding, prestaties voor deelname en prestaties na deelname.

4.4.1 Huidige situatie

De vragenlijst is ingevuld door acht ouders. De helft van de respondenten is sinds de echtscheiding verhuisd. Zes van de acht respondenten geeft aan dat het kind het merendeel van de tijd bij hen is. Daarnaast geeft de helft van de respondenten aan een nieuwe partner te hebben. Geen van de respondenten woont samen met de nieuwe partner. De respondenten geven aan graag beter te communiceren met hun ex-partner. Vijf respondenten merken op dat de relatie met hun kind sinds de echtscheiding is verbeterd.

“Door de echtscheiding is mijn relatie met mijn dochter nog hechter geworden.”

(22)

“Ik woon in de oude woning. Ik heb meer rust samen met de kinderen als voor de scheiding. Het contact tussen mij en mijn kinderen noem ik goed.”

Drie van hen geven aan dat dit niet het geval is. Uit de vragenlijst is op te maken dat er weinig tot niet met de kinderen over de echtscheiding gesproken wordt. De ouders geven terug dat de behoeften van hun kinderen gezocht moeten worden in het aangeven van grenzen, het verhogen van het zelfvertrouwen en het verbeteren van het contact met en tussen de ouders.

“Het is belangrijk dat ze weten dat ze op ons als ouders kan rekenen. Dat we van haar houden, wat er ook gebeurt. Ook dat het niet haar schuld is en dat we nog steeds voor haar zullen zorgen.”

De LOEP-training zou volgens de ouders een bijdrage kunnen leveren door te leren omgaan met deze situaties, het leren uiten van gevoelens en het uitwisselen van ervaringen met lotgenoten.

4.4.2 Begeleiding

Om als school te kunnen voorzien in de begeleiding van leerlingen in echtscheidingssituaties is het van belang te weten of dit een taak van school behoort te zijn en wie een rol zou moeten spelen in het begeleidingstraject. In de vragenlijst zijn zes vragen opgenomen over de begeleiding van school.

Begeleiding Gemiddelde

score Begeleiding in echtscheidingssituaties is een taak van de school. 3.3 De mentor heeft een rol gespeeld in de begeleiding.

De mentor zou een rol moeten spelen in de begeleiding.

3.0 2.5 Een vakdocent zou een rol moeten spelen in de begeleiding. 2.8 Begeleiding zou ingezet moeten worden als extra interventie 1.5

Tabel 6 Gerapporteerde scores begeleiding door ouders (Gemiddelde score; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit de resultaten in tabel 6 blijkt dat de ouders verschillend denken over de rol van school in het begeleidingstraject. Er zijn ouders die aangeven dat het zeker een taak van school is, terwijl anderen aangeven dat dit niet een taak van school zou moeten zijn.

“De echtscheiding was net uitgesproken toen mijn dochter op school kwam. Ik heb een afspraak gemaakt met de mentor om een en ander uit te leggen. Het was een fijn gesprek. Overigens vind ik niet dat het de taak van school is om tot begeleiding over te gaan. De ouders zijn mijns inziens de verantwoordelijken om hier voor te zorgen. Het is wel goed dat de optie geboden wordt. Praten met lotgenoten is zeer belangrijk.”

(23)

“Ik denk dat het heel belangrijk is dat er in ieder geval één persoon is op school waar mijn kind zijn verhaal kwijt kan of naar toe kan gaan wanneer het niet goed gaat.”

Als het een taak van school is, dan zou eerder de mentor dan de vakdocent een rol spelen in de begeleiding. Begeleiding zou ingezet kunnen worden als extra interventie in de vorm van een praatgroep.

“Wij hebben weinig begeleiding gekregen voor de kinderen van school. Het is wel fijn dat nu de mogelijkheid geboden wordt dat kinderen er met elkaar over kunnen praten en zo hun ervaringen kunnen delen. Zo zien ze van elkaar hoe het ook anders eraan toe kan gaan bij een scheiding.”

“Als de mogelijkheid er op school is, graag. Het is super dat het kind zich daar kan uiten.”

4.4.3 Prestaties voor deelname

Echtscheidingen kunnen invloed hebben op de (school)prestaties van kinderen. In de vragenlijst zijn vier vragen opgenomen over de prestaties van kinderen in deze situatie voor deelname aan de LOEP-training.

Prestaties Gemiddelde

score Het kind zat sinds de echtscheiding minder goed in zijn vel. 2.9 Het kind had zichzelf sinds de echtscheiding minder goed in de

hand.

2.8

Het kind haalde sinds de scheiding minder goede cijfers. 3.5 Het kind had sinds de scheiding meer moeite om zich te

concentreren.

3.3

Tabel 7 Gerapporteerde scores prestaties door ouders (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit tabel 7 valt op te merken dat ouders vinden dat de cijfers van hun kinderen niet gedaald zijn sinds de echtscheiding. Ook lijken de kinderen geen extra moeite te hebben om zich te kunnen concentreren. Sommige kinderen zitten minder goed in hun vel sinds de scheiding, andere kinderen hebben hier geen last van. Dit geldt ook voor de stelling of het kind zichzelf sinds de echtscheiding minder goed in de hand heeft.

4.4.4 Prestaties na deelname

In de vragenlijst zijn vier vragen opgenomen over de prestaties van kinderen sinds deelname aan de LOEP-training.

Prestaties Gemiddelde

score Het kind zit sinds de echtscheiding minder goed in zijn vel. 4.2

(24)

Het kind heeft zichzelf sinds de echtscheiding minder goed in de hand.

4.5

Het kind haalt sinds de scheiding minder goede cijfers. 4.3 Het kind heeft sinds de scheiding meer moeite om zich te

concentreren.

4.2

Tabel 8 Gerapporteerde scores prestaties door ouders (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit de resultaten blijkt dat de kinderen sinds de deelname aan de LOEP-training beter in hun vel zijn komen te zitten. Daarnaast hebben de kinderen zichzelf beter in de hand. Ook lijken de cijfers van de kinderen te zijn verbeterd en hebben de kinderen minder moeite om zich te concentreren.

“De prestaties hebben denk ik niet geleden onder de echtscheiding. Wel is de verwerking en de uiting sinds deelname aan de training verbeterd.”

“De LOEP-training heeft een positief effect gehad op mijn kind!”

4.5 Vragenlijst voor mentoren na interventie

In deze paragraaf worden de resultaten van de vragenlijst na de interventie weergegeven. Ditmaal was de vragenlijst gepersonaliseerd, waardoor het voor de mentoren mogelijk was om aan te geven in hoeverre hij het eens was met de stelling voor de betreffende leerling. De bevindingen zijn geordend naar drie elementen:

begeleiding, prestaties voor deelname en prestaties na deelname.

4.5.1 Rol van de school

In de vragenlijst zijn vijf vragen opgenomen over de rol van de school. In tabel 9 is af te lezen in welke mate mentoren het op een schaal van 1 (helemaal eens) tot 5 (helemaal oneens) gemiddeld eens zijn met de stellingen omtrent de rol van school.

Rol van de school Gemiddelde

score

In de vorm van persoonlijke aandacht. 2.2

In de vorm van signaleren van opmerkelijk gedrag en terugkoppeling hiervan naar ouders.

1.8

In de vorm van signaleren van het emotioneel welbevinden en terugkoppeling hiervan naar ouders.

1.8

In de vorm van leerprestaties (extra kansen) 3.2

In de vorm van het bieden van een veilige omgeving. 1.8

Tabel 9 Gerapporteerde scores rol van de school door mentoren (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit de resultaten blijkt dat er door de school rekening wordt gehouden met de thuissituatie van kinderen in echtscheidingssituaties. Dit gebeurt in de vorm van persoonlijke aandacht, signaleren van opmerkelijk gedrag en het emotioneel

(25)

een veilige omgeving voor deze kinderen. Uit de resultaten valt echter ook op te merken dat er minder rekening met de situatie wordt gehouden door het bieden van extra kansen.

4.5.2 Prestaties voor deelname

Echtscheidingen kunnen invloed hebben op de schoolprestaties van leerlingen. In de vragenlijst zijn zes vragen opgenomen over de prestaties van leerlingen in deze situatie.

Prestaties Gemiddelde

score De leerling zat sinds de echtscheiding minder goed in zijn vel. 2.0 De leerling had zichzelf sinds de echtscheiding minder goed in de

hand.

2.8

De leerling haalde sinds de scheiding minder goede cijfers. 2.2 De leerling had sinds de scheiding meer moeite om zich te

concentreren.

2.2

De leerling liet sinds de scheiding meer internaliserend gedrag zien. 2.6

De leerling liet sinds de scheiding meer externaliserend gedrag zien.

2.6

Tabel 10 Gerapporteerde scores prestaties door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit tabel 10 blijkt dat de deelnemers aan de LOEP-training sinds de echtscheiding minder goed in hun vel zitten. Daarnaast halen deze kinderen minder goede cijfers en hebben ze meer moeite om zich te concentreren.

4.5.3 Prestaties na deelname

In de vragenlijst zijn zes vragen opgenomen over de prestaties van leerlingen in deze situatie na deelname aan de LOEP-training.

Prestaties Gemiddelde

score De leerling zit sinds de echtscheiding minder goed in zijn vel. 2.4 De leerling heeft zichzelf sinds de echtscheiding minder goed in de

hand.

2.8

De leerling haalt sinds de scheiding minder goede cijfers. 2.2 De leerling heeft sinds de scheiding meer moeite om zich te

concentreren.

2.2

De leerling laat sinds de scheiding meer internaliserend gedrag 2.4

(26)

zien.

De leerling laat sinds de scheiding meer externaliserend gedrag zien.

2.6

Tabel 11 Gerapporteerde scores prestaties door docenten (gemiddelde scores; score is minimaal 1, maximaal 5)

Uit tabel 11 blijkt dat de deelnemers aan de LOEP-training ook na deelname nog minder goed in hun vel zitten. Daarnaast zijn de cijfers niet verbeterd en hebben ze nog steeds moeite om zich te concentreren. De kinderen vertonen iets minder internaliserend dan externaliserend gedrag.

De betrokken mentoren geven terug dat de training door de leerlingen als prettig ervaren is.

“Hij heeft de mogelijkheid om aan LOEP deel te nemen als heel fijn ervaren.

Het was een extra gelegenheid om zijn verhaal te doen. Hij heeft erkenning en herkenning ervaren.”

“Zij heeft het als steun ervaren. Ze vond het fijn om haar persoonlijke ervaringen te delen met lotgenoten. Ook kon ze haar eigen situatie relativeren in het licht van wat ze van medeleerlingen hoorde.”

De helft van de mentoren geeft aan verdere begeleiding wenselijk te vinden.

“Ja, hij valt minder op door zijn gedrag in de klas. Ik merk wel dat hij niet goed in zijn vel zit. Hij vertoont kenmerken van depressiviteit. Daarnaast is hij veel afwezig en ziet hij er slecht uit.”

“Ja, ze zit niet goed in haar vel door de thuissituatie. Er speelt echter meer dan de echtscheiding. Vooral het gebrek aan structuur is een probleem.”

4.6 Vragenlijst voor deelnemers na interventie

De kinderen geven aan dat ze hebben geleerd om meer te praten, hun gevoelens te uiten en vertrouwen hebben leren krijgen. Dit uit zich doordat ze minder gevoelens voor zichzelf houden, meer durven te zeggen wat ze voelen en zichzelf ‘gewoon’

beter voelen.

“Iedere keer als ik me niet goed voel, zeg ik dat tegen iemand van wie ik weet dat hij zal luisteren. Dan doen ze voor me wat ze kunnen doen.”

“Het heeft mij vooral geholpen om met andere mensen te gaan praten in plaats van mijn gevoelens voor me te houden.”

“Ik merk dat als papa moet overwerken en mama denkt ‘schuif maar door’, dan vraagt ze aan ons wat we daar van vinden. Ik zei eerst altijd dat ik het niet wist. Nu zeg ik wat ik zelf voel.”

Alle deelnemende kinderen geven aan dat ze beter in hun vel zitten sinds de deelname. Zo geeft een leerling aan dat ze vaker blij is en meer grapjes maakt.

Andere leerlingen geven aan meer te praten met andere kinderen, wat ervoor zorgt dat ze een opgelucht gevoel hebben.

(27)

“Ondanks dat het thuis eigenlijk nog slechter gaat, weet ik nu beter hoe ik met de situatie om moet gaan. Het voelt nu gewoon beter.”

“Meer mensen weten van de scheiding af. Ze helpen me ermee. Hierdoor ben ik veel beter in mijn vel komen te zitten.”

Leerlingen geven aan dat hun schoolprestaties niet zijn verbeterd door deelname aan de LOEP-training. Alle deelnemers geven aan dat ze blij zijn deelgenomen te hebben aan de training. Iedereen adviseert kinderen in echtscheidingen deel te nemen aan een training. De deelnemers nemen verschillende tips en handvatten mee vanuit de training.

“Het is niet erg om hulp te zoeken. Je hoeft het niet alleen te doen.”

“Ik neem de tip mee dat ik mijn gevoelens op papier kan zetten.”

“Ik neem de ervaring van de andere deelnemers mee en hoe zij in deze situatie met dingen omgaan.”

De deelnemers geven aan beter contact met hun ouders te hebben gekregen. Een leerling geeft aan beter contact met de vader te hebben gekregen, waardoor deze nu vaker bezocht wordt. Een andere leerling geeft aan meer te durven vertellen aan de moeder. Andere leerlingen geven aan vaker hun gevoelens te durven uiten bij hun ouders.

De deelnemers geven aan steun te hebben gevonden bij de begeleiders.

Daarnaast waren wij als begeleiders enthousiast en behulpzaam.

“Ik vond de begeleiders heel lief en behulpzaam. Ze steunden je als je dat nodig had en praatten met je na de training als je hier nog behoefte aan had.”

“Ik vond het fijn dat jullie doorvroegen. Vooral toen ik in het begin nog niet alles uit mezelf durfde te vertellen. Ook vond ik jullie enthousiast en vond ik het leuk dat jullie meededen met de spelletjes.”

(28)

5. Conclusie en discussie

In dit hoofdstuk worden de bevindingen vanuit de literatuur en het praktijkonderzoek op elkaar betrokken. De eerste paragraaf behandelt de conclusies ten aanzien van de onderzoeksvragen over de behoeften van de betrokken leerlingen in echtscheidingssituaties. In de daarop volgende paragraaf worden de onderzoeksvragen met betrekking tot KIES beantwoord, gevolgd door een paragraaf over de praktische invulling van LOEP. Het hoofdstuk wordt besloten met aanbevelingen voor de betreffende school en vervolgonderzoek.

5.1 Behoeften

Uit de semigestructureerde interviews valt op te maken dat de geselecteerde leerlingen tegen verschillende belemmeringen aanlopen. Spruijt (2004) constateerde dat de manier van echtscheiding van invloed is op de negatieve gevolgen die dit meebrengt voor kinderen. Uit de interviews blijkt dat deze leerlingen het contact tussen ouders en het contact met ouders belangrijk vinden. Indien dit contact verstoord is of wordt, wordt dit als een belemmering ervaren. Dat contact met ouders een beschermende factor in echtscheidingssituaties is en daarmee een belemmering als dit contact onvoldoende aanwezig is, is ook in de literatuur ondervonden. Leon (2003) concludeerde dat de frequentie van het oudercontact positief correleert met het tegengaan van internaliserende gedragsproblemen. Daarnaast is gebleken dat de manier waarop ouders uit elkaar gaan bepalend is voor de ervaren belemmeringen van het kind. Hoewel uit de interviews niet opgemaakt kan worden of er sprake is (geweest) van een vechtscheiding, blijkt wel dat de mate van contact tussen ouders een beschermende dan wel belemmerende factor is. De leerlingen ervaren de echtscheiding negatiever, omdat er sprake blijft van ruzie (Van der Ploeg, 2014; Spruijt & Duindam, 2004).

Naast de behoefte aan een beter contact tussen ouders en met ouders ondervindt een deel van deze leerlingen moeilijkheden op het gebied van concentratie. De concentratieproblemen doen zich zowel in de klas als thuis tijdens het maken van huiswerk voor. Naast de wens van deze leerlingen om te leren zich beter te kunnen concentreren, zou een deel van de leerlingen zich willen leren beheersen. Het andere deel van de groep geeft aan juist te willen leren hoe ze hun emoties moeten uiten. Voor de leerlingen in dit onderzoek geldt dat de meisjes in toenemende mate internaliserend gedrag en de jongens in toenemende mate externaliserend gedrag hebben vertoond sinds de echtscheiding. Dat meisjes meer internaliserend gedrag vertonen kan in verband worden gebracht met het feit dat het merendeel van de meisjes in de puberteit meer internaliserend gedrag laat zien (Storksen, Roysamb, Moum & Tambs, 2005; Van der Valk, Spruijt, De Goede, Maas

& Meeus, 2005). Undheim en Sund (2010) constateerden eerder dat externaliserende gedragsprobleem na een echtscheiding toenemen onder jongens.

Echter, externaliserend gedrag neemt bij de meeste jongens gedurende de puberteit toe (Dekovic, Buist & Reitz, 2004). Ondanks de uiteenlopende wensen van de deelnemers in deze groep lijkt de aanbeveling van Amato (2001) wenselijk. Hij concludeerde dat er een verschil in uiting tussen jongens en meisjes is en dat het belangrijk is om educatieve programma’s voor deze kinderen te ontwikkelen en te evalueren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van

Bij kleine kinderen uit zich dat in angst dat hun ouders hen zullen achterlaten, terwijl oudere kinderen vooral bang zijn dat hun ouders er niet zullen zijn

Ook is het soms zo dat bepaalde kinderen andere interesses hebben en binnen de klas of de school geen aansluiting vinden met de andere kinderen (die bijvoorbeeld allemaal van

Vertel je kind dat het vroeger goed was tussen jullie samen, je leuke dingen deed en graag bij elkaar was; dat in die tijd je kind ook is geboren; dat jullie nu zó verschillen dat

Het aantal kinderen dat sterft vóór de leeftijd van vijf jaar is tus- sen 1990 en 2009 gedaald van 12,4 miljoen naar 8,1 miljoen.. Dat is een daling met

Kinderen worden lui gehouden door het apparaat, en ik zie de worsteling bij heel veel ouders, moet ik nou verbieden en moet ik dat juist niet, hoe zorg je dat de dialoog aan

Dit leidt er toe dat ouders minder tijd hebben en kinderen veel meer vrijheid hebben en meer gepamperd worden.. Kinderen worden meer aan hun lot overgelaten, hebben minder