• No results found

MIe SG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MIe SG"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SG MIe

ATUU OVO

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0519

• •

(2)

EH EUVELTJ ES-SERIE

11111111'1"11111111'11'1"1111 "'1111111111"1111111111

DE CANNEHEUVELTJES ••

IN INDIE

DOOR

MARl E OVI K - SOE

(3)

~lllllIlllllij 111 1~IIijliil'jilIIK

01207800

f~lfl lll lillll llll lli

c:3

22

2-

I

G

(4)

CANNEHEUVEL TJES .- SERIE

I I

DE CANNEHEUVELTJES IN INDIË

(9 jaar ~n ouder)

Nu kan geen te warm gevoel van vreugde mijn pen besturen om te vertellen dat onze kinderboeken-litteratuur in De Canneheuveltjes een kostelijk werk Is rijker geworden. Ida H. in de Vrouw.

(5)

· ... "Hij moest haar eens gauw troosten," bedacht F 't .

fI sJe .... (zie blz. 7.)

DE CANNEHEUVELTJES IN INDIË

DOOR

MARIE OVINK-SOER

MET BANDTEEKENING EN PLATEN VAN RIE CRAMER

VIJFDE DRUK

DEN HAAG - G.S.VAN GOOR ZONEN's U.M. N.V.

(6)

I

DE CANNBHEUVBLTjES-SERIE

BESTAAT UIT:

DB CANNBHBUVBLTJBS IN INDIa DB CANNBHBUVBLTjBS IN HOLLAND

PUCK

HOB PUCK 'N CANNBHBUVBLTjB WBRD HUIZB CANNBHBUVBL ( .. De Duiventil") De Canneheuveltjes-serie Is een in prettige soberheid opgebouwd verhaal, welks eenige. en hoe te waarduren I pretentie wellicht is. dat het in allen eenvoud na staat aan de werkelijkheid van het diep geschakeerde kInder- leven. juist omdat dit leuk gedoe van kinders. tot In zijn diepste en fijnste teederheden bloot gelegd. in zich zelf eigenlijk een wonder is. met rijke wisseling van schoon- beid. kan een jeugdverhaal. dat met toewijding en na ernstig inleven geschreyen werd. de rumoerige en bonte smuk van ongelooflijke avonturen met gerustheid ont- beren. Het is een waardevol getuigenis voor de belang- rijkheid en levenswarmte van Mevr. Ovink's boe:ten. dat het geheel vrij kan zijn van de algemeen, ÇJangbare geforceerde en onnatuurlijke bedenksels. en toch boeiend blijven. Het is frisch en goed. met distinctie geschreven en met distinctie verlucht. en prettlIl en smaakvol uit- gegeven. Hessel Jongsma in De Amsterdammer.

1.

NEL EN FRITSJE.

"Is er wat Nel?" vroeg Fritsje, en hij liet zijn

spel, het bakken van zandtaartjes, in den steek om naar zijn zusje toe te draven. Nel zat zoo bedroefd en alleen op de onderste trede der galerijtrap. "Hij moest haar eens gaan troosten," bedacht F ritsje, en hij knelde zijn annpjes om haar hals, en drukte zijn vuil gezichtje tegen haar wang. Fritsje zag er erg Gmerig en stoffig uit (vanwege 't bakken), maar daar lette Nel iu 't geheel niet op. Zijn stevige zoentjes en streelende handjes verzachtten haar leed, en ze trok hem op haar schoot, streek de bruine krullen van zijn bezweet voorhoofd weg, en wiegde hem in haar annen heen en weer.

"Je bent mijn kleine Poekeloeki, mijn kleine, vieze Poekeloekie," plaagde ze.

Maar Frits vroeg heel ernstig: "Waarom heb jij gehuild Nel? Je neus en oogen zien er nog heele- maal rood van."

"Och Fritsie, die nare juffrouw ook .... "

"Wat heeft dat mensch je nou weer gedaan?"

onderzocht broertje ijverig.

(7)

"Ze zegt, dat ik brutaal ben geweest, en nou mag ik van haar morgen niet dansen in de soos." 1)

"Ga ik ook niet, of we gaan stilletjes," bedacht Frits. "Zal ik pa vragen?"

"Neen Poekie, pa heeft toch al zooveel

h ..

soesa' ....

"Omdat we geen moeder hebben, hé Nel?"

De kinderen zaten een poosje stil; toen vroeg Frits: "Nel, vertel nog eens van ma en zusje. Ik ben 't een beetje vergeten, zie je,"

Nel trok Fritsje nog wat dichter tegen zich aan.

"Ja, Fritsie, jij kan je er ook niks van herinneren, want je was nog geen twee jaar en ik al acht, toen Moesje stierf. Ik weet nog best hoe alles gebeurde.

We woonden toen ver 'hier vandaan in de bergen in een mooi, groot huis. 't Was daar lekker frisch, nooit zoo wann als hier 's morgens vroeg al. Maar bij die bergen is 't toch nooit erg veilig, schijnt 't, ofschoon pa en ma en iedereen daar niet over dachten, want die ouwe, suffe bergen deden nooit wat, al jaren lang. Op een goeien dag begon de grootste vreeselijk te rommelen, e'n 't volk kwam angstig overal vandaan uit de koffietuinen naar ons huis toeloopen, en ze gilden en 3chreeuwden, dat we moesten vluchten en ...

"Was de berg dan gebarsten?" vroeg Fritsje.

"Neen, maar er kwam een stroom gloeiend slik uit, en die rolde met een vreeselijke vaart van boven af, en sleepte alle.s mee.

En moeder wel'ld zoo bang, en riep, dat ze met

tJ [11 Indië mogen ook kinderen in de socÎeteit komen, waar ze Zon- daglaTollds kunllen dansen en pret maken, ook wel rolschaatsen rijden.

ons weg wou, en pa en iedereen was even angstig.

Tidjem kwam met jou lin haar slendang (soort sjaal) aanrennen, en moeder had kleine zusje in haar armen. Maar 't duurde erg lang eer Wiro met den wagen voorreed; de jongens stonden in de voor- galerij te trappelen van ongeduld, want die waren natuurlijk ook bang. Eindelijk zaten we allemaal in den wagen, moeder met Dolly op schoot, en jij in Tidjem's armen gerust in slaap. We reden een heel eind, en ik viel lin ~laap op pa's knie, en werd op- eens wakker door een verschrikkelijken schok.

Wat er toen gebeurde herinner ik mij niet zoo heel goed meer, dat heeft pa ons naderhand verteld.

Er was een groot gat in den weg geslagen door dien modderstroom, en dat wist Wiro niet, en hij reed er dus pardoes in, want 't was stikdonker .... ti

F ritsjes oogen werden al grooter en ,grooter. Hij keek Nel in ademlooze spanning aan .... nu kwam ft verschrikkelijke.

"We werden allen in den modderstroom geslin- gerd," vertelde Nel verder, "die was gelukkiig niet warm meer en ook niet diep. Wiro liet de paarden in den steek, en redde Dolf en Jan. Baboe was bijna gestikt, maar zij kon nog net bijtijds den boom van den wagen grijpen, en hield jou met haar vrijen arm, stevig vast.

Pa had Ziich aan een boomtak vastgeklemd, en ik hing aan zijn hals.. maar moeder en zusje .. t i

"Maar moeder en zusje .... " fluisterde F ritsje haar na. Nel's oogen keken heel droevig. "Die zijn niet gered, en werden toen later samen begraven."

Fritsje zuchtte heel diep, omdat hij Nel zoo

(8)

8

treurig zag kijken. Want dat was alles al zoo lang geleden, hij kon er niet bedroefd om zijn zooals N el, en om haar te troosten vleide zijn lief stem- metje: "En toen heb jij zeker gedacht: ach, nou heeft dat kleine jongetje geen mama meer, en daarom ben jij altijd zoo lief voor F~itsle, en houd je zooveel van me, hé?"

"Ja zeker," gaf Nel volmondig toe, "jij bent mijn kleine schat, mijn eigen zoete broertje. Maar nou moet je naar de badkamer, anders krijgen we weer een standje van juffrouw."

Deze kwam echter juist met een boos gezicht om den hoek der galerij kijken. "Zitten jullie daar nog, stoute kinderen?" bromde ze. "En wat ziet Frits er weer uit! Ajo, gauw naar de badkamer. Waar is Tidjem?"

"Ik zal Fritsje wel helpen," verklaarde Nel.

"Jij gaat naar binnen je gamma's spelen, en je hebt 't hart niet uit te scheiden vóór we aan tafel gaan. Verleden week was mijnheer Lukers ook niets tevrêe over je. Moet ik 'Soms weer bij je pa klagen?"

"Verrek juffrouw," zei Nel zachtjes, (ze had dat mooie woord van Jan gehoord), en wilde weg- loopen. Maar juffrouw Klok hield haar woedend tegen.

"Wàt durf je daar te zeggen, ondeugende meid?"

gilde ze, rood van drift.

,,'k Vertre'k juffrouw," herhaalde Nel, met een toegeknepen mondje.

"Neen, je zei heel wat anders, je hebt een heel leelijk scheldwoord gezegd. Wacht maar, juffertje,

)

9

nou zal 'k secuur straks bij je pa een boekje van je open doen."

"Och, juffrouw, klik toch niet alles bij die arme d· "

pa, Ie ....

Vóór ze 't wist had Nel een Hinken oorveeg te pakken, en Fritsje vloog met strijdlustige gebaren op Juffrouw Klok toe. Nel trok 't ventje terug, en rende met hem naar de badkamer.

Nou Juffrouw haar geslagen had, ging ze vast geen gamma's spelen, juist lekker niet, om dat nare mensch flink te plagen.

(9)

11.

MOEDERLOOZE KINDEREN.

Voor ruim drie jaar had zich 't treurig ongeval, dat den kJinderen hun moeder ontnam, juist zoo toegedragen, als Nel 't haar broertje vertelde. En het had helaas! niet zoo behoeven te wezen, want de modder- en lavastroom had zijn weg niet langs 't landhuis genomen, en honderdmaal dacht hun arme vader, als hij zijn moederlooze kinderen aan- zag, wanhopig en diep bedroefd 't verleden her- denkend, "dan zouden mama en 't lieve kindje nog bij ons zijn."

ft Was den heer Canneheuvel niet mogelijk ge- weest te blijven wonen, waar hij den geheelen dag zijn vrouwen DoUy zou missen.

Hij kon den verraderlijken berg niet meer aan- zien, die hem zijn geluk had ontnomen, en vestigde zich te SoerabaJia, waar de jongens en Nel goede scholen konden bezoeken, zoodat hij zijn lievelin- gen vooreerst niet naar Holland zou behoeven te zenden. Voor Dolf, Jan en Nellie zou dit anders niet kwaad zijn gewee·st, want hun vader kon zich maar weinig met hen bemoeien, en dus misten zij behoor- lijk toezicht. Want met de Juffrouwen voor 't huis- houden had de heer Canneheuvel 't tot dusver niet erg get:-offen

Er waren nu al twee met standjes weg gegaan, en de tegenwoordige, Juffrouw Klok, die ze sinds een half jaar hadden, was vast de naarste van de drie, volgens Nel. Ze bedacht niet, dat Juffrouw Klok geen prettig leven had, en met recht dikwijls boos was en knorde. Dolf en Jan gehoorzaamden ,haar alleen als 't in hun kraam te pas kwam, en Nel had dat zoo'n beetje van hen afgekeken. Fritsje was vrij zoet en gezeggelijk, maar zijn liefde voor Nel, die in zijn oog altijd gelijk had, maakte hem ook dikwijls balsturig en stout tegen de Juffrouw, als deze zijn zusje beknorde of strafte.

Nel en Fritsje waren dol op elkaar, en werden door Dolf en Jan de "parkieten" genoemd, omdat ze 't niet best buiten elkaar konden stellen. Ieder- een had er schik in zoo dapper als Fritsje voor zijn zusje opkwam, en dikwijls plaagde Jan Nel opzet- telijk om Fritsjes groote bruine oogen te zien fon- kelen van verontwaardiging, terwijl hij met zijn kleine vuisten op hem lostrommelde. Jan, onver- stoorbaar leuk en kalm, een beetje plagerig en bijdehand, was juist 't tegenovergestelde van drif- tigen, maar bizonder goedhartigen Dolf. Die kon opstuiven van wat ben je me, was dadelijk klaar om iederen strijd te beslechten door eens dapper saam te vechten, doch dadelijk daarop vergaf en vergat hij.

Dolf kon geen onrecht lijden, werd woedend als hij dieren zag mishandelen, of van wreedheid hoorde aan kleinen of zwakken begaan. Hij vond, dat alles, wat slecht en onrechtvaardig was in de wereld, op slag veranderd of verbeterd moest

(10)

12

worden. Als hij daarover begon, kon hij in vuur en vlam raken, en dat op 't snikheete Soerabaia!

Werd hij naderhand maar eens schatrijk (als Car- negie of Van der Bilt bijvoorbeeld) dan zou je eens wat zien. Nergens hongersnood meer, geen arme bedelaars of ouwe, afgewerkte stumpers, die ....

Waarop Jan hem in de rede viel, met de nuch- tere vraag, of Dolf zich nou heusch verbeeldde, dat hij de allereerste was, die de wereld graag op z'n kop zou willen zetten, opdat alle armoede, leed en verdriet naar beneden kon zakken, en alleen het prettige en goede boven aan de oppervlakte blijven?

"J e moet niet zoo groot willen beginnen, waarde broeder," waarschuwde hij, op dien Zaterdagmid- dag, toen Nel zoo met Juffrouw gekibbeld had.

"Vang in 't kleine aan met wèl te doen. Geef mij b.v. je vulpenhouder, want ik heb den mijne gis- teren verloren, en geen geld om een nieuwe te koopen. Dan verricht je een edelmoedige daad, die dadelijk binnen je bereik is."

"Neen maar, die is goed," viel Nel in. "Dolf kon wel aan den gang blijven met jou te geven. Jij ver- liest altijd alles."

"Geen haar op mijn hoofd, dat er ook aan zou denken," beweerde Dolf nadrukkelijk.

Jan wilde Nel juist een kleine berisping toe- dienen over 't ongepaste van kleine meisjes (zij scheelden één jaar in leeftijd) om zich met de zaken van haar oudere broers te bemoeien, toen juffrouw Klok ,haar wegriep: ze moest dadelijk bij papa komen.

13

Een beetje schuldbewust gaf Nel slechts -schoor- voetend aan die roepstem gehoor.

Papa zat in zijn kantoor met de hand onder 't hoofd, en hij keek zoo verdrietig en terneerge- slagen, dat Nel er van ontstelde. Vóór ze wist wat ze deed vloog ze op hem toe, sloeg haar armen om vaders hals en kuste hem berouwvol en teeder.

Maar papa maakte zich zacht, doch beslist uit Nel's knellende armen los, pakte haar handjes tusschen zijn groote, stevige handen, terwijl hij haar ernstig aanzag. "Maar N ellie, kind, hoe kan je mij toch zooveel verdriet doen? De Juffrouw doet niets dan klagen over je .... "

"Ja pa, maar de Juffrouw .... "

"Neen, hoor eens Nel, 't geeft geen pas voor een klein meisje als jij nog bent, zoo brutaal en onge- zeggelijk te wezen tegen een volwassen menseh, en bovendien .... is 't waar, dat je "verrek" tegen de Juffrouw hebt gezegd?"

,,'k Wou zeggen: 'k vertrek," bekende Nel b~­

schaamd lachend, "en toen slikte ik per ongeluk de "t" in." Papa bedwong een glimlach, en Nel's geweten prikte. "Neen, lieve vader, 'k wil tegen u niet jokken, hoor!" viel zij zichzelf in de rede, ,,'k heb dat leelijke woord gezegd, maar Juffrouw is ook zoo'n spook, ze plaagt ons den heelen dag;

nou mag ik morgen weer niet naar de soos en .. f t

"Omdat je geen pretje verdient als je ondeugend bent geweest; de Juffrouw ha,d 't volle recht en groot gelijk met je te straffen. Ach Nel, ik wou toch zoo graag, dat je wat zachter en gemakke- lijker in den omgang werd. Je lijkt tusschenbeide

(11)

net een stout, ,ste.igerend paardje, dat niet luisteren wil naar den meester; nou, dan moet je ook de zweep maar eens voelen van tijd tot tijd. Natuur- lijk moet je morgen avond thuis blijven, en ga nu dadelijk naar de Juffrouw, en vraag haar excuus.

Foeil foei! dat je je niet schaamt zulke woorden te gebruiken. "

De waterlanders stonden bij Nel om 't hoekje,

"Is u dan niet meer boos, lieve vadertje? Dan wil ik die leelijke klikspaan wel zeggen, dat 'k er spijt van heb, maar eigenlijk heb ik niks geen spijt, daar kan ik niks aan doen, We hebben allemaal toch zoo'n hekel aan Juffrouw Klok, vader, ze is een echte draakl"

Papa dreigde Nel met ,den vinger, "Begin je weer overnieuw met schelden, kind? ... "

Maar Nel mocht 't toch afzoenen vóór ze heen- ging.

Haar vader bleef ernstig nadenken, hoe dat toch verder gaan moest. Bijna dagelijks waren er standjes en regende het klachten over de kinderen.

Weer een nieuwe Juffrouw nemen, of de kinderen naar Holland zenden? Daar zag hij vreeselijk tegenop. Vooral Nel kon hij niet missen. Van klein 1cindje af aan was zijn meisje zijn lieveling geweest.

Ze had zulk een aanhankelijke natuur, was zoo trouwen opofferend voor hen, die ze liefhad. Met een zacht, vriendelijk woord bereikte men alles, met drift en hardheid weinig of niets bij Nel. Bij goede leiding kon ze tot een lief meisje opgroeien,

d "

maar an ers ....

Ach, dat zijn k~nderen zoo vroeg hun moeder

moesten verliezen I Zuchtend stond de heer Canne- heuvel op, en begon de kamer op en neer te loopen.

Zijn gedachten toefden weer bij den droeven dag, die hem zijn lieve vrouw ontnam.

Had Nel bij papa een streepje vóór, in haar oog viel er niemand te vergelijken met vader. Zij, Can- neheuveltjes, hadden den liefsten, besten vader, die er op heel de wereld bestond, en Nel kon niets bedenken, dat ze niet met een blij hart voor haar vader zou hebben gedaan of geofferd. Willig ging ze dan ook Juffrouw Klok excuus vragen. Deze merkte echter wel, dat 't maar half gemeend was.

Ze hield een lange zedepreek, die Nel met onmen- schelijk veel moeite, kalm aanhoorde. Terwille van dien lieven, goeien vader hield zij zich in, besloot ook wat meer van Juffrouw te verdragen in 't vervolg.

Dat ze haar uit liefde zou gehoorzamen kon niemand van Nel vergen.

(12)

111.

TIP EN

HAAR

FAMILIE.

De kinderen hadden tal van dieren op 't erf. Dat is een van de heerlijke voorrechten van 't IÏn Indië wonen, waar de beesten buiten vrij kunnen rond- loopen en dus niemand overlast behoeven aan te doen.

De mooie, zwarte hond: Philax, bij verkorting Lax genaamd, was het speciaal eigendom van Dolf, die ft dier geheel alleen verzorgde, en daarvoor door Lax beloond werd met echte hondenliefde en trouw. Jan had een badjing (eekhoorn) en duiven in soorten.

't Aardige, tamme hertje van Nel, boven uit de bergen meegebracht, kwam de trap der achter- galerij op als ft theeuurtje dáár was, om uit haar hand zijn koekjes of vruchten te eten. Nel koes- terde ook groote genegenheid voor twee aapjes, die in de stallen bij de paarden hun thuis hadden, waar 't vrouwtje hen dagelijks opzocht en met hen speelde. Er waren drie paarden, die ieder een aparte, open stal hadden: de twee wapenpaarden Flik en Flok, en Glory, vader's rijpaard, dat nu nog

maar zelden dienst deed.

17

Fritsje had Tip, de poes, als baby-katje van Tidjem gekregen, en bewees ft leelijke, roodbruine dier oneindig veel liefde, .... waarop Tip in ft ge- heel niet was gesteld. Zag ze F rits in de verte, dan bevingen haar akelige herinneringen aan de "knel- lende ft teederheid, waarmee de armpjes van den kleinen baas haar hielden vastgedrukt, en ze wist niet hoe gauw ze de plaat zou poetsen. Maar Fritsje bleef Tip bewonderen en l,iefbebben, ver- droeg koelbloedig de blijken van haar woede en verontwaardiging, had er zelfs bekrabde handen en beenen voor over als Tip en hij het in ft geheel niet eens konden worden. Frits stoorde zich niet aan nijdig blazen of hooge ruggen.

Tip had ook wel haar Heve dagen. Dan lag ze op den schoot van baasje, liet zich streelen, pinkte met haar lodderoogjes, en haar knobbelstaartje bleef in rust.

F ritsje had een dag of wat in onrust gezeten. Hij kon Tip nergens vinden, op geen van de hem be- kende schuilplaatsjes. Nel had broertje ijverig helpen zoeken, maar Tip bleef weg, tot op zekeren dag Tidjem de kinderen gehetimzinnig wenkte met haar mee te gaan.

In haar kamer lag Tip in een donker hoekje op een matje met zes kleine poesjes om en onder zich, die ze ijverig likte. Frits hurkte verrukt naast Tip op den grond, en Nel streelde met één vingertje de onnoozele poesekinderen, terwijl 't mamaatje flauw miauwde.

Wat waren die kleine katjes snoeperig, vooral toen ze wat grooter werden, en met nieuwsg.ïerige

CaDDeh. i. Ind. 2

(13)

oogjes in de wereld 'begonnen rond te kijken.

F ritsje kon met zichzelf maar niet eens worden welke de mooiste en liefste was: de bonte of d:

zwarte, de drie witjes of de eenige rooie, 't spre- kend evenbeeld van haar mama.

,,'k Houd ze allemaal," besliste hij kort en bon- dig. "Hé Tidjem, ze mogen allemaal blijven, niet?"

. "Vo~r. mijn ~a.rt wèl, mijn hartje," zei Tidjem, dIe FrItsJe nooIt lets weigerde als 't in haar macht stond. Doch dit was helaasl hier niet 't geval. Toen Juffrouw hoorde, dat Fritsje zeven katten wilde gaan houden, schrok ze er van, en zei kortaf:

"Geen kwest~~ van, Tidjem, één mag er hier bij de moeder blIJven, van avond breng je de andere

kl~intjes naar de kampong (dorp), geef ze maar aan WIe ze hebben wil."

Doch dat vrijwillig beschikken over haar kin- deren, daar was Tip heelemaal niet van thuis. En Frits was 't met Tip eens, en had een spektakel gemaakt van belang, toen hij de witjes, de roode

en het bontje mdste. '

Tidjem bracht hem met veel moeite tot bedaren

?oor te vertellen, dat ze de poesjes bij haar moeder

In de kampong had gebracht, die erg goed voor ze zorgde en ze geitemelk liet drinken uit een fIeschje met een zuigdop. Fritsje mocht eens gauw met haar mee om de poesjes op te zoeken.

't Ventje liet zich troosten, maar Tip's moeder- hart bleef kermen en schreien. Poes verwaarloosde haar eenig overgebleven k'ind, om rusteloos te zoeken naar 't verloren vijftal.

Wie kan zich Fritsjes vreugde en verbazing voor-

stellen, toen hij op een morgen 't geheele gezin weer bijeen vond op de mat in Tidjems kamer. Hij straalde van geluk.

Nou was oppassen de boodschapl Juffrouw mocht er niks van weten, dat die trouwe, dappere Tip haar kleintjes één voor één naar huis had ge- dragen. Hij zou Juffrouw lekkertjes foppen, en de poesjes alle houden, veilig weggestopt ~n 't duistere hoekje.

Maar domme F r:itsje verklapte zelf zijn groot geheim (dat hij, in zijn bewondering en liefde voor Tip, niet verzwijgen kon). En .... dien zelfden avond waren Tip's kinderen weer weg. Nu had W ongso ze meegenomen, en 't kostte Tip verba- zend veel moeite, maar terughalen deed ze ze toch voor de tweede maal. Doodvoorzichtig droeg ze de poesjes één voor één in haar bek, den langen, langen weg, naar huis terug.

F ritsje schreide van ontroering, en Dolf was er bepaald beduusd van, keek Jan verontwaardigd aan, toen hij zijn wijsheid luchtte over "onnoozel moederinstinkt" enz., en vroeg Juffrouw, die min- achtend haar schouders optrok over al die poe se- drukte, wat of 't er eigenlijk op aankwam, dat de katjes in Tidjem's kamer bleven, waar ze niemand hinderden. En Juffrouw, heel deftig: "Wie is hier de baas in huis, zou je denken, ná je pa?" Bij zich- zelf dacht ze: "daar moet nu maar eens voorgoed een eind aan komen; die heele kattenrommel wordt finaal opgeruimd." Tidjem kon voor haar part 't kleine zwarte katje thuis verzorgen. En W ongso kreeg bevel Tip met de andere mormels te ver-

(14)

20

drinken. "Aan dat leeHjke rooie beest was niks verloren," oordeelde Juffrouw Klok, "als de zwarte wat grooter was, mocht Tidjem hem voor Fritsje terug brengen."

Papa was net voor zaken naar Batavia, toen zich dit drama bij hem thuis afspeelde, en bij zijn terug- keer vond hij 't geheele huis op stelten. Juffrouw Klok viel hem dadelijk op 't Hjf met de mededee- ling, dat ze weg ging. Fritsje jammerde, Nel en Dolf schreeuwden tegen elkaar in; Juffrouw Klok ver- klaarde nog eens woedend, dat ze geen dag langer bleef. Over Fritsjes dommen, onnoozelen praat had ze de schouders opgehaald, maar dat Dolf (de eenige van de kinderen dien ze graag mocht lijden) haar zulke schandelijke beleedigingen had durven toevoegen dat kon ze niet verkroppen, dat wilde ze niet verdragen.

"Maar Dolf, wat heb je dan toch gezegd?" vroeg papa verdrietig. ,Ellendig toch, dat er altijd ruzie en herrie in huis moet zijn, dat jullie zoo lastig en brutaal tegen de Juffrouw bent." Bij Dolf laaide de verontwaardiging en woede opnieuw op. Hij trachtte kalm te praten, maar zijn stem beefde, en hij had verbazend veel moeite om zich te beheer- schen.

Neen, hij kon geen spijt voelen, dat hij de Juf- frouw voor een "moordenaarster", een "min, gemeen mensch" had uitgemaakt. Zoo'n arm onschuldig dier te verdl'linken, alleen omdat ze een goeie, trouwe moeder was. Was dat soms niet wreed en gemeen? Laat vader dan zelf zeggen ... "

En Fritsje snikte: "die arme goeie Tip, mijn kleine,

21

lieve poes, en nou is ze heelemaal dood, en al de kindertjes ook, op één na."

't Kostte papa heel wat moeite de gemoederen tot kalmte te brengen, en Dolf te overtuigen, dat hij d~e beleedigende, grievende woorden niet had mogen zeggen. Al had hij er gelijk in, dat Juffrouw heelleelijk en wreed was geweest tegenover die arme Tip. Dat Juffrouw Klok weg wilde, daar had vader dan ook vollen vrede mee. 't Ging tusschen haar en de kinderen hoe langer hoe slechter. De Juffrouw miste tact, zachtheid en geduld, begreep niet, hoe ze met kinderen om moest gaan. Buigen of breken was haar man~er van optreden.

Natuurlijk konden er geen zeven katten op 't erl rondloopen, want zoo kon men wel aan den gang blijven. Elke poesemama krijgt op haar beurt weer een groote familie, dus waar zou dat op het laatst heen moeten? Maar Juffrouw Klok had de zaak glad verkeerd aangepakt. Zoo deed ze bijna altijd, wanneer er verschil van meening ontstond tusschen haar en de kinderen. Neen, 't was maar best, dat daar een eind aan kwam.

Van avond zou papa aan tante Let je schrijven, en vragen, of zij wilde komen helpen tot er een nieuwe Juffrouw was.

(15)

IV.

IN DE KAMPONG.

Tante Let je was eigenlijk heelemaal geen tante van de kinderen Canneheuvel, maar ieder noemde de dikke, gezellige schommel "tante". Ze heette Nonna Duijk, en daar ze geen naaste fami1~e had, en even goedhartig als dik was, stond ze altijd klaar, om andere menschen te helpen en van dienst te zijn.

Iedereen hield van haar om haar prettig, opge- ruimd humeur. Maar ze had wel een beetje erg achteraf gestaan, toen 't verstand werd uitgedeeld;

menschen, die van overdrijven hielden, noemden Let je Duijk zelfs oliedom. Ze was een poos bij de familie Canneheuvel in huis geweest, toen ze pas op Soerabaia woonde, en had papa in alles met de inrichting geholpen, want ze mocht dan weinig geleerd hebben, bijdehand was Let je wel, en vlug en handig ook. De kinderen vonden 't echt spijtig toen ze heenging, want ze hadden een gouden tijd bij tante Let je. Die lieve ziel kon nooit "neen"

zeggen: "alles mocht en alles was goed." Dat dit voor hen zelf niet al te best was zagen Nel en de jongens natuurlijk niet in.

Alle vier verheugden zich dan ook bizonder op

de komst van Nonna Duijk, en vooral Fritsje kon den dag bijna niet afwachten, dat Juffrouw weg- ging.

Hij dacht nog wel eens aan Tip, maar Git je werd toch zoo aardig en snoeperig, en hij liet ook alles met zich doen I

Frits mocht hem zooveel aanhalen en op schoot houden als hij wilde, 't katertje stak nooit een pootje naar hem uit. En hoe mooi was Git je met zijn glimmend zwart velletje I Jammer alleen, dat hij 't leelijk dwaze knobbelstaartje van zijn moeder had geërfd. Als Fritsje met baboe aan 't wandelen was, gingen ze altijd eerst een visite maken bij Tidjem's moeder, Bok Sidin, om Git je, en ook, omdat hij altijd wat lekkers kreeg, en 't zoo leuk was in Bok Sidin's huisje. Dat bestond eigenlijk maar uit één ruime kamer met een aarden vloer.

De meubels stonden je niet in den weg, er was niet veel anders dan een slaapbank en een laag tafeltje.

Tegen den wand had de huisvrouw haar kookgerei geschaard, dat je haast niet zien kon, want bij ge- brek aan een raam heerschte er een schemerachtig duister in Bok Sidin's huisje. In een hoek lag of stond de geit gezellig "welkom, welkom" te blèren, wanneer hij F ritsje zag, want die bracht meestal wat groen voor Sikkie mee. Sikkie was een goeiïg dier, Git je speelde tusschen haar pooten door, en hing dikwijls aan haar staartje.

Bok Sidin, een lange vrouw, net een kip op hooge pooten (want haar lange beenen staken een heel eind onder haar sarong uit) had een goed gezicht met heldere, zachtbruine oogen, een grooten mond

(16)

24

(met zwarte tanden), die er erg onsmakelijk uitzag vanwege het sirih pruimen. Maar Fritsje zag die soort monden zoo veel in zijn omgeving, dat ,hij er aan gewend was, er volstrekt geen aanstoot aan nam. Bok Sidin was heel lief voor hem, bijna even lid als Tidjem. Ze noemde hem ook altijd: "hartje", en haalde lekkers voor hem uit de warong (snoep- winkeltje in de open lucht). Maar Fritsje vond 't nog veel leuker, als ze zelf wat voor hem bakte, en een vuurtje aanmaakte op den grond. 't Feest was volmaakt met Nel er bij. Dan pofte Bok Sidin apenootjes, en bakte koekjes of pisang in klapper- olie. Alles smaakte zalig naar de olie, ook een beetje naar den rook, maar daar werd in 't geheel niet op gelet. 't Was ook veel smakelijker de ge- stoomde rijst zoo maar met de vingers uit een groen blad te eten dan met lepel en vork van een bord zooals thuis. F ritsje was zeer bedreven in de kunst van op z'n "inlandsch" dineeren.

Bok Sidin kon prachtig vertellen var. de zee.

Haar man had gevaren op een grooten prauw (boot) en de zilverblanke visch met netten vol ua zee helpen halen. Als de prauw uitvoer, was ze toch zoo mooi versierd met bonte vlaggetjes, -stukjes blik en spiegeltjes in de masten. Wanneer de zon er op scheen schitterde 't als zilver en diamant, en de vroolijke wimpeltjes kleurden fel rood, blauw, geel, fladderden lustig in den wind.

't Was altijd groot feest, wanneer de prauwen thuis kwamen, zoo vroolijk en gezellig, als de visch op 't strand werd uitgestald en verkocht.

Iedereen draafde met manden vol weg; tot de

25

kleine kinderen toe <sleepten aan den buit mee.

Nog liever hoorden de kinderen Bok Sidin van de zee vertellen als ze boos was en woest te keer ging, de arme booten kwaadaardig op de koraal- riffen joeg, om hen daar in stukken te slaan.

Zóó was de prauw van Bok Sidin's man ook ver- ongelukt, en met man en muis vergaan, nu bijna twintig jaar geleden. Tidjem wist er niet veel meer van, maar haar oude moeder zag alles vóór zich alsof 't gisteren gebeurde, en haar zachte bruine oogen werden vochtig bij 't vertellen.

Fritsje zeurde altijd bij baboe, om door de kam- pongs heen en weer naar huis te gaan.

't Liep toch zoo knus en gezellig langs al die smalle paden en weggetjes, waar je nieuwsgierig in de huisjes kon gluren, die veelal open stonden. In 't smalle voorgalerijtje, of op 't erf voor 't huisje, zaten de vrouwen haar sarongs te batikken, ande- ren stampten rijst of kookten haar potje. Bij de poort stonden de moeders met haar kleintjes in de slendang, en hielden buurpraatjes. Kindertjes met dikke rijstbuikjes, en niet veel anders aan 't lijf dan bonte kralen armbanden om pols jes en enkels (een enkele met een mooi hoedje op, dat erg komiek stond) speelden om hun moeder heen. Ze draafden hard weg, als ze dachten, dat er onraad dreigde en verscholen zich dan in de donkere huisjes. De grooteren hielpen al mee werken.

Kle,ine meisjes haalden water en peuters, niet veel grooter dan Fritsje, brachten de karbouwen thuis, en troonden parmantig op den breeden rug van 't reuzebeest.

(17)

Fritsje wou later secuur karbouwenjongen wor- den. Ten eerste hoefden die benijdenswaardige jongens niet te leeren. F rits verlangde volstrekt niet met de school kennis te maken. Hij zag wel aan Nel en de broers, hoeveel kostbare tijd met leeren moet worden zoek gebracht. Dan kon je als kar- bouwenhoeder den heelen lieven langen dag zalig buiten rollebollen en spelen, in 't water duiken, wanneer 't te warm wordt. Op je kIe eren hoef je nliet te passen, want die draag je haast niet, dus nooit standjes over vuil maken en zoo ....

Tidjem, tegen wie Fritsje deze wijsheid luchtte, gaf Njo'tje 1) groot gelijk, maar ze geloofde toch niet, dat blanke jongenheertjes karbouwenjongen konden worden. En Njo moest ook wel bedenken, dat een karbouw tusschenbeide heel stout en lee- lijk kon doen met zijn horens, vervaarlijk schopp .n en trappen uitdeelen, achteruitslaan van belang ..

Maar Fritsje verkoos alleen den mooien kant van de zaak te bekijken. Als pa 't niet goedvond, liep hij weg, en Nel zou wel zorgen, dat hij geen knorren kreeg. Wat zou ze kijken, als hij op een karbouw kwam aanzetten met een zweepje in zijn hand!

En Fl'Iitsje bouwde luchtkasteelen, en droomde er van toen hij in zijn frisch, wit bedje lag, wel- verzorgd en trouw behoed, omringd door de ge- makken en de weelde, die hij zijn leven lang ge- kend had, en waarvan een karbouwenhoedertje zelfs niet wist, dat zooiets ter wereld bestond.

1) Jongenheertje.

V .

TANTE LETJE.

In den morgen ging Juffrouw Klok weg, en

·s middags zou tante Let je komen. De jongens en Nel waren laat voor school, en hadden Juffrouw op 't laatste oogenblik gauw, gauw goeden dag ge- zegd. Fritsje, met Lax naast zich, stond belang- stellend toe te kijken, hoe de koffers van Juffrouw in de "dos à dos", 1) werden geladen, en Wiro den wagen voorreed, die haar weg zou brengen. Daar kwam Juffrouw aan. "Dag Frits," zei ze, en ze streelde hem even over zijn krullebol, "ik hoop, dat ie wat zoeter en gehoorzamer zal worden metter-

tijd, want dat mag wel."

F ritsje nam de moeite niet hierop te antwoorden, en hield zijn handjes op zijn rug.

Komt U nou heusch nooit weerom?" infor-

m;~rde

hij, zielsvergenoegd, toen Juffrouw Klok goed en wel in den wagen zat.

"Voor geen geld ter wereld," riep Klok heel ver- ontwaardigd. ,,'k Wou nog liever, bij zulke nare, lastige kin .... "

De paarden zetten aan, maar F ritsje had juist genoeg gehoord.

1) Karretje.

(18)

28

"Juffrouw is stout en lastig, hé Lax? Nou is ze lekkertjes voor goed weg, fijn!"

En hij galoppeerde met Lax naast zich 't voor- erf een paar keer rond, en ging toen Tidjem helpen (d.w.z. helpen toekijken), die de logeerkamer in orde bracht voor tante Let je.

Even, vóór de rijsttafel, kwam de dos à dos 't ed op, waarin nonna Duijk zat, temidden van al haar schatten. Van verre begon ze al te roepen en te wuiven, en boog naar voren tusschen al de pakken en kistjes uit, waarmee 't wagentje was volgestopt.

De bedienden, al de kinderen kwamen toeloopen en lachten, de koetsier steeg af en lachte, Lax blafte; iedereen had plezier om dikke, gezellige tante Let je, die met moeite uit de dos à dos kroop.

Er waren geen handen genoeg, om alles in huis te dragen, want tante Let je kon haar zaakjes nooit in haar koffer krijgen, en reisde steeds met onmo- gelijk veel losse barang (goed), lin dichtgeknoopte sarongs weggeborgen. Haar kanarie-vogeltje liet ze ook nooit thuis; 't kooitje waarin Tjiepie zat, wilde ze aan niemand toevertrouwen. En daar stond ze nu boven aan de trap met 't kooitje, waar- van het haakje op haar dikken voorvinger heen en weer wiegde, en waarin de kanarie angstig over de stokjes op en neer wipte. De baboes, djait (naai- ster), de jongens en Nel, allen renden met pakjes beladen naar de logeerkamer, en Let je comman- deerde als een dikke koningin: "Pas op, laat niet vallen, voorzichtig Fritsje, daar zit wat breekbaars in, Laxie mag niet helpen meedragen," enz. enz.

't Was zoo'n lawaai, dat papa maar wijselijk in

29

zijn kamer bleef tot Wongso hem voor de rijsttafel kwam roepen.

Kokkie had voor allerlei gekruide bij spijzen ge- zorgd, want zonder bedis (heet, sterk) bij haar rijst, kon Let je niet leven. Nel moest gedurig naar Fritsje's kant een oogje in 't zeil houden, want die mocht geen sterke dingen hebben, en hield er juist dol van. Als de tranen hem in de oogen sprongen, riep hij nog van "lekker, lekker".

Wat had tante Let je een massa te vertellen, en hoe dikwijls betuigde ze niet, glimmend van plezier en vette kippekluifjes, dat ze 't heerlijk vond weer een poosje voor de kinderen en 't huishouden te mogen zorgen.

Ze knikte Poekeloeki, zooals ze F ritsje noemde, hartelijk toe, welke vl'\iendelijkheid Poekie met een stevigen knik beantwoordde, waarop hij de inval- lende gedachte uitsprak: "Je moet maar voor goed bij ons blijven, tante Let je. " En toen, van haar naar zijn vader kijkend, vervolgde hij: "zeg, waarom trouw je eigenlijk maar niet met Pa? Dan was alles in orde."

Papa keek ontzet. Maar Nel en de jongens scha- terden het uit, en nonna Duijk nam de zaak 't vroo- lijkst op van allen. "Zoo'n Poekeloeki toch! Wat die al niet in zijn onnoozel hoofdje haalde!"

Een paar dagen later merkten de kinderen, dat er iets bizonders was. Er hing wat geheimzinnigs in de lucht, waar zij buiten werden gehouden.

Eenige keeren achtereen kwam papa niet thuis rijsttafelen; telkens waren er heeren op 't kantoor,

(19)

die heel lang 'bleven. Toen werd Let je geroepen, en niemand mocht binnenkomen, zoolang zij met papa aan 't overleggen was. Nel, dat nieuwsgierig aagje, "brandde"; stookte Fritsje op, om tante Let je uit te hooren, dat was hem best toevertrouwd. Hij kroop op Letje's schoot, kriebelde met zijn vin- gertjes onder haar driedubbele onderkin, en viel met de deur in huis: "Zeg, waarom heeft pa zoo lang met je gepraat, tante Let je, en waarover?"

"Dat wil je vader jullie zelf vertellen, schat, kleine Poekie ...

"Neen, nou geen "schat" en "Poekeloekie", jij moet 't Fritsie vertellen."

"Let je mag niet voor je pa."

"Aan Fritsie wèl, ajo, gauw!" drong 't ventje stout dwingerig, "anders mag je me van avond geen nachtzoen geven, 'k meen 't, hoor!"

,,'t Is een geheim," plaagde Let je.

"Zeg je 't nou of niet?" en Fritsje hief dreigend zijn handje op. "Pas op, hoor, je krijgt een klap."

't Begon er bedenkelijk uit te zien voor tante Let je. Ze pakte 't kleine vuistje beet, maar in plaats van den stouten jongen eens flink op zijn plaats te zetten, begon ze hem te paaien.

"Wees maar stil, dan krijg je straks een lekkere portie doerian." (Een sterk verkoelende, leelijk riekende vrucht, waar de meeste Indische men- schen en kinderen dol op zijn).

,,'k Lust je vieze doerian niet eens," jokte Fritsje, en boos, dat hij zijn zin niet kreeg, gaf hij tante op eens een flinken klap in haar gezicht.

Hij schrok er zelf van, en wilde het met zoentjes,

streelen en aaJÏen dadelijk weer goed maken. Maar, vóór hij dit besluit kon uitvoeren, had zijn vader hem beetgepakt, en van tante weggetrokken.

Papa keek zoo zwart als een Moor, en dreef Fritsje aan één arm voor zich uit, zijn kamer bin- nen. Tante Let jes hart barstte bijna van meelij, toen zij kleinen Poekeloekie gevankelijk weg zag voeren.

Vader en F ritsje hadden een lang, zeer ernstig onderhoud, waarbij veel tranen te pas kwamen aan één kant. 't Duurde ook een heele poos eer de kleine zondaar 't af mocht zoenen, want daartoe was hij gewoonlijk al bereid eer de strafpredikatie begon.

5tl1 en beschaamd kwam hij met roodgeschreide oogen eindelijk weer te voorschijn, stapte dadelijk naar tante Let je toe, en zei: "Pa zegt, neen Fritsie zelf zegt ook, dat ik vreeselijk stout ben geweest, en ik vraag je erg om skuus."

Juffrouw Klok zou geantwoord 'hebben: "Zoo Frits, 't doet me genoegen, dat je dit zelf inziet," en nog een heele boel andere soep er bij, maar Let je pakte 't ventje, en zei, dat 't niks erg was geweest, en dat hij haar lieve, aardige jongen bleef. Dat was weer niet erg verstandig van tante Let je.

Eindelijk hoorden de kinderen 't groote geheim:

Papa moest naar Holland. En, daar de reis niet te doen was, heen en weer, op een zomerschen ach- termiddag, zouden er minstens drie maanden moeten verloopen, eer hij weer goed en wel op Soerabaia terug kon zijn.

Dolf en Jan vonden 't erg vervelend, maar Nel

(20)

32

was er bepaald wanhopig onder, en Fritsje vroeg, of papa hem mee wilde nemen met Nel natuurlijk.

Tante Let je zou wel goed voor Dolf en Jan zorgen.

Dit voorstel kon echter geen oogenblik ,in over- weging worden genomen. Papa hield zich, alsof hij 't doodgewoon vond, voor die maand of wat de kinderen te moeten verlaten. Ze moesten hem beloven in dien tijd dubbel gehoorzaam te zijn, en het tante niet lastig te maken (Fritsje keek ver- legen voor zich). Dolf bood vader Philax aan om

,

mee te nemen, dan had hij tenminste ~ets ver- trouwds en gezelligs van huis bij zich. Papa dankte echter voor de eer om allerlei redenen, die Dolf overdreven vond.

Jan vroeg, of hij vader een wenschlijstje mee mocht geven. Hij had een fiets broodnoodig, een aquarium was ook een zijner hartewenschen en dan een rijpaard en een zadel! Als papa een en ander in zijn koffers binnensmokkelde, haalde dit vracht- en inklaarkosten uit. Jan maakte er een grapje van, omdat ,iedereen zoo treurig keek.

Hij was ook de eenige, die zich bij 't afscheid nemen kranig hield, al ging zijn hart, evengoed als hij de anderen, van rikke-tikke-tik, maar dat zag niemand onder zijn vestje.

VI.

TANTE LETJES BEKLAG.

Vader was ruim twee maanden weg, en Dolf had uitgerekend, dat papa op zijn jaardag net weer thuis kon zijn. Doch een week te voren kwam er een lange brief, waal'lin vader ,schreef, dat hij voor- eerst nog onmogelijk zijn terugreis kon vast- stellen. Tante Let je moest maar voor een extra feestelijke verjaardagsviering zorgen. Zoo gauw papa zeker wist wanneer, zou hij den dag van zijn vertrek uit Holland dadelijk aan Nel en de jongens laten weten. Gelukkig, dat tante Let je nog voor- eerst blijven kon en wilde.

"Nou ja," zei tante Let je, "dat is maar zóó zóó.

Als ik niet wist, dat je pa erg verlegen zou zitten, wanneer 'k nou weg ging. . .. Me sukkelige nicht verlangt anders hard, dat 'k haar kom helpen.

'k Mag lijden, dat je pa een nieuwe Juffrouw mee- brengt. Om hier voor goed te blijven, dat zou me op den duur niet lijken. Jullie bent me veel te druk en te woelig, Let je wordt al 'n daggie ouwer.

En jullie doet ook nooit wat ik zeg," voegde ze er, als een goedig brommend hondje, een beetje boos bij.

"Hoe dikwijls heb ik je nou al niet verboden

Ca.neh. i. Ind. 3

(21)

van die duiven, Jan, je pa vindt 't vast niet goed, dat je ze in je kamer hebt, 't is een smerige boel'"

,,'k Ben zoo bang, dat die prachtkroppers anders gestolen worden," verdedigde Jan zich.

"Dat was nog niks erg, ik vind ze afschuwelijk."

"En u is zelf zoo 'n gezellig kroppertje, u heeft wel drie kinnen," plaagde Jan.

Tante scheen op haar teentjes getrapt. "Jij krijgt er misschien wel vlier naderhandl. . .. En dan heb ik Poekie gevraagd, om Git je niet mee naar bed te nemen. Hij smoort 't beestje nog eens op een goeien keer, maar jullie luistert nooit

,. "

naar miJ.

"Mag Git je bij jou in bed slapen, tante?" vroeg Fritsje, flOP 't voeteneind? Dan spint hij je 1n slaap."

Tante werd al weer wat verteederd door 't vriendelijk voorstel, en Poekies lief stemmetje, maar wilde dit niet laten merken. Alle grieven mosten nu maar te gelijk van haar hart. Ze keek verdrietig naar Nel en vervolgde: "Nel brengt haar vriendinnen maar mee zonder ooit permissie te vragen, dat komt heelemaal niet te pas. Gisteren had je met Lous en Greet en Catootje een heele roedjakpartij 1) in de achtergalerij, Nel, waar ik niks van wist. Ten eerste mag je niet zoo dikwijls roedjak eten, en dan hebben jullie zoo gegild en zoo'n lawaai gemaakt, dat ik geen oog kon dlicht doen, en 'k had nog al zoo'n hoofdpijn."

"Daar wisten we niets van, lieve Lette Kootje,"

kwam Nel benepen.

" En wat doet Dolf voor stouts?" onderzocht

1) Een mengelmoesje van hall rijpe vruchten met sterke saus.

F ritsje ijverig, die vond, dat iedereen een beurt moest hebben.

"Dolf? Die is nog de beste, als hij maar niet zoo driftig en opstuiverig was. Ik sta tusschenbeide op mijn beenen te beven, zoo als hij aan kan gaan.

Heb ik je pa soms niet beloofd, Dolf, je te ver- bieden je geld te vermorsen aan die smerige mortions (vuurwerk?) Je maakt iedereen aan 't schrikken met dat nare gepof, maar jij doet

"

maar ....

"

Is Dolf liever dan ik?" vroeg Fritsje, die dat:

"

Dolf lis nog de beste" niet verkroppen kon. Tante

Let je sloeg geen acht op hem, ze had nog meer grieven. "En, dat Nel die vieze kodoks (kikkers) onder mijn bed heeft gestopt, zoodat ik met mijn blooten voet op zoo'n griezelig beest hebt getrapt, dat is nog 't ergste van alles, en al heelleelijk

h "

van aar.

"

Nel en ik hebben 't samen verzonnen," ver-

telde Fritsje, "omdat tante Let je gezegd heeft, dat ze 't gekwaak zoo leuk vond. Maar weet je wat Nel nog meer heeft gedaan? Ze heeft Git je een pak gegeven, omdat hij naar de kooi van Tjiepie is opgesprongen, en als Git je 't weer doet, krijgt hij ongenadig van Fritsie."

"Gitje mag heelemaal niet in mijn kamer komen," riep tante ontsteld. ,,'k Heb 't zóó ver- boden. Wat zijn jullie toch vreeselijk stoute kin- deren! Je zult zien, mijn lieve Tjiepie wordt nog vermoord eer 'k wegga," en Let je begon haast te huilen.

"Nou maar, kleine Parkiet, daar pas jij dan

(22)

36

maar voor op, hoor," viel Dolf in. "Git je is jouw kat. Weet u wat we zullen doen, tante Let je? We zullen de kooi aan een touw ophijschen aan den haak in 't midden van uw kamer, dan kan er niemand bij."

"Behalve de kamprets" (vleermuizen), zei Nel wijs.

"Die lusten geen vogels.'

"En

Of."

viel Jan in, "ze zuigen ze uit."

"Dat heb je glad mis, kamprets eten geen vogels," hield Dolf vol.

,,"Ik Geloof toch wel, Dolf," weifelde tante Let je.

"N ou, dan gaan we eIken avond op de kampret-

jacht voor tante, als er soms een in de kamer verdwaald mocht zijn," bedisselde goedhartige Dolf. "En lach nou maar weer, oudje, U verklikt ons toch niet bij pa, zooals die drakige Klok altijd deed. Heeft u al 'bedacht voor mijn jaardag?"

vroeg hij in één adem. "Ik wel. 'k Wou Fré en Kees en Dirk en Anton en de twee Mullers den heelen dag op visite hebben; Lous mag ook komen, als ze wil, Nel. 's Avonds gaan we allemaal naar de bioscoop en U zorgt voor erg veel lekkers, hé tantetje? Zalig, dat 't net op een Zondag treft."

"Beware," riep tante Let je, "dat zal me wat worden met die woeste twee van Muller er bij.

'k Geloof, dat ik den heelen dag maar in bed blijf," en met een knipoogje naar Nel: "of wij gaan ergens op visite, hé kind? En we laten die wûlde jongens 'samen spelen."

"Ik niet, Lette Kootje, ik ga lekker woest mee doen en F ritsie ook."

• •

37

"Natuurlijk speelt iedereen mee, Tante Let je net zoo goed," besliste Dolf, en Poekie vulde aan:

"taitte moet den heelen dag allerlei lekkers peselteeren ...

Dat leek tante Let je een nog al gemakkelijk te vervullen rol. De jongens hadden wel kunnen ver- zinnen, dat ze paard of looper moest wezen, en hard draven, daar moest ze niets van hebben.

Daar was ze veel te dik voor.

(23)

VII.

,

HET TOURNEESPEL.

Tante Let je liet Dolf maar goeiïg begaan, de vrienden werden genoodigd, en verzocht om da- delijk na 't ontbijt present te zijn. Den ochtend van den feestdag was tante Let je al vroeg in de keuken bezig. Tidjem's moeder kwam ook helpen met 't dochtertje van djait (naaister). Kokki ver- telde, dat ze nog handen tekort kwam, zoo veel extra schotels als er vandaag moesten wezen.

't Zag er gezellig uit in de keuken, maar 't was er geducht warm, overal stonden steenen kom- foren, waarin houtskool vuurtjes glommen. 't Siste en sputterde in pannen en pannetjes, dat het een aard had.

Kromo hielp ook een handje met kippen en eenden plukken, maar W ongso had 't te druk, eerst met 't aanvegen der galerijen, en naderhand met opruimen en borden wasschen. Hij gebruikte daarbij geen zeep, maar nam een handvol zand, om vet en vuil af te wrijven. Daarna werden borden, kopjes, glazen enz. in een groote kuip afgewa·sschen, en op een rek te drogen gezet. De

lieve zon deed dit in m~nder dan geen tijd. Wong- so wreef ieder stuk zorgvuldig met een keuken- doek helder, en borg alles netjes in de kast.

Frist je trappelde van ongeduld, terwijl hij met N el en Lous op den uitkijk stond naar Dolf en Jan, die de vrienden tegemoet waren gegaan; hij vond 't dol om met al die groote jongens te spelen.

Verlegen was hij nooit, en hij kon 'bovendien altijd op Nel rekenen, als 't hem alleen te machtig werd.

Ze zouden een verrukkelijk spel spelen: het Touméespel, dat je alleen kon doen, als je met je velen was. Fré van Delden had 't hun geleerd.

Zijn vader, die controleur was, speelde het in werkelijkheid, en Fré kende het dus op zijn duimpje. Je kon er telkens wat nieuws bij ver- zinnen, dat was 't leuke er van.

Eindelijk! daar kwamen de acht jongens. Fritsje vloog hen tegemoet. Hij was al gekleed voor de rol, die hij te vervullen had. Een oude zwarte broek van vader was door de naaister zoo'n beetje naar F ritsjes postuur vermaakt, en op zij met gele biezen versierd. (Nel had voor dat doel tijden achtereen alle sigaren lint jes verzameld, die ze machtig kon worden.) Kromo had kleinen Njo den hoofddoek keurig om het hoofd geplooid, zoo- dat er geen snippertje van de bruine krullen te zien kwam, en dus was Fritsje uitgerust voor oppas ({Inlandsche oppasser). Natuurlijk liep hij, zooals 't een Inlander betaamt, op bloote voeten, die nu vliegensvlug de oprijlaan afrenden, Nel en Lous keken hem lachend na. Zij hadden van tante Let je sarongs geleend, die haar veel te ruim en

(24)

40

te lang waren, maar dat hinderde niets, 't was toch echt.

Nel stelde de vrouw van den Wedono (het Inlandsch Hoofd eener afdeeling) voor.

"Hoera," riep Fré reeds van verre, "ben jullie al verkleed? Leuk hoor! Parkietje is natuurlijk oppas? Zeg Dolf, jij mag controleur zijn, omdat je jarig bent. Dat vindt iedereen goed, hé? Aftellen wie Regent is, wie paa~den zijn en wie koetsier

I "

en ooper.

Da t ging dus eerlijk en naar behooren ,in zijn werk. Geurt en Henk Muller, F ré en Dirk begon- nen al dadelijk te brieschen en te trappelen. Jan, de koetsier, had handen vol werk, tot controleur Dolf en Regent Kees instapten. Als een aapje zoo vlug sprong oppas F ritsje achter op den (bokke)- wagen. (Sam, de bok, was gestorven, en kon dus niet als paard dienst doen.) Voort ging 't nu, het groote achtererf op, met Anton, als looper, naast 't vurig snuivend vierspan. Lax hinkte achteraan, hij had wat aan zijn poot, de stakker, en kon slecht meekomen. Lous en Nel zagen den stoet afrijden.

Nel vloog naar de keuken. "Tante Let je, kom toch gauw, en laat W ongso alles klaar zetten:

stroop, ijs en koekjes en .... "

"Wat dan toch? Waarvoor kind? Ik kan hier nog zoo moeilijk weg."

"Maar u weet immers, dat we 't tournéespel spelen 1" zei Nel verwijtend. "Straks komen de Regent en de Controleur, en die moeten netjes ontvangen worden. De paarden en de looper

,

41

lusten altijd vreeselijk veel koekjes, en de oppas van de controleur drinkt net zooveel glazen stroop met ijs, als hij krijgen kan." Daar kon tante Let je niet veel tegen inbrengen. Tante Let je waschte haar handen, streek haar kabaja glad, en ging bij de me,isjes zitten in afwachting van het hoog bezoek.

"Tante Let je, u weet toch wel, dat ik de vrouw van den Wedono ben?" vroeg Nel. ,,'t Kan Lous niet schelen, dus wat is u liever, de baboe of mijn oude neneh (oude moeder)?"

"Veel liever je neneh," verzekerde tante slim, want ze bedacht, dat ze dan niet hoefde te be- dienen en op den grond hurken als baboe. Daar was ze alweer veel te dik voor.

"Vind je 't goed, Lous? Dan ben jij baboe."

"Best hoor I Je zal eens zien, hoe keurig ik presenteeren kan," verzekerde Lous.

Nel en zij waren net klaar met al de toebereid- selen, toen 't vierspan vlak voor haar huis stil- hield.

Heel deftig daalde Mevrouw Wedono de treden af der voorgalerij, en ontving den Regent en Con- troleur met gepasten eerbied, door neer te hurken en een sembah te maken. (Een eerbiedsbetoon, dat de mindere den meerdere brengt, door 't hoofd te buigen, en de tegen elkaar gevouwen handen even op te heffen naar neus en voorhoofd).

"D moogt wel gaan zitten, Raden-Ajoe," sprak de Regent neerbuigend vriendelijk, nadat hij en de Controleur hadden plaats genomen. "D weet tenminste, hoe het behoort," vervolgde hij, en

(25)

keek even m,isnoegd naar neneh, die niet van haar stoel was opgestaan. 't Oudje trok zich echter niets aan van het bedekt verwijt, ze bleef even glunder kijken.

De paarden, de koop er, Jan de koetsier (die verbazend met zijn lange zweep had geslagen en geknald), vielen amechtig op de galeri}trappen neer, en tante Let je had meelij met den kleinen oppas. Die zag er overwarm uit, de zweetdruppels parelden op zijn neusje. Hij had onderweg telkens voor looper gespeeld, wanneer Anton 't niet alleen af kon, de paarden voortgejaagd, als de weg. erg steil was, en ze in vliegenden ren een poos lang bijg ehouden.

"Wat zie je er uit, m'n kleine Parkiet/' be- klaagde tante haar lieveling. "Drink maar gauw een lekker glas stroop, hartje."

Doch Fritsje, geheel in zijn rol, en zeer veront- waardigd: "Je mag geen "hartje" zeggen tegen den oppas van den Controleur. Pas op hoor, oude neneh, of ik laat je in de boei (gevangenis) stop- pen." 't Was om bang van te worden, zoo streng als oppas, met een gefronst voorhoofd, onder den hoofddoek uitkeek.

De deftige heeren van 't bestuur, de paarden, de looper en koetsier, mevrouw Wedono en baboe barstten allen in lachen uit, bij 't vreeselijk drei- gement, en tante Let je had veel moeite, om zich te bedwingen en 't aardig oppasje niet eens even lekker te knuffelen.

Maar al gauw hernam 't gezelschap ernst en waardigheid, zooals 't betaamde.

Iedereen werd gul onthaald, en de paarden richtten een vreeselijke slachting aan onder de koekjes, zooals Nel voorspeld had. Baboe Lous kroop op haar hurken rond bij 't koekjes presen- teeren, en dat ging best. De volle glazen limonade bood ze, recht op haar voeten staande, aan, want dat zou anders een groote morspartij zijn ge- worden.

Nel zat 'heel zedig op 't puntje van haar stoel, en wachtte tot 't woord tot haar werd gel'licht.

"Wel Raden-Ajoe, ik hoor, dat de Wedono ziek is," merkte de Controleur op, zich welwillend tot de gastvrouw wendend. "Dat spijt me zeer, ik had hem op tournée willen meenemen."

"Saja (ja) mijnheer de Controleur, mijn man ligt op sterven," vertelde mevrouw W edono, alsof dat maar zoo niets was. "Hij kan niet mee, en bovendien zijn de paarden kreupel. Ik moet u ook zeggen van mijn man, dat er geen duit geld is in de kas; het volk wil geen belasHng meer opbren- gen en is erg oproerig."

"Zoo, zoo, dat is kwaad nieuws, Raden-Ajoe.

Regent, daar moeten we dadelijk heen. Hoe heet die dessa (dorp)?"

Mevrouw We do no vroeg het aan den oppas, die moest alles weten. Oppas trok zijn voorhoofd in diepe rimpels. "Dessa Owiri." zei hij toen, "er woont daar slecht volk; toewan (heer) Controleur

d "

moet e wapens maar meenemen.

"Jullie -speelt 't heelemaal verkeerd." viel Fré, de controleurszoon, opeens in. "De oppas moet dat niet zeggen van die dessa, maar de Regent."

(26)

44

"Zoo, wat je zegt!" viel Nel uit. "Maar we spelen lekkertjes net als we willen j jouw suffe Regent mag zijn mond houden."

De Regent lachte geringschattend, maar Fré werd rood, en keek nijdig. Gelukkig, dat neneh, die goeie ziel, juist van pas tusschenbeide kwam.

Ze bracht 't weerspannig paard tot bedaren met een handvol zalig gepofte apenootjes, waaraan 't edele dier dadelijk begon te smullen, en ziender- oog kalmeerde.

De Controleur, hij droeg een breeden zilveren band (van papier) om zijn pet, ,dus iedereen kon dadelijk zien, wat hij was, keek op zijn horloge.

"Regent, wij moeten voortmaken. Oppas!"

Oppas vloog vooruit, hurkte neer voor zijn heer.

"Inspannen," beval deze, "en als de wind naar de dessa Owiri, om het weerspannig volk te straffen. "

"Ja, maar dat gaat toch zoo niet," beweerde F ré al weer, met veel wijsheid.

"Als jij een volgenden keer Controleur bent, doe je maar, zooals je wilt, ik doe 't nou zoo,"

riep Dolf driftig. En toen weer kalm en deft4g tegen de Raden-Ajoe: "Bedankt voor het onthaal, Raden-Ajoe j misschien kom ik met den Regent op den terugtocht weer bij u aanrijden, als wij er tenminste het leven afbrengen. Geef mij mijn sigaretten en mijn revolver, oppas."

De oppasser haalde een doos sigaretjes en een streng mortions uit zijn buikband te voorschijn, en bood ze eerbiedig aan. Toen hielp hij met 't inspannen van de weer uitgeruste paarden.

45

Mevrouw Wedono groette zeer onderdanig en nenen veel te familiaar, naar de meening van oppas, die scherp oplette, of ze soms weer met:

"dag hartje" zou aankomen, maar dat durfde ze toch niet.

Voort ging 't nu naar de oproerige dessa.

(27)

VIII.

STRIJD EN OVERWINNING.

In de buurt van het Vogelparadijs lag Dessa Owiri. Dit was, op het achtererf, een "groote vlakte", dicht bedekt met weelderige, laag bij den grond groeiende struiken. Tusschen de bladeren door speelde het zonnelicht "schampert jes" op den grond, maar ft bleef er koel en schemerig onder 't dichte lommer. Kippen, duiven en eenden kroelden er heerlijk in 't zand, 't was er vol groote en kleine kuilen, en altijd kon men er een heel troepje vogels vinden. Vandaar de naam: Het Vogelparadijs. Toen de kippenmama's vanuit de verte 't verbazend rumoer hoorden, en de stof~

wolken zagen, die de komst van het "Bestuur"

aankondigden, Wlisten ze niet, hoe gauw ze de kinderen om zich heen zouden verzamelen. Eenige families namen overhaast de vlucht (dat gaat makkelijk genoeg, als je geen huisraad hoeft mee te slepen).

Maar andere hielden zich schuil in 't diepst van het bosch, en zagen door 't groen, met luid klop- pende hartjes en bange kraaloogjes, hoe de ge- weldige stoet, onder een oorverdoovend lawaai

voorbij joeg. '

"Hier zit veel wild, toewan Controleur," merkte de koetsier op, terwijl hij nijdig met zijn zweep naar een brutalen haan sloeg, die aan den wegkant durfde blijven staan. Even hield hij de paarden in, doch er was geen sprake van, dat er nu aan jacht- vermaak kon worden gedacht. Vooruit maar weer, er viel geen tijd te verliezen.

Eindelijk kwam de dessa in ft zicht aan de uiterste grens van de afdeeling, achter den reus- achtigen waringboom.

De heeren stegen uit, en terwijl zij samen overlegden, brachten de koetsier en looper de paarden op een holletje weg. Bij den boom werden ze haastig afgetuigd, en toen gebeurden er ge- heimzinnige dingen achter den waringin, die met zijn omvangrijken stam onbescheiden blikken weerde. Even later stonden daar zes dappere mannen, allen met maskers voor, waarboven de hoofddoeken slordig waren heengevouwen. Iedere krijger droeg pijl en boog in de hand.

Kromo was een echte goeierd, hij had netjes gezorgd, dat de (I'Iieten) pijltjes, de maskers enz.

enz. onder aan den boom gereed lagen.

Geen kwaad vermoedend, stonden de Regent en Controleur ernstig te beraadslagen, terwijl kleine oppas met waakzaam oog rondspiedde. Hij wist, dat cr gevaar dreigde, en hield zijn kris (een houten pollepel) krampachtig omvat.

"Oppas," gelastte de Controleur, "roep het voll bijeen. Zeg, dat de "Companie" met hen wil

k "

spre en.

Na het gebruikelijke eerbiedsbewijs, sloop

(28)

48

oppas, zoo voorzichtig als een kat, in de richting der oproerige dessa. Ieder hoogtetje benutte hij, om zich achter te verschuilen, af en toe kroop hij op den buik verder, deed, voortschuifelend, tt gesis der slang, 't gebrul van den tijger na. (Net of dap- pere mannen zich daardoor van hun moorddadig voornemen zouden laten afbrengen.)

In 't gelid geschaard stonden ze gereed, wach- tend op den strijdkreet van hun voorganger, om er op los te gaan.

Oppas was nu vlak bij den waringin. Daar op- eens trof zijn loerenden blik iets zeer verdachts, en met den kreet: "Verraad, verraad", vloog hij overeind, en rende zoo vlug als zijn voeten hem konden dragen, naar zijn heer terug. 't Was al te laat. Met oogverblindende snelheid was de vijand opgerukt, en had zich op de argelooze "Companie"

geworpen.

W el vloog trouwe oppas te hulp, en sloeg er met zijn kris (pollepel) op los, dat het een aard had.

Helaas! wat kon de grootste dapperheid baten tegenover zulk een overmacht?

In minder dan geen tijd lagen Controleur, Regent en Oppas gekneveld aan den voet van den wa- ringin. Over hun lot zou nader worden beslist, en boosaardig fluisterde een der oproermakers den ander toe: ,,'k Zie 't heele Bestuur al aan dezen boom bengelen, dat zit ze niet glad, die leelijke geldafzetters. "

Nu verwijderde de vijand zich, om over tt lot der gevangenen nader te beraadslagen, een schild- wacht te hunner bewaking achterlatend.

.... Iedere krijger droeg een pijl en boog in de hand.

Canneh ... Ind.

"

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer de armbanden volledig droog zijn, kun je ze versieren met stiften en pennen, beplak ze met stickers en sierstenen. Versier ze vervolgens

tussenringen Ø 7 mm en Ø 8 mm zilver, karabijnsluiting zilver, nylon gecoat edelstaaldraad zilver, natuurlijke houten kralen..

De draad naar boven ver- der tot een spiraal vormen en een gele glasnugget met het lijmpistool vastlijmen. Gevlochten

drukknopen om vorm te geven, ring met drukknop, motiefpapier, sieradenlijm,!.

Als we tijdens deze meting geen goed signaal krijgen, kunnen we uw voet(en) even opwarmen. Na

Opgave 4 – Zelf doen, iets maken Kies één opdracht uit:.. • Plak op een groot stuk papier aan de ene kant de dingen die je weet over alcohol (bijvoorbeeld welke drankjes er

(ontwikkelingstaken van kinderen en extra taken na scheiding, gevolgen van een scheiding voor kinderen, boeken om te lezen); uitwisseling in de groep; informatie over wat

Een heleboel kinderen, ouders en grootouders trotseer- den regen en wind om met el- kaar te spelen, na te den- ken en vooral samen te ontdekken dat ieder- een zo mooi