• No results found

Mozaïekscan Weidevogels Rijn en Gouwe Wiericke 2019

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Mozaïekscan Weidevogels Rijn en Gouwe Wiericke 2019"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mozaïekscan Weidevogels Rijn en Gouwe Wiericke 2019

(eenderde van beheergebied)

Arjan van Duijvenboden in opdracht van agrarisch collectief Rijn en Gouwe Wiericke Katwijk, februari 2020

(2)

Inhoud

Inleiding...3

Methode veldwerk...3

Gegevensverwerking...3

Territoria in telgebied...5

Vogels per polder...6

Vogels op kaart...7

Conclusie...10

Hoe verder?...11

Bijlage 1: Nestgegevens...12

Bijlage 2: Alle territoria 2016 en 2019...13

Bijlage 3: Legenda kaarten ...17

Bijlage 4: Dichtheden weidevogelsoorten ...18

2

(3)

Inleiding

Sinds 2016 voert DNatuur in het werkgebied van agrarisch collectief voor natuur- en landschapsbeheer Rijn en Gouwe Wiericke (verder: RGW) beheermonitoring uit. Het doel hiervan is meervoudig:

– last minute beheeraanpassingen: tijdens de telling worden de gebiedscoordinatoren op de hoogte gehouden van de weidevogelsituatie in het broedseizoen. Indien gewenst en mogelijk kan het agrarisch beheer t.b.v. de weidevogels worden aangepast

– jaarlijks inzicht in de weidevogelstand – meerjarige trends in het gebied

Methode veldwerk

DNatuur voert jaarlijks een mozaïekscan uit in 1/3 van het beheergebied van RGW. Het telgebied van 2019 is gelijk aan dat van 2016 (afbeelding 1). Tellers waren Marleen van der Lee, Wim van de Coevering (Polder Bloemendaal) en Arjan van Duijvenboden. Hierbij wordt eind april 1 ronde uitgevoerd waarin vooral territoria op ongemaaid gras te zien zijn, en een ronde eind mei waarbij veel reguliere graslanden al zijn

gemaaid en het effect van weidevogelcontracten zichtbaar zijn.

De mozaïekscan is in feite een intensief uitgevoerde ronde 2 en

4 van BMP-W (gangbare inventarisatiemethode, ontwikkeld door Sovon). Intensief, omdat -in tegenstelling tot BMP-W- de percelen worden betreden en ook alarmerende gruttogezinnen worden geteld. In 2019 zijn ook perceelsdata genoteerd, te weten grashoogte, doorloopbaarheid en kruidenrijkdom (deze gegevens zullen in een later stadium worden verwerkt). Voor de veldnotatie en beperkte gegevensverwerking is gebruik

gemaakt van de website boerenlandvogels.nl. Resultaat van het veldonderzoek bestaat uit aantallen, maar ook uit geografsche data, die door DNatuur verwerkt worden tot kaarten.

Gegevensverwerking

In deze rapportage zal eerst een gebiedsanalyse plaatsvinden op het gebied van aantallen vogels, maar ook van de locatie van de territoria.In een werkbijeenkomst met gebiedscoordinatoren zijn de verschillende telgebieden mondeling behandeld, om zo het beheer eventueel aan te kunnen passen. Omdat DNatuur sinds 2016 steeds 1/3 van het gebied inventariseert, is het in 2019 mogelijk de data te vergelijken met 2016. Dit gebeurt dan ook regelmatig in dit rapport.

(4)

4 Illustratie 1: Telgebieden

2016 en 2019 (rood), gekleurde vlakken:

beheerpercelen RGW

(5)

Territoria in telgebied

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gegevens voor het hele in 2016 en 2019 getelde gebied. Als we kijken naar de totale aantallen getelde vogels (tabel 1) valt op dat in 2019 het totaal aantal getelde territoria vrijwel gelijk is, maar dat een aantal soorten aanzienlijk verschillen in aantal.

Zo zien we bij de grutto een toename van 25 %, maar bij kievit een afname van 35 %. Opvallend is de afname van de aantallen zomer- en wintertalingen, maar vooral de afname van het aantal territoria veldleeuwerik (-92%) is erg zorgelijk.

Met de bergeend en de krakeend gaat het goed in het geïnventariseerde gebied.

Uit de door vrijwilligers verzamelde nestgegevens blijkt dat het aantal gevonden nesten iets is gestegen, maar dat deze toename niet zozeer bij grutto lag (bijlage 1). De reden hiervoor is dat de nestgegevens minder compleet zijn als de mozaïekscan: het gaat bij nestbescherming immers alleen om nesten die ook bescherming nodig hebben. Bovendien worden bij nestbescherming niet de gruttogezinnen geteld.

Tabel 1: aantallen van alle

waarnemingen 2016 en 2019, met toe- of afname, inclusief Polder

Bloemendaal

2016 2019 toe/afname soort territoria territoria

Grutto 240 300 25%

Kievit 366 239 -35%

Tureluur 163 152 -7%

Scholekster 155 149 -4%

Zomertaling 5 1 -80%

Wintertaling 10 4 -60%

Veldleeuwerik 12 1 -92%

Bergeend 43 56 30%

Kuifeend 43 33 -23%

Krakeend 45 61 36%

Slobeend 50 50 0%

totaal 1073 1064 -1%

(6)

Vogels per polder

Het is interessant om telgebieden/polders onderling te vergelijken. Zo ontstaat een beeld van de gebieden die al heel goed 'scoren' en de gebieden waar iets ontbreekt voor

weidevogels.

Om gebieden onderling te kunnen vergelijken, gebruikt men vaak de eenheid “territoria per 100Ha”.Hierbij wordt dus het aantal territoria van een soort omgerekend naar een standaard oppervlakte. In dit rapport is dit gedaan voor de 'big 4': grutto, tureluur, kievit en scholekster, die in 2019 bijna 80 % van alle territoria vormden (tabel 1). In bijlage 4 zijn de dichtheden per

soort in de verschillende gebieden te zien, welke in afbeelding 2 zijn

samengevoegd. Deze tabel geeft niet alleen weer waar de grootste dichtheid vogels te vinden is, maar ook de

aantalsontwikkeling tussen 2016 en 2019 is goed zichtbaar (let op: het betreft hier een momentopname, niet per se een trend). Verder was

technisch het nog niet mogelijk de gebieden Bloemendaal, Meije 1 en 2 mee te nemen in deze lijst. Dit gebeurt in 2021, als alle gebieden kunnen worden vergeleken.

Illustratie 2: Dichtheid van weidevogels in territoria per 100 Ha, gebieden zijn van lage dichtheid (boven) 6 naar hoge dichtheid (onder) gerangschikt, waarbij ook een gemiddelde dichtheid voor alle genoemde gebieden ('Totaal') is gegeven

(7)

Vogels op kaart

Door de territoria geografsch te noteren, kan het

functioneren van een gebied als leefgebied voor weidevogels worden geëvalueerd: op welke plaats waren de meeste vogels aanwezig. Tijdens het seizoen worden de 'stippenkaarten' dan ook gebruikt om het beheer aan te passen.

Voor alle telgebieden samen levert dit een kaart zoals

afbeelding 3 op, ongeveer 1000 stippen, vaak op kluitjes. Het is dat ook handiger om deze kaart op te delen in telgebieden, dit gebeurt in een overleg met gebiedscoordinatoren.

Voor een algemeen beeld is het handiger om gebruik te maken van heatmaps met daarop hotspots: kaarten die een intensere kleur kennen naarmate de territoria dichter bij elkaar lagen:

hotspots. Dit zijn de plaatsen waar de vogels zich op een bepaald moment in het seizoen het meest thuis voelden. De hotspots en directe omgeving zijn dan ook de plaatsen waar het beheer zo optimaal mogelijk moet zijn om de vogelstand te behouden of te laten toenemen.

Om de hotspots van april en mei 2016 en 2019 goed te kunnen vergelijken, zijn deze op een pagina geplaatst.

Illustratie 3: Alle territoria van telronde 1, april 2019.

Illustratie 4: Volgende pagina: een vergelijking van de hotspots in april (R1) en mei (R2) in 2016 en 2019.

(8)

8

(9)

In de kaartvergelijking op de vorige pagina vallen een aantal zaken op:

– in een aantal polders is in 2019 R1 een duidelijke hotspot te zien, waar deze in 2016 R1 nog niet aanwezig was. Vaak betreft het hier recent gerealiseerde plas-draspercelen, maar ook andere optimalisaties van beheer, zoals late maaidata, voorbeweiden, andere bemesting

– in sommige polders, vooral in het zuidoosten en noorden van het gebied, veranderen rode hotspots uit 2016 R1 in valere, oranje vlekjes in 2019 R1. Het gaat daar niet goed met de vogelstand en zonder extra optimalisatie is verdere terugloop waarschijnlijk

– In mei, R2, is te zien dat de groene hotspots in 2019 vaak groter en groener zijn dan in 2016. Dat betekent dat er meer vogels aanwezig zijn aan het einde van het broedseizoen en dat het broedsucces in 2019 hoger zal zijn dan in 2016. Dit is

waarschijnlijk te danken aan optimalisatie van het beheer, in de vorm van de juiste beheerpakketten op de juiste plaats.

(10)

Conclusie

Hoewel dit rapport slechts een deelrapport is (1/3 van het gebied van RGW gemonitord, is het wel de eerste maal dat DNatuur een deel van het gebied op dezelfde wijze heeft geïnventariseerd en dat maakt vergelijken mogelijk. Het gaat natuurlijk niet om trends of gebiedsdekkende conclusies.

Het lijkt er op dat de beheer-optimalisatie die de laatste jaren plaatsvindt zijn vruchten afwerpt. Door goede situering van Last-Minute beheer (dus afspraken tijdens het broedseizoen) en door jaarlijkse en blijvende aanpassingen in het beheer lijkt vooral de grutto in aantal toe te nemen. Mogelijk heeft vooral het minder bemesten van rustgebieden en het vormen van greppel-plas dras in april/mei hier een gunstige uitwerking.

De kievit neemt echter snel in aantal af. Deze soort heeft vooral veel aan kort gras in het vroege voorjaar, of zelfs kaal (mais) land. Er zijn een aantal redenen te bedenken voor de afname van deze soort, bijvoorbeeld de kwetsbaarheid van deze soort voor eierrovers, maar ook de afname van insecten in boerenland kan een rol spelen. Ook de jacht in mediterrane landen kan een rol spelen. In feite weten we het niet en het zal een combinatie van factoren zijn.

Wel ervaart DNatuur dat in verschillende weidevogelreservaten een plas-dras van het vroege voorjaar tot in mei, gecombineerd met weinig bemesting, vaak leidt tot een finke stijging (bv van 10 naar 35 broedparen in 3 jaar) van het aantal kieviten. Helaas wordt de combinatie plas-dras met weinig mest vaak als

moeilijk inpasbaar beleefd door agrariërs.

De achteruitgang van gevoelige soorten zoals zomertaling en veldleeuwerik is zorgelijk. Het gaat om zeer lage dichtheden en dat maakt de populatie zeer kwetsbaar. Bovendien worden van deze soorten zelden nesten gevonden, waardoor de vogels 'toevallig' in rustgebieden moeten broeden wil het broedsel niet verloren gaan door bewerking. Daarnaast is de van kaal en stuctuurrijk land houdende veldleeuwerik slachtoffer van

effciënter landgebruik door de jaren heen. Een perceel hoeft maar een maal worden opgeknapt (voor landbouw) en is daarna voor vele jaren ongeschikt voor de veldleeuwerik.

10

(11)

Hoe verder?

Het is duidelijk en heel mooi dat de gruttostand voor het eerst in vele jaren lijkt te verbeteren. Dit is waar de vele boeren vrijwilligers en weidevogelprofessionals zich voor hebben ingezet. In de komende jaren moet blijken of de opwaartse trend bestendig is.

Helaas gaan veel andere boerenlandvogels nog erg achteruit in het gebied (eigenlijk: in het nu getelde 1/3 van het gebied) van RGW. Opvallend is de achteruitgang van kieviten en

veldleeuweriken. Deze soorten profteren door een andere levenswijze veel minder van beheermaatregelen zoals (last minute) uitgesteld maaien en andere maatregelen later in het broedseizoen. Door de belangstelling van de grutto is ook in het beleid van de afgelopen 20 jaar vooral gestuurd op deze maatregelen die met name de overlevingskans van jonge grutto's bevorderen. Absoluut belangrijk, maar zonder de andere weidevogels zal ook de grutto niet behouden blijven in het gebied.

Het is daarom belangrijk als het weidevogelbeheer van RGW zich meer gaat richten op het vroege voorjaar, zonder natuurlijk de overleving van de gruttojongen in mei/juni uit het oog te verliezen. Denk daarbij aan:

– meer vroeg plas-dras gebied: dit zorgt voor kaal land met oevers waar kieviten en jongen veel voedsel en rust vinden – bewust minder bemesten en vaste mest gebruiken op percelen waar kieviten en veldleeuweriken broeden (of in een recent verleden broedden)

– winterbegrazing of beweiding in het vroege voorjaar, waardoor sommige percelen aantrekkelijker zijn voor kieviten Daarnaast is het verstandig te onderzoeken of predatie van nesten en jongen een rol speelt bij de achteruitgang van de kievit.

Deze maatregelen passen in de gebruikte hotspotmethode:

beheer aanpassen aan de locatie van de vogels en polderbreed praten en denken over weidevogelbeheer. Hierover is meer te vinden in eerdere jaarrapportages en op dnatuur.nl .

In gesprekken met gebiedscoordinatoren zullen deze en verdere mogelijke maatregelen ter sprake komen.

(12)

Bijlage 1: nestgegevens

12

(13)

Bijlage 2: Alle territoria 2016 en 2019

kaart: Alle territoria r1 2016

(14)

Alle territoria R2 2016

14

(15)

Alle territoria r1 2019

(16)

alle territoria r2 2019

16

(17)

Bijlage 3: legenda kaarten

(18)

Bijlage 4: dichtheden weidevogelsoorten

Big 4 (grutto, kievit, scholekster, tureluur) per polder

18

(19)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De commissie verwacht uw rapportage 26 juni 2020 in plaats van eind augustus zodat de commissie voldoende tijd heeft om de verdieping te laten plaatsvinden ter voorbereiding op

Ook voor Grauwe Pijlstormvogel Ardenna grisea was het een zwak najaar, slechts op drie data werd de soort in kleine aantallen waargenomen.. Het hoogste dagaantal bedroeg 3

€ 72.700,00 Aanpassingen materieel voor gladheidbestrijding Omdat de aanbesteding eerst in 2019 zal plaatsvinden wordt een incidenteel budget voor voor diverse aanpassingen

Deze beheervisie schetst de ontwikkeling die Zuidelijke Uiterwaarden van de Neder- Rijn In Arnhem sinds 1990 door water en procesnatuur hebben ondergaan en hoe we het gebied

Als een gebied eenmaal kwalificeert voor aanwijzing op grond van de aantallen van één of meer van deze soorten, wordt bij de begrenzing van de SBZ echter ook rekening gehouden

Hierin zijn alle mogelijke risico’s die zich binnen een locatie voor buitenschoolse opvang op het gebied van veiligheid en gezondheid zouden kunnen voordoen opgenomen en dus

Indien blijkt dat de betreffende stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio kan plaatsvinden moet tot slot worden gezocht naar een