• No results found

EINDTERMEN KENNIS VAN DE STAATSINRICHTING EN MAATSCHAPPIJ & TAALVAARDIGHEID PAPIAMENTU EN NEDERLANDS NATURALISATIETOETS CURAÇAO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EINDTERMEN KENNIS VAN DE STAATSINRICHTING EN MAATSCHAPPIJ & TAALVAARDIGHEID PAPIAMENTU EN NEDERLANDS NATURALISATIETOETS CURAÇAO"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EINDTERMEN

KENNIS VAN DE STAATSINRICHTING EN MAATSCHAPPIJ & TAALVAARDIGHEID PAPIAMENTU EN NEDERLANDS

NATURALISATIETOETS CURAÇAO

(2)

Titel: Eindtermen Kennis van de Staatsinrichting en Maatschappij en Taalvaardigheid Papiamentu en Nederlands voor de Naturalisatietoets Curaçao

Versie: Herziene versie Curaçao door het Expertisecentrum voor Toetsen & Examens Publicatie: Expertisecentrum voor Toetsen & Examens, Curaçao (ETE), september 2011

ETE

Schouwburgweg 26, APC-complex

Curaçao

T: centrale: +5999-434-3700 T: afdeling: +5999-434-3761 E: naturalisashon@ete.cw

(3)

Inhoud

1. Inleiding ……… pg. 4

2. Eindtermen Deel I: Kennis van de Staatsinrichting en Maatschappij … pg. 5

2.1 Inhoudsgebieden ………. pg. 5

2.2 Uitwerking eindtermen ………. pg. 7

3. Eindtermen Deel II: Taalvaardigheid Papiamentu ……….……… pg. 12

4. Deel III: Taalvaardigheid Nederlands ……… pg. 16

(4)

1. Inleiding

Dit document bevat de bijgestelde eindtermen Kennis van de Staatsinrichting en Maatschappij en Taalvaardigheid Papiamentu en Taalvaardigheid Nederlands voor de naturalisatietoets voor Curaçao.

De bijstellingen hebben betrekking op het bijstellen van de eindtermen na de verandering van de staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen op 10-10-10. De eindtermen moeten nu alleen gelden voor de naturalisatietoets voor het land Curaçao.

Er zijn drie eindtermenprogramma’s:

Deel I : Kennis van de Staatsinrichting en Maatschappij Deel II : Taalvaardigheid Papiamentu:

I

Lezen II Luisteren III Schrijven IV Spreken

Deel III : Taalvaardigheid Nederlands:

I

Lezen II Luisteren III Schrijven IV Spreken

Deel I wordt voor alle kandidaten in het Papiamentu afgenomen.

Alle kandidaten moeten de examens van Deel I en Deel II en Deel III afleggen.

De resultaten van Deel I, II en Deel III zijn niet afhankelijk van elkaar.

De examens van Deel I en Deel II worden op Curaçao geproduceerd. Dit zijn in principe

‘papieren’ examens. Deel III komt uit Nederland en wordt digitaal afgenomen.

Het materiaal voor Luistervaardigheid, Schrijfvaardigheid, Leesvaardigheid en Spreekvaardigheid moet door de kandidaten via de computer gelezen en beluisterd worden. Ook moeten de opgaven door de kandidaten op de computer gemaakt worden.

De eindtermen beschrijven wat de kandidaat moet kunnen en welke kennis noodzakelijk is, om voor de Naturalisatietoets te slagen.

De Naturalisatie-examens toetsen het niveau A2 van het Europees Raamwerk, dat als volgt in het Raamwerk NT2 is omschreven:

Kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn. (bijvoorbeeld basisinformatie over zichzelf en zijn/haar familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke,

eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.

Het beheersingsniveau wordt getoetst met behulp van een examen Kennis van de

Staatsinrichting en Maatschappij, een examen Taalvaardigheid Papiamentu en een examen Taalvaardigheid Nederlands.

De informatie wordt zo praktisch en concreet mogelijk in de examens aangeboden.

(5)

2. Eindtermen Deel I:

Kennis van de Staatsinrichting en Maatschappij

2.1 De zes noodzakelijke inhoudsgebieden zijn:

I Kennismaking met Curaçao

a. Hoe ziet Curaçao eruit: grootte, aantal inwoners, seizoenen.

b. Curaçao als democratie: onze grondwet, regering, verkiezingen en media.

c. De sociale zekerheid: soorten verzekeringen en uitkeringen, rechten en plichten.

d. Curaçao als multi-culturele samenleving: welke groepen wonen er, integratie, cultuur en communicatie.

e. Het milieu: belang van milieu, energie en energiebescherming.

f. De geografie en de historie van Curaçao.

II Wonen en Transport

a. Manieren van leven.

b. Water, energie, belastingen en verzekeringen.

c. Geldzaken.

d. Middelen van transport.

e. Belangrijke verkeersregels.

f. Rechten en plichten op Curaçao.

III Opvoeding en Onderwijs

a. Het onderwijs van Curaçao.

b. Op zoek naar een opleiding.

c. Regelingen voor het volgen van voortgezet onderwijs.

d. Beroepen en beroepsonderwijs.

e. Studiekosten en studiefinanciering.

f. Opvattingen omtrent opvoeding en vorming van kinderen.

g. Invulling van vrije tijd.

(6)

IV Werken en Vrije Tijd

a. Wat kun je en wat wil je?

b. Op zoek naar een baan.

c. Het salaris: bruto en netto inkomen.

d. Omgaan met je vrije tijd.

e. Rechten van de consument.

f. Sociaal-culturele activiteiten.

g. Rechten en plichten van de belastingplichtige.

V Gezondheid

a. De gezondheidszorg op Curaçao.

b. Gezond leven: eten, bewegen, gezonde omgeving.

c. Ziektekosten en ziektekostenverzekering.

d. Drugs- en alcoholverslaving.

VI Staatsinrichting

a. De verschillende bestuurslagen.

b. Stemrecht.

c. De staatkundige structuur.

d. Het meerpartijenstelsel.

(7)

2.2 Uitwerking Eindtermen bij de zes noodzakelijke inhoudsgebieden van Kennis van de Staatsinrichting en Maatschappij.

I Eindtermen bij Kennismaking met Curaçao

1. Kandidaat kent in grote lijnen de geografie van Curaçao.

2. Kandidaat weet wat de vrijheid van meningsuiting is en kent de verschillende media.

3. Kandidaat weet hoe hij/zij informatie kan krijgen over voorzieningen op het gebied van de sociale zekerheid.

4. Kandidaat weet hoe en waar hij zich moet inschrijven en weet waarom dat nodig is.

5. Kandidaat kent de basisomgangsregels voor contacten met anderen in het openbare leven en kan de regels toepassen.

6. Kandidaat weet hoe op correcte wijze contact te maken met officiële instellingen.

7. Kandidaat kent een aantal belangrijke gewoonten en gebruiken op Curaçao.

8. Kandidaat weet in grote lijnen hoe de bevolking van Curaçao is samengesteld en welke kenmerken de verschillende groepen hebben.

9. Kandidaat kent het belang van een schoon milieu en de maatregelen die de overheid neemt om milieuvervuiling tegen te gaan en om zuinig om te gaan met energie.

10. Kandidaat weet waar hij terecht kan om informatie over zijn status in te winnen.

11. Kandidaat weet waar hij meer informatie kan inwinnen over de voor hem geldende mogelijkheden en beperkingen.

12. Kandidaat weet wat de voor- en nadelen van naturalisatie zijn.

13. Kandidaat weet dat er een identificatieplicht is en welke identiteitsbewijzen geldig zijn.

14. Kandidaat weet wie er wanneer naar zijn identiteitsbewijs mogen vragen.

15. Kandidaat weet voor welke diensten en waar hij terecht kan voor vragen bij de verschillende overheidsinstanties.

16. Kandidaat is op de hoogte hoe juridische hulp te zoeken bij problemen en conflicten.

17. Kandidaat weet wanneer en waar hij een beroep kan doen op politie en aanverwante beroepen.

18. Kandidaat is in grote lijnen op de hoogte van de geografie en de historie van Curaçao.

19. Kandidaat is op de hoogte van de belangrijkste middelen van bestaan van Curaçao.

(8)

20. Kandidaat kent de feest- en gedenkdagen en is op de hoogte van de daaraan verbonden gebruiken.

21. Kandidaat is op de hoogte van een aantal gewoonten en gebruiken van de Curaçaose bevolking.

22. Kandidaat is op de hoogte van de belangrijkste bezienswaardigheden van Curaçao.

II Eindtermen bij Wonen en Transport

1. Kandidaat weet hoe zich op Curaçao te laten inschrijven en wijzigingen door te geven.

2. Kandidaat weet hoe zich op de juiste manier te identificeren; hij weet wat dat inhoudt en wie er wanneer naar mag vragen.

3. Kandidaat kent de verschillende manieren van wonen.

4. Kandidaat weet hoe hij een huis kan huren en welke rechten en plichten hij als huurder heeft.

5. Kandidaat weet hoe en waar aansluiting van gas, water, licht en telefoon geregeld moeten worden.

6. Kandidaat weet hoe de vuilophaaldienst op Curaçao geregeld is en kent de regels en sancties hierbij.

7. Kandidaat weet hoe verzekeringen af te sluiten die relevant voor wonen zijn.

8. Kandidaat kent de heffingen en belastingen op Curaçao.

9. Kandidaat kan met papier- en muntgeld en/of cheque betalen. Hij kan een rekening openen en geld uit de muur halen.

10. Kandidaat kan postzaken afhandelen.

11. Kandidaat kan gebruik maken van het openbaar vervoer.

12. Kandidaat kent de belangrijkste verkeersregels en kan zonder onnodige risico’s te lopen deelnemen aan het verkeer als voetganger.

13. Kandidaat weet hoe en waar hij zijn rijbewijs kan halen.

14. Kandidaat is in staat om op verantwoorde wijze gebruik te maken van een vervoermiddel.

15.

Kandidaat weet dat hij aan een aantal verplichtingen moet voldoen om gebruik te mogen maken van een vervoermiddel en weet welke dat zijn.

(9)

III Eindtermen bij Opvoeding en Onderwijs

1. Kandidaat kent in grote lijnen de onderwijssoorten op Curaçao.

2. Kandidaat is op de hoogte van de gangbare opvattingen over het opvoeden van kinderen en de rol van ouders.

3. Kandidaat weet hoe (eventueel) voor kind en kinderen gebruik te maken van kinderopvang.

4. Kandidaat weet hoe (eventueel) kind of kinderen deel te laten nemen aan het funderend onderwijs en weet welke typen onderwijs na het funderend onderwijs volgen.

5. Kandidaat weet waar kinderen terecht kunnen voor sociaal-culturele en recreatieve activiteiten.

6. Kandidaat heeft een beeld van de beroepenwereld en wat het werk bij verschillende beroepen inhoudt.

7. Kandidaat weet wat voor opleiding nodig is voor verschillende beroepen.

8. Kandidaat weet wat de kosten zijn van het onderwijs.

9. Kandidaat weet dat er een stichting is voor studiefinanciering.

10. Kandidaat weet vanaf welke leeftijd kinderen leerplichtig zijn.

11. Kandidaat weet hoe en waar hij zichzelf en/of anderen kan inschrijven op een school.

12. Kandidaat weet waar hij terecht kan om in het buitenland behaalde diploma’s voor geldigheid op Curaçao te laten waarderen.

13. Kandidaat kent de mogelijkheden van de Openbare Bibliotheek.

IV Eindtermen bij Werken en Vrije Tijd

1. Kandidaat kan aangeven welke baan hij leuk vindt en waarom.

2. Kandidaat weet via welke kanalen werk gezocht kan worden.

3. Kandidaat weet hoe hij een sollicitatiebrief moet schrijven.

4. Kandidaat weet hoe hij een sollicitatiegesprek moet voeren.

5. Kandidaat weet wat een arbeidsoverkomst is en welke rechten en plichten daaraan verbonden zijn.

(10)

6. Kandidaat weet uit welke onderdelen een salarisslip bestaat.

7. Kandidaat is op de hoogte van de belastingen op Curaçao en weet wat zijn rechten en plichten als belastingplichtige zijn.

8. Kandidaat weet hoe invulling te geven aan zijn vrije tijd.

9. Kandidaat is op de hoogte hoe deel te nemen aan sociaal-culturele activiteiten.

10. Kandidaat weet wat zijn rechten en plichten als consument zijn en weet dit ook uit te oefenen.

V Eindtermen bij Gezondheid

1. Kandidaat weet dat gebitscontrole van belang is en kan de tandarts raadplegen.

2. Kandidaat weet hoe in (medische) noodgevallen de noodzakelijke instanties in te schakelen.

3. Kandidaat is op de hoogte van voorzieningen voor zwangerschap, kraamzorg, consultatiebureau en gezinszorg.

4. Kandidaat weet hoe hij zich tegen ziektekosten verzekert, indien niet verplicht verzekerd.

5. Kandidaat weet wat een apotheek (botika) is en wat er daar allemaal te verkrijgen is.

6. Kandidaat kan aangeven hoe en waarom een mens gezond leeft.

7. Kandidaat kent in grote lijnen de weg in de gezondheidszorg op Curaçao.

8. Kandidaat weet hoe in geval van gezondheidsklachten een arts te raadplegen.

9. Kandidaat is op de hoogte hoe zich tegen ziektekosten te verzekeren en weet waarom dit noodzakelijk is.

10. Kandidaat is op de hoogte hoe op verantwoordelijke wijze om te gaan met medicijnen.

11. Kandidaat is op de hoogte hoe in geval van zwangerschap gebruik te maken van de beschikbare voorzieningen.

12. Kandidaat is op de hoogte hoe gebruik te maken van voorzieningen in de jeugdgezondheidszorg.

13. Kandidaat weet welke diensten het consultatiebureau biedt en voor welke leeftijdsgroep die zijn bedoeld.

14. Kandidaat is op de hoogte hoe informatie te krijgen over de voorkoming van sexueel overdraagbare aandoeningen (SOA).

15.

Kandidaat weet wat kinderopvang betekent en waar dat mogelijk is.

(11)

VI Eindtermen bij Staatsinrichting

1. Kandidaat weet hoe Curaçao bestuurd worden.

2. Kandidaat weet wie en welke groepen een belangrijke rol spelen in het dagelijkse politiek verkeer.

3. Kandidaat weet welke verkiezingen er zijn.

4. Kandidaat weet hoe in grote lijnen de stemprocedure in zijn werk gaat.

5. Kandidaat weet dat Curaçao deel uitmaakt van het Koninkrijk der Nederlanden.

6. Kandidaat weet welke landen/eilanden deel uitmaken van het Koninkrijk.

7. Kandidaat weet dat de rechten van de bevolking in de grondwet zijn vastgelegd.

8. Kandidaat weet dat er stemrecht is en welke mensen er recht op hebben.

9. Kandidaat weet dat er een meerpartijenstelsel is en waar en langs welke media informatie te krijgen is over de ideeën en beginselen van de verschillende partijen.

10. Kandidaat weet iets over de staatkundige structuur van de eilanden van het Koninkrijk.

(12)

3. Eindtermen Deel II:

Taalvaardigheid Papiamentu

I LEZEN

Eindtermen

1. Kandidaat moet intensief (begrijpend) en extensief (globaal en zoekend) kunnen lezen.

2. Kandidaat kan woorden en tekstdelen herkennen en begrijpen, en verbanden leggen tussen woorden en tekstdelen.

3. Kandidaat herkent en begrijpt de essentie van een tekst.

4. Kandidaat kan termen, begrippen, namen, getallen in authentieke teksten en brieven snel opzoeken.

Tekstsoorten

- Informatieve teksten - Instructieve teksten - Persuasieve teksten - Geformaliseerde teksten

Enkele voorbeelden:

- Standaardbrieven en circulaires voor b.v. schoolreisjes, ouderavonden.

- Instructies b.v. in een telefooncel of een automaat voor frisdrank e.d.

- Berichten, aankondigingen en advertenties in kranten.

Onderwerpen

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in het dagelijks leven in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat op school in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in zijn beroep in aanraking kan komen.

(13)

II LUISTEREN

Eindtermen

1. Kandidaat kan globaal begrijpen wat er in het luisterfragment wordt gezegd.

2. Kandidaat kan gericht specifieke informatie uit het luisterfragment selecteren.

3. Kandidaat kan de waarschijnlijke boodschap van een inhoud voorspellen.

4. Kandidaat begrijpt luisterfragmenten in zowel face-to-face als niet- face-to-face situaties.

5. Kandidaat begrijpt een eenvoudige beschrijving, aangeboden hulp, een klacht, een verontschuldiging en een waarschuwing.

6. Kandidaat kan informatie, advies en/of uitleg begrijpen.

Tekstsoorten

- Informatieve teksten - Persuasieve teksten - Directieve teksten

Enkele voorbeelden:

- Aankondigingen van radio en t.v. programma’s.

- Aanwijzingen van b.v. verkeerspolitie.

- Afspraken, reclameboodschappen in een supermarkt.

- Telefonische inlichtingendienst waar men een bandje te horen krijgt.

- Weerbericht.

Onderwerpen

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in het alledaagse leven in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat op school in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in zijn beroep in aanraking kan komen.

(14)

III SCHRIJVEN

Eindtermen

1. Kandidaat beschikt over schriftelijke taalmiddelen om zich in schoolse situaties, in situaties in de directe omgeving en in beroepssituaties uit te drukken.

2. Kandidaat kan informatie geven en vragen.

3. Kandidaat kan voorwerpen, personen, handelingen en situaties beschrijven.

4. Kandidaat kan formulieren invullen en kan eenvoudige brieven schrijven.

5. Kandidaat kan simpele, mondeling aangeboden woorden correct schrijven.

6. Kandidaat kan opzettelijk verkeerd geschreven woorden in zinnen herkennen en verbeteren.

Tekstsoorten

- Losse (aanvul)zinnen - Korte, eenvoudige teksten - Korte, eenvoudige brieven - Formulieren

Onderwerpen

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in het alledaagse leven in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat op school in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in zijn beroep in aanraking kan komen.

(15)

IV SPREKEN

Eindtermen

1. Kandidaat beschikt over de mondelinge taalmiddelen om zich in alledaagse, schoolse en beroepssituaties uit te drukken.

2. Kandidaat kan advies geven en vragen.

3. Kandidaat kan een gebeurtenis of afbeelding beschrijven.

4. Kandidaat kan zich verontschuldigen.

5. Kandidaat kan verzoeken, klagen en verschillen aangeven.

6. Kandidaat kan beoordelen.

7. Kandidaat kan parafraseren.

8. Kandidaat kent de aanspreekvormen.

9. Kandidaat kan zijn naam zeggen, vertellen wie hij wil spreken, zeggen waarover hij belt, zeggen dat hij terugbelt en kan afscheid nemen.

10. Kandidaat kan korte, eenvoudige telefoongesprekken houden.

11. Kandidaat kan vragen om iets te spellen.

Enkele voorbeelden:

- Vragen om de betekenis van een onbekend woord of begrip.

- Afspraken maken of verzetten.

- Vragen om inlichtingen.

- Zichzelf of iemand anders voorstellen.

- Excuses aanbieden, feliciteren, de weg vragen, iets ruilen in een winkel.

- Prijzen, goedkeuren, afkeuren.

- Instructies geven.

Onderwerpen

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in het alledaagse leven in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat op school in aanraking kan komen.

- Onderwerpen waarmee de kandidaat in zijn beroep in aanraking kan komen.

(16)

4. Eindtermen Deel III:

Taalvaardigheid Nederlands

Subvaardigheden en Descriptoren Luisteren

1. Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan

Kan gewoonlijk het onderwerp bepalen in gesprekken om hem/haar heen, wanneer er langzaam en duidelijk gesproken wordt.

2. Luisteren naar aankondigingen en instructies

Kan de hoofdzaken begrijpen in korte, heldere en eenvoudige boodschappen en aankondigingen.

Kan eenvoudige aanwijzingen begrijpen.

3. Luisteren naar TV, video- en geluidsopnames

Kan hoofdpunten van korte en duidelijke berichten op radio en tv begrijpen als onderwerp en context bekend zijn en wanneer er langzaam en duidelijk wordt gesproken.

Subvaardigheden en Descriptoren Lezen Correspondentie lezen

Kan korte, eenvoudige brieven, faxen en emails over vertrouwde onderwerpen begrijpen.

2. Oriënterend lezen

Kan specifieke, voorspelbare informatie vinden in eenvoudig alledaags materiaal zoals advertenties, prospectussen, menu's, referentielijsten en roosters.

Kan specifieke informatie in lijsten vinden en de benodigde informatie daaruit halen (bijvoorbeeld het gebruik van de Gouden Gids om bepaalde diensten of goederen te vinden).

Kan alledaagse borden en mededelingen begrijpen: in openbare ruimtes zoals op straat, in restaurants, treinstations, en werkplaatsen, die bijvoorbeeld instructies of waarschuwingen voor gevaar betreffen.

3. Lezen om informatie op te doen

Kan specifieke informatie vinden in eenvoudig geschreven materiaal dat hij/zij tegenkomt zoals brieven, brochures of korte krantenartikelen die gebeurtenissen beschrijven.

4. Instructies lezen

Kan eenvoudige instructies bij apparatuur begrijpen die men in het dagelijks leven tegenkomt – zoals in een telefooncel.

Subvaardigheden en Descriptoren Spreken 1. Monologen

Kan zijn/haar familie, woonomstandigheden, onderwijservaring, huidige of meest recente baan beschrijven.

Kan in eenvoudige bewoordingen mensen, plaatsen en eigendommen beschrijven.

2. Een publiek toespreken

Kan een eenvoudig, kort, vooraf ingeoefend praatje houden over een bekend onderwerp.

Kan op eenvoudige vragen reageren als hij/zij om herhaling kan vragen en enige hulp geboden wordt bij het formuleren van het antwoord.

Subvaardigheden en Descriptoren Schrijven 1. Correspondentie

Kan heel eenvoudige persoonlijke brieven schrijven om dankbaarheid of

(17)

verontschuldigingen overbrengen.

2. Aantekeningen, berichten, formulieren

Kan een korte, eenvoudige boodschap noteren als om herhaling of herformulering gevraagd kan worden.

Kan korte, eenvoudige aantekeningen of boodschappen gerelateerd aan zaken van onmiddellijke noodzaak schrijven.

Onderwerp Thema’s

Nabuurschap Buurtbewoners Buurtactiviteiten Eigen situatie Gezinssamenstelling Land van herkomst Small talk

Scholing Eigen verwachtingen en wensen ten aanzien van een school Kenmerk van het basisonderwijs

Leerplicht Veiligheid Buiten spelen

Verkeersveiligheid Zwemmen

Lezen en spelen Boekje lezen Binnen spelen Gezelschapsspelletjes Tv- kijken

Vrije tijd Vakantie

Buiten spelen Sport

Sportclub

Tandarts Goede voeding

Nieuwe afspraak maken Tanden poetsen

Verstandig snoepen Verzorging gebit kind Solliciteren Gevolgde opleiding

Motivatie voor het werk Samenwerken met collega’s Taken op het werk

Werkervaring In gesprek over het

arbeidscontract Kinderopvang Onkostenregelingen Overuren

Proefperiode Salaris

Vakantiedagen Werktijden

Overleggen met collega’s Gevaarlijke situaties Onvoorziene situaties Taakverdeling

Uitvoering van werkzaamheden In gesprek met collega’s Bedanken voor hulp van collega’s

Condoleance bij overlijden van familielid/vriend van collega Felicitaties bij verjaardag collega (huwelijk / geboorte kind)

(18)

Onderwerp Thema’s

Gesprek over vakantieplannen Informeren naar zieke collega

Zichzelf voorstellen aan nieuwe collega Klantcontact bij handel

en dienstverlening Beschikbaarheid van product of dienst Gebruik van product of dienst

Kwaliteit Prijs

Schriftelijke productinformatie Vindplaats of locatie van het product

Instructies begrijpen Instructies bij machines, apparaten, producten Instructies bij nieuwe taken of handelingen.

Aangifte doen bij de

politie Beroving

Diefstal Inbraak Mishandeling

Verlies kostbaarheden Betalingsverkeer Bankrekening openen

Bankrekening blokkeren Geld opnemen

Machtiging

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel er overeenstemming bestaat dat het taalaanbod op scholen niet verdeeld moet worden in 90% Nederlands en 10% Papiamentu vanaf groep 1, is er geen overeenstemming tussen de

interculturele aspecten die nodig is om de eindtermen van het onderwijs te realiseren. Het gaat hier om de inrichting van het onderwijs die bijvoorbeeld bewerkstelligd zou

Against this background, the second half of the 20th century has seen Papiamentu grow in its role as an identity marker and a symbol of Dutch Antillean culture; the Papiamentu

De leerling leert strategieën en digitale instrumenten, zoals zoekmachines, te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten, zowel offline

Tijdens HSN zal, aan de hand van de schoolboeken, dui- delijk gemaakt worden dat onderwijs in bewuste taalvaardigheid, het nadenken en kunnen redeneren over taal, en

De nieuwe eindtermen moesten dus niet alleen zorgen voor een betere afstemming van de eindtermen Nederlands en moderne vreem- de talen, maar ook voor een duidelijk doorlopende

Bovendien moeten docenten aan de slag met hun competenties rond beoordelen: als deelnemers beoordeeld worden op grond van relevante taaltaken, zullen ze sneller inzien wat er

8) De Kennis en Innovatie Agenda ICT is gericht op cross sectorale thema’s voor ICT-innovaties in Topsectoren en maatschappelijke uitdagingen. Onder het kopje ICT