• No results found

Instituut voor Management en Economie Hogeschool van Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Instituut voor Management en Economie Hogeschool van Amsterdam "

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Opleidingsconcept

Instituut voor Management en Economie Hogeschool van Amsterdam

Amsterdam, juli 2002 Willemijn Maas Jos Baeten Esther van Popta

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ...3

1 Inleiding ...4

2 Visie op opleiden ...5

2.1 De nieuwe economie ...5

2.2 De nieuwe media...7

2.3 De nieuwe student ...7

2.4 Het nieuwe opleiden...8

2.5 Theoretisch fundament ...10

2.5.1 Competentieleren ...10

2.5.2 Constructivisme ...11

3 Het opleidingsconcept van het IME ...12

4 Het opleidingscurriculum...13

4.1 Beroepsprofiel...13

4.2 Opleidingsprofiel en kerncompetenties ...13

5 Opleidingsstructuur en leeromgevingen ...15

6 Processen, werkvormen en opleidersrollen...18

6.1 Het leerproces ...18

6.2 Het onderwijs- en beoordelingsproces...19

6.3 Opleidersrollen...20

7 Kenmerken van de IME-student...22

8 Wat is er bijzonder aan het IME? ...23 9 Bijlagen ...

(4)

1 Inleiding

De Hogeschool van Amsterdam (HvA) is op 1 september 1999 gestart met een nieuwe voltijd Heao bestaande uit drie opleidingen: Management, Economie en Recht (MER), Bedrijfseconomie (BE) en Commerciële Economie (CE). CE wordt in drie varianten aangeboden: CE, Commerciële Sport Economie (CSE) en de Johan Cruyff University (JCU), de Heao voor topsporters.

Deze Nota over het opleidingsconcept geeft de richting en inrichting van de opleiding aan. Het is een richtinggevend concept op het niveau van het leerproces van de student en de rol van de opleider, de plaats van het virtueel leren, de curriculumopzet en de onderwijsorganisatie. Het opleidingsconcept vormt de basis voor het opleidingsplan waarin de draaiboeken met de concrete opleidingsactiviteiten zijn uitgewerkt.

Het opleidingsconcept is ontwikkeld in opdracht van het College van Bestuur van de HvA, dat in 1998 vanwege strategische redenen een vernieuwend concept wilde toepassen voor haar nieuwe voltijd-HEAO.

In 1998 is begonnen met de ontwikkeling van het concept conform de opdrachtformulering van het CvB. Aan de hand van een plan van aanpak en een situatie-analyse zijn uitgangspunten geformuleerd die de basis vormen voor het concept. De 1e versie is uitgebreid besproken met een klankbordgroep van de HvA en uiteindelijk voor finale besluitvorming aan het CvB voorgelegd. Het resultaat is vastgelegd in de notitie 'deelopdracht 3a en 3b' (Baeten, 1998). Het ontwerp van de opleiding was hiermee voltooid.

In september 1999 is gestart met 140 studenten en 20 medewerkers. In de loop van de tijd is het personeel getraind tijdens themadagen en trainingsdagen, zodat zij enerzijds met het concept leerden werken en anderzijds in staat waren het benodigde materiaal te ontwikkelen.

Mevrouw E. Pieké was verantwoordelijk voor de start van de opleiding. Daarna zijn er enkele wisselingen in het management geweest. De huidige directeur mevrouw W.

J. Maas heeft het concept en de evaluatie verder ontwikkeld tot wat hier in dit document is vastgelegd. Komend jaar moeten er nog een grote slag gemaakt worden, waaronder de vernieuwing en uitbreiding van de bestaande elektronische leeromgeving die de hele opleiding ondersteunt.

Aan de hand van evaluaties in 2001 is in 2002 een verbetering geïmplementeerd, waarbij opleiders via intensieve trainingsdagen en een tweetal gezamenlijke studiedagen getraind zijn. Deze dagen zijn ook aangegrepen om het ontwerp te evalueren.

Op dit moment (mei 2002) kent het instituut, waarin de voltijd-Heao en de Johan Cruyff University gecombineerd zijn ± 600 studenten en ± 40 medewerkers.

Het management heeft als taak het concept te bewaken en de Onderwijs- en ontwikkelgroep (OOG) initieert ontwikkelingen vanuit het opleidingsconcept en bewaakt de kwaliteit van het opleidingsplan.

(5)

2 Visie op opleiden

Door de marktwerking worden bedrijven voortdurend gedwongen tot heroriëntatie op hun markten en producten en transformatie van hun bedrijfsprocessen. Voor reguliere onderwijsinstellingen zoals het MBO, HBO en WO is er minder sprake van marktwerking. Er zijn echter diverse signalen uit de omgeving dat ook zij gedwongen worden tot heroriëntatie en transformatie. Dit gaat gepaard met een herdefiniëring van het begrip opleiden. De noodzaak voor het veranderen van het onderwijs groeit, omdat de omgeving van onderwijsinstellingen zo sterk in beweging is.

We zijn getuige van een overgang naar een nieuwe economie en razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van nieuwe media. Tevens komt er een nieuw type student naar de toekomstige HBO-opleidingen. Deze veranderingen zullen hun stempel stevig op het onderwijs drukken en tot een nieuwe manier van opleiden in het Hoger Beroeps Onderwijs leiden.

Aanleiding tot het nieuwe opleiden

Het nieuwe opleiden

2.4

De nieuwe media

2.2

De nieuwe student

2.3 De nieuwe

economie 2.1

2.1 De nieuwe economie

De ontwikkeling naar een nieuwe economie is door Don Tapscott (2000)1 uitgewerkt in een twaalftal kenmerkende thema’s. Deze zijn door K. Kelly (1999)2 bevestigd. De vraag voor het (hoger) onderwijs is of deze ontwikkelingen alleen om een heroriëntatie van de inhoud van de opleidingen vragen of ook om een herontwerp van de manier van opleiden.

De nieuwe economie is een kenniseconomie. De informatie- en communicatietechnologie (ICT) maakt een economie mogelijk die op kennis gebaseerd is. Doordat informatie over de klant steeds meer onderdeel wordt van het product, neemt het kennisgehalte van producten en diensten toe. De betekenis hiervan voor opleidingen is evident: juist zij zijn leverancier van kennisproducten.

Het verschil tussen consumenten en producenten vervaagt (prosumptie). De consument wordt meer bij het productieproces betrokken en krijgt steeds meer invloed op de samenstelling van een dienst of product. Net zoals

1 Tapscott, D (1998). De digitale economie. Schiedam, Scriptum

2 Kelly, K. (1999) Nieuwe regels voor de nieuwe economie, Amsterdam, Nieuwezijds

(6)

klanten (studenten) meer bij het onderwijsproces betrekken. Zoiets kan door de student steeds meer zijn eigen leerroute te laten bepalen en te betrekken bij welke kennis, op welke wijze en op welk moment hij wil verwerven.

Bij samenwerkend leren wordt de student zelfs producent van kennis.

In een op bits gebaseerde economie wordt onmiddellijkheid (real time) als drijvende kracht een belangrijke variabele voor de economische activiteit en het zakelijk succes. De impact van Internet zal pas tot grote kostenreducties leiden als de klant real time verbinding krijgt met gegevens uit databases. Hierdoor verdwijnen bepaalde intermediair-functies, vooral in de zakelijke dienstverlening (banken, verzekeringen, reisbranche), maar komen er ook meer nieuwe functies. Het nieuwe opleidingsinstituut kan zich alleen tot een real time opleiding ontwikkelen als ze een continue verbinding heeft met de beroeps-praktijk waar haar afgestudeerden komen te werken. Alleen hierdoor kan ze over adequate informatie beschikken om haar curriculum voortdurend en onmiddellijk aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen.

Bestaande kennis is steeds sneller achterhaald en nieuwe kennis komt door een explosie van het aanbod van informatie in een steeds groter tempo op ons af. Iedere professional zal zijn leven lang zijn kennisbasis telkens moeten vernieuwen. Een deskundige is niet meer iemand die ooit eens iets goed heeft gedaan. In een economie die meer op hersens dan op spierkracht is gebaseerd, vindt een verschuiving plaats in de richting van kenniswerk. Met deze verschuiving vervaagt de grens tussen werken en leren. Terwijl kenniswerk verricht wordt, wordt geleerd – en een ieder moet voortdurend bijleren om het kenniswerk effectief te kunnen verrichten. In de nieuwe economie wordt de leercomponent van het werk buitengewoon groot. De nieuwe opleiding kan hier op inspelen door het werkend leren in te voeren, waarbij de leerdoelen meer worden bepaald door de actuele kennisbehoefte van de student, dan door allerlei landelijke curriculum-voorschriften (bijvoorbeeld de eindtermen in het HBO).

Levenslang leren impliceert ook levenslang opleiden en daar ligt een kans voor opleidingen die postinitieel onderwijs willen verzorgen.

In de nieuwe economie is sprake van een verschuiving van de aandacht voor knowledge naar knowhow. Naast de noodzaak bestaande kennis voortdurend te vernieuwen, wordt het steeds belangrijker om metacognitieve vaardigheden te leren, waarmee kennis op een snelle manier verworven en verwerkt kan worden. De consequentie voor het nieuwe opleiden is dat men zich niet op kennisreproductie richt, maar op het opleiden in vaardigheden als kritisch denken en effectieve communiceren. En dat men de student leert de juiste informatie te vinden en samen te werken (Twigg, 1994)3. Om de student beter voor de bereiden op de arbeidsmarkt (economisch aantrekkelijk te maken), kan de opleiding er voor kiezen de opleiding in te richten op basis van competenties. De student leert aan de hand van beroepsrollen in plaats van vakken en wordt opgeleid voor een beroepsprofiel met bepaalde kerncompetenties, waarin kennis, toepassing, houding en vaardigheden geïntegreerd zijn. Deze vorm van leren maakt een voortdurende afstemming met het beroepenveld mogelijk, maar vereist een andere inrichting van de opleiding. Bij competentiegericht leren staat de ontwikkeling van competenties centraal. Dit betekent dat de opleiding op een andere wijze moet gaan beoordelen en de assessor zijn intrede doet.

Innovatie en convergentie zijn twee andere kenmerken van de nieuwe economie. AlIeen door voortdurende innovatie van producten en processen kunnen bedrijven overleven. Convergentie van bedrijfstakken maakt dat de muren tussen bedrijven uit de computer-, content- en communicatiesector verdwijnen en ze samenwerkingsverbanden aangaan om grote investeringen te kunnen bundelen en kennis te kunnen delen. Om aansluiting te blijven houden op deze ontwikkelingen zal een opleidingsinstituut zijn curriculum en vooral de werkvormen en werkwijze voortdurend moeten veranderen zodat de student gewend raakt om te leren in uiteenlopende omstandigheden. De nieuwe opleiding zal ook meer op constructies van organisaties afgestemd zijn in plaats van het overbrengen van contextarme kennis (zo ziet ‘de‘ structuur of ‘de’ verzorging er uit). Dit kan door meer uit te gaan van casuïstiek dan van leerstof. Een andere mogelijkheid is dat het nieuwe opleidingsinstituut haar onderwijs en ondersteunende processen samen met andere partijen zoals contentproviders (uitgeverijen) en infrastructurele organisaties gaat verzorgen om de benodigde innovaties te realiseren. De nieuwe opleiding wordt daardoor meer contentorganiser dan contentprovider.

3 Twigg, C.A. (1994). The Changing definition of Learning. Educom Review, Volume 24, Number 4

(7)

Tapscott ziet ook integratie van bestaande organisaties als kenmerk van de nieuwe economie. Hierdoor is men in staat een groter deel van de (gemeenschappelijke) markt te bedienen. Nieuwe tijdelijke samenwerkingsvormen, soms in de vorm van netwerken, worden

daarmee gemeengoed in het bedrijfsleven. Voor de nieuwe opleiding kan samenwerking met instituten van verschillende niveaus (HBO-WO, HBO-MBO) kansen bieden om tegemoet te komen aan de nieuwe behoeften uit de markt. Als de huidige economische ontwikkelingen doorzetten zal bovendien de behoefte aan goed geschoold personeel groter worden. De krappe arbeidsmarkt maakt de situatie steeds nijpender en het bedrijfsleven is op zoek naar voldoende werknemers. Bedrijven doen er alles aan om aan geschikt personeel te komen. Zo bieden zij hun werknemers secundaire arbeidsvoorwaarden, waar permanente scholing een belangrijke onderdeel van uitmaakt en zijn ze zelfs bereid HBO-opleidingen in te kopen of een bonus te betalen als de opleiding bepaalde elementen wil verzorgen.

2.2 De nieuwe media

De digitalisering maakt een enorm aanbod van informatie via het Internet mogelijk en het WWW maakt het voor iedereen toegankelijk. Dankzij Internet-technologie is wereldwijde

communicatie mogelijk waardoor opleiden niet langer plaats- en tijdsgebonden is. Bovendien biedt het nieuwe leermogelijkheden, die meer gericht zijn op creatief leren en associatief leren als gevolg van het gebruik van hypertekst-structuren. In de nieuwe opleiding zou de student juist geleerd moeten worden waar en hoe de benodigde informatie effectief uit deze aanbodexplosie gehaald kan worden en hoe hij deze kan gebruiken en toepassen.

De multimediale vorm biedt legio mogelijkheden om content aantrekkelijk en effectief aan te bieden en te verwerken. De toenemende virtualisering biedt de mogelijk het onderwijs gedeeltelijk in nieuwe virtuele vorm te laten plaatsvinden. Er is inmiddels veel belangstelling voor nieuwe vormen als: Virtual Learning Communities en Virtual Best Practising. Daarnaast verschijnen er allerlei E-Learning toepassingen op de markt.

De opkomst van mobiele communicatie brengt het anyplace-concept wel heel dichtbij en maakt nieuwe vormen van leren en organiseren mogelijk. I-mode en WAP-technologie kunnen deels de informatievoorziening van het Internet vervangen bijv. bij roosterwijzigingen en het doorgeven van studieresultaten.

2.3 De nieuwe student

De nieuwe student is opgeleid in het studiehuis en heeft een andere studiehouding. Hij kent een grotere eigen verantwoordelijkheid en is in staat zelfstandiger te leren. De middelbare scholing is niet meer primair gericht op het weten maar op het oplossen van problemen (verschuiving kennis naar bekwaamheid). Ook buiten de opleiding worden jongeren meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Door toenemende financiële druk vanuit de overheid in de vorm van de prestatiebeurs en het bindend studieadvies, is de student meer calculerend geworden. Bijbanen zijn eerder regel dan uitzondering.

Juist in het nieuwe opleiden kan een groter beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de student worden gedaan, hetgeen aansluit op de uitgangspunten van het competentieleren. Het is zelfs noodzaak de nieuwe opleiding meer studentgericht in te richten, wil de opleiding aansluiting vinden met de belevingswereld van de nieuwe student.

Bij de jongere generatie is sprake van een andere manier van informatie verwerken, die aansluit bij de explosieve groei in informatieaanbod en de grotere keuzevrijheid. Het lezen van lange zinnen (karakterstrings) wijkt steeds meer voor het snel (zappen, scannen), gefragmenteerd (MTV-achtig), simultaan (picture in picture) en geassocieerd (hyperlinking) interpreteren van geluid, beeld en tekst. De informatieverwerking wordt daardoor steeds minder karaktergeoriënteerd en steeds meer audiovisueel gericht. Informatieverwerking is de kernactiviteit van het onderwijsproces. Wil men dat effectief laten verlopen, dan moet men inspelen op deze andere wijze van informatieverwerken. Dit kan door meer gebruik te maken van ICT zoals multimedia of door meer gebruik te maken van grafische interfaces. Bovendien kan men tot in het leslokaal veel meer gebruik gaan maken van zeer uiteenlopende en vrij toegankelijke informatiebronnen op het Internet.

(8)

gemotiveerd als ze ICT gebruiken. Het is duidelijk dat substantiële ICT-inzet in de nieuwe opleiding onvermijdelijk is. En vooral Internet omdat dat meer vrijheid biedt dan off-line ICT zoals Computer Ondersteunend Onderwijs.

Ook de krapte op de arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden zal zijn uitwerking op het gedrag van de student hebben. Bedrijven gaan al eerder vissen in de vijver met studenten van de opleidingsinstituten waarmee de slag om de HBO-student is begonnen. Er ontstaat concurrentie tussen bedrijven en onderwijsinstellingen, maar ook tussen reguliere en particuliere opleidingsinstituten. Inmiddels zijn op dit gebied al diverse initiatieven genomen:

duaal leren, werken met incompany- en outcompany trainen, werkend leren en lerend werken en E-learning.

Studenten krijgen al bij de aanvang van hun studie temaken met dit soort keuzes waarbij de werving via Internet wel eens een doorslaggevende rol kan gaan spelen.

Een laatste ontwikkeling die we willen noemen is dat de omvang van de studentenpopulatie niet meer zal groeien, maar wel de samenstelling steeds meer differentieert. De studentengroep is diffuus voor wat betreft samenstelling en achtergrond en dus leerstijlen. Ook dit zal aanpassing vragen van de inrichting van het onderwijs.

2.4 Het nieuwe opleiden

In het huidige (oude) opleiden zoals dat door de meeste opleidingen in het hoger onderwijs wordt toegepast, wordt per opleiding meestal één curriculum aangeboden en de student volgt een door de opleiding bepaalde en voorgestructureerde leerroute. Deze is voor elke student hetzelfde. Er zijn wel verschillen in afstudeerrichtingen mogelijk.

De opleiding is gebaseerd op kennisoverdracht (instructie) en gericht op het behalen van een diploma door het bereiken van gespecificeerde eindtermen die getoetst worden met tentamens. Ook opleidingen die probleemgestuurd onderwijs verzorgen, rekenen wij hiertoe.

De transformatie naar het nieuwe opleiden komt in ieder geval tot uiting in de volgende 10 veranderingen:

Van instructie naar constructie

In plaats van het instrueren wat de student moet leren en hoe zijn leerproces in te richten, staat zijn persoonlijke kennisconstructie centraal. En dan zoveel mogelijk in de context waar deze wordt toegepast.

Van eindtermen naar competenties

Het curriculum is niet meer gericht op vastgestelde eindtermen, maar op een beperkt aantal competenties die continue worden afgestemd op de beroepspraktijk. Hiervan worden leerdoelen afgeleid die centraal staan in het leerproces van de student ongeacht de leeromgeving waarbinnen hij actief is: competentiegericht onderwijs dus.

Van content-provider naar content-organiser

De opleiding maakt niet langer zelf content, maar haalt deze van buiten en beperkt zich tot het organiseren van activiteiten waarmee de student de content kan verwerken.

Beter ingespeeld op nieuwe generatie

De nieuwe generatie studenten heeft een andere studiehouding en achtergrond en verwerkt informatie op een andere wijze. Het nieuwe opleiden is hierop ingespeeld zodat de student geprikkeld wordt tot leeractiviteiten.

Substantieel ICT invoeren met name Internet

Het ICT-practicum in zijn huidige vorm verdwijnt want de hele opleiding wordt één ICT- practicum. Dat wordt versterkt door nieuwe Internet-werkvormen. Feitelijk worden een deel van de (instructie)taak van de docent door ICT overgenomen.

Van vaste curricula naar real time opleiden

De nieuwe opleiding wordt steeds meer een real time opleiding, die zich met behulp van meteen beschikbare informatie voortdurend en onmiddellijk aanpast aan veranderende omstandigheden. Dit vereist een andere manier van opleiden en organiseren.

Van knowledge naar knowhow

(9)

opleiding gaat uit naar de persoonlijke competentie-ontwikkeling van de student, waarin fouten maken wordt gezien als onderdeel van het leerproces.

Meer prosumptie bij kennisverwerving

In het nieuwe opleiden wordt de student meer bij het onderwijsproces betrokken en zal hij zelf steeds meer bepalen welke kennis hij tot zich wil nemen, op welke wijze en op welk moment. De opleiding kan de student dusdanig faciliteren dat hij zelf producent van kennis wordt. Hierdoor individualiseert het curriculum.

Integratie van leren, werken en buitenschoolse leerervaringen

Met de integratie van verschillende, ook buitenschoolse, leeromgevingen is de student beter in staat zijn eigen kennis te construeren doordat het geleerde in een levensechte context wordt geplaatst, die dicht bij zijn belevingswereld staat.

Meer virtueel, meer actie

Iedere student construeert kennis op zijn eigen manier en hoe meer actie- en doelgericht dit leerproces verloopt, hoe effectiever het is. De opleiding faciliteert (ipv regisseert) dit leerproces. Virtueel leren speelt als onderwijswerkvorm een interessante rol, omdat de student de keuze krijgt om uit verschillende vormen en momenten te kiezen en zijn eigen leerproces in te richten (just in time, just enough) en daardoor gemotiveerder tot actie komt.

Het leerproces van de student wordt in deze nieuwe wijze van opleiden als uitgangspunt genomen. Er is niet langer sprake van één vierjarig curriculum, maar een divers aanbod van kennisgebieden waaruit de student deels zijn eigen keuze kan maken hetgeen leidt tot individualisering van het curriculum. In de praktijk komt dit vooral tot uiting in het laatste deel van de opleiding in de vorm van het werkend leren.

Dit is mogelijk zodra de eindtermen worden losgelaten en gekozen wordt voor de ontwikkeling van competenties als einddoel van de opleiding. Dit betekent dat verschillende leerroutes ontstaan en er op een andere manier getoetst zal worden o.a. met assessments. De functie van docent wordt vervangen door de opleider die tijdens dit leerproces verschillende rollen kan vervullen.

(10)

Kanteling

OUD

OUD Diploma

Eindtermen Beoordelingen

Tentamens Kennisoverdracht

K I V

K

I V

K

I V

K

I V

Leerpad Gesloten Gestructureerd D

O C E N T E N

L E E R R O U T E

1 curriculum

4 J A A R

NIEUW NIEUW

Diploma Competentieprofiel

Assessments Toetsing Expliciteren Kennisverwerving

K I V

K I V

K I V

Curriculum individualiseert

V E R S C H I L L E N D E L E E R R O U T E S

O P L E I D E R S

Leerproces Open Dynamisch

Samengevat zien we een kanteling van opleidingsconcepten. Van het accent op kennisoverdracht en eindtermen naar kennisconstructie- en verwerving en competenties om deze kennis toe te kunnen passen. En van leerpaden naar leerprocessen. Deze kanteling heeft ingrijpende gevolgen voor de wijze waarop instituten opleiden.

2.5 Theoretisch fundament

Het nieuwe opleiden is gebaseerd op een constructivistische leerpsychologie en daaruit voortvloeiend het competentieleren. Daarbij sturen de competenties de inhoud van het onderwijs. In dit kader is de definitie van het nieuwe opleiden:

Faciliteren en beoordelen van de competentieontwikkeling van de student 2.5.1 Competentieleren

In de benadering van het competentieleren (Kessels)4 draait het om kennis als bekwaamheid. Er vindt een overgang plaats van kennis als objectieve grootheid (leerstof, selectie, uitsluiting) naar relevante bekwaamheden (potentie, persoonlijke ambitie, talenten, affiniteiten). De keuze voor de inhoud van een opleiding komt bij de klant (= student) te liggen, waarbij de opleiding (slechts) de omgeving creëert. In de praktijk is dit slechts voor een deel te realiseren.

De opleiding is er op gericht bij studenten het vermogen te ontwikkelen om nieuwe ongewone problemen op te lossen. Dit vereist een confrontatie met actieve handelingen in probleemsituaties (eerstehands- en tweedehands kennis). De opleiding moet er op gericht zijn de kennisproductiviteit – vermogen relevante informatie op te sporen, om te zetten en toe te passen – te verhogen. Kennis wordt gezien als een persoonlijke bekwaamheid en het onderwijs is bedoeld om een aantrekkelijk leerklimaat te scheppen.

4 Kessels, J.W.M. (2000). Competentiegericht leren en werken. Lezing op 23 mei 2000, HvA

(11)

bekorten/aantrekkelijker maken. Naast materiedeskundigheid, richt de opleiding zich op het vermogen om nieuwe problemen op te lossen (staat niet los van materie-deskundigheid), reflectieve vaardigheden (grip op eigen leerproces/ kritische houding/ metacognitief), communicatieve (interactieve) vaardigheden (het vermogen om je toegang te verschaffen tot nieuwe kennisnetwerken), zelfregulatie van motivatie en affectie. En ter ondersteuning vereist leren een bepaalde mate van rust, stabiliteit en creatieve onrust.

2.5.2 Constructivisme

Huidige opleidingsconcepten zijn gebaseerd op het principe van onderwijs als kennisoverdracht. Deze traditionele wijze van kennisoverdracht werkt onvoldoende. Het oude principe (objectivisme) wordt vervangen door een nieuwe zienswijze, het constructivisme. In plaats er van uit te gaan dat het doel van leren het kennisnemen van vaststaande en logische eenheden, eigenschappen en relaties is, gaat het constructivisme er van uit dat veel van wat lerenden leren door henzelf geconstrueerd wordt.

Het doel van het onderwijs is niet langer kennisoverdracht, maar het aanmoedigen van kennisconstructie en de ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden die voor het verwerven en verwerken van nieuwe kennis noodzakelijk zijn.

Vanuit constructivistisch standpunt is leren een proces waarbinnen de lerende een interne representatie van kennis opbouwt, gebaseerd op persoonlijke ervaring. Omdat betekenis wordt verleend op basis van persoonlijke ervaringen, is leren een actief proces. Iedere student construeert zijn eigen kennis op zijn eigen manier. De lerende moet hiertoe zelf actief zijn. De opleider kan dus slechts omstandigheden scheppen waar de student leert.

Lijnrecht tegenover de aandacht voor het leerproces, staat het objectivisme, waarin de toets als objectieve meting van het leerresultaat centraal staat en leren gezien wordt als door instructie kennis nemen van de wijze waarop de wereld in elkaar zit. Kennis is pas operationeel als het gebruikt kan worden in een levensechte context. Integratie van vakken is een stap in de richting van deze levensechte context. Maar ook het meester-gezel model sluit hierbij aan. Bovendien wordt het succesvol leren bevorderd door de vrijheid van de lerende om zijn leerprocessen zelf te sturen.

Wanneer is sprake van constructivistisch leren? Jonassen, Peck en Wilson (1999)5 onderscheiden vijf kenmerken: 1. Actief

2. Construerend en reflectief 3. Intentioneel

4. Authentiek in contextgebonden en complexe omgeving 5. Samenwerkend en converserend of interacterend Op basis van het theoretisch fundament gelden de volgende leerprincipes:

Student leert het beste: In samenwerking met anderen

Van medestudenten

In een relevante context

Als hij zelf zijn leerdoelen kan bepalen

Als hij verantwoordelijkheid krijgt over zijn eigen leerproces

5 Jonassen, D.H., & Peck, K.L., & Wilson, B.G. (1999). Learning with technology. A constructivist perspective.

Upper Saddle River, NJ: Prenctice-Hall

(12)

3 Het opleidingsconcept van het IME

De hiervoor beschreven visie op opleiden is vertaald naar een concreet opleidingsconcept voor het IME. Bij het vaststellen van dit concept is rekening gehouden met de onderwijskundige kaders van de Hogeschool van Amsterdam. Het IME toetst zich aan deze kaders, maar wil ook innovatief zijn. Daartoe treedt zij soms ook buiten de kaders met als doel de discussie over onderwijsinnovatie te stimuleren en te prikkelen. Deze houding lag ook besloten in de opdracht van het College van Bestuur bij het ontwerp van het IME. Het CvB had namelijk een aantal voorwaarden opgesteld voor het opleidingsconcept van het IME:

het concept moet innovatief zijn

in het concept moet sprake zijn van een dominante inzet van ICT, virtueel leren

het concept moet passen bij een ondernemende en zelfstandige student

het concept moet aansluiten bij het onderwijskundige HvA-concept Leren Leren Leren Leren omvat in de visie van de HvA zes pijlers:

studenten zorgen voor een toenemende zelfsturing;

docenten faciliteren het leerproces in rollen (genaamd: ontwerper, coach en assessor);

kernvraagstukken uit het beroep zijn vertrekpunt voor leeractiviteiten;

metavaardigheden vormen een essentieel onderdeel van het curriculum;

self- en peerassessment maken onderdeel uit van toetsings- en beoordelingsprocedures, naast assessment door interne en externe assessoren;

studenten leren in geintegreerde leer- en werkomgevingen die bestaan uit fysieke en virtuele componenten die zowel synchroon als a-synchroon kunnen zijn.

Alle pijlers van Leren Leren en de gestelde voorwaarden zijn gemakkelijk terug te vinden in het opleidingsconcept IME, dat gezien wordt als een vorm van Virtual Action Learning en waarin de volgende richtingskenmerken zijn te onderscheiden:

Het leerproces van de student staat centraal en is gericht op kennisconstructie

Buitenschoolse leerervaringen van de student worden betrokken in het leerproces

De student is zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces

De opleiding faciliteert en beoordeelt de competentieontwikkeling van de student

Kerncompetenties sturen de inhoud en het proces van het onderwijs

ICT is middel en doel

Als inrichtingskenmerken van het opleidingsconcept worden onderscheiden:

De student wordt beoordeeld op zijn persoonlijke competentie-ontwikkeling, waarbij het maken van fouten en het leren van mede-studenten gezien worden als onderdelen van het leerproces;

Het leerproces speelt zich af binnen drie verschillende leeromgevingen: virtueel, werkend en institutioneel;

Er wordt geleerd binnen een variëteit aan werkvormen;

Het onderwijs- en beoordelingsproces wordt gefaciliteerd vanuit vijf opleidersrollen;

Het leerproces wordt gefaciliteerd met een elektronische leeromgeving.

Dit opleidingsconcept vraagt een type student die zelfstandig, zelfverantwoordelijk en initiatiefrijk is. Maar ook studenten die om kunnen gaan met leren door 'vallen en opstaan'. Studenten die teleurstellingen kunnen incasseren en doorzettingsvermogen hebben.

(13)

4 Het opleidingscurriculum

De inhoud van de opleiding wordt bepaald door het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel.

4.1 Beroepsprofiel

Elke HBO-opleiding heeft een beroepsprofiel dat leidraad is voor alle hogescholen die de betreffende opleiding aanbieden. In het beroepsprofiel wordt aangegeven wat in het werkveld van afgestudeerden die het beroep op HBO-niveau uitvoeren, wordt geëist. Deze beroepskwalificaties worden in landelijke beroepsprofielen omschreven in termen van competenties, als resultaat van de dialoog tussen werkveld en opleidingen.

Bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA) zijn de opleidingen Bedrijfseconomie (BE), Commerciële Economie (CE) en Management, Economie & Recht (MER) ondergebracht in het Instituut voor Management en Economie.

De opleidingen onderscheiden zich door het specifieke werkveld waarop zij voorbereiden. Daarbij kent de CE- opleiding een traject voor reguliere studenten en een traject voor topsporters in de vorm van de Johan Cruyff University (JCU). Per 1 september 2002 wordt gestart met de CE-variant CSE (Commerciële Sport Economie).

In de bijlage is voor elke opleiding het beroepsprofiel opgenomen, als referentiekader voor de opleidingsprofielen.

Deze beroepsprofielen zijn gebaseerd op de volgende landelijke profielen:

Beroeps- en Opleidingsprofiel van de HBO-opleiding Bedrijfseconomie (juni 1999);

Nieuw Profiel Commerciële Economie; Eindrapportage (januari 1998);

Opleiding Management, Economie en Recht; Beroepsprofiel en Opleidingsprofiel (maart 1999).

Van het beroepsprofiel zijn de beroeps- en kwartaalrollen afgeleid die in het curriculum worden gebruikt;

Van beroepsprofiel naar leerdoelen

Beroeps profiel

Opleidings profiel

Beroepsrol

Leerdoel

De CE’er vertaalt wensen en behoeften van consumenten en ondernemingen naar marketing- en salesactiviteiten in een (inter)nationaal veld, zijn werkzaam in diverse

branches en de functies bevinden zich op het snijvlak van het inkoop-, verkoop- en marketingsegment van organisaties

De beginnende beroepsbeoefenaar demonstreert in staat te zijn om als (assistent-) beheerder, analist, planner, adviseur, coördinator, en (verander)manager vanuit operationeel/uitvoerend, tactisch en strategisch organisatieperspectief een adequate

bijdrage te leveren aan het inkoopproces van de onderneming

Beheerder inkoop en logistiek

Ik kan op operationeel niveau het deelplan Inkoop uitvoeren met betrekking tot de logistiek en realisatie

4.2 Opleidingsprofiel en kerncompetenties

In het opleidingsprofiel wordt aangegeven welke kwalificaties (lees: competenties) de afgestudeerde in ieder geval moet bezitten. Het opleidingsprofiel bestaat uit de (landelijke) kerncompetenties en de daarvan afgeleide leerstofgebieden betreffende kennis, vaardigheden en houdingen/persoonlijkheidskenmerken.

(14)

beroepsspecifiek (onderscheidend) is. Deze zijn opgenomen in de bijlage. Van de kwalificaties dient voor elke afzonderlijke opleiding een bepaald percentage landelijk gemeenschappelijk te zijn (70%), het overige percentage is ter profilering van de afzonderlijke opleiding. Binnen het IME komt dit het meest nadrukkelijk tot uiting bij de JCU en in de persoonlijke ontwikkeling van de student. Uiteindelijk krijgt de concrete vertaling van het opleidingsprofiel vorm in het curriculum (studieprogramma). In deel I van het opleidingsplan is per opleiding het eindniveau opgenomen.

(15)

5 Opleidingsstructuur en leeromgevingen

De Heao-opleiding duurt vier jaar verdeeld over 16 onderwijseenheden, die kwartaalgewijs worden aangeboden.

Voorbeeldkwartaal Opleiding Commerciële Economie Jaar 2 Kwartaal 3 - Beheerder Inkoop en Logistiek

Proftaak

Training

Instructiecollege

Virtual Consulting Firm

Inkoopplan voor een chartermaatschappiij

Spaans, Excel, Persoonlijk functioneren en Solliciteren

Inkoop en Logistiek

Adviesopdracht extern bedrijf

Het leerproces van de student speelt zich af in drie leeromgevingen. De opleiding faciliteert en beoordeelt de studenten niet alleen op het instituut maar ook in de andere leeromgevingen.

Het streven is om binnen elke leeromgeving zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de belevingswereld van de student. Bij het werkend leren is sprake van volledig belevingsleren. Juist virtueel leren leent zich ervoor om een directe koppeling te leggen naar de belevingswereld. Door het leren in een levensechte context te plaatsen wordt de kennis operationeel en kan de student zijn eigen kennis construeren.

(16)

De leeromgevingen en de mate van facilitering door de opleiding

Persoonlijke leefwereld

Werkend leren

Institutioneel leren Virtueel

leren

De opleiding verdeelt de eerste- en tweedejaarsstudenten in basisgroepen (30 studenten) die ieder weer verdeeld worden in kwartaalteams van 5 à 6 studenten. De opleiding stelt elk kwartaal nieuwe teams samen. Elk leerjaar bestaat uit vier kwartalen van tien weken. Elk kwartaal is als volgt opgebouwd:

Opbouw kwartaal 1e en 2e leerjaar (opleiding)

Onderwijsperiode 6 weken

Beoordelingsperiode 3 weken

Versterkings periode

1 week

•Herkansing

•Kwaliteit

Opbouw kwartaal 3e leerjaar (opleiding)

Onderwijsperiode 9 weken

Beoordelings periode

1 week

Onderwijsperiode 7 weken

Beoordelingsperiode 3 weken

Kwartaal 1 en 3

Kwartaal 2 en 4

(17)

Opbouw kwartaal 4e leerjaar (opleiding)

Onderwijsperiode 9 weken

Beoordelings periode

1 week

Onderwijsperiode 10 weken

Kwartaal 1

Kwartaal 3

Onderwijsperiode 6 weken

Beoordelingsperiode 4 weken (vanaf 15 mei)

Onderwijsperiode 9 weken

Beoordelings periode

1 week

Kwartaal 2

Kwartaal 4

Opbouw kwartaal (student)

Informatie Bewerken Leerdoel

Bepalen

Gegevens Zoeken

Gegevens Selecteren

Kennis Overdragen

Gegevens Bewaren Kennis

Expliciteren

Kennis Verwerken Kennis

Zelftesten Kennis

Verdiepen Kennis Toepassen

Kennis Toetsen

Eén kwartaal vormt een integrale onderwijseenheid, waaraan ook alle studiepunten zijn verbonden dat wil zeggen als de student zijn afgesproken competentieontwikkeling aangetoond heeft, krijgt hij alle studiepunten. Er is geen verdere detaillering.

(18)

6 Processen, werkvormen en opleidersrollen

Opleiden is het faciliteren en beoordelen van de competentieontwikkeling van de student. Het gaat daarbij om twee kanten van één medaille waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

het leerproces van de student waarvoor hijzelf verantwoordelijk is en moet aantonen over bepaalde competenties te beschikken;

het onderwijsproces en beoordelingsproces waarvoor de opleiding primair verantwoordelijk is.

Processen

=

leerproces onderwijs proces

beoordelings proces

Omdat het om de ontwikkeling van de student gaat, is het niet zinvol om hem op zijn eindresultaten te beoordelen zoals gebruikelijk is in het reguliere onderwijs (veel tentamens, werkstukken), doch op zijn ontwikkeling en hierbij de student te leren leren en toe te staan om fouten te maken en hiervan te leren. Daarom wordt zijn leerproces vanuit het perspectief van de opleiding achtereenvolgens opgevat als een onderwijsproces en een beoordelingsproces.

Concreet betekent dit dat alleen zijn leeractiviteiten in de beoordelingsperiode worden meegenomen om vast te stellen of hij aan de afgesproken competenties voldoet.

6.1 Het leerproces

Het leerproces van de student bestaat uit de volgende activiteiten:

Leerproces student

Informatie Bewerken Leerdoel

Bepalen

Gegevens Zoeken

Gegevens Selecteren

Kennis Overdragen

Gegevens Bewaren Kennis

Expliciteren

Kennis Verwerken Kennis

Zelftesten Kennis

Verdiepen Kennis Toepassen

Kennis Toetsen

(19)

draaiboek leerproces. Naarmate de student verder in de opleiding komt, krijgt hij meer ruimte om zelf leerdoelen te bepalen. De ontwikkeling van de student wordt elk kwartaal bijgehouden op zijn conduitestaat.

6.2 Het onderwijs- en beoordelingsproces

De opleiding faciliteert en beoordeelt de competentieontwikkeling van de student en organiseert hiervoor een varieteit aan werkvormen. De te behalen competenties en leerdoelen worden 'verspreid' over deze werkvormen.

Het onderwijs- en het beoordelingsproces hebben elk hun eigen werkvormen.

Onderwijsproces Beoordelingsproces Werkvormen

•Voortgangsbespreking

•Training

•Instructiecollege

•Proftaak

•Virtual Business Case (prop)

•Virtual Consulting Firm (2e)

Werkvormen

•Evaluatiebespreking

•Assessment

•Kennistoets of Forum

•Best Practising

•Bedrijfspresentatie

•Virtual Best Practising

•Lessons Learned

Werkvormen onderwijs- en beoordelingsproces 1e en 2e jaar

•Intercollegiale afstemming

•Herkansing

•Beoordelingsgesprek

Alle werkvormen staan beschreven in de begrippenlijst van het draaiboek onderwijs- en beoordelingsproces en worden uitgewerkt in de vorm van frames in deel III van het draaiboek. Tevens zijn daarin de leer- en toetsopdrachten en het aanvullend materiaal opgenomen.

(20)

Onderwijsproces Beoordelingsproces Werkvormen jaar 3

•Werkstage

•Campfire Stories

•Training

•Feedback- en responsiecolleges

•Community Learning Werkvormen jaar 4

•Afstudeeropdracht

•Professionaliseringsdagen

•Begeleidingsgesprekken

•Consultatie (spreekuur)

•Virtueel katern

•Community Learning

Werkvormen

•Adviezen (3)

•Forum (3)

•Kennistoets (3)

•Peer assessment (3)

•Bedrijfsbeoordeling (3 en 4)

•Bedrijfspresentatie (3 en 4)

•Lessons Learned (3 en 4)

•Professionaliseringsopdracht (4)

•Portfolio (4)

•Virtual Best Practising (4)

•Eindgesprek

•Intercollegiale afstemming

•Herkansing

Werkvormen onderwijs- en beoordelingsproces 3e en 4e jaar

•Beoordelingsgesprek

6.3 Opleidersrollen

Binnen het nieuwe opleiden is feitelijk geen plaats voor de traditionele en centrale docent-rol.

Analyse van het leerproces in de context van deze nieuwe opleiding leert dat er vijf opleidersrollen zijn:

de navigator: die de student beperkt begeleidt en stimuleert (voortgangsbesprekingen, groepswerk) en helpt met het zoeken naar kennis op het internet en in de branche;

de assessor: persoon die de competentieontwikkeling van de student beoordeelt;

de consultant: persoon waaraan de student inhoudelijke vragen kan stellen;

de trainer: persoon die IBV- (Interpersoonlijk BeroepsVaardigheden), Taal- en ICT-trainingen geeft ;

de instructeur: persoon die student vertelt over nieuwe ontwikkelingen en fenomenen die spelen in het kennisgebied en in de branche.

De ervaring leert dat het uitvoeren van deze rollen slechts in beperkte mate gecombineerd kan worden: navigator met trainer, assessor met consultant en/of instructeur, maar niet voor eenzelfde jaar navigator in combinatie met assessor. De verdeling van de opleidersrollen over de werkvormen in de onderwijsperiode is in het eerste en tweede jaar als volgt:

(21)

(onderwijsperiode)

Navigator Trainer Instructeur Consultant Assessor

Institutioneel leren

Voortgangsbespreking

Training

Instructiecollege Proftaak Virtueel leren

VBC

VCF

Zelfstudie

En in de beoordelingsperiode geldt de volgende verdeling:

Opleidersrollen en werkvormen (beoordelingsperiode)

Navigator Trainer Instructeur Consultant Assessor

Institutioneel leren

Evaluatiebespreking

Assessment

Kennistoets Best Practising

Virtueel leren

VBP

Bedrijfspresentatie Lessons Learned

Intercollegiale afst.

Beoordelingsgesprek

Herkansing

(22)

7 Kenmerken van de IME-student

Het opleidingsconcept is niet voor iedere student geschikt en stelt bepaalde eisen aan de instromende student.

Het gaat hierbij om scholieren uit het voortgezet onderwijs (Havo of Vwo), MBO of zij-instromers, die aangetrokken worden door het onderscheidend vermogen van de nieuwe opleiding: de innovatieve inrichting, de samenwerking met bedrijven en de eisen die aan studenten gesteld worden.

De opleiding richt zich op studenten die interesse hebben voor economie, recht, marketing, en management. Het gaat om studenten die ondernemend, zelfstandig, communicatief en bovendien ICT-vaardig zijn (zie onderstaande figuur).

Kenmerken van de IME-student

ondernemend

communicatief

Marketing Management

Recht Economie

Sport

ICT-vaardig

zelfstandig

Van de instromende student wordt bovendien verwacht dat hij:

Zelfstandig kan handelen;

Zelf initiatief durft te nemen;

Doorzettingsvermogen bezit;

Kan omgaan met onzekerheden;

Blijk geeft één van de opleidingsprofielen te ambiëren en te willen participeren in de ontwikkeling van het opleidingsconcept.

Gezien deze eisen aan de student, wordt de student in het voorlichtingstraject gewezen op de bijzonderheden van de opleiding.

Bij de start van de opleiding (propedeuse) wordt de student één volledig kwartaal ondergedompeld in het opleidingsconcept en het opleidingsprofiel. Door middel van trainingen ontwikkelt de student in dit kwartaal de vereiste startcompetenties voor de opleiding, waaronder IBV- (Interpersoonlijk BeroepsVaardigheden) en ICT- vaardigheden.

(23)

8 Wat is er bijzonder aan het IME?

Het opleidingsconcept van het IME is bijzonder omdat het gebaseerd is op uitgangspunten, die samen uniek zijn in het reguliere HBO.

Het concept stelt het leerproces van de student centraal en legt de verantwoordelijkheid van het leerproces bij de student. Het is aan de student om aan te tonen of hij zijn competenties voldoende ontwikkeld.

Daarvoor is een andere manier van toetsen en beoordelen ontwikkeld en een beoordelingsprocedure die standaard en helder is voor alle studenten.

De kennisverwerving start bij de belevingswereld van de student door zijn buitenschoolse werkervaring onderdeel uit te laten maken van het leerproces.

Er is gekozen voor een invulling van het competentiegestuurd leren, waarbij de inhoud opgebouwd is rond bepaalde rollen die in de beroepspraktijk voorkomen. Identificatie met deze rollen, heeft een stimulerende werking op het leerproces van de student.

De integratie van drie leeromgevingen en het intensieve gebruik van Internet biedt de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe onderwijswerkvormen (virtueel leren via Internet) die afwisselend zijn en de student inspireren om zich (verder) inhoudelijk te verdiepen.

De rol van de ‘docent’ is vervangen door vijf opleidersrollen die passen bij de nieuwe wijze van opleiden.

Amsterdam Virtual Action Learning is een opleidingsconcept waarin hoge eisen aan de verantwoordelijkheid van de student worden gesteld. Het ‘risico’ is dat het niet alleen de top-sporters van de Johan Cruyff University aantrekt, maar tevens de top-studenten binnen het HEAO-segment.

(24)

Onderwijsperiode Beoordelingsperiode

week 1 week 2 Week 3 week 4 Week 5 week 6 week 7 week 8 week 9 week 10

Voorbereiding onderwijsperiode volgend kwartaal Content volgend kwartaal plaatsen op Go!

Voorbereiding beoordelings- periode dit kwartaal

Toetsmateriaal laten nakijken en aanleveren aan BB

Toetsen nakijken en resultaten aanleveren aan assessor (en BB) Cijferlijsten

en conduitestaat inleveren BB

Lessons Learned plaatsen op

Go!

Evaluaties

vorig kwartaal Uitwerking evaluaties Terugkoppeling evaluaties

Aanlevering roostergegevens voor volgend kwartaal van

LOIS en jaarteamleiders

Concept- roosters inzichtelijk voor

opleiders

Roosters van studenten en opleiders

volgend kwartaal op Go!

Afsluiten Volg+ vorig

kwartaal

Versturen Volg+ lijsten Opleiders

Medewerker Kwaliteit

Bedrijfs- bureau (BB)

Bedrijfs- bureau, medewerker Volg+

Assessoren

Bijlage 3: De kwartaalcyclus

(25)

controller personeelsfunctionaris

M&C medewerker decaan

Staf, Beleid & Ondersteuning HvA Centraal

Bedrijfsbureau onderwijskundig medewerker

medewerker kwaliteit directiesecretaresse instroomcoördinator JCU coördinator topsport & studie JCU adviseur onderwijs/ externe relaties Staf, Beleid & Ondersteuning IME/JCU

opleiders jaarteamleider 1

opleiders jaarteamleider 2

opleiders jaarteamleider 3/4 Manager O&O

Directeur

(26)

The Professional school of

Economics and Business

Rapportage vorming cluster economie aan College van Bestuur HvA.

(27)

Inhoudsopgave

1. Het economie cluster van de HvA...28 2. Organisatie structuur...31 2.1. Organogram...31 2.2. Taken per afdeling...31 2.2.1. Directie/ vice decaan. ...31 2.2.2. Staven...32 2.2.3. Het bedrijfsbureau. ...32 2.2.4. De afdelingen Voltijd, Deeltijd en Co-op...33 2.2.5. Domeinen en lectoraat. ...33 2.2.6. Taakverdeling binnen MT...33 3. Ontwikkeling personeelsbestand...34 3.1. Invloed reorganisatie. ...34 3.2. Ontwikkeling studentenaantallen. ...35 3.3. Bezetting van de organisatie. ...36 3.4. Vertegenwoordigend overleg en informatie personeel tijdens implementatie...37 4. Financiële gevolgen reorganisatie. ...38 5. Vervolgstappen en tijdspad...38 Bijlage 1. ...39

(28)

0. Inleiding.

In de CvB vergadering d.d. 06 mei 2004 is het project clustervorming economie besproken en goedgekeurd.

Tegelijkertijd werd aan de directies gevraagd eind mei een uitgewerkt plan voor de reorganisatie te presenteren.

Onderhavig stuk betreft het uitgewerkte plan dat voortbouwt op de uitgangspunten voor de clustervorming als besproken op 06 mei 2004 en dat de directie het komende jaar verder wil invullen en concretiseren.

Ondanks de jongste ontwikkelingen in de besluitvorming bij de HES wordt samenwerking met de HES pas op termijn voorzien. Samenwerking met de HES zal dus op het lopende proces om te komen tot één economie cluster binnen de HvA geen invloed hebben. Een snelle afronding van de clustervorming is gewenst om de verdere integratie met UvA en mogelijk HES zo soepel mogelijk te laten verlopen en het HvA cluster zo sterk mogelijk te positioneren.

1. Het economie cluster van de HvA.

Het economie cluster wil voortbouwend op de pijlers van de HvA gerichte invulling geven aan de HBO/bachelor opleiding economie. Het is de bedoeling dat deze HBO/bachelor opleiding deel gaat uitmaken van de AmSEB, The Amsterdam School of Economics and Business, waarin ook de WO/bachelor en WO/Master van de UvA worden onderbracht. Een integraal HBO-deel draagt zorg voor een sterke strategische en beheersbare positie binnen de business school. Tevens is het accreditatie proces van opleidingen door integratie beter beheersbaar. Op deze wijze kan in de nabije toekomst een breed en uitdagend pallet aan economie opleidingen en

doorstroomopleidingen worden aangeboden.

Naast het aanbod aan opleidingen onderscheidt het cluster zich door de wijze waarop het onderwijs aangeboden wordt. Talent ontwikkeling, het competentiegericht leren met optimaal gebruik maken/toepassen van moderne media, continue innovatie van werkvormen, gerichte combinatie van leren en werken/praktijkervaring, de permanente ontwikkeling van het curriculum aan de hand van veranderingen in het vakterrein, zijn naast permanente kwaliteitsbewaking de kernwaarden van het nieuwe cluster.

Door de samenvoeging van drie bestaande HEAO-instituten in een nieuw economie cluster ontstaan op korte termijn geen nieuwe opleidingen. De eerste uitdaging voor het cluster is om de bestaande opleidingen voort te zetten (mits economisch rendabel en/of wenselijk vanuit strategische positionering) waarbij de gehanteerde curricula per opleiding, werkwijzen en mogelijke inzet van medewerkers en ondersteunende diensten geoptimaliseerd worden. Dit moet leiden tot een structurele verhoging van de kwaliteit en efficiënte inzet van middelen.

Naast deze harmonisatie staat het cluster voor de uitdaging om op korte termijn een major/minor structuur in te voeren alsmede een Engelstalig curriculum en een actief internationaliseringbeleid.

De combinatie van deze ontwikkelingen moet het mogelijk maken om binnen enkele jaren voldoende keuze mogelijkheden aan de student te bieden opdat deze binnen bepaalde domeinen (i.e. finance, commercie of management) een eigen profiel kan ontwikkelen. Op deze wijze kunnen eveneens flexibel en tegen relatief lage kosten nieuwe opleidingen/profielen worden ontwikkeld. Hierbij wordt voortgebouwd op het feit dat voor (veel) economieopleidingen en specialisaties geldt dat de basiskennis van het vakterrein relatief grote overlappingen vertoont.

Het voortbouwen op een gemeenschappelijke basis biedt tevens nog als voordeel dat studenten niet alleen kunnen specialiseren maar ook al tijdens de opleiding leren met andere specialisten samen te werken. Hierbij wordt sterk ingespeeld op de praktijk situatie waarbij de specialist altijd in staat moet zijn met andere specialismen samen te werken. Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven.

(29)

Het uitgangspunt ‘een gemeenschappelijke propedeuse’ krijgt op deze wijze de invulling van het leggen van een gemeenschappelijke basis bij voorkeur zo vroeg mogelijk in de opleiding, zonder daarmee een dwingende eenheids formule op te leggen.

Het onderwijskundig concept staat in een directe relatie met de kwaliteitsbewaking. Kwaliteit in het nieuwe cluster bouwt voort op de centrale HvA kwaliteitskaders en ervaringen. In concreto betekent dit dat de kwaliteitskaders van de HvA én de accreditatie kaders leidend zijn voor het bepalen van het minimum kwaliteitsniveau. In de ideale situatie zou accreditatie op elk gewenst moment vrijwel zonder extra activiteiten kunnen plaatsvinden.

Het bereiken en handhaven van het gewenste kwaliteitsniveau wordt binnen het cluster nadrukkelijk gezien als een integrale taak van de lijnorganisatie; met andere woorden het kwaliteitsdenken dient diep verankerd te zijn het in handelen van de lijnorganisatie.

Het cluster kiest voor een marktgerichte benadering van instroom- en uitstroommanagement. Studenten krijgen de keuze hun opleiding op verschillende wijzen in te vullen en daarbij te kiezen uit die leer/werkvorm die het beste past bij de eigen leer- en/of leefstijl. In concreto worden een voltijd, deeltijd en duale leervorm aangeboden.

Essentieel in het onderscheid tussen deze leerwegen is de verhouding tussen werk en leren, alsmede de plaats/rol van het werk in het leren en verwerken van de aangeboden stof c.q. het ontwikkelen van de benodigde competenties. Desgewenst kan de student op bepaalde momenten in de studie een overstap tussen deze varianten maken. Deze keuzemogelijkheden voor de student kunnen enkel goed gepositioneerd worden als op cluster niveau de coördinatie van instroommanagement plaatsvindt. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds instroom van leerlingen uit voortgezet onderwijs en anderzijds instroom van mensen die vanuit hun werksituatie een opleiding gaan volgen.

Aan de uitstroomkant wordt juist door strikte kwaliteitsbewaking en harmonisatie van curricula en werkwijzen (competentie bepaling) een duidelijk profiel van de afgestudeerden van het economie cluster gegarandeerd. Voor toekomstige werkgevers moet duidelijk zijn welke kennis, competenties en vaardigheden/praktijkervaring de afgestudeerde in zijn/haar bagage heeft zitten. Daarnaast wil het economie cluster in continu overleg met de toekomstige werkgevers ervoor zorg dragen dat vraag en aanbod uitstekend op elkaar zijn afgestemd. Het economie cluster wil daartoe een leidende rol vervullen voor het economie onderwijs in de regio. Goed accountmanagement en dus gestructureerd contact onderhouden met bedrijven en instellingen is een vereiste om dit doel waar te kunnen maken.

ICT wordt een speerpunt binnen het economie cluster. Om dit mogelijk te maken is het noodzakelijk om op korte termijn een aantal stappen te zetten met betrekking tot harmonisatie van systemen c.q. het gezamenlijk gebruik gaan maken van bepaalde systemen en in te spelen op ontwikkelingen binnen de HvA. Op deze wijze kan synergie

gemeenschappelijke basis - Verbreding

--- - Specialisatie(s):

uitstroomprofiel --- - Kern

Domein A

Domein B

Domein C

keuze uit andere domeinen binnen cluster, of buiten cluster

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Gebruik en beleving van natuur van niet-westerse allochtonen 3.1 Participatie in het bezoek aan het groen in en buiten de stad 3.2 Gebruik van groen in de stad 3.3 Gebruik

In het Nationaal Waterplan en de Beleidsnota Noordzee is vermeld dat het aanwijzen van extra windenergie- gebieden voor de Hollandse Kust en ten noorden van de Waddeneilanden zal

De verteringscoëfficiënten (tabel 1) van alle organische bestanddeelen van dit loof waren zeer hoog; ze bedroegen voor de organische stof 89, voor de eiwitachtige stof "87,

‘De functie van eerstelijns gezinscoach kan vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin worden georganiseerd, maar hoeft daar niet per se fysiek een plaats te krij- gen.. Er kan

Apart from three pages of introducing and contextualising the study (which will be responded to in the discussion) the History MTT in this section largely covers content

De msz kent in 2018 dan ook de grootste kostenstijging in absolute zin: de totale uitgaven voor deze zorgrubriek stijgen dit jaar naar verwachting met 635 miljoen euro (3 procent)

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the