• No results found

Marktonderzoek AMM 2001: de markt voor vaste openbare

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marktonderzoek AMM 2001: de markt voor vaste openbare"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Marktonderzoek AMM 2001: de markt voor vaste openbare

telefonie

Openbare versie

dr. R.G.M. Kemp

drs. E.A. van Noort

Zoetermeer, 11 oktober 2001

(2)

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van OPTA.

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM.

Alle in dit document vermelde gegevens zijn openbaar. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder toestemming van OPTA en EIM beslist niet toegestaan. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

(3)

Inhoudsopgave

1 I n l e i d i n g 5

1 .1 Aa n l e i d i n g v a n h e t o n d e r z o e k 5

1 .2 U i t g a n g s p u n t e n 6

1 .3 O p z e t r a p p o r t 6

2 Ond er z oe k s op z et 9

2 .1 O n d e r z o e k s o p z e t e n d a t a v e r z a m e l i n g 9 2 .2 O n d e r z o e k s p o p u l a t i e e n r e s p o n s 9 2 .3 R e l a t i e me t o n d e r z o e k 2 0 0 0 1 1

3 Aa n me rkel ijke m acht op de m a rkt 13

3 .1 I n l e i d i n g 1 3

3 .2 We t t e l i j k k a d e r 1 3

3 .3 H e t b e g r i p a a n m e r k e l i j k e ma r k t m a c h t 1 4

3 .4 D e m a r k t a f b a k e n i n g 1 4

3 .5 D e h u i d i g e a a n w i j z i n g s p r a k t i j k t e n a a n z i e n v a n va s t e

t e l e f o n i e 1 5

4 M a r k t a a n d el e n 17

4 .1 M a r k t a a n d e l e n a l s i n d i c a t o r v o o r m a r k t m a c h t 1 7 4 .2 I n d i c a t o r e n v o o r m a r k t a a n d e e l 1 8

4 .3 H e t me t e n v a n o m z e t 2 0

4 .4 U i t k o m s t e n m a r k t o n d e r z o e k 2 0 4 .5 C o n c l u s i e m a r k t a a n d e l e n 2 8

5 Aa n v ul l e n d e c ri t e r i a : V er m o g e n d e

m ar k t v o o r w aar de n t e b eïn vlo ed en 31

5 .1 I n l e i d i n g 3 1

5 .2 Ve r m o g e n d e m a r k t v o o r w a a r d e n t e b e ï n v l o e d e n 3 1 5 .3 C o n c l u s i e v e r m o g e n d e m a r k t v o o r w a a r d e n t e

b e ï n v l o e d e n 5 0

6 Aa n v ul l e n d e c ri t e r i a : Ov e r i ge c r i t e ri a 5 3

6 .1 I n l e i d i n g 5 3

6 .2 G r o e p s o mz e t i n v e r h o u d i n g t o t d e m a r k t 5 3 6 .3 T o e g a n g t o t e i n d g e b r u i k e r s 5 4 6 .4 T o e g a n g t o t f i n a n c i ë l e mi d d e l e n 5 6 6 .5 E r v a r i n g v a n d e a a n b i e d e r s 5 8 6 .6 C o n c l u s i e o v e r i g e a a n v u l l e n d e c r i t e r i a 5 9

7 C on c l u si e 61

7 .1 C o n c l u s i e m a r k t a a n d e l e n 6 1 7 .2 C o n c l u s i e t e n a a n z i e n v a n c r i t e r i u m ‘ v e r m o g e n o m

m a r k t v o o r w a a r d e n t e b e ï n v l o e d e n ’ 6 2 7 .3 C o n c l u s i e t e n a a n z i e n v a n d e o v e r i g e ‘ l i d 4 - c r i t e r i a ’ 6 2

(4)

B i j l a g e

I Vr a g e n l i j s t 6 5

T O CP AG E RE FP AG E R E F P AG E R E F P AG E R E FP AG E R E FP AG E R E F P AG E R E F P AG E R E FP AG E RE FP AG E R E F P AG E R E F P AG E R E F P AG E R E F P AG E R E FP AG E RE FP AG E R E F P AG E R E F P A G E R E F P AG E R E F P AG E R E FPAG E R E FP AG E R E F P AG E R E F P AG E R E FP AG E RE FP AG E R E F P AG E R E F P AG E R E F P AG E R E F P A G E R E F P AG E R E FP AG E RE FP AG E R E F P AG E R E F PAGEREFP A G E R E F P AG E R E F

(5)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding van het onderzoek

OPTA heeft als toezichthouder op de markten voor post en telecommunicatie de taak om het functioneren van deze markten te waarborgen. Waar nodig kan OPTA maatregelen nemen die ervoor zorgen dat de concurrentie op de- ze markten wordt geïnitieerd en bevorderd. Een belangrijk instrument om de concurrentie te bevorderen is de aanwijzing van een marktpartij als aanbie- der met aanmerkelijke macht op de markt (AMM), geregeld in artikel 6.4 Te- lecommunicatiewet (Tw). Een partij die aangewezen wordt, krijgt bepaalde verplichtingen opgelegd. Op deze manier wordt er gepoogd een ‘level playing field’ te creëren, ‘een situatie op de markt waarin de concurrentie tot ontwikkeling kan komen door de reeds op de markt aanwezige partijen, die hun positie hebben opgebouwd op basis van bijzondere en exclusieve rech- ten, de plicht te geven toegang tot en gebruik van die voorzieningen en diensten aan te bieden waarvoor zij over een aanmerkelijke macht op de markt beschikken’1.

In de huidige ONP-richtlijnen wordt het AMM-instrument gezien als een tijdelij- ke maatregel ter ondersteuning van de overgang van beperkte naar volledi- ge concurrentie.

Om de ontwikkelingen in de telecommunicatiemarkt te volgen, laat OPTA jaarlijks een marktonderzoek uitvoeren. De telecommunicatiemarkt wordt daartoe opgedeeld in een viertal productmarkten: 1) de markt met betrek- king tot de vaste openbare telefonie of de vaste openbare telefoon dien- sten, 2) de markt met betrekking tot de mobiele openbare telefoonnetwer- ken of de mobiele openbare telefoondiensten, 3) de markt voor huurlijnen en 4) de nationale markt met betrekking tot vaste en mobiele openbare tele- foondiensten tezamen.

In artikel 6.4 Tw, derde lid wordt aangegeven dat een partij wordt aangewe- zen als aanbieder met AMM indien het marktaandeel meer dan 25% be- draagt. In de Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke marktmacht (Richt- snoeren) wordt aangegeven dat het marktaandeel gemeten wordt in termen van omzet. In artikel 6.4 Tw, vierde lid, wordt een aantal uitzonderingscriteria opgenomen op grond waarvan OPTA kan afwijken van de hoofdregel. Deze uitzonderingsregels zijn in de Tw als volgt omschreven:

! het vermogen van de desbetreffende aanbieder om de marktvoorwaar- den te beïnvloeden;

! zijn omzet (groepsomzet) in verhouding tot de omvang van de markt;

! zijn beheersing van de middelen van toegang tot de eindgebruikers;

! zijn toegang tot financiële middelen;

! zijn ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt.

1 OPTA, Consultatiedocument aanmerkelijke macht op de markt, 18 december 1998, p. 6.

(6)

Om een besluit te kunnen nemen over AMM zullen de hierboven genoemde uitzonderingscriteria geoperationaliseerd moeten worden. In de Richtsnoeren worden deze uitzonderingscriteria verder uitgewerkt.

In dit rapport wordt verslag gedaan van een economische analyse van de situatie van de markt voor vaste telefonie in statisch en dynamisch perspec- tief. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de marktaandelen van de verschillende marktpartijen en een beoordeling geven van de uitzonde- ringscriteria. Op basis van deze analyse moet OPTA een afweging kunnen maken over het al dan niet aanwijzen (of continuering van de aanwijzing) van marktpartijen met AMM. Het doel van dit onderzoek kan uitgewerkt wor- den in twee vragen:

! Hoe groot zijn de marktaandelen van de verschillende marktpartijen (met name Koninklijke KPN NV, hierna KPN) op de Nederlandse markt voor vas- te telefonie en hoe hebben deze marktaandelen zich ontwikkeld?

! Hoe moeten de aanvullende criteria uit artikel 6.4 vierde lid, van de Tw worden beoordeeld voor de positie van KPN (in relatie tot de andere aanbieders) op de Nederlandse markt voor vaste telefonie?

1.2 Uitgangspunten

Bij de beantwoording van bovenstaande vragen zijn een paar veronderstel- lingen gehanteerd. Allereerst is uitgegaan van de relevante artikelen in de Tw en de uitwerking daarvan in het ‘Consultatiedocument aanmerkelijke macht op de markt (1)’ van 18 december 1998 en de ‘Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt’ van 6 maart 2000.

Dit betekent dat er informatie nodig is over de omzetten van de marktpartijen om marktaandelen te kunnen berekenen (op de markten die in de Richt- snoeren zijn vastgesteld). Volgens de wet kunnen marktpartijen met een aandeel van meer dan 25% op de relevante markt worden aangewezen als marktpartij met aanmerkelijke macht op de markt. Daarnaast is informatie nodig over de hierboven genoemde uitzonderingscriteria. Er wordt bij de in- vulling van deze criteria uitgegaan van de uitwerking van de criteria in de

‘Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt’.

Conform het besluit d.d. 15 november 2000 van OPTA inzake de aanwijzing van Koninklijke KPN NV als aanbieder met AMM op de markt voor vaste open- bare telefonie, wordt de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken en vaste openbare telefoondiensten als één markt beschouwd. Als in dit verslag wordt gesproken van de markt voor vaste telefonie, wordt daarmee zowel de markt voor vaste telefoonnetwerken als -diensten bedoeld.

Een derde uitgangspunt is dat het onderzoek zich richt op de economische onderbouwing van een besluit om een marktpartij al dan niet (hernieuwd of continuering) aan te wijzen als marktpartij met AMM. Er wordt dus niet geke- ken naar eventuele collectieve dominantie.

1.3 Opzet rapport

In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat EIM heeft uitge- voerd om te bekijken of de aanwijzing van KPN als marktpartij met aanmerke- lijke macht op de vaste-telefoniemarkt al dan niet gecontinueerd zou moe- ten worden en of er, indien de aanwijzing van KPN niet wordt gecontinueerd,

(7)

een andere aanbieder is die zou moeten worden aangewezen als aanbieder met AMM op de markt voor vaste telefonie. In hoofdstuk 2 komt de onder- zoeksopzet aan bod. Omdat het begrip AMM centraal staat in dit onderzoek, zal daarna in hoofdstuk 3 ingegaan worden op dit begrip. In hoofdstuk 4 ko- men de marktaandelen aan bod. Er zal expliciet worden bekeken of het marktaandeel van KPN groter is dan 25%. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt ten slotte ingegaan op de uitzonderingscriteria, waarna in hoofdstuk 7 enkele conclusies worden getrokken.

(8)
(9)

2 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de onderzoeksopzet die in dit onder- zoek gehanteerd is. Allereerst wordt ingegaan op de verzameling van de da- ta. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de respons van de aangeschre- ven partijen.

2.1 Onderzoeksopzet en dataverzameling

In 2000 heeft NEI/Logica1 voor OPTA een marktonderzoek uitgevoerd naar de markt voor vaste telefonie ten behoeve van de aanwijzing van marktpartijen met aanmerkelijke marktmacht. In het onderhavige onderzoek is in eerste instantie uitgegaan van de vragenlijst van NEI. Op basis van ervaringen in het NEI-onderzoek en ervaringen van OPTA en EIM is de vragenlijst vervolgens aangepast, waarbij tevens is geprobeerd de structuur van de verschillende vragenlijsten van de marktonderzoeken voor AMM (mobiel, vast, huurlijnen en interconnectie) zo veel mogelijk gelijk te houden.

In de vragenlijst voor vaste telefonie zijn gegevens gevraagd over omzetten, aantal aansluitingen en belminuten, gesplitst naar verschillende soorten in- komstenbronnen/verkeersstromen. Verder zijn vragen gesteld met betrekking tot de uitzonderingscriteria die moeten worden beoordeeld bij het afwijken van de hoofdregel. De vragenlijsten zijn opgenomen in Bijlage 1.

De partijen die bij OPTA staan ingeschreven als aanbieder van vaste telefonie zijn door OPTA benaderd met de vragenlijst. Daarna hebben partijen die niet op tijd hebben gereageerd een rappel van OPTA gekregen. Tevens hebben OPTA en EIM marktpartijen gebeld met het verzoek de vragenlijst in te vullen en terug te sturen. Daarna is nog navraag bij partijen gedaan vanwege on- duidelijke of ontbrekende gegevens. Deze dataverzameling heeft van mei tot en met half juli 2001 plaatsgevonden, waarna met de analyse en rapportage kon worden begonnen.

2.2 Onderzoekspopulatie en respons

Bij OPTA staan circa 90 aanbieders geregistreerd als aanbieder van vaste te- lefonie. Deze hebben van OPTA een brief gekregen met daarin het verzoek de vragenlijst in te vullen. Verschillende bedrijven (12) hebben aangegeven (nog) geen vaste telefonie aan te bieden, failliet te zijn (HLK Holding Interglo- be, Nefimax, Transnet) of de telecomactiviteiten te hebben gestaakt. Tevens

1 NEI (2000), Aanwijzing partijen met aanmerkelijke marktmacht: Vaste openbare telefonie en huurlijnen, NEI, Rotterdam.

(10)

zijn verschillende partijen samengegaan1. Uit de antwoorden van de markt- partijen is naar voren gekomen dat vier marktpartijen in de onderzoeksperio- de actief zijn geworden. Het betreft Priority Telecom (onderdeel van UPC) in 2000 en Ortel, Telediscount en 3U Telecom in 2001. Daarnaast blijkt dat de gegevens van de registratie niet meer klopten zonder dat daar een wijziging van was doorgegeven aan OPTA. Deze partijen konden daardoor niet tele- fonisch worden benaderd met het verzoek de vragenlijst terug te sturen.

Er zijn 28 marktpartijen2 meegenomen in de analyse, namelijk:

! ACN Europe BV

! Atlantic Telecom BV (Venray)

! AUCS Communications Services

! BT Ignite Nederland BV

! Cable & Wireless

! Casema

! Concert

! Debitel

! Energis

! Essent Kabelcom BV

! Global One Communications BV

! GTS

! Intelligent solutions

! KPN

! Level 3

! WorldCom BV

! One.Tel BV

! Priority Telecom3

! RSL COM Nederland

! Scarlet Telecom BV

! Swift Global Netherlands BV

! Technos Global Communication

! Tele2 Nederland BV

! Tritone BV

! UPC Nederland B.V.

! Versatel

! Vocalis

! 3U Telecom BV.

1 Uit de reactie op de vragenlijst blijkt dat verschillende partijen zijn samengegaan dan wel overgenomen. Het betreft Atlantic Telecom Group (Rotterdam) en Telepartner Plus, Priority Telecom en Cignal Global Communication, UPC en Telekabel en Skybernet en Winstar Communications. UPC heeft in 2000 de dienstverlening gesplitst in een zakelijk (Priority Telecom) en een consumentengedeelte. Ook hebben marktpartijen hun naam veranderd, waardoor ze nog tweemaal voorkomen in de registratie (Scarlet, voorheen Global Access). Tijdens het onderzoek is bekend geworden dat One.Tel is overgenomen door Scarlet Telecom. Daarnaast heeft Scarlet Telecom de afgelopen tijd de volgende andere bedrijven overgenomen: Bel 1600 (van UPC), Interout, Viatel, Netnet en Transnet.

2 Daarnaast heeft een marktpartij alleen het aantal belminuten over februari 2001. Gezien het beperkte aantal belminuten is deze marktpartij buiten de analyse gelaten. Een an- dere marktpartij heeft informatie verschaft na het begin van de analyse. Ook deze marktpartij is buiten de analyse gelaten. De invloed van deze marktpartij op de gepre- senteerde gegevens is zeer beperkt.

3 Priority Telecom en UPC Nederland hebben afzonderlijk informatie verschaft. In de analy- se zijn beide partijen samengenomen.

(11)

De aanbieders verschillen in kenmerken. De belangrijkste verschillen hebben te maken met het bezit van een eigen (aansluit)netwerk en het soort telefo- niedienst dat wordt aangeboden. Van de bovengenoemde marktpartijen hebben er 14 een (internationaal) netwerk. Van deze netwerk-operators rich- ten 4 marktpartijen zich alleen op wholesalediensten. De overige netwerk- operators hebben ook een aansluitnetwerk in Nederland (directe toegang tot de eindgebruiker). KPN heeft als enige aanbieder een landelijk aanbod voor zowel consumenten als zakelijke eindgebruikers. De overige 14 marktpartijen zijn actief als carrier (pre)select aanbieder (indirecte toegang tot de eindge- bruiker). Deze carrier (pre)select aanbieders hebben een landelijke dekking (via het aansluitnetwerk van KPN). Deze verschillen en de gevolgen daarvan voor de verschillende uitzonderingscriteria zullen aan bod komen in de be- spreking van de uitzonderingscriteria (met name bij verticale integratie, aan- tal en omvang concurrenten en toegang tot de eindgebruikers).

Bij de analyses is gebruikgemaakt van de antwoorden die bovenstaande marktpartijen hebben gegeven. Indien bepaalde gegevens ontbraken, is de partij buiten de analyse gelaten of is er een inschatting gemaakt. Dit wordt aangegeven bij de betreffende analyse.

2.3 Relatie met onderzoek 2000

In 2000 heeft OPTA een vergelijkbaar marktonderzoek laten uitvoeren door NEI/Logica Consulting. Door de ontwikkeling in de markt (overnames, toe- en uittreding van bedrijven), doordat niet alle marktpartijen uit het onderzoek van 2000 hebben gereageerd en door marktpartijen die wel in 2001 hebben gereageerd maar niet in 2000, zijn de onderzoeken niet geheel vergelijkbaar1. Waar mogelijk zullen de onderzoeksresultaten van dit onderzoek worden ver- geleken met de resultaten van het onderzoek van 2000.

1 In het onderzoek in 2000 van NEI is informatie opgenomen van marktpartijen (Colt, Comfour, Edutel, Kast Telecom/Axxon (is volgens OPTA failliet), Netnet (overgenomen door Scarlet), Primus Telecom, Steady Sports, Talkline, Telepartners (overgenomen door Atlantic Telecom Group (Rotterdam)) en Viatel (overgenomen door Scarlet)) die in dit onderzoek niet zijn opgenomen. In dit onderzoek hebben we antwoorden gekregen van partijen die in het vorige onderzoek niet zijn opgenomen (ACN Europe, Atlantic Telecom (Venray), AUCS Europe, Cable & Wireless, Concert, Intellegent Solutions, Level 3, Priority, Swift Global Netherlands, Technos, Vocalis en 3U Telecom). De andere samenstelling van marktpartijen die deel hebben genomen aan het onderzoek heeft nagenoeg geen ef- fect.

(12)
(13)

3 Aanmerkelijke macht op de markt

3.1 Inleiding

Om de overgang van een markt gekenmerkt door een monopoliesituatie naar een markt waar meerdere spelers actief zijn goed te laten verlopen, is er een wettelijk kader gecreëerd. In dit hoofdstuk zal kort worden ingegaan op het regulerende kader, in het bijzonder de aanwijzing van marktpartijen met aanmerkelijke macht op de markt. Er zal kort worden ingegaan op het Euro- pese regelgevende kader aangezien dit kader richtinggevend is voor de na- tionale wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de huidige aanwijzingspraktijk.

3.2 Wettelijk kader

Er zijn verschillende Europese richtlijnen waarin het instrument van aanmerke- lijke marktmacht is opgenomen. De richtlijnen zijn:

! Huurlijnen-richtlijn (92/44 zoals aangepast door Richtlijn 97/51)1

! ONP-Spraak-richtlijn (98/10)2

! Interconnectie-richtlijn (97/33)3.

Daarnaast wordt het AMM-instrument uitgewerkt in de aanvullende notitie

‘Determination of Organisations with Significant Market Power for imple- mentation of the ONP Directives’4.

Met het instrument van AMM wordt gepoogd een ‘level playing field’ te cre- eren en toetredingsdrempels te verlagen. Als gevolg van een AMM-

aanwijzing krijgt de aangewezen marktpartij extra (asymmetrische) verplich- tingen. Met de aanwijzing wordt gepoogd het functioneren van de tele- communicatiemarkt te verbeteren en de toetreding van andere marktpartij- en te vergemakkelijken.

De Europese richtlijnen zijn verwerkt in de Tw. In artikel 6.4, eerste en tweede lid, van de Tw wordt aangegeven dat één of meer aanbieders kunnen wor- den aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de markt. In- dien een marktpartij meer dan 25% marktaandeel heeft, wordt deze markt- partij aangewezen (artikel 6.4 Tw, derde lid). Daarnaast wordt een aantal cri- teria genoemd dat kan leiden tot het afwijken van de hoofdregel (artikel 6.4 Tw, vierde lid).

1 ONP Huurlijnrichtlijn, PB L 165/27, 19 juni 1992, gewijzigd door 97/51/EC, PB L 295/23 van 29 oktober 1997.

2 ONP Spraakrichtlijn, PB L 101/24, 1 april 1998.

3 Interconnectie-richtlijn, PB L 199/32, 26 juli 1997, gewijzigd door 98/61/EC, PB L 268/37 van 3 oktober 1998.

4 Determination of organisations with significant market power for implementation of the ONP-directives, ONP-Com 98/03, 1 maart 1999.

(14)

Om verschillende begrippen verder uit te werken heeft OPTA de ‘Richtsnoe- ren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt’ gepubliceerd. In deze Richtsnoeren wordt aangegeven dat de omvang van de aanwijzingsbe- voegdheid primair bepaald wordt door de Tw. Voorzover de Tw ruimte laat voor interpretatie en de interpretatie niet in de Richtsnoeren wordt ingevuld, zal aansluiting worden gezocht bij de ONP-richtlijnen. Een begrip dat in de Richtsnoeren verder wordt uitgewerkt is het begrip aanmerkelijke markt- macht.

3.3 Het begrip aanmerkelijke marktmacht

Het begrip aanmerkelijke marktmacht is sterk gerelateerd aan begrippen in de algemene mededingingswetgeving (economische machtspositie). Een groot verschil met economische machtspositie is dat AMM een ex ante in- strument is. Hierdoor is het mogelijk om op voorhand een marktpartij nadere verplichtingen op te leggen. Er hoeft niet gewacht te worden met het opleg- gen van verplichtingen totdat de marktpartij daadwerkelijk de machtspositie misbruikt. Een praktisch aspect van het AMM-instrument is dat de relevante markten van tevoren gedefinieerd zijn (zoals deze ook in de Tw zijn opgeno- men). Toezicht op het misbruik van economische machtspositie is een vorm van ex post toezicht.

Daarnaast wordt aangegeven dat een aanbieder geacht wordt een AMM- aanbieder te zijn indien deze aanbieder een marktaandeel heeft van meer dan 25% in een van de in de Tw bepaalde telecommunicatiemarkten. Een aanbieder met een marktaandeel van meer dan 25% wordt in beginsel aan- gewezen als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de aanbieder (met 25% of meer) op basis van een aantal criteria geen markt- macht heeft. Een aanbieder met een marktaandeel van minder dan 25% kan aangewezen worden indien op basis van de uitzonderingscriteria blijkt dat deze aanbieder toch aanmerkelijke marktmacht heeft. Deze uitzonderingscri- teria worden in de Richtsnoeren verder uitgewerkt.

3.4 De marktafbakening

Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt bij het AMM-instrument gebruik- gemaakt van reeds vooraf afgebakende markten. In artikel 6.4 Tw eerste en tweede lid wordt in beginsel onderscheid gemaakt in een viertal product- markten, namelijk:

! de markt met betrekking tot de vaste openbare telefoonnetwerken of de vaste openbare telefoondiensten;

! de markt met betrekking tot de mobiele openbare telefoonnetwerken of de mobiele openbare telefoondiensten;

! de markt voor huurlijnen;

! de nationale markt met betrekking tot vaste en mobiele telefoondiensten tezamen.

Afhankelijk van de ontwikkelingen op de verschillende productmarkten kan het college een nadere afbakening introduceren. In het bijzonder kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de productmarkt voor open- bare telefoonnetwerken en anderzijds de productmarkt voor openbare tele-

(15)

foondiensten. Deze verdere opdeling geldt voor de markt voor vaste en die voor de mobiele telefonie.

Bij het vaststellen van de relevante geografische markt wordt uitgegaan van

‘het gebied waarbinnen de aanbieders binnen Nederland actief zijn’ (Tw en de Richtsnoeren). Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding ge- ven, kunnen aanbieders die regionaal actief zijn tot de nationale markt wor- den gerekend.

3.5 De huidige aanwijzingspraktijk ten aanzien van vaste telefonie

Met de inwerkingtreding van de Tw in 1998 is Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen voor een periode van twee jaar, tot 15 december 2000, aangewezen als aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk en van vaste openbare telefoondiensten in geheel Nederland. Deze aanwijzing is gebaseerd op overgangsrecht art. 20.1 Tw, jo 6.4 Tw.

Ten aanzien van de markt voor vaste openbare telefonie heeft het college van OPTA (college) op 15 november 2000 Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen op basis van artikel 6.4 Tw, eerste lid, aangewezen als aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt (inwerkingtreding 15 december 2000). In de aanwijzing wordt aangegeven dat de markt wordt gedefinieerd als de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken en vaste openbare telefoondiensten. Het college geeft aan dat er geen redenen zijn om de markt voor vaste telefonie nadere af te bakenen in een markt voor vaste openbare telefoonnetwerken respectievelijk vaste openbare telefoon- diensten. Er wordt ook geen opdeling gemaakt naar eventuele deelmarkten die eventueel gedefinieerd zouden kunnen worden op basis van de Mede- dingingswet. In verband met de eventuele continuering van de aanwijzing, is in dit onderzoek uitgegaan van een markt voor vaste telefonie.

De aanwijzing is voor onbepaalde duur. Het college zal jaarlijks ambtshalve bezien of de aanwijzing moet blijven gelden. Hiertoe is het onderhavige marktonderzoek uitgevoerd.

(16)
(17)

4 Marktaandelen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan in op de marktaandelen van de verschillen- de aanbieders in de markt voor vaste telefonie.

In het algemeen wordt aangenomen dat het marktaandeel een goede indi- cator is voor marktmacht. Een groot marktaandeel zou een indicatie zijn van mogelijke marktmacht, het marktaandeel kan gebruikt worden om markt- macht uit te oefenen. Daarnaast kan marktmacht ook leiden tot een groot marktaandeel. In de Tw wordt aangegeven dat een marktpartij geacht wordt marktmacht te hebben indien het marktaandeel meer dan 25% bedraagt.

Hierbij speelt mee dat het onwaarschijnlijk is dat marktpartijen met een rela- tief klein marktaandeel marktmacht hebben.

In dit hoofdstuk zal eerst de economische argumentatie van marktaandeel als indicator voor marktmacht worden besproken. Daarna zal worden inge- gaan op het onderscheid tussen marktaandelen op basis van waarde (om- zet) en volume (belminuten, aantal aansluitingen). Vervolgens zullen de marktaandeelindicatoren empirisch worden ingevuld. Dit gebeurt aan de hand van de door de marktpartijen verstrekte gegevens. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte beoordeling van de marktaandelen.

4.1 Marktaandelen als indicator voor marktmacht

Marktaandelen worden over het algemeen gezien als een goede indicator voor marktmacht en spelen een centrale rol in de aanwijzingspraktijk van toe- zichthouders1. De relatie tussen marktaandelen en marktmacht is tweeledig.

Allereerst kan een groot marktaandeel leiden tot marktmacht. Doordat de telefoniemarkt gekenmerkt wordt door schaalvoordelen, zal een aanbieder met veel aansluitingen de vaste kosten over veel aansluitingen kunnen ver- delen. Het grote marktaandeel leidt op deze manier dus tot een kostenvoor- deel dat gebruikt kan worden in de concurrentiestrijd. Daarnaast speelt een reputatie- effect mee. Een marktpartij met een groot marktaandeel zal een grotere bekendheid hebben onder de (potentiële) afnemers. Hierdoor zullen afnemers zich eerder bij de grootste aanbieder aansluiten. Dit effect wordt sterker indien de aangeboden producten/diensten weinig transparant zijn.

De naam van de aanbieder zal in zo’n geval bij de keuze een belangrijkere rol gaan spelen dan de kenmerken/kwaliteit van de aangeboden diensten.

De grootte kan daarbij als indicatie worden gebruikt voor reputatie (er zijn al veel afnemers voorgegaan, dus het moet wel goed zijn).

Marktmacht kan ook leiden tot een groot marktaandeel. Indien een bepaal- de marktpartij bepaalde zaken heeft die andere bedrijven niet kunnen bie- den (lage prijs, goede kwaliteit, betere dekking etc.) zullen de afnemers bij een gelijke prijs voor deze aanbieder kiezen (ze krijgen meer voor dezelfde prijs). Daarnaast kan een aanbieder bepaalde bedrijfsmiddelen/inputs bezit- ten (bijvoorbeeld een aansluitnetwerk) die nodig zijn om een bepaald pro- duct/een bepaalde dienst te kunnen aanbieden. Door deze bedrijfsmidde-

1 Zie bijvoorbeeld Hay en Vickers (1987), The economics of market power, Basil Blackwell, Oxford, UK en Verboven (2001) Het gebruik van simulatieanalyse in het Europese fusie- beleid, Markt & Mededinging.

(18)

len/inputs niet aan te bieden aan andere aanbieders of tegen ongunstige voorwaarden kunnen andere aanbieders die hier gebruik van moeten maken niet effectief en efficiënt concurreren. Dit zal resulteren in een groot

marktaandeel voor de marktpartij die deze bedrijfsmiddelen/input wel bezit.

Een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht kan deze positie dus gebrui- ken om veel klanten aan te trekken. Dit zal dus leiden tot een groot

marktaandeel.

Bij de beoordeling van de machtspositie van een marktpartij moet ook geke- ken worden naar de ontwikkeling van de marktaandelen in de loop van de tijd. Een machtspositie komt vooral naar voren als een aanbieder een relatief groot en stabiel marktaandeel heeft. Een afname van het marktaandeel kan aangeven dat de markt concurrerender wordt, maar wil nog niet zeggen dat de marktpartij geen marktmacht meer heeft.

4.2 Indicatoren voor marktaandeel

Marktaandelen kunnen op verschillende manieren gemeten worden. Hierbij kan gedacht worden aan marktaandelen gemeten op basis van omzet (waarde-indicator), aantal aansluitingen (volume-indicator), aantal belminu- ten (volume-indicator) en de toegevoegde waarde (waarde-indicator). Ie- dere maatstaf heeft zijn eigen voor- en nadelen. Bij de keuze zal rekening moeten worden gehouden met de relatie met marktmacht, de transparantie van de indicator en de beschikbaarheid van informatie. OPTA heeft in de Richtsnoeren gekozen voor marktaandelen gemeten op basis van omzetten.

Hieronder zullen de verschillende indicatoren kort worden uitgewerkt.

4 .2 .1 O mz et

Omzet wordt in veel andere lidstaten van de Europese Unie gebruikt als toet- singscriterium, zowel in de telecomsector als in het algemene mededin- gingsrecht. Bij omzet wordt gekeken naar de omzet die alle marktpartijen (netwerk-operators, dienstenaanbieders etc.) behalen in de afgebakende markt. Algemeen wordt aangenomen dat indien een marktpartij een groot aandeel heeft in de totale omzet van de markt, dit een indicator is van marktmacht. Het voordeel van omzet als indicator is dat deze vrij eenduidig is te bepalen. Daarnaast bevat het criterium omzet zowel informatie over het volume (bijvoorbeeld hoeveelheid belminuten) als over de waarde van dit volume (de prijs waartegen de belminuten worden verkocht). Het nadeel is het ontstaan van mogelijke dubbeltellingen1.

4 .2 .2 Aa n ta l aa ns lui ti n g en

Het aantal aansluitingen (volume-indicator) speelt een belangrijke rol in een markt waar schaalvoordelen optreden. De gemaakte (vaste) kosten van bij- voorbeeld een netwerk kunnen over meerdere aansluitingen worden ver- deeld. Een aanbieder met relatief veel aansluitingen kan daardoor een (kos- ten)voordeel behalen ten opzichte van een aanbieder met minder aanslui- tingen. Zeker als de afnemers loyaal of weinig geneigd zijn van aanbieder te

1 Dit effect treedt op als de afgebakende markt meerdere schakels in de productiekolom omvat. In het onderhavige onderzoek betreft dit het aanbieden van netwerkdiensten (wholesale) en telefoniediensten (retail).

(19)

veranderen of hoge overstapkosten hebben, is het aantal aansluitingen een belangrijke indicator voor marktmacht. Verder speelt mee dat de verwach- ting is dat eindgebruikers, nadat ze eenmaal als klant zijn binnengehaald, steeds meer omzet gaan genereren (meer gaan bellen of gebruik gaan ma- ken van andere, duurdere diensten).

In de markt voor vaste telefonie is het aantal aansluitingen minder betrouw- baar. Er zijn marktpartijen die diensten aanbieden waar meerdere gebruikers aangekoppeld zijn (bijvoorbeeld ISDN-30 of andere bedrijfsaansluitingen). Bij de berekening van het aantal aansluitingen zou zo’n aansluiting slechts als één aansluiting meetellen1. Hierdoor wordt een onderschatting gegeven van het daadwerkelijke belang van dit soort aansluitingen. In het onderhavige onderzoek is er geen informatie gevraagd over het soort aansluiting.

4 .2 .3 Aa nta l b el mi nu t en

Het aantal belminuten is evenals het aantal aansluitingen een volume- indicator. Soms wordt ook het aantal in rekening gebrachte belminuten ge- nomen: die zouden beter in kaart te brengen zijn. De verbelde minuten moe- ten voor een groot deel de omzet genereren van de telefonieaanbieders en geven inzicht in het gebruik van het netwerk. Een operator met een intensie- ver netwerkgebruik (veel belminuten) dan andere operators, kan de vaste kosten over meer belminuten verdelen. Hierdoor zal zo’n aanbieder eerder in staat zijn een zodanig prijsbeleid te hanteren (bijvoorbeeld prijsverlaging) dat andere aanbieders niet rendabel meer kunnen opereren (te lage prijs ten opzichte van de kosten per belminuut).

Het aantal belminuten houdt, in tegenstelling tot het aantal aansluitingen, wel rekening met de intensiteit van het gebruik. Zo zal een ISDN-30-aansluiting veel meer belminuten genereren dan een gewone, enkelvoudige aansluiting.

Evenals het aantal aansluitingen houdt de indicator aantal belminuten geen rekening met de waarde van de belminuten (bijvoorbeeld piek- versus dalta- rief). Dit kan ertoe leiden dat aanbieders met relatief veel dure belminuten (bijvoorbeeld veel bellen in piekperiode) een relatief groter marktaandeel, gemeten op basis van omzet, kunnen hebben in vergelijking met een marktaandeel gemeten in aantallen belminuten.

4 .2 .4 T o eg e vo egd e waard e

De toegevoegde waarde kijkt naar de waarde die een marktpartij toevoegt.

De toegevoegde waarde is in sterke mate gerelateerd aan de omzet. Bij de toegevoegde waarde wordt de totale omzet gecorrigeerd voor de inge- kochte omzet. Een groot aandeel in de toegevoegde waarde in de markt geeft een grote mate van marktmacht aan. Het voordeel van de indicator toegevoegde waarde is dat er geen dubbeltellingen optreden. Een nadeel van deze indicator is dat de gegevens moeilijk te verkrijgen zijn en dat er in- terpretatieverschillen kunnen optreden. Derhalve zullen we geen gegevens presenteren over de toegevoegde waarde.

4 .2 .5 Co ncl usi e: o mz et en ma rkt macht

Uit deze korte bespreking blijkt dat het marktaandeel gemeten in omzet een duidelijke relatie heeft met de marktmacht. Tevens is omzet als waarde-

1 In het onderzoek van vorig jaar is rekening gehouden met de kwaliteit/waarde van de aansluiting. Zo is een ISDN-30-aansluiting meegeteld als 30 gewone aansluitingen.

(20)

indicator een indicator waarover relatief makkelijk informatie is te verkrijgen.

De marktaandelen op basis van omzetten zullen dan ook de belangrijkste indicator zijn voor marktmacht (zie ook de Richtsnoeren). Dit laat echter on- verlet dat de andere indicatoren aanvullende informatie kunnen verschaffen.

Het is dan ook nuttig deze indicatoren eveneens in kaart te brengen. In dit onderzoek kijken we ook naar het aantal belminuten als volume-indicator. Er wordt niet gekeken naar het aantal aansluitingen omdat deze zeer divers kunnen zijn (grote verschillen in het aantal gebruikers per aansluiting). Om uitspraken over de indicator toegevoegde waarde te kunnen doen, is veel extra informatie nodig die vaak moeilijk te verkrijgen is. Daarom zal in het on- derzoek ook geen aandacht worden besteed aan de indicator toegevoeg- de waarde.

4.3 Het meten van omzet

Bij het gebruik van de indicator omzet is het van belang te letten op een aan- tal aspecten. In het uitgevoerde onderzoek is de kans op dubbeltellingen aanwezig. Daarnaast moet worden bekeken wat moet worden meegeno- men in de omzet. De omzetten zijn berekend exclusief BTW.

Dubbeltellingen ontstaan doordat de vaste-telefoniemarkt breed is gedefini- eerd en meerdere schakels uit de productiekolom omvat (zowel netwerken als telefoniediensten). Er zijn partijen die alleen actief zijn op het gebied van netwerken (wholesale), die alleen actief zijn op het gebied van telefoniedien- sten (retail) en marktpartijen die actief zijn op beide gebieden1. Dit houdt in dat in sommige gevallen een deel van de omzet van een marktpartij ook meegenomen wordt in de omzet van een andere marktpartij. Het effect van de dubbeltelling is naar verwachting beperkt.

4.4 Uitkomsten marktonderzoek

4 .4 .1 Ma r k ta a nd eel o p ba si s v an t ota l e o mz et

In het marktonderzoek zijn omzetgegevens gevraagd per maand en uitge- splitst naar een aantal categorieën (zie Bijlage 1 voor de vragenlijst). De om- zet in het huidige onderzoek bestaat uit omzet uit aansluitingen, binnen basis- , buiten basis-, internationaal, vast-mobiel verkeer, overig retail en wholesale.

Een aantal partijen kon de informatie niet op dit detailniveau verstrekken (soms niet per maand, soms niet per deelmarkt). Voor de partijen die geen maandcijfers konden opleveren zijn de kwartaal- of jaarcijfers lineair toegere- kend aan de maanden. Er is geen opdeling gemaakt voor partijen die geen opdeling konden maken per deelmarkt. De marktaandelen zijn berekend aan

1 Als er alleen maar verticaal geïntegreerde partijen actief zouden zijn, die alleen leveren aan hun eigen bedrijfsonderdelen, hebben dubbeltellingen geen gevolgen voor de analyse.

(21)

de hand van de door de marktpartijen verschafte informatie. Er is uitgegaan van de totale omzet1.

In REFtabel 1 zijn de omzetgegevens voor 2000 en de marktaandelen voor 2000 en het eerste kwartaal van 2001 weergegeven. In verband met de ver- trouwelijkheid van de gegevens is de volgende indeling in klassen gehanteerd:

< 5%, 5-15%, 15-25%, 25-35%, 35-45%, 45-55%, 55-65%, 65-75%, 75-85%, 85-95% en

> 95% (Deze klassenindeling wordt ook elders in het rapport gehanteerd). Te- vens zijn in REFtabel 1 gegevens van het marktonderzoek van vorig jaar opge- nomen (eerste halfjaar 2000). De totale markt komt in 2000 uit op ƒ 9 - 11 mil- jard. Ten opzichte van het eerste kwartaal in 2000 is de omzet in het eerste kwartaal van 2001 met 5-15% gegroeid. De marktaandelen zijn berekend door de omzet van een marktpartij te delen door de totale marktomzet.

Indien gekeken wordt naar individuele aanbieders en de ontwikkeling die deze aanbieders doorlopen, valt de terugval van KPN op. Over heel 2000 had KPN een marktaandeel van 85-95%. In de eerste drie maanden van 2001 is dat teruggelopen tot 75-85%. In 1999 valt het marktaandeel van KPN ook in de klasse 85-95%. Het daadwerkelijke marktaandeel van KPN in 1999 is groter dan het marktaandeel in 2000. De daling van het marktaandeel kan te ma- ken hebben met ontwikkelingen in de markt. Het verschil ten opzichte van 2000 kan mogelijk ook te maken hebben met de andere berekeningsmetho- de (andere marktpartijen zijn meegenomen). De grootste verschillen ten op- zichte van het onderzoek van vorig jaar treden op bij BT Ignite, Energis en WorldCom. Dit heeft waarschijnlijk te maken met inkomsten verkregen uit wholesale en/of internetverkeer. Uit een nadere bestudering van beide on- derzoeken kan geconcludeerd worden dat beide onderzoeken goed te ver- gelijken zijn. Alleen BT Ignite is in het onderhavige onderzoek beduidend gro- ter, echter met een marktaandeel van minder dan 5%. Ondanks het verlies aan marktaandeel blijft het marktaandeel van KPN aanzienlijk. De overige aanbieders hebben een marktaandeel van minder dan 5% in 2000. In figuur 1 wordt de ontwikkeling weergegeven van de belangrijkste partijen. Er is hierbij gebruikgemaakt van indexcijfers, waarbij januari 2000 op 100 is gezet. Wat opvalt is dat het marktaandeel van KPN een dalende trend volgt (komt ook door de toerekening van kwartaalcijfers naar maandcijfers). One.Tel en Tele2 hebben een opgaand indexcijfer (stijgend marktaandeel). BT Ignite, World- Com en Energis vertonen een golvend patroon. Dit kan te maken hebben met het segment waarop deze bedrijven zich concentreren (wholesale- markt).

tabel 1 totale omzet en marktaandelen vaste telefonie

Aanbiedera Marktaandeel 2000

Marktaandeel 1e kwartaal 2001

Marktaandeel 1e helft 2000 (gegevens NEI

KPN 85-95% 75-85% 85-95%

overige partijen (aantal) met aan- deel van:

0-5% 26 26 25

1 In het onderzoek van NEI is, voorzover mogelijk, de omzet verkregen uit wholesale buiten het onderzoek gelaten. Hiermee is gekozen voor een correctie bij de netwerk-operator (zie paragraaf 4.3). Dit leidt volgens EIM tot een onderwaardering van de netwerk- operators en geeft dus geen goed beeld van de verhoudingen in de markt.

(22)

Totaal 100% 100% 100%

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

a In het onderzoek in 2000 van NEI is informatie opgenomen van marktpartijen (Colt, Comfour, Edutel, Kast Telecom/Axxon (is volgens OPTA failliet), Netnet (overgenomen door Scarlet), Primus Telecom, Steady Sports, Talkline, Telepartners (overgenomen door Atlantic Telecom Group (Rotterdam)) en Viatel (overgenomen door Scarlet)) die in dit onderzoek niet hebben gereageerd. In dit onderzoek hebben we antwoorden gekre- gen van partijen die in het vorige onderzoek niet zijn opgenomen (ACN Europe, Atlan- tic Telecom (Venray), AUCS Europe, Cable & Wireless, Concert, Intellegent Solutions, Level 3, Priority, Swift Global Netherlands, Technos, Vocalis en 3U Telecom). De andere samenstelling van marktpartijen die deel hebben genomen aan het onderzoek heeft nagenoeg geen effect.

Concluderend kan gesteld worden dat het marktaandeel gemeten in omzet van KPN zich ruim boven de 25% bevindt. Het marktaandeel vertoont wel een dalende trend.

figuur 1 ontwikkeling marktaandelen o.b.v. omzet (index, jan. 2000 = 100)*

0,00 50,00 100,00 150,00 200,00 250,00 300,00 350,00

januari_2000 maart

mei juli september

november januari_2001

maart

BT Ignit e Energis KPN WorldCom One.Tel Tele 2

* Voor Energis geldt in verband met verstrekte gegeven index, april 2000 = 100.

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

4 .4 .2 Ma r k taandeel o mz et op ba si s v an v er k eersdi ens ten

Behalve naar de marktaandelen op basis van de totale omzet, kan ook ge- keken worden naar de omzet die gegenereerd wordt uit verkeersstromen.

Deze omzetindicator is gerelateerd aan de intensiteit van het gebruik van het netwerk. De omzet die verkregen wordt uit aansluitin-

gen/abonnementsgelden wordt hierbij afgetrokken van de totale omzet. Dit heeft tot gevolg dat het marktaandeel zal dalen van partijen die inkomsten uit aansluitingen hebben1. Van de overige partijen zal het marktaandeel stij- gen. In tabel 2 zijn de marktaandelen weergegeven.

1 Door de grote daling van de omzet van KPN daalt de totale marktomvang aanzienlijk.

(23)

tabel 2 marktaandeel omzet exclusief omzet uit aansluitingen

Aanbieder

Marktaandeel 2000

Marktaandeel 1e kwartaal 2001

Marktaandeel 1e helft 2000 (gegevens NEI,

KPN 75-85% 75-85% 85-95%

overige partijen (aantal) met aandeel van:

0-5% 26 26 13 (0,2-5%)

Totaal 100% 100% 100%

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

Het marktaandeel van KPN volgens deze berekening bedraagt 75-85% in 2000 en daalt in de eerste drie maanden van 2001 tot 75-85%. In het onderzoek van NEI heeft KPN in het eerste half jaar van 2000 een marktaandeel van 85- 95%. Dit verschil is waarschijnlijk te verklaren uit een verschil in gehanteerde definities en verschillen in verstrekte gegevens door marktpartijen. De overige aanbieders zijn allemaal kleiner dan 5%. Ook bij deze berekening blijft KPN dus veruit de grootste aanbieder. Het marktaandeel vertoont wel een dalen- de trend.

4 .4 .3 Ma r k taandeel o mz et per v erk eer sdi enst

Behalve naar de marktaandelen gebaseerd op de totale omzet kan er ook gekeken worden naar de marktaandelen in omzet op deelmarkten. Er is hier- bij een onderscheid gemaakt naar de deelmarkten lokaal verkeer, nationaal verkeer, internationaal verkeer en vast-mobiel verkeer. Op basis van deze analyse kan inzicht worden verkregen in de concurrentieontwikkeling binnen bepaalde deelmarkten. Een aantal marktpartijen heeft geen opsplitsing ge- geven per deelmarkt. Er is geen correctie gemaakt voor deze marktpartijen:

deze partijen zijn dus buiten de berekening gelaten. In tabel 3 en tabel 4 zijn de marktaandelen van 2000 respectievelijk het eerste kwartaal van 2001 weergegeven.

tabel 3 marktaandelen op basis van omzet per verkeersdienst (2000)

Aanbieder Lokaal Nationaal Internationaal Vast-mobiel

KPN >95% 85-95% 55-65% 85-95%

overige partijen (aantal) met aandeel van:

5-15% 1 4 1

0-5%a 26 25 22 25

Totaal 100% 100% 100% 100%

a Inclusief marktpartijen die deze categorie niet aanbieden dan wel geen opsplitsing hebben verstrekt.

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

(24)

tabel 4 marktaandelen op basis van omzet per verkeersdienst (1e kwartaal 2001) Aanbieder Lokaal Nationaal Internationaal Vast-mobiel

KPN >95% 75-85% 55-65% 75-85%

overige partijen (aantal) met aandeel van:

5-15% 1 3 1

0-5%a 26 25 23 25

Totaal 100% 100% 100% 100%

a Inclusief marktpartijen die deze categorie niet aanbieden dan wel geen opsplitsing hebben verstrekt.

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

(25)

Uit de tabellen komt naar voren dat KPN een zeer sterke positie heeft op de deelmarkt lokaal verkeer. Dit bevestigt het beeld uit het vorige onderzoek.

Op de overige deelmarkten heeft KPN een iets minder dominante positie. Op de deelmarkten nationaal en vast-mobiel is een dalende trend waarneem- baar. Bij de deelmarkt internationaal heeft KPN een duidelijk lager marktaan- deel, tussen de 55 en 65%. In 1999 lag dit marktaandeel tussen de 75 en 85%.

Dit grote verschil kan verklaard worden door het ontbreken van een grote partij in het marktonderzoek over 1999. Een aantal marktpartijen maakt een duidelijke groei door op deze deelmarkt.

Geconcludeerd kan worden dat KPN op alle deelmarkten prominent tot zeer prominent aanwezig is. KPN heeft te maken met de meeste concurrentie op de markt voor internationale telefonie.

4 .4 .4 Ma r k ta a nd e e l o p ba si s v an a a nt al b el mi n ut e n

Voor het berekenen van het marktaandeel op basis van (uitgaande) belmi- nuten hebben we gebruikgemaakt van de gegevens zoals die verstrekt zijn door de marktpartijen. Er is daarbij gevraagd naar een uitsplitsing naar een aantal categorieën zoals lokaal en internationaal (zie ook Bijlage I). Een aan- tal marktpartijen kon de informatie niet op dit detailniveau verstrekken. Daar- om is ervoor gekozen met totaalcijfers te werken. Een aantal partijen kon al- leen kwartaal- of jaarcijfers opleveren. Voor deze partijen zijn deze kwartaal- of jaarcijfers lineair toegerekend aan de maanden.

De totale markt in 2000 bedroeg 60-75 miljard belminuten, een groei ten op- zichte van 1999 van 25-35%. Ten opzichte van het eerste kwartaal in 2000 is het aantal belminuten in het eerste kwartaal van 2001 met 25-35% gestegen.

In tabel 5 zijn de marktaandelen voor 2000 en het eerste kwartaal van 2001 per marktpartij weergegeven.

Zoals uit tabel 5 blijkt, heeft KPN over 2000 een marktaandeel van 75-85%. Dit daalt in het eerste kwartaal van 2001 tot 75-85%. In 1999 bedroeg dit nog 85- 95%. Er is een marktpartij met een marktaandeel van 5-15% in 2000. Dit heeft vooral te maken met internetverkeer. In het eerste kwartaal 2001 stijgt het marktaandeel van de meeste partijen ten opzichte van 2000. In absolute termen blijft de groei van het aantal belminuten van KPN veruit de grootste in de markt. KPN blijft ook in het eerste kwartaal van 2001 veruit de aanbieder met het grootste aantal belminuten en het grootste marktaandeel.

tabel 5 marktaandeel op basis van belminuten

Aanbieder Marktaandeel 2000 (in %)

Marktaandeel 1e kwartaal 2001 (in %)

KPN 75-85% 75-85%

overige partijen (aantal) met aandeel van:

5-15% 1 2

0-5% 25 24

Totaal 100% 100%

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

In figuur 2 is de ontwikkeling weergegeven van de belangrijkste marktpartijen.

Er is hierbij gebruikgemaakt van indexcijfers, waarbij januari 2000 op 100 is

(26)

gezet. Zoals uit de figuur is af te lezen, daalt het marktaandeel van KPN ge- lijkmatig1. Met uitzondering van BT Ignite groeien de andere marktpartijen sterk tot aan het laatste kwartaal van 2000, daarna is er een kleine terugval.

Dit wordt mogelijk veroorzaakt doordat een aantal andere marktpartijen vanaf augustus 2000 informatie heeft verstrekt dan wel later actief is gewor- den (in absolute aantalen groeien ze licht of blijven ze gelijk).

figuur 2 ontwikkeling marktaandeel o.b.v. belminuten (index, januari 2000 = 100a)

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200

januari_2000 maart

mei juli septem

ber november

januari_2001 maart

Energis KPN WorldCom BT Ignit e Tele2 UPC/Priorit y

a Voor Energis geldt in verband met verstrekte gegevens index, april 2000 = 100.

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

4 .4 .5 Ma r k ta a nd eel o p ba si s v an o mz et v er su s ma rkt aa n d eel op b asi s v a n b el mi n ut en

Indien het marktaandeel op basis van omzet (exclusief aansluitingen) wordt vergeleken met het marktaandeel op basis van belminuten, kan inzicht wor- den verkregen in de waarde van een belminuut. Door de omzet verkregen uit aansluitingen buiten de berekeningen te laten, wordt een beter beeld ver- kregen van de opbrengsten van de verkeersstromen. Bij deze berekening is gebruikgemaakt van de gegevens van de marktpartijen.

In tabel 6 zijn de marktaandelen en omzet per belminuut van de belangrijkste aanbieders opgenomen. De beide marktaandelen kunnen per aanbieder nogal verschillen. Dit heeft te maken met de opbrengst per belminuut. Indien het marktaandeel op basis van omzet, exclusief aansluitingen groter is dan het marktaandeel op basis van belminuten, betekent dit dat de aanbieder relatief dure belminuten verkoopt. Dit komt naar voren bij BT Ignite. KPN heeft een lager marktaandeel gemeten in omzet ten opzichte van de belminuten.

Dit betekent dat KPN relatief goedkope belminuten verkoopt. Dit kan ver- klaard worden uit het feit dat KPN een sterke positie heeft bij het lokale ver- keer, terwijl de concurrenten nauwelijks actief zijn op dit segment. Zo richten de andere aanbieders zich vooral op zakelijke klanten of buiten basis-, inter-

1 Dit heeft te maken met de toerekening van de halfjaarcijfers naar maandcijfers.

(27)

nationaal of vast-mobiel verkeer (dure belminuten). De relatieve lage op- brengst per belminuut van WorldCom en Energis heeft waarschijnlijk te maken met het internetverkeer dat zij afhandelen.

tabel 6 vergelijking marktaandeel op basis van omzet (exclusief omzet uit aansluitin- gen) en belminuten

Aanbieder

Marktaandeel o.b.v. omzet exclusief aan- sluitingen in 2000 (in %)

Marktaandeel o.b.v.

belminuten in 2000 (in %)

Gemiddelde omzet per belminuut in 2000 (in ƒ 1,-)

Gemiddelde omzet per belminuut in 1e kwartaal 2001 (in ƒ 1,-)

BT Ignite 0-5 0-5 0,15-0,30 0,15-0,30

Energis 0-5 0-5 0,00-0,15 0,00-0,15

KPN 75-85 75-85 0,00-0,15 0,00-0,15

WorldCom 0-5 0-5 0,00-0,15 0,00-0,15

One.Tel 0-5 0-5 0,15-0,30 0,15-0,30

Tele2 0-5 0-5 0,00-0,15 0,00-0,15

UPC/Priority 0-5 0-5 0,15-0,30 0,15-0,30

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

4 .4 .6 Ma r k ta a nd e e l o p ba si s v an a a nsl ui ti n g en

Het marktaandeel op basis van aansluitingen geeft inzicht in de toegang die marktpartijen hebben tot eindgebruikers. Zoals in paragraaf 4.2 reeds is aan- gegeven, kan deze maatstaf een enigszins vertekend beeld geven. Een aan- sluiting naar een consument zal een andere omzet genereren dan een ISDN- 30-aansluiting naar een bedrijf. Op basis van de verstrekte gegevens kan niet gecorrigeerd worden voor dit verschil. De marktaandelen op basis van aan- sluitingen moeten dan ook met de nodige voorzichtigheid worden behan- deld.

Bij de berekening van de marktaandelen is alleen gekeken naar marktpartij- en die een eigen aansluitnetwerk hebben. Dit betekent dat marktpartijen die zich alleen bezighouden met de afwikkeling van CS en CPS verkeer of die alleen wholesale-diensten aanbieden (veelal afwikkelen van internationaal verkeer) buiten de berekeningen zijn gelaten. In tabel 7 zijn de resultaten ge- presenteerd.

(28)

tabel 7 marktaandeel op basis van aansluitingen

Marktaandeel per 1-1-1999 (gege- vens NEI)

Marktaandeel per 1-1-2000

Marktaandeel per 1-1-2001

Marktaandeel per 31-3-2001

KPN >95% >95% >95% >95%

overige partijen (aantal) met aandeel van:

0-5% 10 10 10 10

Totaal 100% 100% 100% 100%

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

Uit de tabel komt duidelijk naar voren dat KPN verreweg de meeste aanslui- tingen heeft. Het marktaandeel daalt slechts zeer licht in de loop van de tijd.

De overige aanbieders spelen niet echt mee. Er moet wel opgemerkt worden dat deze marktpartijen zich met name richten op zakelijke klanten. De waar- de per aansluiting zal relatief hoger zijn dan bij consumenten.

4.5 Conclusie marktaandelen

In dit hoofdstuk is een analyse gemaakt van de marktaandelen in de markt voor vaste telefonie. De berekeningen zijn gebaseerd op de gegevens zoals de marktpartijen die hebben verstrekt. Er is gekeken naar de marktaandelen op basis van de totale omzet. Als ondersteuning van deze gegevens is ook gekeken naar de marktaandelen op basis van omzet exclusief omzet uit aan- sluitingen, de marktaandelen op basis van omzet per deelmarkt, de

marktaandelen op basis van belminuten en de marktaandelen op basis van aansluitingen.

Op basis van omzet heeft KPN in 2000 een marktaandeel van 85-95%. Dit per- centage zakt in het eerste kwartaal van 2001 tot 75-85%. Deze daling is illu- stratief voor de dalende trend die is waar te nemen in het marktaandeel van KPN. De andere aanbieders hebben een marktaandeel van minder dan vijf procent. KPN blijft met de berekende marktaandelen ruim boven de 25- procentregel zoals die in artikel 6.4 derde lid Tw wordt vermeld.

KPN heeft een sterke positie (marktaandeel gemeten in omzet) in de deel- markten aansluitingen en lokaal verkeer. De overige marktpartijen spelen een zeer beperkte rol in deze deelmarkten. De meeste concurrentie is te vinden in de markt voor internationaal verkeer. Op deze markt heeft KPN echter nog steeds een groot marktaandeel (55-65%). Er zijn drie andere aanbieders met een marktaandeel tussen 5 en 15% in het eerste kwartaal van 2001.

De sterke positie van KPN op basis van omzet wordt ondersteund met de posi- tie op basis van belminuten. KPN heeft een marktaandeel op basis van bel- minuten van 75-85% procent in 2000 en van 75-85% in het eerste kwartaal in 2001. Ook hier is een dalende trend waarneembaar. Het uiteindelijke marktaandeel blijft echter ruim boven de 25%.

De gemiddelde omzet per belminuut verschilt aanzienlijk per aanbieder. KPN heeft een relatief lage gemiddelde opbrengst per belminuut in 2000. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de positie van KPN op het segment voor lokaal verkeer. Daarnaast lijkt het internetverkeer bij te dragen aan een lage op- brengst per belminuut. Het is verder duidelijk dat een aantal aanbieders zich richt op specifieke segmenten (zakelijke klanten, internationaal verkeer, etc.).

(29)

Op basis van aansluitingen heeft KPN een marktaandeel van meer dan 95%.

Dit marktaandeel daalt slechts licht. De overige aanbieders spelen nauwelijks mee. Er bestaan echter wel grote verschillen in soort aansluiting.

(30)
(31)

5 Aanvullende criteria: Vermogen de markt- voorwaarden te beïnvloeden

5.1 Inleiding

Bij de beoordeling of een marktpartij marktmacht heeft, wordt in de Tw het marktaandeel (> 25%) als hoofdregel genomen. Het college kan afwijken van deze hoofdregel indien daartoe aanleiding is. Het college zal daartoe een aantal criteria beoordelen: het vermogen van een marktpartij om de markt- voorwaarden te beïnvloeden, de (groeps)omzet in verhouding tot de omzet van de markt, de beheersing van de middelen van toegang tot de eindge- bruikers, de toegang tot financiële middelen en de ervaring met het verstrek- ken van producten en diensten op de markt. Deze uitzonderingscriteria zijn alle vijf even belangrijk en worden verder uitgewerkt in de Richtsnoeren.

Het doel van de hoofdstukken 5 en 6 is deze uitzonderingscriteria te beoor- delen. In dit hoofdstuk wordt het criterium ‘het vermogen om de marktvoor- waarden te beïnvloeden’ verder uitgewerkt. Gezien de vele subcriteria wordt het criterium ‘het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden’ apart besproken. De overige vier uitzonderingscriteria komen in het volgende hoofdstuk aan bod. Bij de gehanteerde criteria en de invulling daarvan zijn de Richtsnoeren uitgangspunt geweest.

5.2 Vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden

R e l a t i e m e t A MM

Indien een marktpartij AMM bezit, zou deze marktpartij in staat zijn om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. In de Richtsnoeren wordt het begrip ‘het vermogen om marktvoorwaarden te beïnvloeden’ niet als zodanig omschre- ven. Er wordt wel een aantal criteria genoemd die van belang zijn bij het be- oordeling van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden, en wel de volgende:

! het aantal concurrenten;

! de mate van concentratie in de markt;

! de ontwikkeling in het aantal en de omvang van concurrenten;

! de toe- en uittredingsdrempels in de markt;

! de drempels voor eindgebruikers om over te stappen naar een andere aanbieder;

! de mate van verticale integratie;

! de prijsvorming in de markt.

In de volgende paragrafen wordt de relatie tussen AMM en deze criteria ver- der uitgewerkt. Tevens worden de bevindingen gepresenteerd van het empi- rische onderzoek.

(32)

5 .2 .1 A a n ta l co n cu rr ent e n

R e l a t i e m e t A MM

Het aantal aanbieders in een markt geeft een eerste indicatie voor de mate van concurrentie. In het algemeen wordt gesteld dat hoe meer partijen ac- tief zijn in de markt (en vergelijkbaar in omvang), hoe minder waarschijnlijk het is dat een individueel bedrijf de marktvoorwaarden kan beïnvloeden. In- dien er slechts één marktpartij actief is, dan kan deze monopolist de markt- voorwaarden zelfstandig bepalen en heeft hij dus marktmacht. De afnemers hebben geen alternatief en de monopolist kan een monopolieprijs vragen1. In een situatie met één of enkele grote aanbieders (bijna monopolie of oligo- polie) kan er ook snel sprake zijn van marktmacht. Marktpartijen kunnen hun gedrag op elkaar afstemmen, waardoor er geen efficiënte prijszetting plaats- vindt (gezien vanuit de afnemer).

U i t k o m s t e n m a r k t o n d e r z o e k

In dit onderzoek is gebruikgemaakt van de registraties bij OPTA. Een marktpar- tij die actief is op de markt voor telefonie dient zich te registreren bij OPTA.

Op basis van deze registraties zijn ruim 90 bedrijven aangeschreven met het verzoek mee te werken aan het onderzoek2. Dit betekent dat er maximaal rond 90 marktpartijen actief kunnen zijn in de markt. Echter niet alle geregi- streerde partijen zijn daadwerkelijk actief (zie ook hoofdstuk 2). In totaal zijn 28 marktpartijen meegenomen in dit onderzoek. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat ze actief zijn op de markt voor vaste telefonie. Deze aantallen ko- men overeen met die uit het vorige AMM-vast onderzoek. Daarnaast zijn er vijf marktpartijen geweest die aangegeven hebben actief te zijn op deze markt, maar ze hebben te laat of geen informatie verstrekt of hebben aan- gegeven zeer klein te zijn. Negen andere bedrijven hebben aangegeven niet (meer) actief te zijn op de markt voor vaste telefonie. Uit deze reacties kan worden opgemaakt dat er minimaal 30 marktpartijen actief zijn in de markt voor vaste telefonie. Dit aantal wil echter niet zeggen dat geen enkele marktpartij AMM zou hebben. De grootte van de aanbieders speelt daar ook een rol bij. In hoofdstuk 4 komt reeds naar voren dat marktpartijen sterk ver- schillen in grootte. KPN is veruit de grootste aanbieder. Het effect van de scheve verhoudingen in grootte komt tot uitdrukking in de mate van concen- tratie.

5 .2 .2 Ma t e v an c o nc ent ra ti e i n d e ma rkt

R e l a t i e m e t A MM

De mate van concentratie in de markt is gerelateerd aan het aantal partijen dat actief is op de markt. Daarnaast zegt de concentratie ook iets over de grootte van de marktpartijen. Een markt met veel kleine aanbieders is niet geconcentreerd. Een marktpartij heeft geen mogelijkheid om de marktvoor- waarden te beïnvloeden in zo’n markt. De eindgebruikers hebben immers

1 Een dreiging van potentiële toetreders kan het gedrag van een monopolist beperken. In een situatie van perfect contesteerbare markten kan de monopolist gedwongen worden een prijs te hanteren die ook in een situatie van volledig vrije mededinging zou ontstaan.

Het is daarom van belang te kijken naar toetredingsbarrières.

2 Van verschillende bedrijven bleken de adres- en telefoongegevens niet meer te kloppen.

Er kan van uit worden gegaan dat veel van deze bedrijven niet meer actief zijn in de markt voor vaste telefonie.

(33)

genoeg alternatieven. Ook eventuele onderlinge afspraken zijn moeilijk te realiseren (te veel partijen om echt effectief afspraken te kunnen maken).

Hierdoor is er weinig dreiging van collusie. Een markt is sterk geconcentreerd indien er één of enkele grote marktpartijen actief zijn. In zo’n markt bestaat het gevaar dat een of meer marktpartijen de marktvoorwaarden kunnen beïnvloeden. Doordat er slechts een beperkt aantal belangrijke spelers actief is, zijn de grote marktpartijen in staat elkaar goed in de gaten houden. Het is ook van belang dit te doen omdat een actie van de ene grote marktpartij merkbare invloed heeft op de positie van een andere grote marktpartij. In een geconcentreerde markt is het ook eenvoudiger onderlinge (geheime of impliciete) afspraken te maken of het gedrag onderling af te stemmen (de zogenaamde onderling afgestemde gedragingen), waardoor de concurren- tie wordt beperkt. In een geconcentreerde markt zal er dus eerder sprake van zijn dat een of meer marktpartijen in staat is/zijn om de marktvoorwaar- den te beïnvloeden.

(34)

De mate van concentratie wordt veelal gemeten door naar de marktaan- delen te kijken. Hierbij wordt vaak de Herfindahl-Hirschman-Index (HHI) ge- bruikt. De HHI is de som van de gekwadrateerde omzetmarktaandelen van alle op de markt aanwezige bedrijven. Bij een waarde van 10.000 is er sprake van een strikt monopolie (1002) en 0 is de (technisch onmogelijke) waarde voor perfecte concurrentie. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat er bij een HHI van minder dan 1.000 sprake is van een ongeconcentreerde markt, tussen 1.000 en 1.800 van een matig geconcentreerde markt en boven de 1.800 is er sprake van een geconcentreerde markt1.

U i t k o m s t e n m a r k t o n d e r z o e k

Voor de berekening van de HHI is gebruikgemaakt van de marktaandelen op basis van de totale omzet2. In tabel 8 wordt de HHI voor verschillende maan- den weergegeven. Indien alle 28 marktpartijen van gelijke omvang zouden zijn, is de HHI 357. Uit onderstaande tabel blijkt dat de concentratie in de markt afneemt. Echter een HHI van 6881 in maart 2001 geeft aan dat er nog steeds sprake is van een geconcentreerde markt. Dit komt met name door de zeer dominante positie van KPN.

tabel 8 mate van concentratie van de markt voor vaste telefonie

Maand HHI

januari 2000 8030

april 2000 7730

augustus 2000 7302

oktober 2000 7116

januari 2001 6926

februari 2001 7133

maart 2001 6881

Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.

5 .2 .3 O nt wi k k eli n g i n het aa n tal e n d e o mv a n g va n d e c on curr ent e n

R e l a t i e m e t A MM

De ontwikkeling van het aantal en de omvang van de marktpartijen geeft inzicht in de ontwikkeling van de marktstructuur. Indien het aantal marktpar- tijen toeneemt, kan dit leiden tot meer concurrentie. Een marktpartij met een aanzienlijk aandeel op de markt zal veel inspanningen moeten doen om de marktpositie te handhaven. Als de concurrenten groter worden, hebben ze meer mogelijkheden om de concurrentie daadwerkelijk aan te gaan.

Ook de groei van de bedrijfstak/markt is van belang. Als een markt sterk groeit, is het relatief eenvoudiger om toe te treden als aanbieder. De klanten die zich voor het eerst op de markt begeven, hoeven geen overstapkosten te maken en hoeven ook niet ‘losgeweekt’ te worden bij bestaande aanbie- ders. Een bedrijf dat toetreedt kan dus relatief eenvoudig deze nieuwe klan- ten naar zich toetrekken en op die manier een positie opbouwen. Voor een partij met een aanzienlijk marktaandeel zal het relatief moeilijk zijn om zijn po-

1 Office of Fair Trading (1999), Quantitative techniques in competition analysis, Research paper 17.

2 Door een verschillende invulling van het begrip omzet (zie hoofdstuk 4) is de HHI niet perfect vergelijkbaar met de HHI uit het vorige AMM-vast onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Kosten bellen uit het buitenland gedaald van €0,71 naar €0,47 per minuut.. • Kosten gebeld worden in het buitenland gedaald van €0,45 naar €0,22

De verplichting van KPN tot het leveren van toegang ten aanzien van C(P)S-diensten en overige opbouwdiensten op grond van artikel 6a.17 van de Tw jo. artikel 6a.16, eerste lid, van de

▶ @Home: voor Basis Bellen zijn de starttarieven binnen de regio en de belkosten in daluren verhoogd, terwijl de overige tarieven zijn verlaagd... Ontwikkeling beltarieven

Dat BT, Colt en Verizon geen wholesale inputs kunnen afnemen bij Ziggo voor het bieden van enkelvoudige gesprekken klopt, maar in aanwezigheid van hogergelegen regulering zijn

aanbodsubstitutie. Dit baseert KPN op een door de NMa in 2005 opgestelde brief aan OPTA 232. ACM constateert dat vrijwel alle partijen die actief zijn in het aanbieden van VoB&gt;12

117. Een veel voorkomende vorm waarin toegang geleverd wordt, is de analoge verbinding. Dit is de traditionele vorm van vaste telefonie. Analoge verbindingen worden doorgaans

Het college is van oordeel dat de bundelingsmogelijkheden van KPN in potentie (zonder AMM-aanwijzing op de vaste telefonie markt) kunnen zorgen voor extra hoge overstapdrempels van

Dienstenaanbieders die zowel directe als indirecte diensten leveren, rapporteren voor hun directe diensten over de storingsmeldingen die betrekking hebben op het eigen netwerk;