• No results found

– – – persoonsgebonden budgetten (pgb’s).het gebied van Wmo 2015 en de Jeugdwet is relatief nieuw. Er is nog veel onduidelijk over de risico’s. D

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "– – – persoonsgebonden budgetten (pgb’s).het gebied van Wmo 2015 en de Jeugdwet is relatief nieuw. Er is nog veel onduidelijk over de risico’s. D"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderwerp : Regionaal handhavingsplan fraudepreventie en handhaving Wmo en Jeugdwet 2017-2018

Registratienummer : at17002327 Registratiecode :

*at17002327*

Auteur : André Goudriaan

Status : Openbaar

Regionaal handhavingsplan fraudepreventie en handhaving Wmo en Jeugdwet 2017 – 2018

Richtlijn voor een structureel kader voor toezicht en handhaving

Regio Rijk van Nijmegen, juni 2017

(2)

Inhoud

1. Inleiding--- 3

2. Kaders en koers---4

2.1 Wettelijke grondslagen---4

2.2 Regionale samenwerking---4

2.3 Reikwijdte en doelstelling---5

3. Definities en algemene uitgangspunten ---6

3.1 Wat is toezicht en handhaving?---6

3.2 Doel handhaving---6

3.3 Onrechtmatigheden---7

3.4 Uitgangspunten handhaving---7

3.5 Integrale aanpak---8

4. De handhavingscyclus---9

4.1 Handhaving als adequaat proces---9

4.2 Meerjarenvisie op handhaving---10

4.3 Uitwerking meerjarenvisie---12

5. Organisatie en capaciteit---17

5.1 Organisatie van handhaving---17

5.2 Capaciteit---18

6. Communicatie---19

7. Bijlage 1: Processchema---20

8. Bijlage 2: Mandaat en Volmacht---23

(3)

1 Inleiding

Voor u ligt het handhavingsplan fraudepreventie en handhaving Wmo en Jeugdwet 2017 van de regio Rijk van Nijmegen.

Met de invoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is het takenpakket van gemeenten in het sociaal domein aanzienlijk uitgebreid. Daar is een financiële opgave bijgekomen: het moet met minder geld.

Gemeenten zijn nu verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken en dus ook voor de kwaliteit en de rechtmatigheid van de geboden ondersteuning en zorg. Tegelijkertijd verschijnen er de afgelopen jaren met enige regelmaat rapporten en berichten in de media over onrechtmatig gebruik van zorggelden. Het gaat daarbij om het gehele domein van de zorg, met bijzondere aandacht voor onrechtmatig gebruik van persoonsgebonden budgetten (pgb’s).

Over de uitvoering van het toezicht en handhaving in het kader van de Wmo 2015 en Jeugdwet (specifiek handhaving) zijn landelijk geen gedetailleerde afspraken gemaakt. Het is aan gemeenten om daarin zelf beleid te voeren en uitvoering aan te geven. Het is van belang dat de aanpak wordt gedragen door uitvoerenden, management, beleidmakers en bestuurders. De gemeenten in de regio Rijk van Nijmegen hebben daarom besloten bij de uitvoering van deze specifieke taak samen te werken waardoor kennis, kunde werkzaamheden kunnen worden gebundeld. Omdat de afzonderlijke decentralisaties vaak meerdere gevolgen hebben voor dezelfde individuen of gezinnen, hanteren we een integrale aanpak voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

In het handhavingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regio invulling geeft aan de uitvoering van haar toezicht- en handhavingstaken, de kaders en de afbakening. Waar worden de accenten op gelegd, welke interne en externe partijen spelen daarbij een rol, wat zijn de speerpunten en ambities en hoe krijgt dit vorm in de uitvoering. We beschrijven in het plan de wijze waarop we op een evenwichtige manier de activiteiten ontwikkelen binnen de aandachtsvelden preventie en repressie. Ook wordt inzicht geboden in de middelen die worden ingezet om naleving van de regels te bereiken en te bevorderen.

Dit plan is gebaseerd op opgedane ervaringen uit 2015 en 2016. Het terrein van toezicht en handhaving op het gebied van Wmo 2015 en de Jeugdwet is relatief nieuw. Er is nog veel onduidelijk over de risico’s. Dit is enerzijds een complicerende factor in het vaststellen van de benodigde kwaliteit en rechtmatigheid.

Anderzijds biedt dit juist kansen voor de transformatie door niet te sterk het accent te leggen op louter het controleren van de voorschriften, maar ook na ta gaan in hoeverre de aanbieders er in slagen door middel van het ondersteuningsaanbod de zelfredzaamheid en participatie van haar bewoners te bevorderen.

(4)

2 Kaders en koers

2.1 Wettelijke grondslagen Wmo 2015

Op basis van artikel 2.1.1 heeft ons college opdracht zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning evenals de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen die in dat kader worden geboden. Dat brengt met zich mee dat het college ook toeziet op de naleving van de eisen die zijn gesteld aan de uitvoering van de wet en die zo nodig handhaaft. Artikel 6.1 geeft een verplichting om een toezichthouder aan te wijzen.

De Wmo 2015 stelt dat de gemeente het toezicht zelf moet inrichten en het zodoende kan afstemmen op haar situatie. Na de aanwijzing is deze persoon toezichthouder in de zin van de Algemene wet

bestuursrecht (Awb).Tot zijn bevoegdheden hoort het inwinnen van inlichtingen en het inzien van zakelijke gegevens en cliëntdossiers van betreffende zorgaanbieders.

Als de toezichthouder een toezichtrapport over de kwaliteit en/of de rechtmatigheid uitbrengt is het vervolgens aan het college om hieraan passende maatregelen te verbinden. Afstemming tussen toezicht en handhaving is dan van belang. Het handhavingsbeleid en –instrumentarium vallen onder de

verantwoordelijkheid van het college, die daarvoor privaatrechtelijke (ingebrekestelling, contractbeëindiging, terugvordering) of bestuursrechtelijke maatregelen (last onder dwangsom,

bestuursdwang in de vorm van tijdelijke of definitieve sluiting) kunnen inzetten. De gemeente moet in de verordening regels maken ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (artikel 2.1.3. lid 4 Wmo).

Hierin kan een toezichthouder via zijn bevoegdheden uit de Awb een rol spelen.

Jeugdwet

In de Jeugdwet is niet expliciet vastgelegd dat de gemeente een toezichthouder moet aanwijzen. Het kwaliteitstoezicht is in de Jeugdwet belegd bij het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ), artikel 9.1 Jeugdwet. Hierin werken de Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) samen. Toch heeft de gemeente wel degelijk een rol bij het toezien op en het controleren van de kwaliteit. In de processen contractering, samenwerking, afstemming en monitoring komen signalen naar voren over de kwaliteit van de te leveren/geleverde zorg. Deze signalen moet de gemeente doorspelen naar de STJ.

De jeugdinspecties richten zich op toezicht op kwaliteit en niet zozeer op rechtmatigheid en

fraudebestrijding. Net als in de Wmo 2015 is in de Jeugdwet geregeld dat de gemeente in de verordening regels stelt om misbruik en oneigenlijk gebruik te bestrijden (zie art. 2.9 lid d Jeugdwet). De

verantwoordelijkheid voor het toezien op rechtmatigheid ligt dus bij de gemeente.

2.2 Regionale samenwerking

Toezicht en handhaving gaat per definitie over samenwerking. Met gemeenten in de regio hebben we afspraken gemaakt over de invulling van het Wmo-toezicht. Zo is met ingang van 2015 in regionaal verband door de colleges van de gemeenten uit de GGD-regio Gelderland-Zuid de directeur van GGD Gelderland-Zuid aangewezen als toezichthouder op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo 2015. De GGD heeft van oudsher veel betrokkenheid bij een deel van de voorzieningen dat nu onder het toezicht van de gemeente valt. Vanuit haar taken is de GGD ook betrokken bij de keten- en netwerkpartners in het veld.

Deze bekendheid met de aanbieders en met het zorgveld is een voordeel voor het uitoefenen van de toezichtstaak. Verder heeft de GGD ruime ervaring met toezichthoudende taken, in haar rol als toezichthouder voor de kindercentra.

Naast het toezicht op kwaliteit is er het toezicht op rechtmatigheid en fraude. Het rechtmatig besteden van geld en rechtmatig gebruik van voorzieningen is een belangrijk aandachtspunt in de Wmo 2015 en

Jeugdwet. Inmiddels worden, twee jaar na invoering van de Wmo 2015 en de Jeugd, regelmatig signalen ontvangen waarbij er sprake is van vermoedens van frauduleus handelen met Wmo middelen. Het gaat hierbij vooral om de besteding van pgb’s. Gelet hierop is het van belang om binnen de regio

toezichthouders aan te stellen die toezicht kunnen uitoefenen op naleving van deze regelingen en welke ook handhavend kunnen optreden. De gemeente heeft al ruime ervaring met het toezichthouderschap in

(5)

Wmo 2015 en Jeugdwet neergelegd bij het bestaande Bureau handhaving (BHN) van de afdeling zorg en inkomen gemeente Nijmegen en het Instituut Bijzonder Onderzoek (IBO) van Wijchen.

Waar we met kwaliteitstoezicht bijdragen aan goede, passende ondersteuning, bevorderen we met rechtmatigheidstoezicht dat het geld voor die ondersteuning op de juiste plek terechtkomt.

2.3 Reikwijdte en doelstelling

Dit handhavingsplan richt zich met name op toezicht en handhaving in de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Waar wij in dit plan spreken over zorg, doelen wij op alle zorg en ondersteuning die binnen deze domeinen wordt geleverd. Het gaat daarbij zowel om zorg in natura, als zorg en ondersteuning ingekocht via pgb; om regionaal/lokaal gecontracteerde aanbieders en pgb-aanbieders.

De doelstelling van dit handhavingsplan is een planmatige (cyclische), actieve en integrale uitvoering van handhaving. Onderliggende doelstelling is om bij alle handhavingsactiviteiten een verbeterd

nalevingsgedrag te realiseren.

De wet verplicht ons om lokaal kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat zich uitstrekt over de volle breedte van de maatschappelijke ondersteuning en de algemene en maatwerkvoorzieningen die daarbij horen. Wij starten na de zomer 2017 met de ontwikkeling en uitwerking van een kwaliteitskader voor zowel de Wmo 2015 als de Jeugdwet. Hierover volgt nog een separaat beleidsvoorstel.

(6)

3 Definities en algemene uitgangspunten

3.1 Wat is toezicht en handhaving?

In de regel staat het toezicht aan het begin van alle handhavingsacties: ‘toezicht is het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren’. Daarmee gaat toezicht (i.e. het verzamelen van informatie en beoordelen ervan) aan handhaven (i.e. de reactie op niet- naleving) vooraf. Handhaving heeft dan alleen betrekking op sanctionering. Het begrip handhaving wordt echter in zowel enge, als in ruime zin gebruikt. Handhaving in enge zin omvat het feitelijke optreden van de overheid dat is gericht op het ongedaan maken van een rechtens onjuiste situatie. In deze benadering is handhaving losgekoppeld van en volgend op toezicht.

Omdat toezicht en handhaving twee einden op een spectrum zijn en omdat ze in de uitvoering zo nauw met elkaar verbonden zijn, behandelen we deze twee begrippen als een onderwerp.

Handhaving zoals bedoeld in dit handhavingsplan is handhaving in brede zin: alle activiteiten gericht op het doen naleven van regels en voorschriften voor burgers, zorgaanbieders en

overheden. Daarmee is toezicht onlosmakelijk verbonden aan handhaving. De begrippen zijn van elkaar te onderscheiden, maar zeker niet van elkaar te scheiden. Dit maakt dat toezicht niet een op zichzelf staande en geïsoleerde activiteit is, maar volledig geïntegreerd is in de keten van handhaving.

3.2 Doel handhaving

De opdracht aan het gemeentebestuur is om “zorg te dragen voor de kwaliteit en continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning”. Dat brengt met zich mee dat het gemeentebestuur ook toeziet op de naleving van de eisen die zijn gesteld aan de uitvoering van de wet en die zo nodig handhaaft. Het voorkomen en bestrijden van onregelmatigheden maakt daar onderdeel vanuit. Daarbij gaat zowel om het voorkomen van fouten, waarbij regels door onwetendheid of vergissingen niet opzettelijk worden

overtreden, als het aanpakken van doelbewuste fraude, waarbij opzettelijk de regels worden overtreden met eigen of andermans gewin als doel.Door in te zetten op toezicht en handhaving en daardoor gemeenschappelijke kosten te besparen, blijft het draagvlak voor sociale voorzieningen bestaan. De gemeente heeft dus een maatschappelijk en financieel belang bij handhaving.

Het doel van en handhaving is:

- Het doen naleven van wet- en regelgeving ter voorkoming van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

- Voorkomen dat cliënten en zorgaanbieders schade oplopen doordat zij (on)bewust de regels niet naleven;

- Dat cliënten erop kunnen vertrouwen dat de door de gemeente aangeboden voorzieningen in het sociaal domein veilig, doelmatig en doeltreffend zijn;

- Voorkomen dat het gemeenschapsgeld onrechtmatig wordt besteed;

- Voorkomen van willekeur (onduidelijke handhaving kan de schijn van willekeur wekken).

3.3 Onrechtmatigheden

Wanneer wij het in handhavingsplan over onrechtmatigheden hebben, dan gaat het om handelingen die in strijd zijn met wet- of regelgeving en die ten laste komen van middelen die voor de zorg bestemd zijn. Deze onrechtmatigheden kunnen voorkomen doordat er fouten worden gemaakt als gevolg van complexiteit van regelgeving of door vergissingen. Maar het komt ook voor dat er opzettelijk of strategisch in strijd wordt gehandeld met wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld om op die manier (meer) geld te verdienen. We maken onderscheid tussen:

Fouten Waarbij regels als gevolg van onduidelijkheid of vergissingen onbedoeld worden overtreden.

(7)

Oneigenlijk gebruik Betreft het handelen binnen wet- en regelgeving maar niet in lijn met de doelstelling van wet- en regelgeving (handelen naar de letter van de wet, maar niet naar de geest van de wet).

Misbruik/ Fraude Van fraude in de zorg wordt gesproken, indien sprake is van opzettelijk gepleegde onrechtmatige feiten, die ten laste komen van voor de zorg bestemde middelen. Bij fraude moet voldaan zijn aan de volgende elementen:

 het overtreden van een regel;

 opzettelijk en misleidend handelen;

 onrechtmatig voordeel voor betrokkene(n).

Specifiek pgb fraude Frauderen met het pgb doordat:

 het budget aan iets anders wordt besteed dan zorg;

 de hoogte van de declaratie niet overeen komt met de ingekochte of geleverde zorg;

 de cliënt/budgethouder een onnodige of te hoge indicatie krijgt.

Ondoelmatig, ongepast De zorg is wel geleverd zoals deze is gedeclareerd, maar waar

gebruik de cliënt ook goed geholpen zou zijn geweest met andere of minder zorg.

3.4 Uitgangspunten handhaving

De basis van handhaving is het bewerkstelligen van een gedragsverandering gericht op goede naleving. Om dit te bereiken zal een goede mix gevonden moeten worden tussen preventieve en repressieve handhaving.

Op grond van de visie hebben we een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd die van toepassing zijn op alle burgers en organisaties:

- Preventie heeft de voorkeur;

- De eigen verantwoordelijkheid voor burgers en organisaties staat centraal;

- Rekening houden met het perspectief van alle actoren waarbij het perspectief van de cliënt voor ons leidend is;

- Er wordt zoveel mogelijk planmatig gewerkt waarbij monitoring, evaluatie en bijsturing plaatsvindt;

- Samenwerking op basis van vertrouwen;

- Zo min mogelijk regeldruk en controle;

- Integrale aanpak voor de Wmo 2015 en Jeugdwet;

- Maatwerk is en blijft van groot belang, ook bij handhaving;

- Geld voor zorg moet aan zorg worden besteed;

- Gemeenten en zorgaanbieders zijn transparant over de kwaliteit en rechtmatigheid;

- Aandacht voor de privacy van cliënten en aanbieders.

Samenvattend uitgangspunt voor handhaving is uitgaan van samenwerking en vertrouwen en met elkaar leren en verbeteren.

3.5 Integrale aanpak

In onze organisatie hebben we handhavingstaken op het gebied van de Participatiewet, Wmo 2015 en Jeugdwet. Onze ambitie is dat handhaving zoveel mogelijk integraal plaatsvindt. Het belang van integrale handhaving is onder andere:

- Bevordering van de eenheid van optreden wanneer organisatiebreed voor dezelfde situaties hetzelfde beleid wordt gevoerd, ongeacht welke afdeling met de concrete handhaving is belast en ongeacht om welke wettelijke regeling het gaat (bijv. uitkeringsfraude (Participatiewet) en zorgfraude (Wmo 2015 en Jeugdwet);

- Tijdbesparing bij het volgen van het beleid, niet bij ieder nieuw geval hoeft op handhavingsaspecten te worden bekeken;

- Handhaving kan op deze manier gemakkelijker voldoen aan normen betreffende gelijkheid, opgewekt vertrouwen en motivering;

- De bekendheid met het beleid kan potentiële overtreders afschrikken;

(8)

- Integraal werken kan de kwetsbaarheid van de organisatie verkleinen: specifieke expertise verdelen onder meerdere personen.

Voor nu lijkt een volledig geïntegreerde handhavingsaanpak niet mogelijk vanwege de verschillen in de wetten. Daarnaast verschillen de prikkels voor rechtmatigheidsrisico’s. In Wmo 2015 en Jeugdwet liggen die met name bij de aanbieder en bij de Participatiewet bij de klant. Wel hebben we voor zover mogelijk de uitgangspunten en werkwijze geïntegreerd.

(9)

4 De handhavingscyclus

4.1 Handhaving als adequaat proces

Essentieel bij het handhaven is een procesmatige benadering, een cyclische waarderen en analyseren van de effecten van de handhavingsinspanningen. Door periodiek de uitkomsten en informatie te beoordelen kunnen we zo nodig snel prioriteiten en/of doelen bijstellen. Het proces van handhaving voeren wij programmatisch uit op basis van de Plan-Do-Check-Act cyclus (PDCA-cyclus). Dit handhavingsplan (inclusief processchema) vormen het resultaat van het plan fase. De PDCA-cyclus voor handhaving is cruciaal voor onze manier van werken. De cyclus is hieronder schematisch weergegeven. De prioriteiten en ambities die hiermee vastgelegd worden, kunnen ook bijgesteld worden. Gedurende de cyclus kan worden bepaald of de doelstelling nog worden behaald en of er bijsturing in het beleid en de uitvoering plaats dient te vinden. Evaluatie maakt daarom een wezenlijk onderdeel uit van deze cyclus.

Figuur 1: PDCA-cyclus bij handhaving Toelichting figuur 1:

o Plan: De cyclus start met het opstellen van een plan, waarin in ieder geval de volgende zaken worden vastgesteld: visie op handhaving met vastgestelde doelen en prioriteitstelling

(speerpunten), de nalevingsstrategie (preventie, toezicht en handhaving) en de wijze van

monitoren en evalueren. Met dit handhavingsplan wordt aan deze fase gestalte gegeven. Regionaal en lokaal beleid inzake handhaving is en wordt vertaald in regels (gemeentelijke verordening en beleidsregels). Daarnaast hebben wij een programma van eisen opgesteld, die onderdeel uitmaakt van de inkoopstrategie.

o Do: Dit is de uitvoeringsfase. In de do fase vindt de dagelijkse uitvoering van de

handhavingswerkzaamheden plaats. In de afgelopen twee jaar hebben we kennis en ervaring opgedaan met landelijke ontwikkelingen rondom handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet en hierin een flinke bijdrage geleverd. We hebben een regionaal projectgroep kwaliteit en handhaving opgericht die zich heeft gebogen over de uitwerking van een handhavingsproces alsmede een kwaliteitsproces. Doel projectgroep is om samenwerking op het gebied van handhaving Wmo 2015, Jeugdwet en Participatiewet te bevorderen en regionale aanpak (zowel organisatie als werkwijze) op handhaving op te stellen. Zo heeft de projectgroep een centrale Meldpunt Signalen Zorg opgesteld.

o Check: In de check fase worden allerlei onderzoeken gedaan naar de kwaliteit en/of rechtmatigheid/fraude, zowel op aanbiedersniveau als cliëntniveau. In het bijzonder de

(10)

gevallen/zaken met de hoogste prioriteit. Daarnaast voeren wij cliënttevredenheidsonderzoeken uit onder cliënten. Dit jaarlijkse onderzoek onder cliënten die maatschappelijke ondersteuning

ontvangen levert een beeld op hoe de gebruikers de zorg en ondersteuning ervaren.

o Act: De cyclus is rond met de uitvoering en de verbeteracties op basis van de check. De cyclus is een continu proces; de bevindingen van de onderzoeken zijn weer input voor het uitvoeringsplan en beleid voor het daaropvolgende jaar. De bevindingen worden in beginsel gerapporteerd aan de betrokken wethouders en periodiek (halfjaarlijks) aan het college en de raad. Het jaar 2015 en 2016 stonden in het teken van de opbouw van de organisatie van toezicht en handhaving, het ontwikkelen van procesbeschrijvingen en zaken die de praktische uitvoering van handhaving mogelijk maken.

Door het implementeren van de PDCA-cyclus in de handhavingsorganisatie wordt bevorderd dat

handhaving programmatisch plaatsvindt, er continuïteit is, er sprake is van constante verbetering van het handhavingsproces en transparanter over handhaving gecommuniceerd wordt.

4.2 Meerjarenvisie op handhaving

Een regionale visie op toezicht en handhaving is een eerste vereiste om effectief te kunnen handhaven.

Voor de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet willen we zoveel mogelijk aansluiten bij de methodiek, zoals die wordt toegepast bij de uitvoering van de

Participatiewet: Cirkel van Naleving.

De Cirkel van Naleving biedt al jaren een denkwijze die sociale diensten in staat stelt om bijstandsfraude effectief aan te pakken. Hierbij wordt een cirkel van elementen gesmeed die gezamenlijk de cirkel van naleving vormen. Deze heeft preventieve en repressieve elementen met als doel spontane naleving van wet en regelgeving. Juist deze combinatie sluit goed aan bij de insteek van de Wmo en de Jeugdwet. Maar afwijkend met de Participatiewet gaat het in de zorg niet alleen om de relatie cliënt-gemeente, maar om drie partijen: cliënt, zorgaanbieder en de financier (de gemeente). Met andere woorden daar waar op grond van de Participatiewet alleen de klant de fraudeur kan zijn, kan op grond van de Wmo of Jeugdwet niet alleen de klant/cliënt, maar ook juist de zorgaanbieder de fraudeur zijn.

Schematisch ziet de Cirkel van Naleving er als volgt uit:

(11)

De vier stappen uit de Cirkel van naleving - communiceren, dienstverlenen, controleren, sanctioneren- krijgen hun vertaling in de visie ‘hoogwaardig handhaven’. De achterliggende gedachte van de visie is dat de kans dat mensen zich (spontaan) aan

wet en regels houden, groter is als zij:

- Goed geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten;

- De regels - en de controlepraktijk die daaruit voortvloeit - accepteren. Dat wordt vergemakkelijkt als we zo min mogelijk organisatorische of procedurele drempels opwerpt;

- De pakkans bij overtreding als hoog ervaren wordt;

- Voldoende worden afgeschrikt door opgelegde én uitgevoerde straffen.

Het centraal uitgangspunt is, conform het advies van de VNG, Kenniscentrum Handhaving en Naleving (VNG KCHN), dat er vooral ingezet wordt op preventie (vorm 1 en 2). Hierdoor kan repressieve

handhaving (vorm 3 en 4) zoveel mogelijk worden voorkomen. Bewustwording en gedragsverandering van cliënten en zorgleveranciers zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. We passen dit toe door een goede samenwerking tussen de betrokken afdelingen binnen de gemeente en door samen te werken met partnerinstellingen zoals de Sociale Wijkteams (SWT), Toegang beschermd wonen GGD, Wmo-toezicht GGD, Regionale Ondersteuningsbureau Wmo en Jeugdhulp (ROB), Instituut Bijzonder Onderzoek (IBO), Sociale Verzekeringsbank (SVB), CAK en Rijksinspecties.

4.3 Uitwerking meerjarenvisie

De kern van de visie op hoogwaardig handhaven is nu om de vier elementen in samenhang uit te voeren, zodat ze elkaar wederzijds versterken en een goede balans gevonden wordt tussen preventie en repressie.

Communiceren

Uit preventief oogpunt is het vroegtijdig informeren van de (potentiële) cliënten en (potentiële)

aanbieders over rechten, voorwaarden en plichten een belangrijk visie-element. Doel is het voorkomen van onrechtmatigheden door onwetendheid.

Voor een succesvolle implementatie van dit uitvoeringsplan en de in de bijlage 1 opgenomen processchema is een goede interne communicatie onontbeerlijk. Hoogwaardig handhaven is geen taak van een

medewerker of van een projectgroep. Alle medewerkers binnen de gemeente hebben in meer of mindere mate een rol in het hoogwaardig handhaven. De uitgangspunten, de werkwijzen en de instrumenten zullen intern dan ook breed bekend gemaakt en gedragen moeten worden. Het is zaak om ook na de

implementatiefase een goede interne communicatie te behouden, waardoor er intern draagvlak wordt gecreëerd en blijft bestaan voor de uitvoeringspraktijk van de handhaving. Korte lijnen tussen toegang medewerkers, Wmo-toezicht en handhavers en zijn hierin een must.

Een belangrijk onderdeel in de dagelijkse handhavingspraktijk is de fraudealertheid van de medewerkers.

Uit landelijk onderzoek is gebleken dat de fraudesignalen geconstateerd door de eigen medewerkers het meest waardevol zijn. Voor het constateren en afhandelen van fraudesignalen is een grote mate van fraudealertheid noodzakelijk. Een effectief middel ter bevordering van de fraudealertheid is het intern communiceren van de resultaten van de handhaving. Medewerkers worden alerter op fraudesignalen als ze zien wat er gebeurt met deze signalen en wat de resultaten zijn.

De externe communicatie richting cliënten bestaat uit voorlichting, waarin de rechten en de plichten van de cliënt aan bod komen. Veel misbruik of oneigenlijk gebruik komt voort uit onwetendheid. Het is daarom voor zowel de cliënt als voor de uitvoeringsorganisatie van belang dat instrumenten voor de externe communicatie worden geëvalueerd en doorontwikkeld. Bij gebruik van voorlichtingsmaterialen moet niet alleen gedacht worden aan de traditionele voorlichtingsfolders en -boekjes, maar ook aan middelen zoals social media, video's en website. Ook de voorlichting in het gesprek van de medewerker richting de cliënt is een zeer belangrijk voorlichtingsmoment, waarin tevens een duidelijke link met het visie-element

dienstverlening mogelijk is. Het gesprek met de klant komt nader aan de orde in de paragraaf dienstverlening.

(12)

De cliënt is zelf ook verantwoordelijk voor het leveren van de juiste gegevens, het doorgeven van

wijzigingen en het juiste gebruik maken van voorzieningen. Hij of zij moet zelfstandig of met behulp van zijn sociale netwerk in staat zijn om zijn/haar eigen belangen te waarderen en de aan wetgeving

verbonden rechten en plichten op een correcte wijze na te leven. We willen kennis van de regels en het naleven ervan vergroten en de schade voor cliënten bij onbewuste fraude voorkomen. Het is dus belangrijk duidelijke informatie vooraf te geven (consequenties van fraude vermelden) en bij de toekenning duidelijke voorwaarden in de beschikking op te nemen. Die voorwaarden kunnen bijvoorbeeld gaan over de besteding of over de informatieverplichting van de cliënt of diens vertegenwoordiger.

Bij zorgleveranciers speelt hetzelfde. Elke aanbieder moet op tijd en op maat geïnformeerd worden over de vereisten die voortvloeien uit het afgesloten contract of subsidieoverkomst. De inkoop en contractering speelt hierin een belangrijke rol. Heldere afspraken over de kwaliteit vormen hiervan de kern, zoals:

- Basiseisen organisatie en personeel;

- Aard van de dienstverlening;

- Borging en bewaking;

- Betrokkenheid burgers;

- Gevolgen niet nakomen contractvoorwaarden.

Een uitzondering hierop zijn de pgb-aanbieders. Daar heeft de gemeente geen contractuele relatie mee.

Daarvoor is van groot belang om potentiele cliënten aan de voorkant goed te informeren over de rechten en plichten rondom een pgb. De beoordeling op pgb-vaardigheid en de kwaliteit van zorg die wordt ingekocht met het pgb zijn hierin belangrijke momenten.

Concreet kan dit visie-element worden uitgewerkt in: informatiemap, doelgroepspecifieke informatieprogramma’s, intern en extern handhavingscommunicatieplan, versterken van de poortwachtersfunctie, evaluatie beschikkingen, interne toetsing zorgovereenkomsten pgb-houders, kwaliteitskader Wmo 2015 en Jeugdwet, bevorderen kennis door training van medewerkers, gesprek voeren met eventueel nieuwe toetreders.

Dienstverlenen

Naast voorlichting en informeren is het optimaliseren van dienstverlening een continu proces.

Optimalisering van dienstverlening is gericht op het gemak van de cliënt en zorgleverancier; het wegnemen van bureaucratische handelingen, het verbeteren van de service en het wegnemen van drempels voor cliënten en zorgaanbieders. Uitgangspunt is dat er in de reguliere werkprocessen klantvriendelijke

instrumenten worden gebruikt waarbij cliënten en zorgaanbieders niet periodiek opnieuw gegevens hoeven aan te leveren die al bekend zijn bij de gemeente. Daartegenover staat dat zij wel de verantwoordelijkheid hebben om eventuele wijzigingen kenbaar te maken. Het optimaliseren van de dienstverlening is een blijvend streven.

Voor het voorkomen van fraude is het van belang dat interne procedures rond de behandeling van aanvragen e.d. goed op elkaar zijn afgestemd. De daarbij behorende formulieren en de daarin gestelde vragen dienen dermate duidelijk te zijn dat alle van

belang zijnde gegevens ingevuld worden. Tevens dienen de werkprocessen periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld te worden op de actuele situatie. Het streven is er op gericht om de werkprocessen zo transparant mogelijk te houden. Het effect hiervan is dat de cliënt en zorgaanbieder zich ervan bewust zijn dat "fraude niet lonend" is. Hier kan nog een slag geslagen worden. Alle processen en

overdrachtsmomenten zijn beschreven, maar de vraag is of ze vanuit de praktijk ook voldoende bekend zijn. Wanneer leg je iets bij de handhaver neer? En wanneer moet je als consulent of toegangmedewerker zelf een dossier aanleggen? Hoe ga je om met anonieme meldingen? Hoe draag je zaken over aan de handhaver? Et cetera.

Concreet kan dit visie-element worden uitgewerkt in: goede monitoringssysteem, vereenvoudigen van formulieren, terugdringen aantal formulieren, transparante werkprocessen en werkinstructies, digitale registratiesysteem optimaliseren, huidige dienstverleningsproces kritisch blijven beoordelen op efficiëntie en klantvriendelijkheid.

Controleren

(13)

detectie hiervan wenselijk. Dit derde visie-element van ‘hoogwaardig handhaven’ betreft de toepassing van controle op maat. Controle op maat houdt in: hoe meer risico, hoe intensiever de benodigde controle. Dat geldt zowel voor cliënten als voor aanbieders. De controle op maat in het lopende/huidige proces is gebaseerd op signaalsturing. We leggen ieder signaal en iedere melding, of die van intern komt, van extern of dat de medewerker het signaal zelf heeft opgevangen, altijd vast. Per 1 juni 2016 heeft het ROB een regionaal Meldpunt Signalen Zorg opgesteld om kwalijke praktijken aan te pakken. Dit is een regionaal initiatief in aanvulling op het Landelijke Meldpunt Zorg. Het meldpunt is toegankelijk voor inwoners, verwijzers, zorgverleners en zorgaanbieders vanuit de hele regio. Het meldpunt registreert signalen in een databank en stuurt de melder hiervan een bevestiging. Dit kunnen signalen zijn over Wmo- en Jeugdzorg gecontracteerde aanbieders, maar ook over pgb-aanbieders en (pgb)cliënten.

Niet elk ontvangen signaal behoeft direct actie en niet elk signaal bevat een concreet fraudevermoeden. De melding moet voldoen aan een aantal criteria om tot onderzoek/actie over te kunnen gaan. Op basis van een checklist beoordeelt de regionale projectgroep kwaliteit en handhaving de signalen op

onderzoekswaardigheid en prioritering (omvang van onregelmatigheid, complexiteit van het onderzoek, duur onregelmatigheid). Afhankelijk van de onderzoekswaardigheid en prioritering wordt het

vervolgtraject bepaald. Indien het gaat om kwaliteitstoezicht behoudt het Wmo-toezicht haar eigenstandige bevoegdheid om tot een nader kwaliteitsonderzoek te besluiten. Bij het bepalen van een vervolgtraject zijn de volgende vervolgstappen te onderscheiden door:

a. Contractmanagers/-beheerders (ROB): een gesprek met de zorgaanbieder;

b. BHN, IBO: het instellen van een bijzonder onderzoek/fraudeonderzoek;

c. Bureau financiën: het instellen van een financieel rechtmatigheidsonderzoek;

d. Het Wmo-toezicht of de landelijke jeugdinspecties: als het signaal gaat over kwaliteit van zorg/ondersteuning is het respectievelijk aan de toezichthoudende ambtenaar van de GGD of de landelijke jeugdinspecties om te beoordelen of zij een kwaliteitsonderzoek instellen.

Het aanleren van fraudealertheid heeft een hoge prioriteit. De verwachting is dat hierdoor in

eerste instantie het aantal fraudesignalen zal toenemen. Een taak van de toegang medewerker is om het risicosignaal (het behoren tot een risicogroep) te vertalen in een concreet en individueel fraudevermoeden.

Een belangrijk onderdeel hierbij is fraudealertheid. Op basis van de documenten bij de aanvraag en de digitaal beschikbare informatie moet de toegang medewerker op zoek naar signalen die het risicosignaal bevestigen (of juist ontkrachten) en het daarmee opplussen tot een concreet fraudesignaal gebaseerd op de individuele aanvrager. Een handig hulpmiddel bij dit zogenaamde opplussen is het vragen om specifieke expertise van de toezichthouders (Wmo-toezicht, toezichthouders rechtmatigheid BHN of IBO). Door dit gestructureerde intensieve contact tussen de toegang medewerkers en toezichthouders wordt de

fraudealertheid van de toegang medewerker ook gestimuleerd.

Concreet kan dit visie-element worden uitgewerkt in: meer risicosturing door ontwikkeling van

risicoanalyses en onderbouwde geobjectiveerde risicogroepen en –profielen, fraude alert(er) maken van de (toegang)medewerkers, betere ICT-ondersteuning voor het uitwisselen en raadplegen van gegevens, thema-controles opzetten.

Sanctioneren

Het laatste element bij effectief handhavingsbeleid is het sanctioneren. Handhaving zonder maatregel is weinig effectief. Niet alleen omdat we vinden dat alles wat ten onrechte verstrekt is teruggevorderd moet worden, maar ook vanwege de preventieve werking die het heeft op (potentiële) fraudeurs.We hebben nog weinig ervaring met handhaving en sanctionering op gebied van de Wmo 2015 en Jeugdwet. Hiervoor moeten we ervaringen opdoen, leren en zijn goede gegevens nodig. Van belang is dan ook dat het model van de Cirkel van Naleving vooral als interactief proces wordt toegepast waarbij gesignaleerde “fraudegevallen” weer leiden tot verbeterde informatievoorziening en verbeterde aanpak.

Van belang is dat de feedbackloops tussen beleid en uitvoering kort worden gehouden, zodat snel handelen mogelijk is. Een strakke sanctioneringsprocedure is het uitgangspunt, maar binnen deze strakke procedure is aandacht voor de kwetsbare doelgroep (proportionaliteit).

Bij het opleggen van maatregelen maken we een onderscheid tussen corrigerende, bestuursrechtelijke, civielrechtelijke maatregelen en strafrechtelijke maatregelen:

a. Corrigerende maatregelen: opstellen van verbeterplan door de aanbieder,

(14)

voeren gesprek met bestuur van de aanbieder of cliënt;

b. Bestuursrechtelijke maatregelen: terugvorderen onrechtmatig verkregen voordeel bij cliënt of aanbieder, herindicatie zorgbehoefte pgb omzetten naar zin of andersom, intrekken/herzien van voorzieningen, bestuursdwang, last onder dwangsom, aanwijzing;

c. Civielrechtelijke maatregelen: contract zin-aanbieder aanpassen, contract zin-

aanbieder ontbinden/beëindigen, onrechtmatige daad bij pgb-aanbieder, opleggen boete (mits opgenomen in contract),

d. Strafrechtelijke maatregelen doen van aangifte bij politie (het uitvoeren van een strafrechtelijk

onderzoek is geen bevoegdheid van de gemeente maar van het OM of ISZW)

Wegingsfactoren

Het bepalen van een maatregel is een proces waarbij een aantal elementen een rol spelen. Om de juiste maatregel te bepalen hanteren wij de volgende wegingsfactoren:

1. Ernst van de situatie (groot, gemiddeld, klein)

o Ernst van het risico c.q. type schade (zeer ernstig, ernstig en niet zo ernstig)

De omvang van de groep mensen waarop het risico van toepassing is of kan zijn (groot, gemiddeld, klein);

2. Kans op herhaling van de gebeurtenis of niet verbeteren van de situatie (groot, gemiddeld, klein);

o De structuur/organisatie van de hulpverlening gericht op kwaliteit en veiligheid (slecht, matig, goed);

o De houding van de zorgaanbieder/cliënt (goedwillend, bewust en structureel/ crimineel);

o Of sprake is van recidive.

(15)

Interventiematrix

Op basis van deze afwegingscriteria komen wij uit tot een maatregel. Opmerking verdient tevens dat de ingezette maatregel in de juiste verhouding moet staan tot het risico/nadeel of de overtreding. Hoe groter het risico/nadeel voor cliënten, hoe zwaarder de maatregel. Dat kan betekenen dat we ook bij een eerste overtreding al naar gelang de ernst van de situatie een zware maatregel kunnen inzetten.

Concreet kan dit visie-element worden uitgewerkt in: verder vormgeven van handhavend optreden bij sanctioneren, beleidsregels en verordening hierop aanpassen, boeteclausule opnemen in contracten.

(16)

5 Organisatie en capaciteit

5.1 Adequate en behoorlijke uitvoering

De uitvoering van de handhavingstaken die worden beschreven in dit plan worden door de gemeente Nijmegen in samenwerking met de regiogemeenten uitgevoerd. De uitvoering van handhaving is binnen de gemeente over meerdere afdelingen verspreid: Juridische Zaken, Beleid, ROB, BHN, Financiën en de Backoffice. De specifieke onderzoeken die staan beschreven in dit handhavingsplan worden uitgevoerd door de handhavers van BHN, IBO, het Wmo-toezicht (GGD) en medewerkers vanuit bureau financiën.

Zoals eerder aangegeven kent de organisatie en uitvoering van handhaving binnen de Wmo 2015 en Jeugdwet sinds 2015 een projectmatige aanpak via de projectgroep kwaliteit en handhaving. De projectgroep richt de aandacht vooral op de ontwikkeling van gezamenlijke handhavingsacties:

voorbereiding en uitvoering handhavingsacties. Daarnaast worden knelpunten met betrekking tot

handhaving in concrete gevallen besproken, handhavingproces doorontwikkeld en wordt er gesproken over de ontwikkeling van instrumenten ter facilitering van handhaving (informatie- en communicatie,

ontwikkeling van procedures en organisatorische aanpassingen). Door een gecoördineerde aansturing van de afzonderlijke handhavingsacties op basis van prioritering beogen we effectiviteit van de handhaving te verbeteren.

Uitvoeringsorganisatie: projectgroep kwaliteit en handhaving

Voor de uitvoering van de onderzoeken naar rechtmatigheid binnen het domein Wmo zijn in de regio twee organisaties actief:

1. Bureau handhaving van de gemeente Nijmegen (BHN): Alle handhavers, sociaal rechercheurs en de leidinggevende van BHN zijn aangewezen als toezichthouder rechtmatigheid Wmo 2015 en Jeugdwet1.

2. De gemeenschappelijke regeling Instituut Bijzonder Onderzoek (IBO) voor de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Heumen, Wijchen en Druten. De gemeente Wijchen is centrumgemeente van het IBO.

Verhouding werkzaamheden BHN en IBO

Bij de uitvoering van de rechtmatigheidsonderzoeken/fraudeonderzoeken vindt afstemming plaats tussen voornoemde organisaties. Het ROB is belast met de contractering van de zorg. Veel zorg bij zorgaanbieders is regionaal ingekocht. Ook is zorg bij zorgaanbieders lokaal zorg ingekocht. Om een juiste verdeling van werkzaamheden tussen beide organisaties te realiseren, vindt - na afstemming - onderverdeling van de

(17)

werkzaamheden plaats.

Lokaal/Regionaal/

Centrumgemeente

Cliënt Zorgaanbieder

Lokaal

(Heumen, Druten, Beuningen, Wijchen, Berg en Dal)

IBO IBO

Regionaal gecontracteerd zorg in natura

BHN/IBO (afstemming) BHN/IBO (afstemming) Regionaal pgb aanbieder BHN/IBO (afstemming) BHN/IBO (afstemming)

Lokaal pgb aanbieder IBO IBO

Centrumgemeente taken (beschermd wonen en maatschappelijke opvang)

BHN BHN

5.2 Capaciteit

Het merendeel van de uitvoering van handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet ligt bij BHN, IBO, ROB en Wmo- toezicht. Hieronder wordt een samenvattend overzicht gegeven welke formatie en middelen beschikbaar zijn in 2017.

Handhavingsonderzoeken Buget 2017 Beschikbare formatie Rechtmatigheidsonderzoeken

BHN

- 2 fte2

Kwaliteitsonderzoek Wmo- toezicht

€ 156.4533 1.71 fte

Financieel

rechtmatigheidsonderzoek bureau financiën

€30.0004 -

2 4 tot 6 bijzonder- /fraudeonderzoeken onderzoeken.

3 Dit zijn de kosten voor heel Gelderland-Zuid; Nijmegen € 48.644.

4 Gemiddeld 10 financieel rechtmatigheidsonderzoeken.

(18)

6 Communicatie

Voor het bereiken van de gestelde doelen is communicatie van belang. De komende periode zal de gemeente communicatie bewust inzetten om het naleefgedrag te bevorderen; het speelt immers een belangrijke rol bij preventief toezicht. Actiever communiceren beïnvloedt het spontane naleefgedrag naar verwachting positief. Dat begint met communicatie over de bestaande en aanstaande wet- en regelgeving, lopende controles en eventuele consequenties bij overtreding van de regels. Communicatie wordt ook ingezet om inzicht te geven in de voortgang en de resultaten van handhavingsacties.

Wat betreft de communicatie over het handhavingsbeleid zijn er twee belangrijke doelen:

- Vergroting van het maatschappelijke draagvlak voor het handhavingsbeleid;

- Vergroting van de bekendheid van de geldende regels bij de burgers en professionals, hetgeen kan bijdragen aan een vergroting van de kans op ‘spontane naleving’ van die regels.

(19)

Bijlage 1: Processchema afhandelen signalen inzake kwaliteit/rechtmatigheid Wmo 2015 en Jeugdwet

(20)

Toelichting processchema

I. Signaleren en registreren van signalen

Een signaal van vermoeden van misstanden kan afkomstig zijn van diverse bronnen, zoals cliënten, collega’s binnen de gemeente, burgers, gemeentelijke organisaties, opsporingsinstanties of

toegangmedewerkers (SWT,GGD). Alle signalen komen binnen bij een centraal meldpunt: Meldpunt Signalen Zorg. Deze wordt beheerd door het ROB. ROB doet een eerste beoordeling op de signalen.

Indien nodig verrijkt het ROB de signalen door bijvoorbeeld contact op te nemen met de melder en doorvragen. Alle melders ontvangen een ontvangstbevestiging.

II. Beoordelingsfase

Nadat het ROB een eerste beoordeling heeft uitgevoerd, worden de meldingen in de projectgroep kwaliteit en handhaving besproken. De projectgroep beoordeelt of het signaal verder onderzocht wordt. Denkbare toetsingscriteria bij beoordeling onderzoekswaardigheid zijn o.a.:

- aard van het feit (is er sprake van een voldoende concrete gedraging);

- ontvankelijkheid van de melding (zijn de procedureregels goed gevolgd);

- ernst van de zaak (wordt bepaald door het feit op zichzelf, mogelijk gevaar of eventuele maatschappelijke of politieke gevoeligheid;

- valideerbaarheid (een signaal is goed valideerbaar wanneer er relevante feiten en omstandigheden worden genoemd die goed controleerbaar en navolgbaar zijn;

- positie of persoon van de melder (van belang wie de melding heeft gedaan).

Ook wordt er een prioritering vastgesteld, onder meer op basis van de omvang van de

onregelmatigheid, complexiteit van het onderzoek en de duur van de onregelmatigheid. Een signaal wordt afgesloten en gearchiveerd zodra het signaal niet meer wordt onderzocht. De melder ontvangt hiervan bericht.

Na beoordeling onderzoekswaardigheid en prioritering kan o.a. worden geconcludeerd: geen actie om reden dat de schending betreft een te gering feit om onderzoek te rechtvaardigen, er zijn

(on)voldoende aanwijzingen voor onderzoek, er is aanvullende informatie nodig, er is een redelijk vermoeden van onregelmatigheid, er dreigt een schending een onderzoek naar mogelijk

fraude/oneigenlijk gebruik is noodzakelijk. Indien wordt gekozen om een vervolgtraject5 in te stellen, zijn de volgende (mogelijke) stappen te onderscheiden:

- gesprek: contractmanagement voert een gesprek met desbetreffende zorgaanbieder of cliënt - onderzoek: een onderzoek kan inhouden een 1)kwaliteitsonderzoek door het Wmo-toezicht

en/of de landelijke jeugdinspecties. Als het signaal gaat over kwaliteit van zorg/ondersteuning is het respectievelijk aan de toezichthoudende ambtenaar van de GGD of de landelijke

jeugdinspecties om te beoordelen of zij een vervolgonderzoek instellen. Indien dit het geval is opereren Wmo-toezicht/landelijke jeugdinspecties volgens hun eigen onafhankelijk

vastgestelde werkprocessen. Afstemming en samenwerking is hierbij wel van groot belang.

Een onderzoek kan ook inhouden een 2)financieel rechtmatigheidsonderzoek door bureau financiën. Het gaat daarbij om onderzoek naar mogelijk onrechtmatige besteding van zorggeld.

Een kwaliteitsonderzoek en een rechtmatigheidsonderzoek kan ook samenlopen als er sprake is van zowel signalen over de kwaliteit en rechtmatigheid. Een derde vorm van onderzoek is een 3)bijzonder onderzoek oftewel een fraude onderzoek. Deze wordt uitgevoerd door Bureau handhaving (BHN) of het Instituut voor bijzonder onderzoek (IBO).

III. Onderzoeksfase

Na de beslissing over het verrichten van onderzoek bewaakt de procesregisseur de voortgang van het onderzoeksproces. Bij ieder onderzoek wordt allereerst een plan van aanpak met casusbeschrijving opgesteld met de daarbij behorende onderzoeksmethoden. De

onderzoekende partij stemt dit plan af met de projectgroep. De procesregisseur is

eindverantwoordelijk voor de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt. Op basis van het plan van aanpak wordt het onderzoek uitgevoerd door de toezichthouder/sociaal

rechercheur/handhaver. Zij kunnen in de projectgroep bespreken welke acties gedaan zijn of worden, en welke ondersteuning er nodig is vanuit de projectgroep. De procesregisseur heeft

(21)

het totaaloverzicht van de lopende onderzoeken en bewaakt de voortgang van de te doorlopen stappen. Indien het een kwaliteitsonderzoek is van Wmo-toezicht zijn de desbetreffende toezichthouders van de GGD verantwoordelijk voor het doen van onderzoek en bewaking voortgang van onderzoek. Wel wordt er afgestemd met de procesregisseur in die gevallen waar ook een eventuele rechtmatigheidsonderzoek of bijzonder onderzoek is ingesteld naar

desbetreffende zorgaanbieder/cliënt. Dit om de samenhang tussen de verschillende onderzoeken te blijven waarborgen.

IV. Adviesfase

Na afloop van onderzoek wordt er een rapport van bevindingen en advies opgesteld. In het rapport wordt inzicht gegeven in de uitkomsten van het onderzoek. Bijvoorbeeld door inzicht te geven in de bevindingen van de controle van de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens, in de bevindingen van de controle van de noodzaak/afhankelijkheid van de verstrekte voorziening of in de bevindingen van de controle of voorziening die ergens anders voor gebruikt is. Dit rapport wordt besproken in de projectgroep. Daarnaast worden de rapporten periodiek voorgelegd aan het Regionaal beleidsteam (RBT) ter kennisname.

V. Besluitvormingsfase

Wanneer uit het onderzoek blijkt dat er bewust fraude/onrechtmatigheid is gepleegd ten einde de gemeente te benadelen of dat de kwaliteit van de zorg niet voldoende geborgd is, dan moeten er vervolgacties ondernomen worden. De verantwoordelijke portefeuillehouder(s) wordt via de projectgroep op de hoogte bracht van het rapport met bevindingen en advies. Als het een regionaal gecontracteerde aanbieder of pgb-aanbieder betreft worden ook de

betrokken wethouders van de regio via de portefeuillehoudersoverleg (PFO) geïnformeerd.

Indien nodig wordt ook het college geïnformeerd (omvang, ernst en politieke gevoeligheid).

De gemeente heeft een aantal mogelijkheden om de geleden schade door het handelen van derden aan te pakken. In het handhavingsplan worden de verschillende maatregelen beschreven. Ook hier geldt: maatwerk staat voorop en per casus moet een gerichte afweging gemaakt worden!

(22)

Bijlage 2: Overzicht bevoegdheden in het kader van handhaving Wmo 2015 en Jeugdwet A. Publiekrechtelijke bevoegdheden

Bevoegdheid Juridische grondslag Wmo 2015

Juridisch grondslag Jeugdwet

Bevoegd orgaan

Mandaat

Bevoegdheid om tot herziening dan wel intrekking van

maatwerkvoorzieningen of pgb’s over te gaan

2.3.10 8.1.4 College van

B&W

College van B&W

Bevoegdheid om geheel of gedeeltelijk de geldswaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of pgb terug te vorderen

2.4.1 8.1.4 College van

B&W

College van B&W

Bevoegdheid om rechtsgedingen te voeren tot invordering van vorderingen wegens ten onrechte

verstrekte

maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Art. 160, lid 1f Gemeentewet

Art. 160, lid 1f Gemeentewet

College van B&W

College van B&W

Bevoegdheid om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen

5:32 t/m 5:36 Awb

5:32 t/m 5:36 Awb

College van B&W

College van B&W

B. Privaatrechtelijke bevoegdheden Bevoegdheid Juridische

grondslag Wmo 2015

Bevoegd om gemeente te

vertegenwoordigen

Volmacht

Bevoegdheid om boetes op basis van het contract op te leggen

Art. 171 Gemeentewet

Burgemeester Burgemeester

Bevoegdheid om nakoming van het contract te vorderen

Art. 171 Gemeentewet

Burgemeester Burgemeester

Bevoegdheid om

schadevergoeding te vorderen

Art. 171 Gemeentewet

Burgemeester Burgemeester

Bevoegdheid om contract te ontbinden dan wel op te zeggen

Art. 171 Gemeentewet

Burgemeester Burgemeester

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Hulp bij het huishouden en vervoersvoorzieningen zijn relatief goedkope voorzieningen. • Begeleiding is een relatief

Ook worden mogelijkheden voor arbeidsmatige dagbesteding voor jongeren onderzocht; dit zijn jongeren die geen beroep meer kunnen doen op de Wajong/bijstand en als een gevolg

Kwaliteitszorg en risico’s voor leerlingen Bij een klein deel van de besturen in het voortgezet onderwijs (15 procent van de eenpitters en 2 procent van de meerpitters) is

Welke andere actoren zijn (in ieder geval) mede betrokken bij het project en wordt van hen medefinanciering verwacht: de gemeente Amersfoort; de gemeente Leusden; het Waterschap

Wanneer consulenten voldoende informatie hebben hierover kunnen zij cliënten beter adviseren welke zorgaanbieders mogelijk zijn zodat de gepaste geleverd zal worden

In de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de verordening Jeugdhulp zijn de hoofdlijnen voor het verstrekken van een PGB vastgelegd en is bepaald dat het

De tweede voorwaarde betreft de motivering door de aanvrager. In de Jeugdwet dient de aanvrager te moti- veren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Hierbij

Voorstel 1: Hoogte formeel PGB- tarief Jeugdwet en Wmo (exclusief beschermd wonen) We stellen voor om de hoogte van de pgb-tarieven te baseren op 70% van de tarieven voor zorg in