• No results found

Studiekeuze en arbeidsmarktinformatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Studiekeuze en arbeidsmarktinformatie"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

dergelijke ondersteuning echter veelal op twee van de drie voor- noemde aspecten te liggen, name- lijk op preferenties en competen- ties, terwijl er in Nederland wel degelijk informatie voorhanden is over de arbeidsmarktperspectie- ven van opleidingen en beroepen.

Zo zijn en worden belangrijke stappen gezet voor het verschaffen van betere arbeidsmarktinformatie voor het hoger onderwijs via Stu- die in Cijfers (studiebijsluiter via de website Studiekeuze123.nl),1 voor het middelbaar beroepson- derwijs (mbo) en hoger onderwijs via de Keuze- gids (keuzegids.org) van het Centrum Hoger On- derwijs Informatie en wordt er veel geïnvesteerd in versterking van loopbaanoriëntatie en -begeleiding ( Bussemaker & Dekker, 2016).

De beschikbaarheid van arbeidsmarktinformatie zegt echter nog niets over het daadwerkelijk ge- bruik ervan door studiekiezers. Evenmin zegt de beschikbaarheid van arbeidsmarktinformatie iets over de wijze waarop deze informatie het studie- keuzeproces kan beïnvloeden. Doet het er voor een studiekiezer eigenlijk toe om te weten hoe de arbeidsmarktkansen van opleidingen eruitzien?

In een literatuurstudie (Fouarge, Künn-Nelen,

& Mommers, 2016) gaan wij in op de rol van arbeidsmarkt(informatie) bij de studiekeuze en ko- men de volgende vragen aan bod:

– Welke factoren spelen een rol bij studiekeuze en welke wetenschappelijke studiekeuzemodellen bestaan er?

– Zijn er relaties waarneembaar tussen (subjec- tieve dan wel feitelijke) omstandigheden op de arbeidsmarkt en studiekeuze?

– Wie kan het studiekeuzeproces beïnvloeden?

De studiekeuze is een complex proces waarbij preferenties (‘wat wil ik?’), competenties (‘wat kan ik?’) en arbeidsmarkt- kansen van de gevolgde opleiding (‘wat kan ik ermee?’) een belangrijke rol spelen. In deze bijdrage ligt de nadruk op de vraag in welke mate informatie over omstandigheden op de arbeidsmarkt het studiekeuzeproces kan beïnvloeden. Wij gaan hier op in aan de hand van een studie van de wetenschappelijke literatuur.

Studiekeuze en arbeidsmarktinformatie

Fouarge, D., Künn-Nelen, A., & Mommers, A. (2016). Studiekeuze en arbeidsmarkt:

literatuurstudie (ROA-R-2016/3). Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).

Aan het einde van de middelbare schoolperiode staan jongeren voor de belangrijke keuze welke vervolgstudie te gaan volgen. Door de onderwijs- expansie tijdens de afgelopen tientallen jaren, ligt het onderscheidend vermogen van werkzoekenden steeds minder in het opleidingsniveau en steeds méér in de opleidingsrichting (Altonji, Arcidiacono,

& Maurel, 2015). Een zorgvuldige studiekeuze is daardoor nu misschien wel belangrijker dan ooit.

Bij deze beslissing spelen preferenties (‘wat wil ik?’), competenties (‘wat kan ik?’) en arbeidsmarkt- perspectieven (‘wat kan ik ermee?’) een belangrijke rol. Hoewel we het complexe keuzeproces hiermee sterk simplificeren, lijken dit op het eerste gezicht de belangrijkste afwegingen die de studiekiezer moet maken. In een ideale situatie zouden jonge- ren voor een opleiding kiezen die matcht met hun individuele competenties en preferenties, maar ook goede (arbeidsmarkt)perspectieven op de langere termijn biedt.

Om jongeren te ondersteunen bij deze complexe beslissing kunnen zij gebruik maken van talloze faciliteiten. Zo kunnen ze advies inwinnen bij de schooldecaan of gebruik maken van de grote voorraad online studiekeuzetests. De focus lijkt bij

(2)

– Zijn er vanuit de wetenschappelijke literatuur aanwijzingen dat arbeidsmarktinformatie het stu- diekeuzeproces beïnvloedt?

Studiekeuzefactoren en -modellen

De literatuur laat zien dat het nagenoeg onmoge- lijk is om een uitputtend overzicht te geven van relevante studiekeuzefactoren. Vrijwel ieder onder- zoek naar studiekeuze neemt weer andere, nieuwe factoren mee die van invloed kunnen zijn op de beslissing. Bovendien verschilt de denkrichting over deze factoren sterk naar wetenschappelijke discipline en traditie. Zo kunnen we ruwweg drie

‘typen’ studiekeuzemodellen onderscheiden, ieder met een andere nadruk. Ten eerste zijn er de eco- nomische modellen, deze modellen veronderstellen dat studiekiezers rationele actoren zijn die kosten (bijvoorbeeld studiekosten of de gevraagde inspan- ning) en baten (studieplezier, toekomstig loon, enzovoort) tegen elkaar afwegen. Ten tweede zijn er de statusverwervingsmodellen, deze modellen gaan niet zozeer uit van een rationele beslissing op een cruciaal keuzemoment (eind van de mid- delbare schoolperiode), maar van een invloed op lange termijn van sociale herkomst. Afkomst (soci- aal-economische status) bepaalt volgens deze mo- dellen voor een belangrijk deel welke mogelijkhe- den en (studie)keuzes jongeren hebben. Het derde type betreffen combinatiemodellen. Deze modellen combineren inzichten uit beide tradities. Ze veron- derstellen dat studiekeuze zowel een economisch- rationeel component (kosten-baten) als een socio- logisch component bevat.

In het combinatiemodel van Vrontis, Thrassou en Melanthiou (2007), worden inzichten uit verschil- lende modellen geïntegreerd en worden een viertal clusters van studiekeuzefactoren onderscheiden.

Op hoofdlijnen kunnen we stellen dat studiekeuze (in ieder geval) door de volgende clusters van fac- toren beïnvloed kan worden: individuele determi- nanten (achtergrondkenmerken, psychologische kenmerken, enzovoort), contextuele determinan- ten (onder andere economische omstandigheden, overheidsbeleid, externe beïnvloeders zoals fami- lie en vrienden), karakteristieken van de middel- bare school (zoals compositie en curriculum) en eigenschappen van de onderwijsinstelling zelf (zo- als locatie, opleidingsaanbod en toelatingsbeleid).

Arbeidsmarktomstandigheden en studiekeuze

Wij vinden in de literatuur aanwijzingen voor een samenhang tussen arbeidsmarktomstandigheden en studiekeuze. De twee meest voor de hand liggende omstandigheden die uit de literatuur naar voren ko- men, betreffen baankansen en inkomensperspectie- ven. Er is echter geen eenduidige uitspraak te doen over ‘de’ samenhang tussen het een en het ander.

Enerzijds stellen sommige studies dat er niet of nau- welijks een relatie is tussen de baankansen voor een opleiding en de aanmeldingen voor die op- leidingen (Borghans & Coenen, 2007). Anderzijds laten andere studies juist wel zien dat naarmate de baankansen voor een opleiding op de lange termijn – zoals lerarenopleiding, aldus Zarkin (1985) – of korte termijn – bijvoorbeeld IT-opleidingen, aldus Bardhan, Hicks, & Jaffee (2013) – gunstiger zijn, studenten vaker voor deze studies kiezen.

Ten aanzien van inkomensperspectieven zien we in verschillende studies aanwijzingen voor het mee- bewegen van studiekeuzegedrag met feitelijke in- komensontwikkelingen van afgestudeerden. Gun- stigere loonperspectieven lijken niet alleen de kans om te gaan studeren te vergroten, ze lijken ook specifieke opleidingsrichtingen populairder te ma- ken. De sterkte van deze verbanden lijkt afhanke- lijk van de sociale herkomst van de jongere. Ook is de sterkte van het verband wellicht kleiner dan deze zou kunnen zijn. Zo vinden Long, Goldhaber en Huntington-Klein (2014) het niet verrassend dat er slechts een beperkt inkomenseffect is, omdat er een ernstig gebrek aan informatie beschikbaar is om onderbouwde keuzes te kunnen maken. Een sterke informatie-infrastructuur kan volgens hen helpen bij het maken van goede studiekeuzes.

Invloeden op studiekeuzeproces

Uit de literatuur volgt dat de sociale context (ex- terne beïnvloeders) een belangrijke rol kan spelen bij de studiekeuze. De mensen om ons heen vor- men ons en kunnen dit al een leven lang hebben gedaan (bijvoorbeeld ouders en vrienden). Naast vorming op lange termijn kunnen personen uit het sociaal netwerk ook invloed hebben op de keuzes die hier en nu worden gemaakt. In deze literatuur- analyse hebben we drie significante personen in

(3)

het studiekeuzeproces uitgelicht, namelijk ouders, vrienden en loopbaanbegeleiders. Deze personen kunnen allemaal op hun eigen manier het studie- keuzeproces beïnvloeden. Zo hebben we in de lite- ratuur bijvoorbeeld gezien dat ouders een actieve, aanmoedigende rol kunnen spelen bij de keuze om te gaan studeren, dat vrienden vaak geneigd zijn om gezamenlijk ergens (of iets) te gaan studeren en dat loopbaanbegeleiders zinvolle ondersteuning kunnen bieden bij de zoektocht naar een studie.

Hoewel in de literatuur niet altijd duidelijk is hoe deze belangrijke personen het studiekeuzeproces precies beïnvloeden – zo verkleint het zien van een loopbaanbegeleider weliswaar de kans op spijt bij de latere studie, maar is niet bekend waarom dit zo is – kunnen we wel stellen dat het sociaal netwerk een grote factor is bij deze beslissingen. Hoewel we hier drie belangrijke groepen uitlichten (ouders, vrienden, loopbaanbegeleiders), kan nog aan vele andere invloedrijke personen gedacht worden, zo- als grootouders, broers of zussen of leraren. Ook kunnen hele andere externe beïnvloeders een rol spelen, zoals berichtgeving in de media.

Invloed van arbeidsmarktinformatie op studiekeuzeproces

Er zijn enkele wetenschappelijke experimenten uitgevoerd waarin de effecten van arbeidsmarktin- formatie op studiekeuze bestudeerd zijn. Een over- zicht van de studies is opgenomen in tabel 1. De effectiviteit van de informatieverschaffing is echter niet eenduidig: soms worden er zeer sterke effecten gevonden (Oreopoulos & Dunn 2013), soms zwak- ke (Kerr, Pekkarinen, Sarvimäki, & Uusitalo, 2014).

Een mogelijke verklaring voor de verschillen in uit- komsten ligt in de grote diversiteit in de studies. De experimentele studies zijn uiteenlopend op diverse facetten, zo zijn er geografische verschillen in de onderzoekssetting; verschillende operationalise- ringen van het concept studiekeuze (bijvoorbeeld studie-intenties of daadwerkelijke opleidingsin- schrijvingen); verschillen in het type informatie dat verschaft wordt (alleen arbeidsmarktinformatie of ook andere informatie); en verschillen in de wijze waarop de informatie is overgebracht (bijvoorbeeld via persoonlijke voorlichting of via de computer).

Ondanks deze verschillen zijn er ook duidelijke overeenkomsten. Hoewel de effectiviteit van de

informatieverschaffing verschilt van studie tot stu- die, worden in de meeste experimenten wel dege- lijk (in meer of mindere mate) effecten gevonden.

Uit de literatuurexperimenten volgen voorbeelden dat jongeren na informatieverschaffing: hogere ver- wachtingen hebben over de opbrengsten van on- derwijs; een sterkere intentie om in het onderwijs te blijven; vaker voor vervolgonderwijs kiezen; speci- fieke opleidingen kiezen met goede perspectieven.

Er zijn dus wel degelijk goede indicaties dat jonge- ren reageren op informatie, waarbij deze vatbaar- heid vaak verschilt naar sociale herkomst. Wel blijft het moeilijk om te zeggen op welk type informatie jongeren het sterkst reageren, op welk moment (tij- dens of rond het studiekeuzeproces), en waaróm zij er precies op reageren. Ook is het moeilijk om te zeggen welke methode van informatieoverdracht het succesvolst is (via een leraar, via de compu- ter, enzovoort ). Deze vraagstukken, in combina- tie met het feit dat er weinig Nederlandse (effect) studies voorradig zijn, maakt vervolgonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld in een experimentele setting. Ondanks de bestaande hiaten in de ken- nis, kunnen we stellen dat er op basis van voorlig- gende literatuurstudie goede aanwijzingen zijn dat het informeren en ondersteunen van jongeren bij hun studiekeuze (onder meer) aan de hand van arbeidsmarktinformatie zeer waardevol kan zijn.

Studiekeuze is immers een van de belangrijkste be- slissingen die jongeren tot op dat punt in hun leven moeten maken.

Discussie

Recente cijfers uit de Monitor Beleidsmaatregelen 2015 (Van den Broek, Wartenbergh, Bendig-Jacobs, Braam, & Nooij, 2016) tonen dat studiekiezers de afgelopen jaren steeds vaker informatiebronnen hebben benut. Zo is meer gebruik gemaakt van Studie in Cijfers en Studiekeuze123, zijn er meer open dagen bezocht en is meer ingezet op voor- lichting vanuit het voortgezet onderwijs. Hoewel deze informatiebronnen veel bredere gegevens leveren dan alleen arbeidsmarktinformatie, lijken er dus goede aanwijzingen te bestaan dat studie- kiezers steeds meer kennis zoeken of krijgen over arbeidsmarktperspectieven en hier mogelijk ook bewuster mee omgaan. In de wetenschappelijke li- teratuur hebben we immers gezien dat jongeren (in

(4)

Tabel 1.

Experimentele studies naar het effect van verschaffen van (arbeidsmarkt)informatie op de studiekeuze

Bron Onderzoeksvraag Data Interventie Bevinding

Jensen (2010)

In hoeverre spelen toe- komstige opbrengsten (‘perceived returns’) een rol bij de keuze van scholieren voor vervolg- onderwijs?

Wie: 2250 jongens uit de Dominicaanse Republiek, aan het einde van de middelbare schoolpe- riode.

Observatie: Panelstudie.

Enquêtes onder jongeren:

aan einde middelbare school (onder andere inkomensverwachtingen);

in het volgende jaar (ge- maakte opleidingskeuze);

en enkele jaren later (behaalde opleidingsre- sultaat).

Een deel kreeg in de vragenlijst een informa- tietekst te zien waarin de gemiddelde inkomens voor 30- tot 40-jarigen (op basis van enquête- data) gepresenteerd wer- den, gespecificeerd naar opleidingsniveau (30- tot 40-jarigen met alleen basisschool; met alleen middelbare school; of met hoger onderwijs).

Effect: sterk

Toelichting: Jongeren die de interventie kregen, kiezen 4% vaker voor vervolgonderwijs en vol- gen gemiddeld 0,2 jaar lánger onderwijs dan de andere jongeren. Onder de ‘armste’ jongeren werd echter nauwelijks effect gevonden.

McGuigan, McNally

& Wyness (2012)

Wat is de invloed van een informatiecampagne over de economische en financiële aspecten van onderwijskeuzes (kosten en opbrengsten), op de onderwijsaspiraties van jongeren?

Wie: 6615 Engelse 14- en 15-jarige scholieren, dit wil zeggen kort voor het eindigen van de leer- plicht.

Observatie: twee vra- genlijsten naar onder- wijskennis (kosten en baten van onderwijs) en aspiraties (toekomstige intenties, bijvoorbeeld van school afgaan). Tijd tussen vragenlijsten: 8 tot 12 weken.

Een deel van de scholie- ren onderging de infor- matiecampagne met eco- nomische (onder andere verwachte lonen, baan- kansen) en financiële informatie (studiekosten, beurzen, leningen, enzo- voort). Scholieren kregen toegang tot een website en ontvingen een infor- matieflyer, hun leraren kregen lesmateriaal (vi- deo en een presentatie).

Effect: redelijk

Toelichting: De campagne heeft een positief effect op de intentie van jonge- ren om in het onderwijs te blijven (3% grotere kans), maar heeft geen invloed op de intentie om uiteindelijk naar de universiteit te willen gaan.

Oreopoulos

& Dunn (2013)

Kan online informatie over het hoger onderwijs de interesse voor en de verwachtingen over vervolgonderwijs onder kansarme jongeren (‘dis- advantaged students’) beïnvloeden?

Wie: 1616 Canadese middelbare scholieren uit buurten met lage inkomens.

Observatie: twee surveys (met drie weken tussen beide). In vragenlijst 1 onder andere demografi- sche kenmerken en ken- nis van studenten over vervolgonderwijs. In vra- genlijst 2 onder andere verwachte opbrengsten van vervolgonderwijs en onderwijsintenties.

Een deel van de scho- lieren kreeg in de vra- genlijst een video van enkele minuten te zien.

Enerzijds nuanceerde de video studiekosten en benadrukte het de moge- lijkheden voor financiële ondersteuning. Ander- zijds werden inkomens gepresenteerd van 35-ja- rigen met: een middel- bareschooldiploma; een 2-jarig college diploma;

een 4-jarig college di- ploma; en een 4-jarig universiteitsdiploma.

Effect: sterk

Toelichting: Jongeren die de video gezien hadden, hebben onder andere hogere verwachtingen van de opbrengsten van vervolgonderwijs en ge- ven vaker aan dat ze in ieder geval een college diploma willen behalen (3,5% vaker dan de con- trolegroep). De effecten zijn het sterkst onder jongeren die aanvankelijk erg twijfelden over ver- volgonderwijs.

(5)

Bron Onderzoeksvraag Data Interventie Bevinding Kerr et al.

(2014)

Heeft het verschaffen van gedetailleerde ar- beidsmarktinformatie een effect op de aanmeldin- gen (en acceptatie) van jongeren in het vervolg- onderwijs?

Wie: Ongeveer 3500 Finse scholieren aan einde van middelbare schoolpe- riode.

Observatie: Gebruik van registratiedata over inschrijvingen in vervolg- onderwijs.

Alle scholieren in het on- derzoek kregen op school een verplichte 45-minu- ten durende voorlichting van de loopbaanbegelei- der over vooruitzichten op de arbeidsmarkt (lonen, baankansen) op basis van afgestudeer- dengegevens in meer dan zestig opleidingen. De controlegroep bestaat in deze studie uit de totale overige populatie van studenten.

Effect: nauwelijks Toelichting: Er zijn (vrijwel) geen verschil- len in aanmeldingen en inschrijvingen voor op- leidingsrichtingen tussen de interventiegroep en de controlegroep. Alleen jongeren uit de interven- tiegroep met een lagere sociaal-economische sta- tus waren iets meer ge- neigd zich aan te melden voor opleidingen waar de inkomens hoger liggen.

Ook hier zijn echter geen verschillen in het daad- werkelijk ingeschreven staan.

Bleemer &

Zafar (2015)

Heeft informatieverschaf- fing over opbrengsten en kosten van vervolg- onderwijs invloed op de verwachtingen van ou- ders over het volgen van vervolgonderwijs door hun kinderen?

Wie: 1146 Amerikaanse gezinshoofden.

Observatie: twee vragen- lijsten, onder andere vra- gen over inschattingen van inkomens (indien iemand wel/geen ver- volgonderwijs heeft), studiekosten en kans dat kind naar college gaat.

In eerste vragenlijst driedeling in responden- ten. Eerste groep kreeg informatie te zien over opbrengsten van stude- ren; tweede groep over kosten van studeren; en derde groep kreeg geen aanvullende informatie (controlegroep).

Effect: redelijk Toelichting: Responden- ten die opbrengstenin- formatie kregen, hebben sterkere intentie dat hun kind vervolgonderwijs gaat volgen (0,2 stan- daarddeviatie meer). Dit effect is het sterkst bij jongeren met lage soci- aal-economische status.

Bij respondenten in de kosteninformatie-groep is geen effect op de inten- tie waarneembaar.

Hastings, Neilson &

Zimmerman (2015)

Wat is de invloed van informatie over arbeids- marktuitkomsten op de keuze van jongeren om te gaan studeren, in dat geval op de keuze welke major ze willen volgen?

Wie: 49 166 Chileense jongeren aan einde mid- delbare schoolperiode.

Observatie: Vragenlijst aan het einde van de middelbare schoolperi- ode onder andere naar voorkeuren voor instel- lingen en opleidingen. In later stadium observatie van feitelijke inschrij- vingsgegevens van deze jongeren.

Een deel van de deel- nemers kreeg via de vragenlijst toegang tot een doorzoekbare online database met registra- tiegegevens over afge- studeerden (inkomsten, gemaakte studiekosten, enzovoort).

Effect: matig/redelijk Toelichting: De interven- tie heeft geen effect op wel/niet ingeschreven staan in vervolgon- derwijs. Voor jongeren met een lage sociaal- economische status heeft de interventie echter wel effect. Zij kiezen vaker voor opleidingen met hogere inkomens.

(6)

meer of mindere mate) wel degelijk vatbaar kun- nen zijn voor dergelijke informatieprikkels. Toch is er nog wel winst te behalen, zo volgt uit de Monitor Beleidsmaatregelen 2015 dat slechts zes op de tien eerstejaars hbo- en wo-studenten (zeer) tevreden zijn over de studiekeuzeinformatie die zij ontvingen van hogescholen en universiteiten. Vier op de tien van de studenten waren (zeer) tevreden over de voorlichting vanuit het voortgezet onderwijs of het mbo. Een kwart was positief over informatie vanuit de overheid en DUO (Van den Broek et al., 2016).

Overigens verschilt het gebruik van verschillende typen informatie sterk tussen groepen studiekiezers.

Zo volgt uit verschillende internationale studies (Hastings, Neilson, Ramirez, & Zimmerman, 2016;

Huntington-Klein, 2016) dat jongeren met een lage sociaal-economische status hun studiekeuze relatief

vaker baseren op informatie vanuit de publiciteit en op advertenties van instellingen, en minder op voorlichting op school (zoals informatiemarkten) en overheidswebsites. Uit Nederlands onderzoek onder wo-instromers (Leest, 2014) volgt dat scho- lieren tijdens hun studieoriëntatie vooral universi- teitswebsites en -brochures raadplegen en oriënte- rende activiteiten op universiteiten bijwonen zoals open dagen en meeloopdagen. Zij geven daarbij aan dat de oriëntatiemogelijkheden die universi- teiten bieden weliswaar veelal in hun behoeften voorzien, maar deze niet altijd even informatief of realistisch worden geacht.

Ook in het type informatie dat gebruikt wordt (de methode van informatievoorziening), lijkt winst be- haald te kunnen worden. We kunnen er immers van uitgaan dat informatie vanuit de marketinghoek

Bron Onderzoeksvraag Data Interventie Bevinding

Wiswall &

Zafar (2015)

In hoeverre passen studenten verwachtin- gen over inkomens van majors aan op basis van arbeidsmarktinformatie?

Wat betekent dit voor de studiekeuze?

Wie: 488 Amerikaanse eerste-, tweede- of der- dejaarsstudenten.

Observatie: enquête waarin meermaals (voor en na de interventie) on- der andere inkomensver- wachtingen voor diverse majors werden bevraagd.

Een deel van de stu- denten kreeg in de vragenlijst feitelijke informatie te zien over afgestudeerden naar major, bijvoorbeeld ge- middelde inkomens naar opleidingsrichting en het gemiddelde Amerikaanse inkomen.

Effect: redelijk/sterk Toelichting: De meeste studenten passen in- komensverwachtingen aan op de informatie.

Van 5% bijstelling naar beneden voor het di- ploma Economie tot 55%

bijstelling naar boven voor geen diploma. In- komensverwachtingen en studiekeuze zijn volgens auteurs verweven en dus heeft informatie volgens hen impact.

Bonilla, Bottan &

Ham (2016)

Heeft het verschaffen van informatie over kos- ten en opbrengsten van vervolgonderwijs invloed op de onderwijskeuzes van jongeren?

Wie: Bijna 6000 Colombi- aanse jongeren aan einde van middelbare school- periode.

Observatie: registra- tiedata onder andere over examenscores en inschrijvingen in vervolg- onderwijs.

Een deel van de jonge- ren kreeg op school een presentatie te horen van een recent afgestudeerde uit de regio. Hier werd informatie verschaft over de opbrengsten (‘mone- tary returns’) gespeci- ficeerd naar instelling en opleiding, en over mogelijkheden voor stu- diefinanciering.

Effect: redelijk Toelichting: De interven- tie heeft geen invloed op het wel/niet ingeschre- ven staan in vervolg- onderwijs. Wel staan ze vaker ingeschreven op betere instellingen (2%

grotere kans op top-10 instelling) en bij oplei- dingen die selectiever zijn (4% grotere kans op een academisch pro- gramma).

(7)

van instellingen gekleurd en/of onvolledig kan zijn.

Aanwijzingen voor deze onvolledigheid vinden we in de Nederlandse studie van van den Brink (2013) waarin brochures van opleidingen in het hoger on- derwijs geanalyseerd zijn. De auteur concludeert dat slechts 40% van de brochures een indicatie van de kans op werk geeft, en slechts 9% van de folders een indicatie van het startsalaris vermeldt. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs lijkt ruimte voor verbetering in de communicatie: zo volgt uit onder- zoek van de Jongeren Organisatie Beroepsonder- wijs (2016) dat de meerderheid van de populairste mbo-opleidingen geen informatie verstrekken over de arbeidsmarktkansen.

Betere voorziening en benutting van (realistische en betrouwbare) arbeidsmarktinformatie bij het stu- diekeuzeproces – maar overigens ook zeker tijdens de studie alsmede bij het uiteindelijke zoekproces naar werk – kan op den duur leiden tot een betere match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt (mits de regionale allocatie goed verloopt) (Arcidi- acono, Hotz, & Kang, 2012; Wiswall & Zafar, 2015).

Omdat de onderwijsinstellingen zelf geen prikkel hebben om objectieve en volledige informatie te geven, verdient het de aanbeveling om deze infor- matie op een toegankelijke manier weer te geven voor het algemeen belang, samengesteld en ver- spreid door een onafhankelijke instelling.

Wanneer individuen in grotere mate kiezen voor (in arbeidsmarkttermen) kansrijkere opleidingen – dat wil zeggen opleidingen waar vanuit de arbeids- markt (veel) vraag naar is – neemt het aanbod van afgestudeerden in deze veelgevraagde richtingen toe en zullen de fricties op de arbeidsmarkt afne- men. Of andersom geredeneerd: wanneer indivi- duen in kleinere mate kiezen voor minder kansrijke opleidingen, neemt het aanbod van afgestudeerden in deze minder gevraagde richtingen af en kunnen personele overschotten (werkloosheid) afnemen.

Wiswall en Zafar (2015) concluderen dan ook dat er positieve welvaartseffecten voortkomen uit een betere arbeidsmarktinformatievoorziening.

Wel moeten we een brede blik blijven houden en niet alléén naar baankansen kijken. Hoewel volop gediscussieerd kan worden over wat het doel van het onderwijs is, zal enkel ‘het leveren van arbeids- krachten’ doorgaans als te nauwe doelstelling be- schouwd worden. De ideale studiekeuze bestaat uit

een optimale combinatie van competenties, prefe- renties en perspectieven. Vanuit deze gedachte zijn arbeidsmarktperspectieven dus niet de enige rele- vante factor, maar zijn ze een van de relevante fac- toren bij studiekeuze. Het is dan ook een uitdaging om jongeren zowel te ondersteunen bij het vinden van een opleiding die past bij hun wensen en vaar- digheden, als bij het vinden van een opleiding die hen goede kansen biedt.

Didier Fouarge Annemarie Künn-Nelen Ardi Mommers

Researchteam voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Universiteit Maastricht

Noot

1. In het middelbaar beroepsonderwijs is de studiebijsluiter voor opleidingen inmiddels in opkomst en onder meer toe- gankelijk via de website http://www.beroepeninbeeld.nl van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Be- drijfsleven (SBB).

Bibliografie

Altonji, J., Arcidiacono, P., & Maurel, A. (2015). The analy- sis of field choice in college and graduate school: the determinants and wage effects (Working Paper 21655).

Cambridge: National Bureau of Economic Research.

Arcidiacono, P., Hotz, V. J., & Kang, S. (2012). Modeling college major choices using elicited measures of ex- pectations and counterfactuals. Journal of Economet- rics, 166(1), 3-16.

Bardhan, A., Hicks, D., & Jaffee, D. (2013). How respon- sive is higher education? The linkages between higher education and the labour market. Applied Economics, 45(10), 1239-1256.

Bleemer, Z., & Zafar, B. (2015). Intended college attend- ance: evidence from an experiment on college returns and costs (Staff Report, 739). Federal Reserve Bank of New York.

Bonilla, L., Bottan, N., & Ham, A. (2016). Information policies and higher education choices: Experimen- tal evidence from Colombia. Geraadpleegd via:

http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id = 2546835

Borghans, L., & Coenen, J. (2007). Arbeidsmarkt en stu- diekeuze van jongeren. In: De arbeidsmarkt naar op- leiding en beroep tot 2012 (pp. 91-107). Maastricht:

(8)

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Universiteit Maastricht.

Bussemaker, J., & Dekker, S. (2016, september 28). Ka- merbrief over loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Ge- raadpleegd via: https://www.rijksoverheid.nl/docu- menten/kamerstukken/2016/09/28/kamerbrief-over- loopbaanorientatie-en-loopbaanbegeleiding

Hastings, J., Neilson, C., & Zimmerman, S. (2015). The effects of earnings disclosure on college enrollment de- cisions (Working Paper 21300). Cambridge: National Bureau of Economic Research.

Hastings, J., Neilson, C., Ramirez, A., & Zimmerman, S.

(2016). (Un)informed college and major choice: Evi- dence from linked survey and administrative data. Eco- nomics of Education Review, 51, 136-151.

Huntington-Klein, N. (2016). “(Un)informed college and major choice”: Verification in an alternate setting. Eco- nomics of Education Review, 53, 159-163.

Jensen, R. (2010). The (perceived) returns to education and the demand for schooling. The Quarterly Journal of Economics, 125(2), 515-548.

Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs. (2016). Studie- bijsluiter wordt te weinig gebruikt. Geraadpleegd via:

http://www.jobmbo.nl/mbo-instellingen-slordig-met- voorlichten/

Kerr, S., Pekkarinen, T., Sarvimäki, M., & Uusitalo, R.

(2014). Educational choice and information on la- bor market prospects: A randomized field experiment (Working Paper). Milan: University of Milan.

Leest, B. (2014). Monitoring study choices of Dutch uni- versity students. Gepresenteerd paper op het EAIR Fo- rum, Essen.

Long, M., Goldhaber, D., & Huntington-Klein, N. (2014).

Do students’ college major choices respond to changes in wages? (CALDER Working Paper 107). Washington:

CALDER American Institutes for Research.

McGuigan, M., McNally, S., & Wyness, G. (2012). Student awareness of costs and benefits of educational deci- sions: Effects of an information campaign (CEE Dis- cussion Paper 139). Londen: Centre for the Economics of Education, London School of Economics.

Oreopoulos, P., & Dunn, R. (2013). Information and col- lege access: Evidence from a randomized field ex- periment. The Scandinavian Journal of Economics, 115(1), 3-26.

van den Brink, T. (2013). Studiekeuzevoorlichting: Vier keer vergeleken. Utrecht: Landelijke Studenten Vak- bond.

Van Den Broek, A., Wartenbergh, F., Bendig-Jacobs, J., Braam, C., & Nooij, J. (2016). Monitor Beleidsmaatre- gelen 2015. Nijmegen: ResearchNed.

Vrontis, D., Thrassou, A., & Melanthiou, Y. (2007). A con- temporary higher education student-choice model for developed countries. Journal of Business Research, 60, 979-989.

Wiswall, M., & Zafar, B. (2015). Determinants of college major choice: Identification using an information ex- periment. Review of Economic Studies, 82, 791-824.

Zarkin, G. (1985). Occupational choice: An application to the market for public school teachers. The Quarterly Journal of Economics, 100(2), 409-446.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Luister niet te veel naar leraren of decanen, die weten evenveel/minder over opleidingen als jezelf (ze kunnen je wel doorverwijzen naar de juiste informatie, zoals sites of

Ze streefden precies hetzelfde doel na, maar al- leen de gebroeders Wright waren in staat om de mensen om zich heen te inspireren en hun eigen team echt te leiden bij de ontwikke-

- De student heeft kennis van de complexiteit en diversiteit van het vakgebied taal & communicatie en is in staat die kennis toe te passen bij de beoordeling van eigen

Van alle werven die de Zeemacht rijk was blijft de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder als laatste over; een onzekere toekomst tegemoetziend nu vooral de grotere schepen

De uroloog heeft met u besproken of de gehele nier verwijderd moet worden of dat er een nierbesparende operatie mogelijk is.. De operatie wordt via een kijkoperatie gedaan, ook

Een wijziging van de onderwijs- en examenregeling behoeft de instemming van het bevoegde medezeggenschapsorgaan op de onderdelen die niet de onderwerpen van artikel 7.13, tweede

De Masterstudent Letterkunde heeft kennis van en inzicht in de intellectuele en academische waarden die aan het onderzoek naar literaire teksten ten grondslag liggen, zoals

Hieronder treft u een Voorbeeldmatrix aan die een grafische weergave bevat van functionarissen (hulpverleners en anderen) en hun bevoegdheden met betrekking tot de toegang tot