1 Probleemstelling
• Afwijkingen en de invloed ervan op een meetresultaat bepalen.
• Leren om meetgegevens statistisch te verwerken.
• Massadichtheid van vloeistoffen en vaste stoffen bepalen via meetresul- taten.
• De archimedeskracht en de veerkracht toepassen en begrijpen.
2 Theorie
2.1 dichtheid en relatieve dichtheid
• massadichtheid: ρ = mV
ρ = massadichtheid m = massa
V = volume
• relatieve dichtheid: d = ρρstof(t◦C)
water(4◦C)
d = relatieve dichtheid = dimensieloos ρwater(4◦C) = 1000mkg3
• ρwater(t◦C) = ρwater(4◦C).D(t) = 1000mkg3.D(t) D(t)=relatieve dichtheid van water
De waarde voor D(t) kan men vinden in de tabel p34.
Om waarden tussen de gegeven waarden te kennen, kan men interpoleren.
2.2 Elastische eigenschappen van een veer
• F = kδl
F = veerkracht k=veerconstante δl = l − l0
2.3 De wet van Archimedes
• De opwaartse kracht die een voorwerp, dat gedeeltelijk of geheel on- dergedompeld is in een vloeistof, ondervindt is in grootte gelijk aan het gewicht van de verplaatste vloeistof.
• FA= ρvloeistof.g.Vverplaatstevloeistof
1
[positie 1]and Settings/Sarah/Mijn documenten/1ste bac
BMW/biofysica/positie1.pdf [positie 2]and
Settings/Sarah/Mijn documenten/1ste bac BMW/biofysica/postitie2[1].pdf
[positie 3]and Settings/Sarah/Mijn
documenten/1ste bac BMW/biofysica/positie3.pdf Figure 1: posities
2.4 Bepalen van de dichtheid van een stof
• ρlichaam = ρvloeistof
1−s3−s1s2−s1 of
• ρvloeistof = ρlichaam(1 − ss3−s1
2−s1)
• Als we s1,s2 en s3 kennen, via meting, kunnen we ρvloeistof bepalen als ρlichaam gekend is of omgekeerd.
3 Schema van de meetopstelling 4 Meetresultaten
- Meting van de dichtheid van het lichaam:
s1=(0, 0 ± 0, 1)cm s2=(13, 9 ± 0, 1)cm s3=(9, 0 ± 0, 1)cm - Meting van de dichtheid van vloeistof A:
s1=(0, 0 ± 0, 1)cm s2=(13, 9 ± 0, 1)cm s3=(8, 5 ± 0, 1)cm
2
-Meting van de dichtheid van vloeistof B:
s1=(0, 0 ± 0, 1)cm s2=(13, 9 ± 0, 1)cm s3=(8, 5 ± 0, 1)cm -Meting van een inwendig volume:
s1=(0, 0 ± 0, 1)cm s2=(9, 0 ± 0, 1)cm s3=(3, 4 ± 0, 1)cm
5 analyse van de meetresultaten
-Dichtheid van het lichaam bepalen:
• ρlichaam = ρvloeistof
1−s3−s1
s2−s1
• Via interpolatie vinden we de volgende vergelijking:
ρwater(19◦C) = 1000mkg3.0, 998359 = 998, 359mkg3
• ρlichaam =
3