• No results found

Internationale instellingen en de aanpak van conflictgrondstoffen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Internationale instellingen en de aanpak van conflictgrondstoffen"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Internationale instellingen en de aanpak van conflictgrondstoffen

Daniëlla Dam-de Jong, Grotius Centre for International Legal Studies – Universiteit Leiden

1. Introductie

De aanwezigheid van grondstoffen in een land wordt algemeen beschouwd als een belangrijke motor voor ontwikkeling. De economische mogelijkheden die rijkdom aan grondstoffen met zich

meebrengen zijn inderdaad aanzienlijk en vormen vooral voor ontwikkelingslanden een essentiële bron van inkomsten.i Tegelijkertijd brengt de exploitatie van grondstoffen grote

duurzaamheidsvragen met zich mee. Wanneer adequate wetgeving en handhaving ontbreken, kan de exploitatie van grondstoffen grote milieuproblemen veroorzaken, waaronder verontreiniging van lucht, water en bodem. De ernstige verontreiniging van de leefomgeving van het Ogonivolk in Nigeria als gevolg van olie exploitatie in de Niger Delta is slechts één van vele voorbeelden.ii Ook gaat de toenemende vraag naar grondstoffen soms ten koste van de bescherming van ecologisch kwetsbare gebieden. Zo komt uit een studie van het VN milieuprogramma (UNEP) naar voren dat er in de DR Congo een overlap van ongeveer 22.000 kubieke kilometer bestaat tussen afgegeven concessies en beschermde gebieden.iii

Deze problemen worden verergerd in conflictsituaties, wanneer partijen bij het conflict toegang proberen te krijgen tot grondstofrijke gebieden en de daar aanwezige grondstoffen exploiteren zonder inachtneming van de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen. Grondstoffen zijn de afgelopen decennia een belangrijke bron van inkomsten geworden voor gewapende groeperingen.iv De problematiek rondom deze zogenaamde ‘conflict grondstoffen’, oftewel grondstoffen die bijdragen aan de financiering van gewapende conflicten, heeft dan ook veel aandacht gekregen van de internationale gemeenschap. Het gaat in de meeste gevallen om interne conflicten tussen overheden en gewapende groeperingen of tussen gewapende groeperingen onderling, waarin gruwelijke misdrijven tegen de burgerbevolking worden gepleegd. Het meest bekend zijn

waarschijnlijk de praktijken van de Revolutionary United Front (RUF) gedurende de burgeroorlog in Sierra Leone tussen 1991 en 2002. Deze beweging verminkte duizenden burgers en zette op grote schaal kindsoldaten in de strijd in, die grotendeels werd gefinancierd door de handel in diamanten.v

Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende initiatieven die op internationaal niveau zijn ontwikkeld om de handel in conflict grondstoffen tegen te gaan. Hierbij zal worden toegespitst op het Afrikaanse Grote Merengebied, waar enkele van de belangrijkste mineralen voor de

elektronische industrie vandaan komen. Dit zijn tin, tantaal, wolfraam en goud, die onder meer worden gebruikt voor de productie van computers en mobiele telefoons. Het gaat hier om schaarse

(2)

en niet-hernieuwbare grondstoffen, die een groot economisch belang vertegenwoordigen. Met name tantaal, het belangrijkste materiaal voor de elektronische industrie, komt bovendien vooral in dit gebied voor: er is derhalve een gebrek aan alternatieve locaties om deze grondstof uit te betrekken.vi Daarnaast is er geen volwaardige vervanging voor tantaal als grondstof voor de industrie.

De keuze bestaat dus uit het vermijden van mineralen afkomstig uit het Afrikaanse Grote Merengebied, eventueel gecombineerd met een overschakeling op minderwaardige alternatieve mineralen en het zoveel mogelijk recyclen van reeds gebruikte mineralen of het op een structurele wijze aanpakken van het probleem van conflictmineralen uit het Grote Merengebied, eveneens gecombineerd met gedeeltelijke vervanging en recycling. In de opinie van deze auteur geniet deze laatste optie de voorkeur, mede met het oog op de desastreuze gevolgen die een boycot zou hebben voor het levensonderhoud van tal van mensen in het Grote Merengebied, van wie een aanzienlijk deel de kost verdient in de mijnbouw.vii Dit betekent dat dit hoofdstuk deze laatste keuze tot

uitgangspunt neemt voor een analyse van de mogelijkheden om een duurzamer beleid te voeren met betrekking tot mineralen.

Gezien de afhankelijkheid van tal van mensen in het Grote Merengebied van de daaruit afkomstige mineralen voor hun levensonderhoud, is het van het grootste belang om verder te kijken dan de relatie tussen de mineralen en conflictfinanciering. De problemen die daar spelen zijn niet louter gerelateerd aan de handel in mineralen door gewapende groeperingen. Gebrekkige arbeids- en milieuwetgeving en toezicht op de naleving daarvan zijn factoren die aandacht behoeven op de langere termijn, los van de problemen die spelen rondom conflictmineralen. Daarnaast spelen er vaak andere problemen gelieerd aan het bestuur van een land, zoals corruptie en ongelijke verdeling van de opbrengsten van grondstofwinning, factoren die bijgedragen aan het ontstaan van

gewapende conflicten en die opbouw na een gewapend conflict in de weg staan.viii Een structurele aanpak van conflictmineralen, die ook aandacht besteedt aan onderliggende problemen, is

noodzakelijk om duurzame ontwikkeling te verwezenlijken. Duurzame ontwikkeling ziet immers op een ontwikkelingsproces waarin respect is voor mens en milieu.ix Vanuit die gedachte is het niet voldoende om louter in te zetten op het herstellen van overheidsgezag over mineraalrijke gebieden die onder controle staan van gewapende groeperingen. Er moet ook worden gekeken naar manieren om de kwaliteit van bestuur te verbeteren.

Er is de afgelopen jaren door verschillende internationale instellingen, regionale organisaties en nationale overheden regelgeving ontwikkeld om de handel in conflictmineralen, met name uit de Democratische Republiek Congo, tegen te gaan. Het gaat om richtsnoeren voor gepaste

zorgvuldigheid voor bedrijven in de mineralensector, aangenomen door de OESO enerzijds en de VN Veiligheidsraad anderzijds, de Amerikaanse Dodd Frank Wall Street Act, de EU Verordening inzake conflictmineralen, op de OESO richtsnoeren gebaseerde Chinese richtlijnen en tot slot een regionaal

(3)

certificeringsmechanisme voor mineralen aangenomen door de International Conference on the Great Lakes Region (ICGLR), een geformaliseerd samenwerkingsverband tussen de landen in het Afrikaanse Grote Merengebied.x Dit hoofdstuk zal de volgende vragen centraal stellen: tot op welke hoogte dragen bestaande initiatieven voor de bestrijding van conflictmineralen bij aan het

verduurzamen van de grondstoffenhandel uit kwetsbare gebieden en in hoeverre bieden deze een adequate basis voor de toekomst? De bespreking van deze initiatieven heeft tot doel bij te dragen aan de bredere discussie over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de mineralensector.

Het eerste deel van dit hoofdstuk (sectie 2) licht de verschillende initiatieven en hun onderlinge verhouding nader toe. Wat beogen zij te bereiken en welke methoden gebruiken zij daarvoor? In hoeverre vullen deze initiatieven elkaar aan en wat is hun meerwaarde ten opzichte van elkaar? Het tweede deel van dit hoofdstuk (sectie 3) reflecteert vervolgens op de verschillende mogelijkheden die bestaan om te voorkomen dat bedrijven in de mineralensector zich schuldig maken aan ernstige mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling. Bieden de huidige initiatieven voldoende mogelijkheden om deze problemen aan te pakken?

2. Initiatieven ter bestrijding van conflictmineralen

De belangrijkste initiatieven die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld voor de bestrijding van conflictmineralen zijn de OESO richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid voor verantwoorde importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden, de daaruit voortgekomen richtsnoeren voor bedrijven opererend in de mineralensector in the DR Congo, aangenomen door de VN-Veiligheidsraad en diverse regionale en nationale wetgevingsvoorstellen, zoals de Amerikaanse Dodd Frank Act, de Europese verordening inzake conflictmineralen en de Chinese richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid. Al deze initiatieven hebben tot doel de handel in conflictmineralen te bestrijden. Echter, er zijn belangrijke verschillen in hun methoden en in de geografische en inhoudelijke reikwijdte van de initiatieven. Dit deel bespreekt de verschillende initiatieven en hun verhouding ten opzichte van elkaar.

2.1 Internationale initiatieven

Op internationaal niveau zijn de OESO richtsnoeren en de richtsnoeren aangenomen door de VN- Veiligheidsraad verreweg de belangrijkste initiatieven die zijn genomen om het probleem van conflictmineralen in het Afrikaanse Grote Merengebied aan te pakken.xi De twee instrumenten zijn tot stand gekomen door onderlinge samenwerking tussen de OESO, een groep van experts ingesteld

(4)

door de VN Veiligheidsraad en de International Conference for the Great Lakes Region (ICGLR).

Daarnaast waren diverse andere partijen bij het proces betrokken, waaronder bedrijven en NGO’s.xii De ontwikkeling van richtsnoeren voor bedrijven om hun maatschappelijke

verantwoordelijkheid voor activiteiten in conflictgebieden te verhogen, was reeds langer een belangrijk aandachtspunt van de OESO. Al in een eerder stadium stelde deze organisatie richtlijnen op om bedrijven bewust te maken van de risico’s die zij lopen in landen met een zwakke overheid.xiii Ook sluiten de OESO richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid volledig aan bij de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen, voor het eerst aangenomen in 1976 en laatstelijk aangepast in 2011. Deze algemenere richtlijnen vragen bedrijven om passende zorgvuldigheid te betrachten in hun bedrijfsactiviteiten; de richtsnoeren geven specifiekere aanbevelingen aan bedrijven opererend in de mineralensector.

Het gebruik van de term ‘aanbevelingen’ is niet zonder betekenis. Vanuit juridisch oogpunt zijn de OESO richtlijnen, inclusief de richtsnoeren voor de mineralensector, niet bindend.

Daarentegen hebben zij wel degelijk een normatief effect: toen een panel van experts ingesteld door de VN Veiligheidsraad om de illegale exploitatie van mineralen in de DR Congo te onderzoeken in een rapport uit 2002 bedrijven die de OESO richtlijnen zouden hebben overtreden bij naam noemde, bracht dat een golf van ontzetting teweeg.xiv De angst voor imagoschade bij bedrijven moet derhalve zeker niet worden onderschat.

De OESO richtsnoeren hebben tot doel bedrijven die mineralen, en in het bijzonder tin, tantaal, wolfraam of goud, betrekken uit conflict- of ‘hoog risico’ gebieden – oftewel alle gebieden gekenmerkt door geweld en zwak of repressief bestuur - te helpen om mensenrechten te

respecteren en te voorkomen dat zij bijdragen aan conflicten. De aandachtspunten geformuleerd in de richtsnoeren maken echter duidelijk dat de mensenrechtendoelstelling enigszins terughoudend is ingevuld. De richtsnoeren zien met name op het voorkomen van zeer ernstige

mensenrechtenschendingen, zoals martelingen, dwangarbeid en de ernstigste vormen van kinderarbeid. De OESO richtsnoeren zijn derhalve zeker geen instrument om de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven in bredere zin te verbeteren. De onderdelen die zien op het voorkomen dat bedrijven bijdragen aan conflicten zijn wat dat betreft breder geformuleerd en zien op iedere vorm van handelen door bedrijven die tot gevolg heeft dat gewapende groeperingen direct of indirect profiteren. Interessant is verder dat de richtsnoeren ook tot doel hebben bij te dragen aan duurzame ontwikkeling, maar dat hier slechts wordt gedacht aan de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling. De richtsnoeren bevatten aanbevelingen die ervoor moeten zorgen dat landen rechtstreeks profiteren van hun rijkdom aan mineralen, waaronder anti-corruptiemaatregelen.

Aandacht voor het milieu – en de effecten van mijnactiviteiten op het milieu - is er echter geheel niet.

(5)

Hoewel de ambities van de richtsnoeren in dit opzicht dus beperkt zijn, kunnen er ook meer positieve aspecten worden genoemd. Een eerste is dat de richtsnoeren van toepassing zijn op alle gebieden met zwak bestuur en niet alleen op conflictgebieden. Dit betekent dat zij een belangrijke preventieve werking kunnen hebben. In het kader van anti-corruptiemaatregelen, wordt bedrijven bijvoorbeeld aanbevolen om hun betalingen aan overheden openbaar te maken volgens de richtlijnen van de Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), een organisatie die zich inzet voor het bevorderen van goed bestuur. Daarnaast richten de richtsnoeren zich niet alleen op het tegengaan van de handel in mineralen door gewapende groeperingen, maar zijn zij ook van toepassing op de handel in mineralen door overheden die grove mensenrechtenschendingen begaan.xv Tot slot bestrijken de OESO richtsnoeren de gehele productieketen, van mijn tot eindproduct. Dit betekent dat bedrijven in de hele keten geacht worden na te gaan of zij zich op enigerlei wijze schuldig maken aan aankopen die de doelstellingen van de richtsnoeren schenden.

De richtsnoeren aangenomen door de VN Veiligheidsraad zijn rechtstreeks gebaseerd op de OESO richtsnoeren. Ook deze richtsnoeren bestrijken de gehele productieketen van mijn tot eindproduct. Een belangrijk verschil met de OESO richtsnoeren is echter dat die van de VN

Veiligheidsraad alleen betrekking hebben op tin, tantaal, wolfraam en goud afkomstig uit het oosten van de DR Congo, de ‘hot spot’ voor het voortdurende conflict in dit land. Daarnaast zijn hun

doelstellingen beperkter dan die van de OESO, in de zin dat zij zich exclusief richten op het voorkomen van enige vorm van steun aan gewapende groeperingen of criminele afsplitsingen van het Congolese leger en geen betrekking hebben op de bijdrage van bedrijven aan grove

mensenrechtenschendingen gepleegd door andere actoren.

Ook hier is echter een ontwikkeling gaande. In de meest recente resoluties verwijst de Veiligheidsraad meer in het algemeen naar de OESO richtsnoeren, die door de lidstaten van de International Conference on the Great Lakes Region (ICGLR) zijn aanvaard.xvi Dit betekent dat bedrijven die mineralen uit de DR Congo verwerven en niet kunnen aantonen de aanbevelingen uit de OESO richtsnoeren adequaat te implementeren het risico lopen geplaatst te worden op een sanctielijst van de VN Veiligheidsraad, als wordt aangetoond dat zij met hun bedrijfsactiviteiten gewapende groeperingen financieren of zich anderszins schuldig maken aan grove

mensenrechtenschendingen.xvii

Beide richtsnoeren vereisen dat bedrijven een vijf stappenplan volgen in het kader van de uitwerking van passende zorgvuldigheid. Zij moeten sterke bedrijfsbeheersystemen instellen; risico’s in de toeleveringsketen vaststellen en beoordelen; een strategie opstellen en uitvoeren in reactie op vastgestelde risico’s (waaronder het beëindigen van contracten met dubieuze leveranciers);

onafhankelijke derde partij audits laten uitvoeren in de toeleveringsketen; en openbaar rapporteren over de passende zorgvuldigheid die het bedrijf heeft betracht. Als bedrijven dit vijf stappenplan

(6)

volgen, dan worden zij geacht aan hun ‘verplichtingen’ te hebben voldaan. Het gaat dus om een inspannings- en niet een resultaatverplichting.

Het is tot slot belangrijk om nogmaals te benadrukken dat – ondanks mijn verwijzing naar verplichtingen - de OESO richtsnoeren strikt gezien geen verplichtend karakter hebben. Het is aan bedrijven zelf om al dan niet uitvoering te geven aan de richtsnoeren. De OESO landen en

partnerlanden worden echter wel geacht het gebruik van de richtsnoeren door ‘hun’ bedrijven zoveel mogelijk te bevorderen. Zij kunnen zelf een keuze maken voor de manier waarop zij dit doen. In dat kader is het van belang de Amerikaanse Dodd Frank Act en de Europese Verordening inzake

conflictmineralen nader onder de loep te nemen, aangezien die op nationaal cq. regionaal niveau het gebruik van de OESO richtsnoeren tot op zekere hoogte voorschrijven.

2.2 Regionale en nationale wetgevingsinitiatieven ter implementatie van de OESO richtsnoeren

Gelijktijdig met de OESO richtsnoeren hebben de VS wetgeving aangenomen die bedrijven verplicht om te rapporteren over de herkomst van de mineralen die zij in hun producten gebruiken. Deze rapportageplicht is opgenomen in sectie 1502 van de Dodd Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act,xviii een wet die is aangenomen als reactie op de financiële crisis in 2008 en die tot doel heeft Wall Street te hervormen. Alle bedrijven die genoteerd zijn aan de Amerikaanse beurs,

waaronder een groot aantal Europese bedrijven, zijn gehouden deze wetgeving na te leven. Sectie 1502 bepaalt meer in het bijzonder dat bedrijven jaarlijks rapporteren aan de Securities and Exchange Commission – de Amerikaanse beurswaakhond – of zij mineralen uit de DR Congo of één van de buurlanden betrekken en, zo ja, welke maatregelen het bedrijf heeft genomen in het kader van de uitoefening van passende zorgvuldigheid. Als het bedrijf niet kan garanderen dat de

betrokken mineralen ‘conflict vrij’ zijn,xix dan moet het aangeven welke producten conflictmineralen bevatten, welke inspanningen het heeft verricht om de exacte herkomst van de mineralen na te gaan en welke faciliteiten het bedrijf heeft gebruikt om de mineralen te verwerken. In alle gevallen wordt van bedrijven geëist dat zij hun rapport aan de Commissie laten beoordelen door een onafhankelijke derde partij en dat zij informatie over het gebruik van conflictmineralen in hun producten openbaar maken op hun website. Een bedrijf dat verkeerde inlichtingen verstrekt aan de SEC kan bovendien aansprakelijk worden gehouden onder sectie 18 van de Securities Exchange Act van 1934. Dit is een goede stok achter de deur om ervoor te zorgen dat bedrijven hun verplichtingen nakomen.

In eerste instantie bracht de invoering van deze wet een schok teweeg onder de genoteerde bedrijven. De reacties varieerden: sommige bedrijven vochten de wet aan,xx terwijl andere zich simpelweg terugtrokken uit het Afrikaanse Grote Merengebied.xxi Deze paniekreactie had zeer

(7)

ongewenste gevolgen voor mijnwerkers in met name de DR Congo, die hun inkomsten zagen wegsmelten door het de facto embargo. Inmiddels, enkele jaren na de invoering van de wet, is de situatie enigszins gestabiliseerd. Het Grote Merengebied is te belangrijk om te mijden, temeer daar de daar aanwezige mineralen in veel mindere mate uit andere landen kunnen worden betrokken. Uit de reacties op de Dodd Frank Act blijkt echter wel hoe belangrijk het is om wetgeving op dit terrein zorgvuldig vorm te geven.

Aangezien Europa danig achterloopt op de VS wat betreft wetgeving op dit terrein, kan de EU profiteren van de lessen van de Dodd Frank Act. In juni 2016 is, onder Nederlands voorzitterschap, overeenstemming bereikt over de invulling van een nieuwe EU verordening inzake

conflictmineralen.xxii De EU Verordening is in diverse opzichten ambitieuzer dan de Dodd Frank Act.

In de eerste plaats is het EU voorstel niet beperkt tot het Grote Merengebied, maar strekt het zich uit over alle landen die getroffen zijn door conflicten of anderszins onstabiel zijn. Bovendien raakt het EU voorstel niet alleen beursgenoteerde ondernemingen, maar geldt het voor alle importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud in ruwe vorm, als erts of metaal. Een groot deel van die importeurs bestaat uit het midden- en kleinbedrijf. In andere opzichten is het voorstel minder ambitieus. De Dodd Frank Act verplicht alle bedrijven die aan de Amerikaanse beurs staan genoteerd om te rapporteren, dus ook bedrijven die halffabricaten importeren en in hun producten verwerken. Het Europese voorstel geldt alleen voor importeurs van ruwe mineralen.

De precieze invulling van de verordening is op het moment van schrijven nog niet bekend, maar zeker is dat deze op belangrijke punten zal afwijken van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie uit 2014, dat voorzag in een vrijwillig systeem van zelf-certificering voor

importeurs van de 3TG mineralen. xxiii In de opzet van de Europese Commissie konden importeurs zelf de keuze maken of zij in aanmerking wilden komen voor certificering als ‘verantwoordelijke EU- importeur’.xxiv Wanneer een bedrijf zou kiezen voor certificering, zou het vervolgens verplicht zijn om de EU verordening volledig na te leven. Deze verplichtingen kwamen kortweg neer op het volgen van het vijfstappen plan voor passende zorgvuldigheid, zoals uitgewerkt in de OESO richtsnoeren.

Dit voorstel kwam onder hevige kritiek te staan van het Europees Parlement (EP). De vraag die het EP terecht stelde is of het voldoende is om de keuze voor certificering aan importeurs zelf over te laten. Certificering heeft een aantal voordelen, zeker voor Europese bedrijven die afzetten op de Amerikaanse markt: hun Amerikaanse klanten kunnen op deze manier eenvoudiger voldoen aan hun verplichtingen onder de Dodd Frank Act. Uiteraard zijn er ook aanzienlijke voordelen voor Europese bedrijven die zelf beursgenoteerd zijn in de VS. Deze voordelen bestaan echter in mindere mate voor bedrijven die geen handel drijven met de VS, waardoor de keuze voor certificering voor deze bedrijven minder vanzelfsprekend is, zeker met het oog op de kosten en de administratieve lasten die dit met zich meebrengt. Er is dus veel voor te zeggen om alle importeurs simpelweg te

(8)

verplichten om de verordening na te leven, zoals het Europees Parlement betoogde. De voornaamste reden voor de Commissie om in eerste instantie te kiezen voor de vrijwillige optie lijkt gebaseerd te zijn op de initiële ervaringen met de Dodd Frank Act, namelijk het risico dat bedrijven op zoek zullen gaan naar alternatieve regio’s om hun mineralen uit te betrekken. De inmiddels opgedane ervaringen met de implementatie van de Dodd Frank Act tonen echter aan dat deze redenatie geen hout snijdt:

na een eerste daling van de vraag naar mineralen uit het Grote Merengebied, is deze inmiddels weer grotendeels hersteld.

Een ander heikel punt waarover het EP viel is de rol die raffinaderijen en smelterijen, als speciale categorie importeurs, in dit proces spelen. Aangezien het nagenoeg onmogelijk is om de herkomst van mineralen vast te stellen wanneer deze inmiddels verwerkt zijn, vormen raffinaderijen en smelterijen een essentiële schakel in het proces.xxv Het voorstel van de Commissie voorzag in de mogelijkheid om een lijst van verantwoordelijke raffinaderijen en smelterijen op te stellen op basis van de bevindingen van de ‘verantwoordelijke EU-importeurs’. Dit is een buitengewoon zwakke insteek, die terecht werd bekritiseerd door het Europees Parlement.xxvi

Het voorstel waarover in juni 2016 overeenstemming is bereikt, bevat een aanzienlijk robuustere regeling die in veel opzichten tegemoet komt aan bovengenoemde kritiekpunten. De nieuwe verordening beoogt alle importeurs van ruwe 3TG mineralen te verplichten om passende zorgvuldigheid te betrachten op basis van de OESO richtsnoeren. Dit betekent dat zowel smelterijen en raffinaderijen als overige importeurs onder de verplichte regeling zullen vallen. Hiermee lijkt het systeem van vrijwillige zelf-certificering van de baan. Kleine importeurs zijn van de regeling

uitgezonderd en daar valt ook veel voor te zeggen. Uiteraard is de drempelwaarde een belangrijk aandachtspunt, aangezien die zal bepalen wanneer een bedrijf verplicht wordt passende

zorgvuldigheid te betrachten. Er moet een balans worden gezocht tussen het ontzien van kleine importeurs in verband met de administratieve lasten die zwaar wegen voor deze categorie

importeurs, en het voorkomen dat de doelstelling van de verordening wordt ondermijnd door een te grote groep vrij te stellen.

Daarnaast zijn er enkele zaken die in de toekomst meer aandacht behoeven. In de eerste plaats betreft het de positie van importeurs van half- en eindfabricaten. Het uitzonderen van deze categorie betekent dat belangrijke industrieën, zoals de Europese elektronica- en auto-industrie, de dans grotendeels ontspringen. In de toekomst zal moeten worden bezien of hier verandering in kan worden gebracht. Het uitzonderen van deze importeurs druist immers in tegen de doelstellingen van de OESO richtsnoeren, die nu juist zien op ketenverantwoordelijkheid. Bovendien steekt het mager af tegen de Amerikaanse wetgeving die wel geldt voor bedrijven verderop in de keten.

Ten tweede gaat het om de reikwijdte van de regeling zelf. Nu vallen daar alleen de 3TG mineralen onder. Hier is een goede reden voor: de OESO richtsnoeren bevatten immers alleen

(9)

uitgewerkte leidraden voor afnemers van die specifieke mineralen. De regeling is hiermee echter niet van toepassing op bedrijven die actief zijn in bijvoorbeeld de koper en steenkolenindustrie, terwijl deze grondstoffen net zo goed bijdragen aan gewapende conflicten.xxvii Hoewel het derhalve een zekere aantrekkingskracht heeft om de regeling te verbreden, is dit een beslissing die beter in een later stadium kan worden genomen. Daarbij is het van belang dat de inzet op de mineralen waar de EU Verordening nu op voorziet is ingebed in een veel breder kader van ontwikkelingen, zoals in dit stuk uiteengezet. Dit geldt in veel mindere mate voor andere grondstoffen.

Tot slot is er nog veel onduidelijkheid over de invulling van de regeling. Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld hoe uiting wordt gegeven aan het verplichtende karakter van de passende

zorgvuldigheid. Zal volstaan worden met een vorm van rapportage door bedrijven aan nationale autoriteiten of brengt het ook een verplichting met zich mee voor bedrijven om onafhankelijke audits te laten verrichten? Het laatste verdient de voorkeur, omdat dit proces beter waarborgt dat de verstrekte informatie juist is.

2.3 Een louter Westerse kwestie?

De OESO richtsnoeren, de Amerikaanse Dodd Frank Act en de Europese Verordening inzake conflictmineralen treffen vooral Westerse bedrijven.xxviii Hoewel de OESO richtsnoeren worden gezien als het richtinggevende document op het gebied van passende zorgvuldigheid voor de mineralensector – wat ook blijkt uit de rol die deze spelen in het beleid van de VN en de implementatie van de richtsnoeren in het regionale raamwerk van het Afrikaanse Grote

Merengebied - zijn de richtsnoeren inderdaad alleen van toepassing op bedrijven uit de lidstaten van de OESO. Een belangrijke speler als China werkt nauw samen met de OESO, maar is vooralsnog geen lidstaat. Gezien de grote betrokkenheid van Chinese bedrijven in de mineralensector in met name Afrika, is het daarom van het grootste belang dat Chinese bedrijven ook passende zorgvuldigheid betrachten. Hier is de Chinese overheid zich terdege van bewust. Het is ook om die reden dat de Chinese Kamer van Koophandel in november 2015 eigen richtsnoeren heeft aangenomen, die zijn gebaseerd op die van de OESO en die zijn gekoppeld aan de Chinese richtlijnen voor

maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van buitenlandse investeringen in de

mijnsector.xxix Deze richtsnoeren gelden voor alle Chinese bedrijven – gedefinieerd als bedrijven die in China zijn gevestigd en bedrijven in andere staten waarvan een meerderheidsaandeel in Chinese handen is – die mineralen of gerelateerde producten winnen in of afnemen uit conflict- of ‘hoog risico’ gebieden.xxx De Chinese richtsnoeren bestrijken daarmee de volledige productieketen.

(10)

Bovendien zijn zij niet beperkt tot de 3TG mineralen, hoewel wordt aangegeven dat de prioriteit in eerste instantie bij deze mineralen ligt.xxxi

Een interessant aspect van de Chinese richtsnoeren is dat deze een veel bredere benadering hanteren dan de OESO richtsnoeren ten aanzien van de risico’s die bedrijven geacht worden te mijden. Waar de OESO richtsnoeren zeer terughoudend zijn in het adresseren van

mensenrechtenschendingen – deze zijn beperkt tot het voorkomen van zeer ernstige schendingen, zoals martelingen, dwangarbeid en de ernstigste vormen van kinderarbeid - en in het geheel niet voorzien in passende zorgvuldigheid met betrekking tot het voorkomen van ernstige milieuvervuiling, worden deze onderwerpen wel bestreken door de Chinese richtsnoeren. Waar de ‘type 1 risico’s’

overeenkomen met de door de OESO richtsnoeren bestreken risico’s, formuleren de Chinese richtsnoeren ook ‘type 2 risico’s’, waaronder mijnbouw die de landrechten van lokale

gemeenschappen en inheemse volkeren schendt, het toebrengen van ernstige verontreiniging aan bodem, lucht en water rondom de mijn, onder meer door het gebruik van giftige chemische middelen, en mijnbouw in gebieden die erkend zijn als World Heritage site onder de 1972 World Heritage Convention. Ook worden bedrijven geacht milieueffectrapportages te verrichten. xxxii Hiermee gaan de Chinese richtsnoeren aanzienlijk verder dan de ‘Westerse’ initiatieven en leveren deze potentieel een reële bijdrage aan het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

Waar de Chinese richtlijnen derhalve een bredere benadering hanteren dan de Westerse initiatieven, gaan deze in andere opzichten minder ver. De Chinese richtsnoeren zijn – net als de OESO richtlijnen - gebaseerd op vrijwillige naleving. De richtsnoeren steken hiermee schril af bij de Amerikaanse en – naar alle waarschijnlijkheid – de Europese regelgeving, die meer verplichtende elementen bevatten, in ieder geval met betrekking tot een deel van de keten. De Chinese

richtsnoeren hebben met name tot doel om Chinese bedrijven bij te staan in het voldoen aan wet- en regelgeving met betrekking tot passende zorgvuldigheid die door andere landen worden

aangenomen. Naast de Amerikaanse en Europese regelgeving kan dan met name worden gedacht aan de wetgeving die is aangenomen door landen in het Afrikaanse Grote Merengebied. In zoverre zijn de Chinese richtsnoeren derhalve eerder volgend dan richtinggevend.

2.4 Ondersteuningsmaatregelen aangenomen door de landen in het Afrikaanse Grote Merengebied

De OESO richtsnoeren en aanverwante initiatieven zijn erop gericht bedrijven te bewegen om na te gaan waar hun mineralen vandaan komen, onder meer door een ‘documentary trail’ te eisen. Het systeem is derhalve gebaseerd op ketenverantwoordelijkheid: ieder bedrijf in de keten heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid om passende zorgvuldigheid te betrachten. Dit is een juiste keuze,

(11)

omdat het voorkomt dat bedrijven zich achter elkaar kunnen verschuilen. Tegelijkertijd brengt deze benadering aanzienlijke problemen met zich mee voor bedrijven die hun mineralen betrekken uit de omgeving van gebieden die slechts ten dele onder gezag van de overheid staan, zoals bijvoorbeeld geldt voor het grensgebied in het oosten van de DR Congo. Zelfs al betrekken bedrijven mineralen uit de buurlanden Oeganda en Rwanda, dan is er een aanzienlijk risico dat deze mineralen uit het oosten van de DR Congo naar deze landen zijn gesmokkeld.xxxiii Aangezien de oorsprong van die mineralen niet op basis van geologische kenmerken kan worden vastgesteld, zal het voor bedrijven in veel gevallen lastig zijn de exacte herkomst te achterhalen en daarmee te voldoen aan hun plicht om passende zorgvuldigheid te betrachten.

Wanneer er voor wordt gekozen om bedrijven concrete verplichtingen op te leggen, is het van groot belang ook ondersteuning te bieden bij het nakomen van die verplichtingen. Een manier om die ondersteuning te bieden is middels het invoeren van tracking en tracing systemen. Een belangrijke stap in die richting is gezet in september 2014, toen de landen aangesloten bij de International Conference on the Great Lakes Region (ICGLR) een certificeringsmechanisme voor de 3TG mineralen invoerde.xxxiv Dit mechanisme introduceert interne controles die erop gericht te voorkomen dat conflictmineralen in de productieketen terecht komen. In de eerste plaats gebeurt dit door certificering van mijnen als ‘conflict free’, wanneer zij aan bepaalde eisen voldoen, waaronder het respecteren van minimum standaarden ten aanzien van de bescherming van fundamentele mensenrechten. Zo mogen deze mijnen zich bijvoorbeeld niet schuldig maken aan dwangarbeid of de ernstigste vormen van kinderarbeid.xxxv Naast certificering van mijnen bevat het

certificeringsmechanisme gedocumenteerde controles gericht op het traject tussen de mijnen en de plaats van uitvoer. Uiteindelijk worden de mineralen uitgevoerd met een certificaat dat garandeert dat deze ‘conflict free’ zijn.

Dit mechanisme, mits goed doorgevoerd, zou de lasten voor bedrijven aanzienlijk

verminderen, aangezien de certificaten er in beginsel voor instaan dat passende zorgvuldigheid is betracht. Ervaringen met vergelijkbare certificeringsmechanismen, met name het Kimberley Process Scheme for the Certification of Rough Diamonds,xxxvi laten echter ook zien dat het belangrijk blijft om alert te blijven. De werking van dit systeem, dat ziet op de certificering van ruwe diamanten uit conflictgebieden, wordt deels ondermijnd door fraude en corruptie.xxxvii De aanpak van deze problemen is echter vooral een zaak voor overheden, waarbij het belangrijk is dat de lasten niet alleen voor rekening komen van de landen van herkomst van de mineralen. De internationale gemeenschap kan een belangrijke bijdrage leveren door het bevorderen van goed bestuur in het Afrikaanse Grote Merengebied. Vanuit de VN, OESO en individuele landen wordt hier reeds werk van gemaakt, onder meer door de landen in het Grote Merengebied te ondersteunen bij de invoering van het nieuwe certificeringsmechanisme.

(12)

3. De huidige initiatieven nader beschouwd

De vraag die aan het begin van dit hoofdstuk werd gesteld is tot op welke hoogte de bestaande initiatieven voor de bestrijding van conflictmineralen bijdragen aan het verduurzamen van de grondstoffenhandel uit kwetsbare gebieden en in hoeverre deze een adequate basis bieden voor de toekomst. Het antwoord op die vraag is dat de huidige initiatieven weliswaar een goede stap in de richting van het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen in de mineralensector zijn, maar dat deze bij lange na niet voldoende zijn om de grondstoffenhandel op lange termijn te verduurzamen.

Een schematische vergelijking van de verschillende initiatieven laat het volgende beeld zien:

Instrument OESO richtsnoeren Dodd Frank Act (VS) Verordening conflictmineralen (EU)

Chinese richtsnoeren

Mineralen Alle mineralen, maar nadruk op 3TG

3TG 3TG Alle mineralen, maar

nadruk op 3TG

Gerecyclede materialen nee nee nee nee

Karakter Vrijwillig Verplichtend Verplichtend Vrijwillig

Type verplichtingen Geen Rapportage Controle? Geen, mogelijkheid tot

certificering

Voor wie? Bedrijven door de gehele productieketen

Bedrijven door de gehele productieketen, mits genoteerd aan de Amerikaanse beurs (grote publieke bedrijven)

Importeurs van ruwe materialen, uitgezonderd kleine bedrijven

Bedrijven door de gehele productieketen

Geografische reikwijdte Alle risicogebieden Afrikaanse Grote Merengebied

Alle risicogebieden Alle risicogebieden

Materiële reikwijdte Financieren conflicten, ernstigste

mensenrechtenschendingen, corruptie en fraude

Idem Idem Idem, ernstige

milieuverontreiniging, bescherming ecologisch belangrijke gebieden, gebruiksrechten lokale gemeenschappen en inheemse volkeren

Op basis van de voorgaande bespreking van de initiatieven, kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan:

- De oplossing voor de problemen rondom conflictmineralen kan niet aan de markt zelf worden overgelaten. Er moet worden gestreefd naar regelingen met een verplichtend karakter. Hoewel de effectiviteit van zachte dwang zeker niet moet worden onderschat,

(13)

toont de Amerikaanse Dodd Frank wet aan dat bedrijven pas echt in actie komen wanneer dit door de overheid wordt vereist.

- Het verplichtende karakter van de regeling moet bovendien worden ondersteund door sancties voor bedrijven die aantoonbaar geen passende zorgvuldigheid betrachten. Een keuze kan worden gemaakt tussen:

 ‘zachte’ sancties, zoals een systeem waarin diplomatieke ondersteuning van bedrijven die onvoldoende passende zorgvuldigheid betrachten wordt ingetrokken.

Deze bedrijven kunnen bijvoorbeeld geen aanspraak maken op hulp van de overheid bij het vinden van financiering of deelnemen aan handelsmissies. Een voorbeeld kan worden gevonden in maatregelen die Canada heeft voorgesteld in het kader van zijn enhanced Corporate Social Responsibility (CSR) Strategy uit 2014.xxxviii

 ‘harde’ sancties, zoals het opleggen van boetes aan bedrijven die onvoldoende passende zorgvuldigheid betrachten. Een voorbeeld kan worden gevonden in de Amerikaanse Dodd Frank Act.

- Er moet flankerend beleid worden ontwikkeld om bedrijven in staat te stellen hun

verplichtingen na te leven. Voorkomen moet worden dat bedrijven wegtrekken uit gebieden waar de bevolking sterk afhankelijk is van mijnbouw. Wanneer bedrijven het Afrikaanse Grote Merengebied en andere kwetsbare gebieden mijden, omdat zij afgeschrikt worden door stringente verplichtingen, zou dit desastreuze gevolgen hebben voor de lokale

bevolking. Dit zou indruisen tegen de beginselen van duurzame ontwikkeling, die uitgaan van solidariteit tussen (intergenerationele billijkheid) maar ook binnen generaties

(intragenerationele billijkheid). Met betrekking tot mineralen uit het Afikaanse Grote Merengebied biedt certificeringssysteem van de ICGLR een gedeeltelijke oplossing.

Daarnaast moeten de thuisstaten van bedrijven die mineralen afnemen uit het Afrikaanse Grote Merengebied ook hun steentje bijdragen, onder meer door de landen van de ICGLR bij te staan in het implementeren van het certificeringsmechanisme. Dit gebeurt gelukkig ook al volop, zowel in OESO verband als op bilateraal niveau. Voor andere risicogebieden moet gezocht worden naar vergelijkbare oplossingen.

- De Europese regeling moet worden versterkt door deze toe te passen op de volledige keten.

Hiermee zou de regeling beter aansluiten bij de andere bestaande initiatieven.

- Er moet meer aandacht worden besteed aan milieubescherming. Vooralsnog besteden alleen de Chinese richtsnoeren hier aandacht aan. Dit is een gemiste kans, mede omdat ernstige milieuverontreiniging de kansen op ontwikkeling in kwetsbare landen verslechtert en onlustgevoelens onder de lokale bevolking aanwakkert. De mijnindustrie maakt veel gebruik van chemische stoffen in het productieproces, die vervolgens vrij kunnen komen in het

(14)

milieu. Een milieurapportage van UNEP uit 2011 met betrekking tot de DR Congo constateerde bijvoorbeeld dat er extreem hoge concentraties kobalt zout waren vrijgekomen in de gebieden rond mijnbouw activiteiten, met ernstige gevolgen voor de gezondheid van de lokale bevolking.xxxix Met het oog op de gebrekkige institutionele voorzieningen van landen als de DR Congo als gevolg van jarenlange interne conflicten, kan milieubescherming niet alleen worden overgelaten aan de landen waar bedrijven hun activiteiten ontplooien. Het is belangrijk om druk uit te oefenen op bedrijven in de gehele keten om na te gaan of de mijnbouwbedrijven die de grondstoffen winnen voldoende voorzorgsmaatregelen in acht nemen ten aanzien van het milieu. De Chinese richtsnoeren kunnen hier als voorbeeld dienen.

- Het verduurzamen van de productieketen voor mineralen vereist bovendien verder te kijken dan de problematiek rondom mineralen die gewapende groeperingen financieren. De huidige richtsnoeren bieden hiervoor al enige aanknopingspunten, onder meer door aandacht te besteden aan ernstige schendingen van mensenrechten en de bestrijding van corruptie, maar bieden als zodanig geen adequate basis voor de toekomst. In de eerste plaats ligt dat aan de reikwijdte van de richtsnoeren zelf, die zich te weinig richten op de aanpak van factoren die aan de basis liggen van duurzame ontwikkeling, zoals

milieubescherming en de bescherming van de rechten van lokale gemeenschappen over land dat gebruikt wordt voor mijnbouw, factoren waar de Chinese richtsnoeren wel deels

aandacht aan besteden.

- Er moet aanvullend beleid worden ontwikkeld voor gerecyclede materialen. Geen van de huidige initiatieven biedt hiervoor een oplossing.

- Het verduurzamen van de productieketen voor mineralen vereist tot slot dat

capaciteitsopbouw in de landen waar bedrijven opereren wordt bevorderd. Het feit dat alle richtsnoeren onderdelen bevatten die gericht zijn op het tegengaan van corruptie is een positief gegeven. Hiermee kan echter niet veel meer worden bereikt dan het bevorderen van transparantie in betalingen aan de overheid. Het is belangrijk om te investeren in de

mogelijkheden van grondstofrijke ontwikkelingslanden om wetgeving daadwerkelijk uit te voeren en te handhaven. Dit vereist een langere adem, maar zorgt er uiteindelijk wel voor dat bedrijven opereren in een beter gereguleerde omgeving, waarbij de betrokken landen zelf kunnen aangeven waar hun prioriteiten liggen. Duurzame ontwikkeling houdt immers ook een streven in naar een mondiaal partnerschap tussen landen in de bevordering van gedeelde ecologische en sociale doelstellingen. Dit kan alleen worden bereikt wanneer ontwikkelde landen de noodzakelijke ondersteuning geven aan ontwikkelingslanden.

(15)

i Zo wordt de voorraad aan onontgonnen grondstoffen in de Democratische Republiek Congo bijvoorbeeld geschat op 24 biljoen dollar. Zie UNEP, The Democratic Republic of the Congo: Post-Conflict Environmental Assessment Synthesis for Policy Makers (2011), p. 22.

ii Zie UNEP, Environmental Assessment of Ogoniland (2011).

iii Zie UNEP, The Democratic Republic of the Congo: Post-Conflict Environmental Assessment Synthesis for Policy Makers (2011).

iv Zie K. Ballentine and H. Nitzschke (ed.), Profiting from Peace: Managing the Resource Dimensions of Civil War (Lynne Rienner Publishers 2005).

v Zie het rapport van de Panel of Experts inzake Sierra Leone van december 2000, UN Doc. S/2000/1195.

vi Zie voor de meest recente productiecijfers voor tantaal het overzicht van de US Geological Survey via http://minerals.usgs.gov/minerals/pubs/commodity/niobium/mcs-2016-tanta.pdf. Landen buiten het Grote Merengebied die tantaal produceren zijn Brazilië, Australië en China. De productie in die landen (400 ton) blijft echter ver achter bij die van de DR Congo en Rwanda (samen 800 ton).

vii Een rapport van de Secretaris-Generaal van de VN uit 2007, geschreven op verzoek van de VN

Veiligheidsraad, concludeerde dat ongeveer een vijfde tot een kwart van de bevolking in de DR Congo in inkomen afhankelijk was van informele mijnbouw. Zie ‘Report of the Secretary-General pursuant to paragraph 8 of resolution 1698 (2006) concerning the Democratic Republic of the Congo’, VN document S/2007/68 van 8 februari 2007, paras. 56-57. Dit aantal werd bevestigd in een recenter rapport van UNEP, waar wordt uitgegaan van 18% van de bevolking. Zie UNEP, The Democratic Republic of the Congo: Post-Conflict Environmental Assessment Synthesis for Policy Makers (2011), p. 32.

viii Zie onder meer K. Ballentine and J. Sherman (ed.), The Political Economy of Armed Conflict: Beyond Greed and Grievance, (International Peace Academy, Lynne Rienner Publishers 2003) en M. Ross, ‘How Do Natural Resources Influence Civil War? Evidence from Thirteen Cases’, International Organization, Vol. 58 (1) (2004), p.

41.

ix Refererend aan de bekende slogan ‘profit, people, planet’, zoals door de SER gepropageerd met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen in het advies ‘De winst van waarden’ uit 2000.

x Lidstaten zijn Angola, Burundi, de Centraal Afrikaanse Republiek, Congo, de Democratische Republiek Congo, Kenia, Oeganda, Rwanda, Zuid Soedan, Tanzania en Zambia. Zie http://www.icglr.org/.

xi Zie OECD, ‘OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas’, OECD Publishing (third edition 2016) en Final report of the Group of Experts prepared pursuant to paragraph 6 of Security Council Resolution 1896 (2009), UN Doc. S/2010/596, overgenomen door de Veiligheidsraad in resolutie 1952 (2010).

xii Zie OECD, ‘OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas’, OECD Publishing (third edition 2016).

xiii Zie bijvoorbeeld de Risk Awareness Tool for Multinational Enterprises in Weak Governance Zones uit 2006.

xiv Zie bijvoorbeeld L. Arimatsu en H. Mistry, ‘Conflict Minerals: The Search for a Normative Framework’, Chatham House, International Law Programme Paper 2012/01 (2012), p. 10.

xv Met het oog op de huidige situatie in de wereld, zou dit bijvoorbeeld gevolgen kunnen hebben voor de handel in mineralen met de Syrische overheid, ware het niet dat Syrië geen producent is van de mineralen die door de richtsnoeren worden bestreken (tin, tantaal, wolfraam en goud).

xvi Zie bijvoorbeeld S/RES/2136 (2014) para. 20.

xvii De juridische basis hiervoor kan worden gevonden in S/RES/1952 (2010), paras. 8 en 9.

xviii

Dodd Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act, 21 July 2010, Bill number H.R. 4173, Report number H. Rept. 111-517, S. Rept. 111-176.

xix De term ‘conflict vrij’ wordt als volgt gedefinieerd: ‘For purposes of this paragraph, a product may be labeled as ‘DRC conflict free’ if the product does not contain conflict minerals that directly or indirectly finance or benefit armed groups in the Democratic Republic of the Congo or an adjoining country’.

xx Zie United States Court of Appeals for the District of Columbia Circuit, National Association of Manufacturers, et al. v. SEC, et al., Case No. 13-5252, Judgment of April 14, 2014.

xxi Zie D. Aronson, ‘How Congress Devastated Congo’, New York Times, 7 augustus 2011.

xxii Kamerbrief over Europese Verordening op het gebied van conflictmineralen, vergaderjaar 2015–2016, kamerstuk 32852-31, 24 juni 2016.

xxiii

Voor het voorstel dat door de Commissie is aangenomen, zie Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Uniesysteem voor zelfcertificering van passende

(16)

zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden, 5 maart 2014, COM(2014) 111 final.

xxiv Ibid., p. 5.

xxv Dit wordt ook onderkend in het voorstel van de Europese Commissie, wanneer deze aangeeft dat

‘smelterijen en raffinaderijen […] zich doorgaans in de laatste fase bevinden waarin passende zorgvuldigheid daadwerkelijk kan worden gewaarborgd door informatie over de oorsprong van de mineralen en de

bewakingsketen te verzamelen, openbaar te maken en te verifiëren. Na deze fase van transformatie wordt het vaak als niet-haalbaar beschouwd om de oorsprong van de mineralen te traceren’. Zie Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Uniesysteem voor zelfcertificering van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden, 5 maart 2014, COM(2014) 111 final, para. 13.

xxvi Zie Amendments adopted by the European Parliament on 20 May 2015 on the proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council setting up a Union system for supply chain due diligence self- certification of responsible importers of tin, tantalum and tungsten, their ores, and gold originating in conflict- affected and high-risk areas, COM(2014)0111 – C7-0092/2014 – 2014/0059(COD).

xxvii Zie bijvoorbeeld Security Council Report, ‘UN Sanctions: Natural Resources’, Research Report 2015, No. 4,

20 November 2015, p. 7-8, beschikbaar via securitycouncilreport.org. Tegelijkertijd valt steenkool ook onder andere EU regelingen, zoals die met betrekking tot hout.

xxviii Hierbij moet worden aangetekend dat het OESO lidmaatschap niet exclusief Westerse landen bestrijkt.

Japan en Korea, twee belangrijke Aziatische spelers, zijn ook lid van de OESO.

xxix Zie de ‘Chinese Due Diligence Guidelines for Responsible Mineral Supply Chains’, China Chamber of Commerce of Metals, Minerals & Chemical Importers & Exporters, November 2015.

xxx De Engelse tekst fomuleert dit als volgt: ‘all Chinese companies which are extracting and/or are using mineral resources and their related products and are engaged at any point in the supply chain of minerals’. Zie Ibid., p. 8.

xxxi Zie Ibid., p. 10.

xxxii

Zie Ibid., p. 18-21.

xxxiii De rapporten van de Group of Experts on the DR Congo, ingesteld door de VN Veiligheidsraad, bevatten

meerdere aanwijzingen van grootschalige smokkel in de grensregio. Zie bijvoorbeeld het Midterm report of the Group of Experts submitted in accordance with paragraph 7 of Security Council resolution 2198 (2015) van 16 oktober 2015, UN Doc. S/2015/797, p. 14.

xxxiv

ICGLR Regional Certification Mechanism (RCM) —Certification Manual. Zie www.icglr.org voor meer informatie.

xxxv Zie de ICGLR Regional Certification Mechanism (RCM) —Certification Manual, p. 4.

xxxvi Zie Kimberley Process Certification Scheme, www.kimberleyprocess.com/en/kpcs-core-document.

xxxvii

Zie bijvoorbeeld V Haufler, ‘The Kimberley Process Certification Scheme: An Innovation in Global Governance and Conflict Prevention’, Journal of Business Ethics Vol. 89 (2010), p. 411 en verschillende

rapporten van door de VN Veiligheidsraad ingestelde Panels of Experts, onder meer Final report of the Panel of Experts on the Central African Republic in accordance with paragraph 59(c) of resolution 2127 (2013), UN Doc.

S/2014/762 van 29 oktober 2014, paras. 111-134.

xxxviii Zie ‘Doing Business the Canadian Way: A Strategy to Advance Corporate Social Responsibility in Canada’s

Extractive Sector Abroad’, November 2014.

xxxix

Zie UNEP, ‘The Democratic Republic of the Congo: Post-Conflict Environmental Assessment Synthesis for Policy Makers’ (2011), p. 32-33.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Despite these complexities, the ability to form concepts and create symbolic representations is an essentially natural psychic function which allows humans to achieve a certain

gemaakt van alle vaste en variabele kosten in de keten van het transportproces vanaf leverancier naar BouwHub, het interne logistieke proces op de BouwHub, het

Dit kunnen zowel landeigenaars, natuurverenigingen en/of pachters zijn (bv. pachtende landbouwers, jachtrechthouders). Verschillende beheerpraktijken kunnen leiden

Dergelijk onderzoek zal noodzakelijk zijn om een onderbouwde beslissing te kunnen nemen over de bouw van bijkomende rij windturbines (nr. 6-10), zowel voor de

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Rekening houdende met de realisatie van het project op de linkeroever van de Durme, terwijl het Habitatrichtlijngebied zich op de rechteroever bevindt, en de Durme dus als

In order to confer broad-range resistance to arsenical compounds, the presence of an arsC (codes for an arsenate reductase) gene is required.. An arsC was not associated