• No results found

COMMISSIE VOOR DE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VOOR DE"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VOOR DE

BESCHERMING VAN DE

PERSOONLIJKE LEVENSSFEER

ADVIES Nr 25 / 96 van 13 september 1996 ---

O. ref. : 10 / A / 96 / 023

BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bijzondere informatieopdracht van de provinciale geneeskundige commissies en de desbetreffende uitvoeringsregeling.

---

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de adviesaanvraag van 29 juli 1996 van de Minister van Volksgezondheid en Pensioenen;

Gelet op het verslag van de heer F. RINGELHEIM,

Brengt op 13 september 1996 het volgende advies uit :

(2)

AD96-25 / 2 I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG :

---

Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt voorgelegd, geeft uitvoering aan het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, inzonderheid artikel 37, 1, 2E, e) van vernoemd koninklijk besluit.

In artikel 2 van het ontwerp van koninklijk besluit worden de instanties aangewezen waaraan de bevoegde geneeskundige commissie de beslissingen meedeelt inzake beperking van de activiteit uitgeoefend door een beoefenaar van de geneeskunde, door een beoefenaar van de artsenijbereidkunde, of door een beoefenaar van de diergeneeskunde.

Deze instanties zijn de volgende :

a) de Ministers die respectievelijk de Volksgezondheid en de Sociale Voorzorg onder hun bevoegdheid hebben, wat de beoefenaars van de geneeskunde en de artsenijbereidkunde betreft;

b) de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, wat de beoefenaars van de diergeneeskunde betreft;

c) de Procureur-generaal bij het Hof van beroep van het rechtsgebied waarin de betrokken beoefenaar woonachtig is;

d) de Geneesheer-Directeur-generaal van het Rijksinstituut voor ziekte-en invaliditeitsverzekering (RIZIV);

e) de Voorzitters van alle Provinciale raden, of wat de dierenartsen betreft, van de Hoge Raad en van alle Gewestelijke Raden van de betrokken Orde;

f) de Voorzitters van alle Provinciale geneeskundige commissies;

g) de Hoofdgeneesheer van de instelling waar de geneesheer-specialist of de omnipracticus werkzaam is;

h) de arts die verantwoordelijk is voor de medische wachtdienst van de zone waar de huisarts praktiseert;

i) de apotheker die verantwoordelijk is voor de organisatie van de wachtdienst van de zone waar de apotheker praktiseert;

j) wat de dierenartsen betreft, de leden van de Orde van de betrokken provincie;

k) de burgemeester van de gemeente waar de belanghebbende praktijk uitoefent;

l) elke openbare overheid van een vreemd land waartoe een gezondheidswerker die het voorwerp is van een in België genomen beslissing, zich richt met het oog op het bekomen van de toelating om aldaar zijn beroep uit te oefenen;

(3)

AD96-25 / 3 II. ONDERZOEK VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT :

---

1. Artikel 37, 1, 2E, e) van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, dat de wettelijke grondslag vormt van het ontworpen koninklijk besluit, stelt dat de geneeskundige commissie tot taak heeft de belanghebbende personen van publiek- of privaatrecht in te lichten omtrent de genomen beslissingen, hetzij door haarzelf, hetzij door de bij artikel 37 bepaalde geneeskundige commissie van beroep, hetzij door de betrokken Orde, hetzij door de rechtbanken, inzake de uitoefening van zijn activiteit door een beoefenaar van de geneeskunde, van de artsenijbereidkunde, van de veeartsenijkunde of door een lid van een paramedisch beroep.

De aanduiding van de belanghebbende personen van publiek- of privaatrecht, alsmede de modaliteiten volgens welke zij worden ingelicht, worden bepaald door de Koning, op voorstel van de nationale raad van de betrokken Orde.

De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit niet voorziet in het houden van een manueel bestand, noch in een geautomatiseerde verwerking van gegevens in de zin van artikel 1 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, maar in de schriftelijke mededeling onder gesloten omslag met vermelding "vertrouwelijk", van gegevens die betrekking hebben op beoefenaars van de geneeskunde, de artsenijbereidkunde of de diergeneeskunde, aan bepaalde instanties die limitatief zijn aangewezen.

Derhalve is voornoemde wet van 8 december 1992 niet van toepassing als zodanig.

2. De Commissie is niettemin van oordeel dat het nuttig zou zijn te herinneren aan bepaalde principes inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken beoefenaars.

Het ontwerp van koninklijk besluit streeft gewettigde doeleinden na, die eveneens worden aangekaart in artikel 37, 1, 2E, e) van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967.

Het is uiteraard essentieel dat de instanties die moeten waken over de uitvoering van de beslissingen die de geneeskundige commissies, de betrokken Ordes of de rechtbanken hebben genomen in verband met een beoefenaar van de geneeskunde, de artsenijbereidkunde of de diergeneeskunde of een lid van een paramedisch beroep inzake de uitoefening van zijn activiteit regelmatig op de hoogte worden gesteld van vernoemde beslissingen.

Het gaat hier om beslissingen die de openbare orde, en meer bepaald de Volksgezondheid aanbelangen. In dit geval gaat het algemeen belang boven de persoonlijke levenssfeer van de geneesheren waarop de beslissingen betrekking hebben.

De instanties die krachtens het ontwerp van koninklijk besluit van die beslissingen op de hoogte moeten worden gebracht, zijn ook bevoegd om toe te zien op de uitvoering ervan.

De Commissie is van oordeel dat in het koninklijk besluit zou moeten worden verduidelijkt dat de persoonsgegevens betreffende de betrokken beoefenaars, die aan vernoemde instanties werden meegedeeld, beperkt moeten blijven tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de beoefenaar.

(4)

AD96-25 / 4 Anderzijds mogen de meegedeelde gegevens geen enkel persoonsgegeven betreffende derden bevatten.

OM DEZE REDENEN,

Brengt de Commissie, onder voorbehoud van de hiervoor gemaakte opmerkingen, een gunstig advies uit.

De secretaris, De voorzitter,

(get.) J. PAUL (get.) P. THOMAS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan

Dit artikel 49 bis luidt als volgt: "Bij de, ter fine van de verwezenlijking van de internationale overeenkomsten met betrekking tot de vaststelling van de Staat

Het nieuwe artikel 90 stelt dat de Koning, gedurende een periode van drie jaar, die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet, bij een in

Artikel 90 van de wet van 15 januari 1990, gewijzigd door de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, bepaalt dat de Koning, gedurende een periode van drie jaar, die

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken daarentegen, heeft deze lijst niet in overeenstemming gebracht met die van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering,

Net als de Raadgevende Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van oordeel dat de

2.16 In het kader van de interne klachtprocedure heeft de Bank in haar brief van 25 november 2019 (onder meer) aan de gemachtigde van Consument geschreven bereid te zijn om de

Op vraag van de minister van pensioenen de dato 11 juni 2020 heeft de commissie het onderzoek van de FSMA alsook haar feedback statement over de financiering van