• No results found

Bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen"

Copied!
260
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

Gemeente Beuningen

NL.IMRO.0209.BPPlakstraat5Winsn-vadf / Vastgesteld Projectnr. W-16064 / 11 september 2018

(2)

Gemeente Beuningen

Bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

Vestigingsadres: Schoenaker 10, 6641 SZ Beuningen Postadres Postbus 165, 6640 AD Beuningen Telefoonnummer 024 - 675 23 56 Emailadres info@burowaalbrug.nl Website www.burowaalbrug.nl Rekeningnr. IBAN NL98 RABO 0302 2351 59 KvK Nummer 58365524 BTW Nummer NL8530.06.453.B01

(3)

Plakstraat 5, Winssen

(4)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

2 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 7

1.4 Leeswijzer 8

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 9

2.1 Bestaande situatie 9

2.2 Toekomstige situatie 10

Hoofdstuk 3 Beleidskader 14

3.1 Nationaal beleid 14

3.2 Provinciaal beleid 15

3.3 Gemeentelijk beleid 17

3.4 Conclusie 22

Hoofdstuk 4 Milieu- & omgevingsaspecten 23

4.1 Verkeer & parkeren 23

4.2 Bodem 23

4.3 Geluid 24

4.4 Milieuzonering 25

4.5 Luchtkwaliteit 26

4.6 Geur 27

4.7 Externe veiligheid 28

4.8 Waterhuishouding 31

4.9 Ecologie 33

4.10 Archeologie & cultuurhistorie 35

4.11 Leidingen 37

4.12 Vormvrije MER-beoordeling 37

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 39

5.1 Algemeen 39

5.2 Bestemmingen 40

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 42

6.1 Economische uitvoerbaarheid 42

6.2 Overleg 42

6.3 Maatschappelijke haalbaarheid 42

Bijlagen toelichting 43

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan 44

Bijlage 2 Bodem- en asbestonderzoek 45

Bijlage 3 Watertoets 46

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna 47

(5)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 3

Regels 49

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 50

Artikel 1 Begrippen 50

Artikel 2 Wijze van meten 54

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 55

Artikel 3 Agrarisch met waarden 55

Artikel 4 Groen - Landelijk groen 58

Artikel 5 Wonen 60

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1 64

Hoofdstuk 3 Algemene regels 66

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 66

Artikel 8 Algemene bouwregels 66

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels 66

Artikel 10 Overige regels 67

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 68

Artikel 11 Overgangsrecht 68

Artikel 12 Slotregel 68

Bijlagen regels 69

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 70

Bijlage 2 Te slopen bestaande bebouwing 71

Bijlage 3 Landschappelijke inpassing 72

(6)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

4 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

(7)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 5

Toelichting

(8)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

6 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 11 januari 2016 heeft de gemeente een principeverzoek ontvangen voor de bouw van een nieuw woongebouw op het erf van woonboerderij 't Spijker (gemeentelijk monument) aan de Plakstraat 5 in Winssen. In ruil voor de sloop van vrijwel alle bestaande voormalige agrarische opstallen mag op basis van het gemeentelijke functieveranderingsbeleid een woongebouw van maximaal 1.000 m³ worden teruggebouwd. Hiermee kan er een kwaliteitsslag worden gerealiseerd voor de omgeving en de historisch bijzondere ligging van het erf. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 19 april 2016 besloten in principe medewerking te verlenen aan deze ontwikkeling.

Direct ten zuiden van het bestaande erf en de boerderij heeft sinds 1028 het 'Huis te Winssen' gestaan. Van dit kasteel is in de huidige situatie niets meer te zien, maar de locatie staat in de omgeving nog wel als zodanig bekend. Kaartbeelden en tekeningen laten zien dat het 'Huis' meerdere verschijningsvormen heeft gekend totdat de toenmalige eigenaar het 'Huis' in 1815 grotendeels heeft laten slopen. Samen met enkele opstallen vormt boerderij ’t Spijker het nog bestaande erf behorende bij het voormalige kasteel. De beplante oprijlaan is nog deels in stand gehouden maar heeft door ontwikkelingen in de directe omgeving niet meer de allure die het waarschijnlijk ooit heeft gehad.

In de toekomstige situatie zal het erf bestaan uit 2 woongebouwen: woonboerderij ’t Spijker (1 wooneenheid) en het nieuw te bouwen woongebouw (maximaal 2 wooneenheden). Overbodige bijgebouwen worden gesloopt. Een tweetal kenmerkende bijgebouwen worden behouden en indien noodzakelijk gerenoveerd. De plaats en uitstraling van deze bestaande bijgebouwen past goed in de beoogde visie waarin de bebouwing een gezamenlijk erf vormt.

Omdat het geldende bestemmingsplan binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' ter plaatse slechts 1 woning toestaat (in plaats van 3), zal het bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moeten worden herzien.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen op de zuidelijke oeverwal van de rivier De Waal en maakt onderdeel uit van een bebouwingsconcentratie die als zuidelijke uitloper van de kern Winssen langs de Van Heemstraweg is gelegen, nabij de kruising van de Plakstraat – Van Heemstraweg. Oeverwallen zijn de hoger gelegen zandige afzettingen van de rivier en zij vormen van oudsher hierdoor een ideale vestigingsplaats. Het landschap kenmerkt zich hier door kleinschaligheid vanwege de aanwezigheid van singels en boomgaarden en variatie in bebouwing.

Nog tot 1960 vormde de gracht de duidelijke begrenzing van het perceel dat was opgedeeld in een voorburcht en een hoofdburcht. Deze gracht is echter eind vorige eeuw gedempt. De vroegere loop van de gracht is niet meer in het landschap herkenbaar.

Ook van de bebouwing op de hoofdburcht is niets meer te zien. Samen met enkele opstallen vormt boerderij ’t Spijker het bestaande erf. Slechts de beplante oprijlaan is ten dele in stand gehouden maar heeft niet meer de allure die het waarschijnlijk ooit heeft gehad.

Navolgende afbeeldingen tonen globaal de ligging en begrenzing van het plangebied in de omgeving.

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

(9)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 7

Globale ligging plangebied (rode druppel, Bron: maps.google.nl)

Ligging plangebied (oranje aanduiding)

1.3 Geldende plannen

Voor de gronden in het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals de gemeenteraad dat heeft vastgesteld op 14 juni 2011. Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch met waarden' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

(10)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

8 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan met ligging plangebied (rode aanduiding)

Binnen de bestemming 'Wonen' is slechts 1 woning toegestaan. Om de (maximaal) 2 woningen in het nieuwe woongebouw mogelijk te maken, zal de bestemming voor de gronden in het plangebied herzien moeten worden.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en gebiedsvisie

In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.

Verantwoording

Hoofdstukken 3 en 4 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

Juridische planbeschrijving

In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden

gehanteerd.

Uitvoerbaarheid

Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

(11)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 9

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

Omgeving

Het bebouwingsbeeld langs de Plakstraat bestaat veelal uit voormalige agrarische bebouwing op ruime kavels en enkele (agrarische) bedrijven. Door de organische ontwikkeling is er daarbij geen sprake van een duidelijk ordeningsprincipe. De Plakstraat heeft een beperkte wegbreedte waarlangs de bebouwing zich relatief dicht op de weg bevindt. Verder zuidwestelijk langs de Plakstraat zijn de parkeerplaatsen van de voetbalvereniging Roda ’28 gelegen. Dit in combinatie met de nieuwe aansluiting van de Plakstraat op de Van Heemstraweg (deze is recentelijk verlegd) geeft de straat een erfachtige en bijna private uitstraling.

Het plangebied zelf kent een wat verscholen ligging dat via een recht van overpad te bereiken is.

Direct aan de straatzijde (Plakstraat 3) bevindt zich de bedrijfsbebouwing van een

houtbewerkingsbedrijf. Door de terugliggende situering van het erf op het perceel Plakstraat 5 maakt dit zich min of meer los van de lintbebouwing van waaruit de van oudsher solitaire ligging nog is af te lezen.

Het plangebied is zowel aan de oost-, zuid-, als westzijde omgeven door gebied met landelijk gebruik met aan de oostzijde een fraaie hoogstamboomgaard behorende bij het perceel Plakstraat 5. Het perceel aan de zuidzijde wordt gebruikt voor akkerbouw en aan de westzijde is open grasland gelegen. Hierdoor zijn er vanaf het erf in met name zuidelijke richting fraaie zichten aanwezig.

Analyse bestaande situatie

(12)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

10 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Bestaand erf

Het huidige erf van het Huis te Winssen bestaat uit woonboerderij 't Spijker, opstallen voor de voormalige kalvermesterij en enkele overige bijgebouwen. De boerderij is aangemerkt als gemeentelijk monument maar verkeert in matige staat. Het is een gebouw met een bescheiden uitstraling. Onder andere door de lage goot, de beperkte ruimte rond het gebouw, de positie achter op het erf en het voormalige gebruik (schuur) is er van een duidelijk hoofdgebouw geen sprake.

Uit een inventarisatie blijkt overigens dat de opstallen een grote hoeveelheid asbest bevatten. Deze opstallen zullen in het kader van functieverandering worden gesloopt, waardoor ook sanering van dit asbest zal plaatsvinden.

De westzijde van het erf is ingevuld als dierenweide en op de erfgrens is een rij knotwilgen

aangeplant. De oprijlaan is nog deels behouden en aangeplant met Essen en Esdoorns en aan de westzijde voorzien van onderbeplanting. De aan de oostzijde gelegen hoogstamfruitboomgaard is op leeftijd maar als landschapselement waardevol om te behouden.

Huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

Voor een goede ruimtelijk inpassing van deze ontwikkeling is een beeldkwaliteitplan opgesteld, die tevens de basis vormt voor het bestemmingsplan. Op basis van de stedenbouwkundige en

landschappelijke karakteristieken in de directe omgeving zijn de ruimtelijke mogelijkheden

onderzocht, de landschappelijke inpassing ontworpen en is de beeldkwaliteit gedefinieerd en middels sfeerbeelden weergegeven. Het beeldkwaliteitplan is opgenomen in Bijlage 1.

(13)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 11

2.2.1 Concept

Uitgangspunt bij de transformatie van het perceel (waaronder de realisatie van een nieuw woongebouw) is het versterken van de erfachtige opzet. Uitgegaan wordt van maximaal 2

wooneenheden binnen 1 woongebouw conform het gemeentelijke beleid voor functieverandering. Dit gebouw zal vanuit ruimtelijk oogpunt, maar ook vanuit archeologie en cultuurhistorie binnen de contouren van de bestaande opstal worden gerealiseerd. Net als in de huidige situatie zal er geen sprake zijn van een eenduidig hoofdgebouw maar zal de bebouwing een harmonisch geheel vormen met respect voor de monumentale waarde van woonboerderij 't Spijker. De entree (gevormd door een laantje met begeleidende bomen) komt uit op het erf waaraan de verschillende gebouwen zijn

gelegen, Op deze wijze blijft het bescheiden karakter van het erf behouden en wordt het erfensemble versterkt.

Sprake moet zijn van een enkelvoudig volume, dat met de nokrichting evenwijdig aan de oprijlaan is gelegen zoals ook bij de huidige bouw het geval is. Het gebouw zal daarmee het laantje begeleiden en het zicht op 't Spijker accentueren. Door de gevellijn ten opzichte van de bestaande schuur iets naar achter te leggen, ontstaat meer zicht op woonboerderij 't Spijker. De nieuwbouw heeft geen prominente entreepartij op de kopgevel maar een bescheiden toegang vanaf het laantje en / of vanaf het gemeenschappelijke erf.

Ruimtelijk concept Plakstraat 5

(14)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

12 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

2.2.2 Inrichtingsvoorstel

In de toekomstige situatie zal het erf bestaan uit 2 woongebouwen: woonboerderij 't Spijker en het nieuw te bouwen woongebouw. Daarnaast zal de mogelijkheid voor het realiseren van bijgebouwen worden benut voor het behoud en (zo nodig) de renovatie van enkele bestaande (karakteristieke) bijgebouwen. De plaats en uitstraling van deze bijgebouwen past goed in de beoogde visie waarin de bebouwing een gezamenlijk erf vormt. Zo kan er in de nabijheid van het nieuwe woongebouw worden geparkeerd in de kapschuur waardoor tevens het zicht op de auto's wordt ontnomen. Voor het overige zal de bestaande bebouwing worden gesloopt. Het betreft de bijgebouwen aan de noordoostzijde (ter plaatse waar het nieuwe woongebouw wordt gerealiseerd) en aan de zuidwestzijde van het

plangebied. Per saldo neemt het bebouwde oppervlak met dit bestemmingsplan op het erf af ten opzichte van de bestaande situatie. De sloop van de betreffende schuren is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.

Het erf zal worden ingevuld met verschillende 'ingrediënten' die karakteristiek zijn voor een boerenerf.

Deze ingrediënten krijgen elk hun positie rond het centrale erf. Door een groene omlijsting en een heldere vorm zal de ruimtelijke eenheid van het erf worden versterkt en wordt een fraaie overgang naar het landschap gecreëerd. De aanleg en instandhouding van de erfinrichting is als

voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.

Het nieuwe woongebouw wordt geprojecteerd binnen de footprint van de bestaande stal waardoor de onderlinge relatie tussen de erfbebouwing wordt gehandhaafd. Samen met de overige bijgebouwen en 't Spijker zal het een eenheid vormen rondom de halfverharde binnenplaats.

De inrichting rond het nieuwe woongebouw en 't Spijker krijgt, passend binnen de erfopzet, een tuinachtige invulling (siertuin), terwijl de ruimte rond de bijgebouwen met een (dieren-)weide of hoogstamfruitboomgaard, een meer informele inrichting krijgt.

Inrichtingsvoorstel Plakstraat 5

Om de perceelsgrenzen van het erf te markeren worden deze voorzien van gebiedseigen beplanting.

Zo wordt het erf omzoomd door een haag die rondom de dierenweide is aangevuld met deels bestaande knotwilgen. Door een deel van de bestaande dierenweide om te vormen naar

hakhoutbosje krijgt het erf een heldere vorm en komt dit min of meer los te liggen van de bebouwing direct aan de Plakstraat. Zo komt de voorste erfgrens te liggen op de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de fruitboomgaard ten oosten van het plangebied.

(15)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 13

Nabij de woongebouwen is het wenselijk om een bakenboom aan te planten die het erf markeert.

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een beuk, eik, paardenkastanje, linde of walnoot. Maar ook varianten hierop zoals een rode beuk zijn erg passend.

Het nieuwe woongebouw wordt uitgevoerd met kap, heeft een ruime footprint en bestaat uit een heldere hoofdvorm zonder bij- of aanbouwen. Hierbij geldt een maximum goothoogte van 3,0 m met een maximum bouwhoogte van 10,0 m. Gebruik wordt gemaakt van een zadeldak. De

verbijzonderingen dienen beperkt te blijven en zo veel als mogelijk worden opgenomen in het volume.

Op- en aanbouwen en andere bouwkundige elementen zoals bijvoorbeeld dakkapellen moeten worden mee-ontworpen met de bouw van de woning en zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume.

2.2.3 Beeldkwaliteit

Kenmerkend voor de Waaloeverwal zijn de bebouwingslinten. De linten bestaan uit erven met een hoofdgebouw en één of meerdere ondergeschikte bijgebouwen. Het hoofdgebouw staat op een variabele afstand van de weg. De achtergelegen bijgebouwen staan aan een erf en liggen veelal versprongen ten opzichte van het hoofdgebouw. De kavels hebben een groene uitstraling door boomgaarden, erfbeplanting en erfafscheidingen. Het principe van de lintbebouwing en het boerenerf vormen het uitgangspunt voor de verdere beeldkwaliteit en inrichting, zie ook het beeldkwaliteitplan in de bijlage.

De bebouwing van het nieuwe woongebouw is onderdeel van het bestaande erf en wordt aan de voorzijde op het erf geplaatst. Conform de karakteristieken van erfbebouwing zal de woning worden uitgevoerd met kap. De nokrichting hiervan is, gelijk aan de bestaande situatie, evenwijdig aan de oprijlaan. Hierbij is sprake van een lage goot en een ruime kap. De vormgeving van het woongebouw heeft de uitstraling van archetypische erfbebouwing. Dit kan zowel van een traditionele of (door strakke belijning, materialisatie en vlakverdeling) van een meer hedendaagse uitstraling worden voorzien. Het gebruik van harde inrichtingsmaterialen zoals verharding, verlichting, hekwerken en paardenbakken blijft beperkt, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van natuurlijke

materialen en neutrale kleuren (grijs, bruin, groen). Daarbij blijft de halfverharding van het laantje en het erf behouden.

Sfeerbeelden nieuw woongebouw

(16)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

14 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het

adagium 'decentraal, tenzij'. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.

Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Dit betekent dat de

verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Het Rijk zal zich alleen bezig houden met de zaken die prioriteit hebben. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. De structuurvisie is juridisch vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), zie 3.1.2.

Planspecifiek

Voor onderhavig plangebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. De SVIR is verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de SVIR. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Planspecifiek

Voor onderhavig plangebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. Het Barro is verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame

verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die

ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

(17)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 15

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande

verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.

Planspecifiek

Conform actuele jurisprudentie wordt een ontwikkeling van 2 woningen niet gezien als stedelijke ontwikkeling zoals dit in het Bro wordt gedefinieerd. Ter plaatse van het nieuwe woongebouw geldt reeds een woonbestemming. Het woongebouw wordt ter plaatse van een bestaande (en te slopen) schuur gerealiseerd. Het doorlopen van de ladder is daarmee niet noodzakelijk.

Overigens blijkt uit het gemeentelijk woonbeleid (zie 3.3.3) dat er behoefte is aan de woningen en past het initiatief binnen de 'Gemeentelijke uitwerking Notitie functieverandering Buitengebied' (zie 3.3.2) en de regionale woningbouwafspraken (zie 3.2.4).

3.1.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Algemeen

Op 14 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de

bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn allebei op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie 2 keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast. De laatste actualisatie betreft het actualisatieplan dat op 13 december 2017 is

vastgesteld.

3.2.2 Omgevingsvisie

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

 sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;

(18)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

16 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

 een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

Als leidend principe hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan, zie ook 3.1.3. De provincie hanteert voor de bepaling van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro.

Planspecifiek

Voor het onderhavige plangebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. Aangezien verder in het plangebied geen nieuwe planologische ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is het plan passend binnen de omgevingsvisie.

3.2.3 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de

Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de

doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de

Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

In het verstedelijkingsbeleid wordt de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik toegepast. In lijn met de Omgevingsvisie is het zodoende mogelijk lokaal maatwerk te leveren. Ten aanzien van 'Wonen' is in artikel 2.2.1.1 opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.

Planspecifiek

Zoals in 3.2.4 is beschreven, heeft deze ontwikkeling geen invloed op de regionale

woningbouwafspraken. Voor het onderhavige plangebied zijn geen andere specifieke doelstellingen geformuleerd in de verordening. Daarmee is het plan passend binnen de omgevingsverordening.

3.2.4 Regionale woningbouwafspraken

In regionaal verband is een bovengrens voor het aantal te bouwen woningen bepaald en heeft de gemeente een keuze gemaakt voor te realiseren projecten. Door de bouw van jaarlijks gemiddeld 70 woningen tot 2025 kan de huishoudenstoename in de gemeente opvangen worden. Het accent ligt op Beuningen en Ewijk. Bij ontwikkelingen die anders lopen dan verwacht (vertraging) of bij bijzonder goede initiatieven zal een andere afweging gemaakt kunnen worden. Naast de aangewezen locaties is er ook nog ruimte in het woningbouwprogramma voor nog onbekende plannen/ locaties, waaronder dit bestemmingsplan. Deze vallen in de regionale afspraken onder de categorie 'diverse

bouwplannen'.

Planspecifiek

Dit bestemmingsplan past binnen de gemeentelijke woonvisie en daarmee binnen de regionale afspraken.

3.2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan is daarmee tevens passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie.

(19)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 17

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie

De gemeentebrede Structuurvisie is op 8 mei 2012 vastgesteld. De structuurvisie is een

ontwikkelingsvisie met een richtinggevend en programmatisch karakter. Het bevat integrale keuzen voor de hoofdlijnen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid voor de komende jaren en wordt ingezet als onderdeel van een ruimtelijke onderbouwing voor bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen en voorbereidingsbesluiten. Motto van de structuurvisie is dat de gemeente groen en dynamisch wil zijn.

In essentie is het ruimtelijk beleid er op gericht om ruimte te geven aan dynamiek, waarbij de groene kwaliteiten van het gebied gerespecteerd en deze waar dat kan versterkt worden. Het motto wordt in de structuurvisie doorvertaald in enkele kernambities:

I. Beuningen: groene flank van de stadsregio;

II. Beuningen woongemeente: gedoseerde groei, oog voor kwaliteit;

III. Versterken en verbinden van landschappen;

IV. Ruimte voor water en recreatie;

V. Toekomstgerichte basisvoorzieningen in elke kern;

VI. Doorstroming én oversteekbaarheid Van Heemstraweg.

Ambitie II Beuningen woongemeente: gedoseerde groei, oog voor kwaliteit

Beuningen wil zich, binnen de regio, onderscheiden als woongemeente in een sterke groene setting.

Het streven is tweeledig. Enerzijds gaat de gemeente voor een gedoseerde groei van het aantal woningen, waarbij gedifferentieerd wordt gebouwd voor de juiste doelgroepen (senioren, starters, kleine huishoudens). De gemeente biedt een gevarieerd aanbod aan woonmilieus: landelijk, dorps en centrum-dorps wonen. Elke kern heeft een eigen karakter en de sociale structuur binnen de kern is een groot goed. Hiermee voegt Beuningen echt iets toe aan het regionale woningaanbod (vooral grootstedelijke milieus) en wordt geanticipeerd op de vraag uit de markt naar deze woonmilieus. De gemeente bouwt woningen om invulling te geven aan de eigen woningbehoefte. Anderzijds zet de gemeente in op de versterking van de kwaliteit van de bestaande bebouwing en omgeving. Binnen de plancapaciteit die Beuningen nu heeft, maakt de gemeente keuzes op basis van kwaliteit en geld.

Sommige ontwikkelingen worden in tijd naar achteren geschoven.

De gemeente vindt het belangrijk dat er de komende jaren in iedere kern gebouwd wordt en dat daarbij sprake is van organische groei, passend bij de ontwikkeling van de kern. Geen grootschalige uitbreidingen, maar kleinschalige impulsen, passend bij de bestaande sfeer en identiteit. Daar waar mogelijk geeft de gemeente voorkeur aan inbreidingslocaties boven uitbreidingslocaties.

Kern Winssen

Voor de kern Winssen is eerder een afzonderlijke structuurvisie Winssen opgesteld. De hoofdlijnen van deze structuurvisie zijn in de gemeentelijke structuurvisie geïntegreerd. Eén van de

hoofdopgaven voor Winssen betreft Organisch doorontwikkelen: Winssen onderscheidt zich van de omliggende kernen van de gemeente Beuningen doordat het landschap sterk verweven is met de totale kern. Vanuit bijna elke hoek van de kern kan dit worden beleefd door het zicht op

boomgaarden, weilanden, bos of de dijk. Binnen dit kleinschalige patroon liggen

ontwikkelingsmogelijkheden voor de organische groei van het dorp waarbij de opgave is de bestaande karakteristiek te behouden.

Voor de kernranden geldt een algemene ontwikkelrichting die verder is gespecifieerd naar deelgebieden. Uitgangspunt voor het gehele gebied van Winssen is het behouden van de huidige structuren en het open karakter. Daarbij wordt ingezet op het versterken van de lintstructuren, onder andere door het toevoegen van laanbeplanting. Verder moeten de karakteristieke zichtlijnen vanaf de linten naar het landschap worden gewaarborgd. Dat houdt in dat er op een aantal plekken niet gebouwd mag worden. De meest cruciale, markante zichtlijnen moeten open blijven.

(20)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

18 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Deelgebied tussen Van Heemstraweg en Koningstraat

Het plangebied is getypeerd als ‘groene linten – mogelijke bebouwing na 2020’. Aan deze linten wordt een geleidelijke uitbreiding langs deze linten niet uitgesloten, maar pas voorzien na 2020. De kwaliteit van dit gebied wordt versterkt door variatie in het gebruik van het land: zowel weiland en akkers alsmede enkele boomgaarden. Het open karakter van dit gebied moet hierbij behouden blijven.

Planspecifiek

Door met de voorliggende ontwikkeling een compact erf te realiseren, de laanbeplanting van de oprijlaan te versterken en de karakteristieke zichtlijnen te behouden wordt aangesloten bij de structuurvisie.

3.3.2 Gemeentelijke uitwerking Notitie functieverandering Buitengebied

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 26 januari 2010 de 'Gemeentelijke uitwerking Notitie functieverandering Buitengebied' vastgesteld. Op 3 september 2013 is een aanvulling op dit beleid vastgesteld.

Functieverandering naar wonen is mogelijk door het slopen van alle voormalige bedrijfsgebouwen en het herbouwen van een woning of woongebouw. Uitgangspunt hierbij is dat vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd ter grootte van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing. Deze nieuwbouw komt dan ter plaatse van de gesloopte bebouwing. Sloop vormt in vele gevallen de noodzakelijke verevening. Maar in sommige gevallen is het gewenst in te spelen op de specifieke situatie om daardoor een hogere ruimtelijke kwaliteit te bereiken. De verevening kan dan aangevuld worden op één van de volgende wijzen, mits wordt onderbouwd dat dit de beoogde verbetering in ruimtelijke kwaliteit oplevert:

 het verkleinen van het bouwvlak/ 'groene' herbestemming;

 het behouden van karakteristieke/ monumentale bebouwing;

 het verbeteren van infrastructuur;

 het ontwikkelen van natuur;

 landschappelijke inpassing;

 het aanleggen van recreatieve voorzieningen;

 het financieel verevenen ten behoeve ruimtelijke ontwikkelingen buiten het plangebied (mits onderbouwd op basis van een gemeentelijke structuurvisie).

De mogelijkheden voor sloop en vervangende nieuwbouw zijn in navolgende tabel weergegeven, dit betreffen de maximale mogelijkheden:

(21)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 19

Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen (m²)

Functieverandering naar wonen

0 - 750 Geen mogelijkheden

750*1 - 1.500 1 woning of woongebouw*2 van maximaal 1.000 m³

> 1.500 2 woningen of 1 woongebouw*2 of 2 woongebouwen*3, waarbij de totale bouwmassa van de objecten niet meer dan 2.000 m³ mag bedragen

*1 Indien een verzoek minder dan 750 m² sloop betreft kan van de beleidsregels worden afgeweken, mits het plan bijdraagt aan een wezenlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse of voor de directe omgeving (maatwerkoplossing).

*2 *3 Binnen een woongebouw mogen maximaal 4 appartementen of 3 eengezinswoningen worden

gerealiseerd.

Hoofduitgangspunt is dat de realisatie van de nieuwbouw moet gebeuren ter plaatse van de gesloopte bebouwing. Realisatie op een andere locatie is alleen mogelijk als er een duidelijke planologische meerwaarde is toegekend. De vierkante meters moeten dan wel op één locatie gesloopt worden, het mag geen optelsom worden. Bij locaties met karakteristieke en monumentale bebouwing hoeft er niets gesloopt te worden om zo deze bijzondere bebouwing te behouden.

Planspecifiek

In het plangebied wordt 524 m² voormalige agrarische bebouwing gesloopt. De monumentale waarde van de bestaande woonboerderij, de cultuurhistorische waarde van deze unieke locatie, de

karakteristieke uitstraling van de te behouden schuren, het herstellen van deze waarden en de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing rechtvaardigen een maatwerkoplossing.

Het hier gaat om een unieke locatie voor het nieuwe woongebouw door het clusteren van bebouwing nabij de monumentale woonboerderij 't Spijker (compact erf). Naast sloop wordt gebruik gemaakt van de volgende vereveningsvormen om de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse te verbeteren.

 het verkleinen van het bestemmingsvlak/ 'groene' herbestemming;

 het behouden en renoveren van karakteristieke/ monumentale bebouwing;

 landschappelijke inpassing.

In paragraaf 2.2 is in het inrichtingsvoorstel nader uitgewerkt hoe het plangebied in de toekomstige situatie eruit komt te zien. Het plan is passend binnen het gemeentelijke functieveranderingsbeleid.

3.3.3 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie voor de periode 2018-2023 op 19 december 2017 vastgesteld.

Met deze Woonvisie stelt de gemeente haar woonbeleid voor de komende jaren vast. De Woonvisie vormt de basis voor het woningbouwprogramma in de komende jaren, afstemming met de

buurgemeenten en prestatieafspraken met Standvast Wonen. De woonvisie gaat uit van een vitaal, zorgzaam en duurzame gemeente. In de toekomst (stip op de horizon circa 2030) bestaat de

gemeente uit dorpen waarin het fijn wonen is voor mensen, ongeacht hun leeftijd, inkomen, mobiliteit of gezondheid. Kernen in een rustige, groene omgeving met de kracht van de nabijheid en

bereikbaarheid van werk en voorzieningen in de stedelijke agglomeratie. De kernen zijn

aantrekkelijke, duurzame en gezonde leefgemeenschappen, passend bij de (veranderende) vraag van de consument. De gemeente Beuningen is een bewuste keuze voor jonge gezinnen die de stad verlaten om in de gemeente rust en ruimte te zoeken, alsmede voor ouderen en zorgbehoevenden die in de gemeente willen blijven wonen. Met duurzame en zorgzame woonmilieus beschikt Beuningen over een onderscheidend, kwalitatief hoogwaardig palet aan woonmilieus in de regio.

Kwalitatieve opgave: inspelen op de mismatch

Het is de ambitie om over voldoende woningen te beschikken én de juiste woningen op de juiste plekken te hebben, passend bij de doelgroepen en woonwensen nu en op langere termijn. De mismatch tussen vraagontwikkeling en huidig woningaanbod is daarbij maatgevend. Binnen de gemeente moet een gevarieerd aanbod aan woonmilieus worden aangeboden: landelijk, dorps en centrum-dorps wonen.

Uitgangspunten zijn voorts:

(22)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

20 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

 Inbreiding gaat voor uitbreiding, tenzij inbreiding ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit van een wijk of kern (ruimte en groen). Uitbreiding buiten bebouwd gebied zal dan juist een ruimtelijke kwaliteitsimpuls voor het buitengebied (of de overgang van bebouwde kom en buitengebied) moeten bieden of een bijzonder woonmilieu moeten creëren dat niet mogelijk is in de bestaande kern;

 De gemeente zet in op transformatie van leegstaand c.q. vrijkomend (agrarisch) vastgoed richting woningbouw, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat dit meerwaarde biedt voor de

volkshuisvestelijke, maatschappelijke en/of ruimtelijke kwaliteit;

 Transformatie wordt als een bredere opgave gezien. Daaronder vallen ook: aanpassingen van woningen met het oog op levensloopbestendigheid, investeringen in verduurzaming in

energetisch opzicht, verkoop van huurwoningen en terugbouwen van toekomstgerichte sociale huurwoningen (de dubbelslag), transformatie van wijken (herstructurering), splitsing grotere boerderijen/woningen;

 Er wordt ingezet op een goede mix van appartementen en grondgebonden woningen, waarbij de specifieke kwaliteiten en potenties van de locaties leidend zijn;

 De gemeente geeft prioriteit aan projecten die echt op korte termijn ontwikkeld moeten worden, vanwege de behoefte en de impuls die de projecten bieden voor bijvoorbeeld de woningmarkt;

 Er wordt ingespeeld op de specifieke behoeften van doelgroepen die in de knel komen op de woningmarkt;

 Voor woningbouwinitiatieven wordt een kwalitatieve meetlat ontwikkeld. Deze meetlat moet ervoor zorgen dat (ver-)bouwplannen zoveel mogelijk sporen met de door ons gewenste kwaliteiten. De meetlat wordt toegepast op nieuwe initiatieven, maar ook de huidige projecten worden getoetst. Zo kan de gemeente optimaal op kwaliteit sturen.

Kwantitatieve opgave: bandbreedte

Vanzelfsprekend is het inspelen op de kwalitatieve mismatch op de woningmarkt op termijn cruciaal, dat is vertrekpunt. Een kwantitatieve bandbreedte, als kader waarbinnen de juiste kwaliteiten gerealiseerd kunnen worden, blijft echter nodig. Meer dan in het verleden wil de gemeente daarin ruimte voor flexibiliteit creëren, zodat sneller wordt ingespeeld op nieuwe kansrijke initiatieven.

De gemeente gaat voor de periode 2015-2025 uit van een gedoseerde groei van het aantal

woningen, gericht op de eigen woningbehoefte, waarbij gedifferentieerd wordt gebouwd voor de juiste doelgroepen (senioren, starters, kleine huishoudens). De woningvoorraad wordt uitgebreid binnen de globale bandbreedte van 800-900 woningen. Dit past binnen de regionale afspraken ten tijde van de vaststelling van de Woonvisie (inclusief aanvullende afspraken in 2016 en met betrekking tot de ontwikkeling van Den Elt) en houdt tevens rekening met enige mate van planvertraging (realisatie na 2025) en -uitval. Ook houdt de gemeente rekening met de voorspelde afname van de woningbehoefte op de langere termijn (na 2035). Het is hierbij zaak om de productie zo gelijk mogelijk over de tijd te faseren, vraaggericht te ontwikkelen (zie de kwalitatieve opgave) en de markt goed te monitoren.

Het is belangrijk dat er de komende jaren in iedere kern wordt gebouwd, passend bij de ontwikkeling van de kern, zodat deze vitaal blijven. Geen grootschalige uitbreidingen, maar kleinschalige impulsen, passend bij de bestaande sfeer en identiteit. Met identiteit wordt bedoeld datgene wat inwoners beschouwen als het unieke karakter van de kern en waarmee zij binding hebben. De reeds langer geleden ingezette ontwikkeling in Ewijk, als groeikern van de gemeente, wordt doorgezet, teneinde eerder gedane investeringen recht te doen en te komen tot een kwalitatief goede ruimtelijke afronding van het betreffende gebied. Daarnaast wil de gemeente ook in de andere kernen blijven toevoegen naar behoefte.

Wat betreft een goede programmering is het van belang, dat plannen die niet binnen een bepaalde termijn tot uitvoering komen, niet eindeloos op de planningslijst blijven staan. Dat zorgt er immers voor dat het bouwprogramma als het ware dichtslibt, het voorgenomen volume niet gehaald wordt en kansrijke alternatieven geblokkeerd worden. Jaarlijks stellen we ons kwalitatieve

woningbouwprogramma bij op basis van de voortgang van woningbouwplannen. Daarbij vindt afstemming plaats op de spelregels die worden afgesproken met de subregio bij het opstellen van de in de regionale woonagenda, zie 3.2.4.

(23)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 21

Accenten per kern

Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Beuningen uitgangspunten voor particuliere verzoeken vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de gemeente jaarlijks meewerkt aan 5 losse verzoeken steeds voor de bouw van één woning.

Planspecifiek

Het verzoek om medewerking aan onderhavig initiatief voor de realisatie van een woongebouw (2 wooneenheden) is ingediend in 2016 en past binnen de vijf verzoeken per jaar. Het plan betreft de transformatie van een (voormalig) agrarisch bedrijf en is daarmee passend binnen de gemeentelijke woonvisie.

3.3.4 Landschapsontwikkelingsplan

In het landschapsontwikkelingsplan ‘Landschap in beweging’ (december 2006) voor de gemeente Beuningen, Druten en Wijchen wordt voor het deelgebied 'Waaloeverwal', waarbinnen het plangebied valt, een uitvoerige lijst met richtlijnen voor beeldkwaliteit van erven gegeven. Navolgend is een relevante selectie van deze richtlijnen opgenomen:

 Het streven naar een erf met een landelijk karakter;

 Het creëren van samenhang tussen bebouwing en beplanting op het erf;

 Het gebruik maken van streekeigen, inheemse beplantingen, met royale afmetingen en voldoende ruimte om te groeien, die passen bij de maat en schaal van de bebouwing en het betreffende landschapstype;

 Het beperken van harde materialen zoals verharding, verlichting, hekwerken en paardenbakken;

 Het gebruik maken van traditionele verhardingen rond woonhuizen, zeker daar waar deze in het oog springen, zoals grind en klinkers;

 Het markeren van boerderijen op de donken met een solitair van de 1e orde grootte, zoals een rode beuk.

Het kleinschalige samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in

onregelmatige patronen is uitgangspunt bij ontwikkelingen, evenals de zeer groene uitstraling door erfbeplantingen, hagen en wegbeplantingen. Doelstellingen op de Waaloeverwal zijn daarbij onder andere:

 Het behouden en versterken van kleinschaligheid;

 Het toestaan van kleinschalige bebouwing;

 Het handhaven van groene zones tussen dorpen.

Planspecifiek

Vanwege de erfachtige opzet van het plangebied en monumentale waarde van woonboerderij ’t Spijker en de historische waarde van het erf zelf, is het van belang dat het erf ook in de nieuwe situatie een ruimtelijke eenheid vormt en het nieuwe woongebouw onderdeel wordt van het

bestaande erf. De realisatie van het woongebouw moet dan ook passen in de karakteristieken van de omgeving en het erf. Enkele kenmerken van een erf, die van invloed zijn op de verdere uitwerking, zijn:

(24)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

22 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

 Een erf is een ensemble van gebouwen en beplanting;

 Een erf bestaat uit gebouwde en niet-gebouwde elementen die in verschillende tijden tot stand zijn gekomen, maar toch een sterke samenhang hebben;

 De elementen van een erf zijn gegroepeerd in en aan een gemeenschappelijke ruimte;

 Een erf heeft een duidelijke hoofdentree;

 Elk erf is verknoopt met het landschap.

Op het erf van het voormalige 'Huis te Winssen' is in de loop van de tijd bebouwing gerealiseerd en weer afgebroken. Een proces dat hoort bij een continue transformatie van een erf in tijd en gebruik.

Enkele beeldkenmerken, zoals hierboven beschreven, zijn hierbij in dat proces een constante factor.

Met de toevoeging van het woongebouw op het perceel wordt, rekening houdende met voorgaande, het erfensemble en de beeldkwaliteit van het erf versterkt.

3.4 Conclusie

Het plan is passend binnen c.q. niet strijdig aan het beleid van de verschillende overheden.

(25)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 23

Hoofdstuk 4 Milieu- & omgevingsaspecten

4.1 Verkeer & parkeren

4.1.1 Verkeer

Zowel de bestaande monumentale boerderij als de (maximaal) 2 nieuwe woningen worden ontsloten vanaf de bestaande bomenlaan die tussen de bebouwing op nr. 3 en nr. 7 aansluit op de Plakstraat.

Via de Plakstraat is er een directe verbinding met de Van Heemstraweg.

Gezien de zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen vormt het aspect 'verkeer' geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.2 Parkeren

Bij de nieuwe woningen moeten minimaal 2 parkeerplaatsen per woning gerealiseerd worden. De bestaande kapschuur zal worden benut als parkeerruimte (zie 2.2). Voor de bestaande woonboerderij is genoeg ruimte om op eigen erf te parkeren. Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem

4.2.1 Regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd, dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening moet voor elke individuele

bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan dan ook alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen,

graven/ophogen).

4.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Er is een verkennend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek (Econsultancy, nr. 2092.001, d.d. 20 oktober 2017) uitgevoerd in het plangebied ter plaatse van de beoogde nieuwbouwlocatie van het woongebouw, zie Bijlage 2.

Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740)

De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met koper. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater blijkt licht verontreinigd te zijn met barium.

Gelet op het regionale karakter van de lichte bariumverontreinigingen in het grondwater en de lichte verontreiniging met koper in de grond kan de onderzoekslocatie als 'onverdacht' ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

(26)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

24 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Verkennend onderzoek asbest in bodem (NEN 5707)

Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de bodem zijn zintuiglijk in de fractie > 20 mm geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is in de fractie < 20 mm eveneens geen asbest aangetoond.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt gesteld dat er geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie

behoeven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden getroffen.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid

4.3.1 Regelgeving

Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh).

Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch

aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd moet worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Voor de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag (meestal Burgemeester en Wethouders) (maatwerk)grenswaarden bepaalt. De terminologie die de wet hiervoor hanteert is: ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De getalsmatige invulling van deze grenswaarden voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort. Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen.

De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit wanneer de betreffende gronden/gebouwen voor een geluidgevoelige functie in een geluidszone zijn gelegen. Onder bepaalde voorwaarden is een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde mogelijk (tot de maximaal toelaatbare geluidsbelasting). Hiervoor moet een

“hogere waarde procedure” worden doorlopen door het college van burgemeester en wethouders.

Een uitzondering waar toetsing aan de grenswaarden niet hoeft, is wanneer een geluidsgevoelig gebouw een zogenoemde 'dove' gevel heeft. Een 'dove gevel' is een bouwkundige constructie:

 waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een bepaalde geluidwering;

 waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

Bij ontheffing van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kan (in het kader van de

omgevingsvergunning) een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn ten behoeve van het woon- en leefklimaat in de woning. De karakteristieke geluidwering van de gevel moet voor nieuwbouw zodanig zijn dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit, zijnde het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevel en het gewenste binnenniveau met een minimum van 20 dB.

Regelgeving

In de Wgh en het Bgh is de zonering van wegen en het daarbij horende normenstelsel geregeld. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30-km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 m uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek worden verricht (artikel76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk), zie navolgende tabel.

(27)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 25

Overzicht zonebreedtes (vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg)

De definities van het buitenstedelijk en stedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 van de Wgh. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg, die binnen de bebouwde kom ligt. Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke (voorkeurs)grenswaarde 48 dB.

4.3.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in de onderzoekszone van de Plakstraat (net voorbij de woning op nr. 5a) en van de Van Heemstraweg (50 à 60 km/u). De afstand tot de Van Heemstraweg betreft minimaal 150 m (met tussengelegen bebouwing) en tot het deel van de Plakstraat waar een maximum snelheid geldt van 60 km/u is de afstand minimaal 135 m. Ook hier is sprake van enige tussengelegen

bebouwing.

Gezien de afstand tot het plangebied, de toekomstige verkeersintensiteiten, de maximum snelheid van 60 km/u en de tussengelegen bebouwing, is er geen aanleiding om te verwachten dat de

wettelijke grenswaarde wordt overschreden. Dit wordt bevestigd door de geluidsonderzoeken die zijn verricht in het kader van de bestemmingsplannen 'Winssen, Van Heemstraweg 48' en 'Plakstraat 25 Winssen'.

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4 Milieuzonering

4.4.1 Regelgeving

Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom moet aandacht worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven. Het is immers niet de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen de huidige bedrijfsvoering in de directe omgeving zullen beperken. Datzelfde geldt uiteraard ook voor de situatie dat inrichtingen en/of bedrijven wijzigen in de nabijheid van bestaande gevoelige functies.

Via de milieuwetgeving wordt milieuhinder zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en inrichtingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken, moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of moeten middels een melding aantonen dat zij aan de hierin gestelde

richtwaarden kunnen voldoen. De gestelde richtwaarden zijn veelal vertaald in minimale afstanden tussen de inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden en de milieugevoelige functies in de directe omgeving. Behalve van de aard en omvang van een bedrijf of inrichting, is deze mede afhankelijk van de omgevingskarakteristiek. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor bijvoorbeeld drukke woonwijken of een gemengd gebied.

Voor het vaststellen van de genoemde minimum richtafstanden tussen inrichtingen en

milieugevoelige functies worden in de regel de lijsten zoals deze zijn opgenomen in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende gewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

(28)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

26 bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld)

Richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, is een nadere beschouwing danwel onderzoek nodig.

4.4.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Omdat het bebouwingslint ter hoogte van het plangebied aan de Plakstraat een gemengd karakter heeft, is de directe omgeving aan te merken als een 'gemengd gebied' en kan de benodigde richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd.

In de directe nabijheid van het plangebied komen de volgende bedrijven voor:

 Een bedrijfsverzamelgebouw aan de Plakstraat 3: ter plaatse zijn volgens het geldende bestemmingsplan bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben in een gemengd gebied een richtafstand van 30 m.

De afstand tot het plangebied betreft minimaal 23 m, waarmee niet aan de richtafstand wordt voldaan tot het nieuwe woongebouw. De bestaande woningen aan de Plakstraat 1 en Plakstraat 7 staan echter dichter bij het bedrijfsverzamelgebouw dan het woongebouw en zijn deze daarmee maatgevend voor de bedrijfsvoering van de bedrijven op Plakstraat 3.

De aanwezige inrichtingen en bedrijven in de directe omgeving van het plangebied worden, als gevolg van dit bestemmingsplan, niet in hun bedrijfsvoering geschaad. Andersom geldt dat de woningen geen overlast ondervinden van de bedrijvigheid. Er is dus sprake van een goede woon- en leefomgeving. Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Regelgeving

Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. Deze wet

vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

 negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.

 mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en

milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

 er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

 een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.

 een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten

(29)

bestemmingsplan Plakstraat 5, Winssen

bestemmingsplan "Plakstraat 5, Winssen" (vastgesteld) 27

opzichte van de grenswaarde). Het gaat hier bijvoorbeeld om woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 nieuwe woningen, dan wel, in geval van twee

ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen.

 een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking is getreden nadat de EU in april 2009 derogatie heeft verleend.

Als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de bovengenoemde criteria wordt voldaan, kan het project zonder toetsing aan de gestelde grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden

bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. De zones worden afgemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en

sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

4.5.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 2 extra woningen mogelijk. Dit betekent dat sprake is van een NIBM-bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect

'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.6 Geur

4.6.1 Regelgeving

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

 voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;

 voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet- concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.

Concentratiegebied Niet-concentratiegebied Binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 3 ouE/m³ max. 2 ouE/m³

andere diercategorieën min. 100 m t.o.v.

geurgevoelig object

min. 100 m t.o.v.

geurgevoelig object Buiten bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 14 ouE/m³ max. 8 ouE/m³

andere diercategorieën min. 50 m t.o.v.

geurgevoelig object

min. 50 m t.o.v.

geurgevoelig object Geurnormen Wgv

De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 de voorkant en de achterkant samen noem je ‘het omslag’ of.

Tabel 10 geeft de soorten weer uit de Nota Soortenbeleid Provincie Zeeland die zijn aangetroffen op de glooiing en in het voorland.. Tevens is vermeld of deze

De invoering van Diftar leidt er over het algemeen toe dat meer van het door huishoudens geproduceerde afval beter gescheiden wordt aangeboden, en er dus minder restafval is..

Principe medewerking te verlenen aan de sloop van de agrarische bebouwing in ruil voor één woning of woongebouw met twee wooneenheden ter plaatse van het gesloopte en dat daarbij

Vanwege de erfachtige opzet van het plangebied en monumentale waarde van de boerderij ’t Spijker en de historische waarde van het erf zelf, is het van belang dat het erf ook in

is ISO 14001: 2004 gecertificeerd door TÜV en erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. Omgeving), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheid

Vanwege deze relatief grote afstand, het feit dat tussen het plangebied en het beschermde natuurgebied wegen en woonwijken aanwezig zijn die een geluids- beperkende werking hebben

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen