• No results found

Degradatierapport Terpen en Wierden V: Veldkarteringen uitgevoerd op Dongjum-Hovensreed I (GIA 156), Dronrijp-Schatzenburg (GIA 163), Oosterbierum-Oost (GIA 173; gemeente Waadhoeke) & Midlum-West (GIA 174; gemeente Harlingen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Degradatierapport Terpen en Wierden V: Veldkarteringen uitgevoerd op Dongjum-Hovensreed I (GIA 156), Dronrijp-Schatzenburg (GIA 163), Oosterbierum-Oost (GIA 173; gemeente Waadhoeke) & Midlum-West (GIA 174; gemeente Harlingen)"

Copied!
147
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Degradatierapport Terpen en Wierden V Kaspers, Angelique

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2020

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Kaspers, A. (2020). Degradatierapport Terpen en Wierden V: Veldkarteringen uitgevoerd op Dongjum-Hovensreed I (GIA 156), Dronrijp-Schatzenburg (GIA 163), Oosterbierum-Oost (GIA 173; gemeente Waadhoeke) & Midlum-West (GIA 174; gemeente Harlingen) . (Grondsporen; Vol. 60). Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

1

Degradatierapport Terpen en Wierden V

Veldkarteringen uitgevoerd op Dongjum-Hovensreed I (GIA 156), Dronrijp-Schatzenburg (GIA 163), Oosterbierum-Oost (GIA 173; gemeente Waadhoeke) & Midlum-West (GIA 174; gemeente Harlingen).

A. Kaspers

Grondsporen 60

(3)

2 Degradatierapport Terpen en Wierden 5.

Veldkarteringen uitgevoerd op Dongjum-Hovensreed I (GIA 156), Dronrijp-Schatzenburg (GIA 163), Oosterbierum-Oost (GIA 173; gemeente Waadhoeke) & Midlum-West (GIA 174; gemeente Harlingen).

Angelique Kaspers Grondsporen 60

Opgravings- en onderzoeksrapport van het Groninger Instituut voor Archeologie

(4)

3

Colofon

Grondsporen 60 Angelique Kaspers

Foto’s en tekeningen: Groninger Instituut voor Archeologie (GIA), tenzij anders aangegeven. © Grondsporen 60, 2020. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of verspreid zonder schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Autorisatie: Prof. Dr. D.C.M. Raemaekers ISSN: 1875-4996

Groninger Instituut voor Archeologie Poststraat 6

9712 ER Groningen, Nederland

Tpoelefoonnummer: (+31 50) 363 6712 E-Mail: GIA@rug.nl

(5)

4

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens ... 6

1. Inleiding: twee veldwerkseizoenen in het Friese kweldergebied ... 7

1.1 Doel- en vraagstellingen ... 9 1.2 Leeswijzer ... 9 2. Methoden en technieken ... 10 2.1 Veldwerkmethode ... 10 2.2 Materiaalonderzoek ... 11 2.3 Aantastingsonderzoek ... 13

3. Dongjum-Hovensreed I (Perceel 3; GIA 156) ... 15

3.1 Eerder uitgevoerd onderzoek ... 16

3.2 Veldkartering 2018 ... 18 3.3 Resultaten ... 19 3.3.1 Aardewerk ... 19 3.3.2 Overig vondstmateriaal ... 23 Keramische artefacten ... 23 Glazen artefacten ... 23 Benen artefacten ... 24 3.4 Ruimtelijke patronen ... 24 3.5 Aantasting ... 26

4. Dronrijp-Schatzenburg (Perceel 8; GIA 163) ... 29

4.1 Eerder uitgevoerd onderzoek ... 30

4.2 Veldkartering 2018 ... 31 4.3 Resultaten ... 32 4.3.1 Aardewerk ... 32 4.3.2 Overig vondstmateriaal ... 36 Keramische artefacten ... 36 Stenen artefacten... 37 4.4 Ruimtelijke patronen ... 37 4.5 Aantasting ... 38

5. Oosterbierum-Oost (Perceel 11; GIA 173) ... 40

5.2 Veldkartering 2019 ... 41

5.3 Resultaten ... 42

5.3.1 Aardewerk ... 42

5.3.2 Overig vondstmateriaal ... 48

(6)

5 Stenen artefacten... 48 Glazen artefacten ... 50 Divers vondstmateriaal ... 50 5.4 Ruimtelijke patronen ... 50 5.5 Aantasting ... 51

6. Midlum-West (Perceel 18; GIA 174) ... 54

6.1 Eerder uitgevoerd onderzoek ... 55

6.2 Veldkartering 2019 ... 57 6.3 Resultaten ... 57 6.3.1 Aardewerk ... 57 6.3.2 Overig vondstmateriaal ... 64 Keramische artefacten ... 64 Stenen artefacten... 65 Glazen artefacten ... 65 Benen artefacten ... 66 Divers vondstmateriaal ... 67 6.4 Ruimtelijke patronen ... 68 6.5 Aantasting ... 69 7. Discussie ... 71 7.1 Aantasting ... 71 7.2 Aardewerk en bewoningsgeschiedenis ... 75 7.3 Conclusie ... 79 Literatuur ... 80

Bijlage 1. Determinatielijsten Dongjum-Hovensreed I (Perceel 3; GIA 156). ... 83

Bijlage 2. Verspreidingskaarten Dongjum-Hovensreed I (Perceel 3; GIA 156). .. 90

Bijlage 3. Determinatielijsten Dronrijp-Schatzenburg (Perceel 8; GIA 163). ... 94

Bijlage 4. Verspreidingskaarten Dronrijp-Schatzenburg (Perceel 8; GIA 163). 101 Bijlage 5. Determinatielijsten Oosterbierum-Oost (Perceel 11; GIA 173). ... 105

Bijlage 6. Verspreidingskaarten Oosterbierum-Oost (Perceel 11; GIA 173). .... 120

Bijlage 7. Determinatielijsten Midlum-West (Perceel 18; GIA 174). ... 124

Bijlage 8. Verspreidingskaarten Midlum-West (Perceel 18; GIA 174). ... 142

(7)

6

Administratieve gegevens

Tabel 1: Overzicht van de administratieve gegevens. De nummering van de percelen is gebaseerd op de volgorde van het veldkarteren.

Perceel 3 Perceel 8 Perceel 11 Perceel 18

Plaats Dongjum Dronrijp Oosterbierum Midlum

Toponiem Hovensreed I Schatzenburg Oost West

Gemeente Waadhoeke Waadhoeke Waadhoeke Harlingen

Provincie Fryslân Fryslân Fryslân Fryslân

GIA – projectnummer GIA-156 GIA-163 GIA-173 GIA-174

Archis2 – zaakidentificatienummer 4591772100 4597418100 4675129100 4677998100 Kaartblad 5G 5H 5G 5G Centrum -coördinaten x: 164.774 y: 580.154 x: 172.300 y: 579.438 x: 163.701 y: 583.314 x: 158.653 y: 577.201

Uitvoerder Groninger instituut voor Archeologie (GIA),

Rijksuniversiteit Groningen (RUG)

Bevoegd gezag Provincie Fryslân

Projectleider Projectcoördinator

Dr. J.A.W. Nicolay (RUG/GIA) Drs. A. Kaspers (RUG/GIA)

(8)

7

1. Inleiding: twee veldwerkseizoenen in het Friese

kweldergebied

Tijdens het eerste veldwerkseizoen, te weten de periode van 20 maart tot en met 20 april 2018, heeft het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) veldveldkarteringen uitgevoerd op terpen in de provincie Fryslân. Tijdens deze eerste campagne zijn zeven terpen onderzocht, gelegen op de terpenrij Wijnaldum-Berlikum en de terpenrij Dronrijp-Hatzum, beide in Westergo. Hiervan zijn de eerste vijf verslagen reeds

gepubliceerd.1 In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van de laatste twee veldkarteringen, uitgevoerd op Dongjum-Hovensreed I en Donrijp-Schatzenburg. In de periode van 27 februari tot en met 16 april 2019 is de tweede reeks

veldkarteringen uitgevoerd. Tijdens deze campagne werden er veldkarteringen uitgevoerd op twee terpen, eveneens gelegen in Westergo: Midlum-West en Oosterbierum-Oost.

De veldkarteringen zijn onderdeel van een promotieonderzoek naar vroeg- en volmiddeleeuwse handel in geïmporteerd aardewerk in het Fries-Groningse terpen- en wierdengebied, uitgevoerd door de auteur. Het promotieonderzoek wordt

gefinancierd door de provincies Fryslân en Groningen, de Rijkdienst voor Cultureel Erfgoed en de Rijksuniversiteit Groningen.

De vindplaatsen die tijdens het eerste veldwerkseizoen zijn onderzocht, zijn

geselecteerd op basis van 1) de monumentenstatus van de betreffende terpen, 2) aanwijzingen voor bewoning in de vroege en volle middeleeuwen, 3) het gebruik van deze terpen als akkers en 4) toestemming van de landbezitter. Tijdens het tweede veldwerkseizoen moest aan dezelfde eisen worden voldaan, behalve dat de terpen geen monumentale status hoeven te hebben. In deze rapportage worden de resultaten van de vier nog ongepubliceerde veldkarteringen gepresenteerd, uitgevoerd op de terpen: Dongjum-Hovensreed I, Dronrijp-Schatzenburg, Oosterbierum-Oost en Midlum-West (fig. 1-2).

(9)

8

Figuur 1: De onderzoekslocaties op de topografische kaart. Perceel 3: Dongjum-Hovensreed I; Perceel 8: Dronrijp-Schatzenburg; Perceel 11: Oosterbierum-Oost; Perceel 18: Midlum-West (ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

Figuur 2: De onderzoekslocaties op de bodemkaart. Perceel 3: Dongjum-Hovensreed I; Perceel 8: Dronrijp-Schatzenburg; Perceel 11: Oosterbierum-Oost; Perceel 18: Midlum-West (ondergrond: Alterra, Esri Nederland).

(10)

9

1.1 Doel- en vraagstellingen

In de eerste plaats richt het onderzoek zich, met het oog op toekomstig beheer van de terpen, op de aantasting van de terpen. De laatste 20 jaar is duidelijk geworden dat terpen door verschillende oorzaken ernstig aan erosie onderhevig zijn. Het tweede doel van deze rapportage is gericht op het verkrijgen van inzicht in de

bewoningsgeschiedenis van de vindplaats, en de daarbij horende aardewerksoorten. De vraagstellingen gekoppeld aan deze doelstellingen zijn:

1. Kan er op basis van de fragmentatiegraad van het aardewerk iets gezegd worden over de aantasting van de terp?

2. Welke aardewerksoorten worden er aangetroffen op de terp? 3. In welke perioden is de terp bewoond geweest?

4. Kan er op basis van de verspreiding van het aardewerk iets gezegd worden over een verschuiving in bewoning binnen het gekarteerde areaal?

1.2 Leeswijzer

Allereerst worden de gebruikte methoden en technieken van het veldwerk en de determinatie van het aardewerk besproken (hoofdstuk 2). In dit hoofdstuk wordt

tevens het model om de aantasting van de terpen vast te stellen gepresenteerd. Dit model kan door de bevoegde overheden gebruikt worden om 1) zones op terpen te identificeren die recentelijk zijn aangetast, en 2) de aantasting van terpen onderling met elkaar te vergelijken. Op basis hiervan kunnen desgewenst beheersmaatregelen worden vastgesteld.2

Het grootste gedeelte van het rapport bestaat uit de bespreking van de resultaten van vier veldkarteringen (hoofdstukken 3-6). Aan elke kartering is een afzonderlijk

hoofdstuk gewijd. Deze hoofdstukken zijn als volgt opgebouwd. Allereerst wordt er een overzicht gegeven van eventueel eerder uitgevoerd onderzoek op de vindplaats. Daarna wordt het veldonderzoek besproken dat in 2018 of 2019 is uitgevoerd,

evenals het daarbij aangetroffen vondstmateriaal. Tenslotte worden zowel de

verspreiding van het vondstmateriaal als de aanwijzingen voor aantasting van de terp uiteengezet.

(11)

10

2. Methoden en technieken

In dit hoofdstuk worden de gebruikte methoden en technieken met betrekking tot het veldwerk en het aardewerkonderzoek besproken. Tevens wordt er een korte inleiding tot het aantastingsonderzoek gegeven.

2.1 Veldwerkmethode

Tijdens de veldkarteringen zijn de percelen opgedeeld in vakken van 20 x 20 m. Doordat het hele perceel gekarteerd is, en niet alleen de terp zelf, kunnen ook eventuele off-site activiteiten worden onderzocht. De veldkarteringsmethode met vakken van 20 x 20 m is ontwikkeld in 2012 door M. Bakker, en getest tijdens een pilot in de jaren 2015-2017.3 De rijen vakken hebben op alle percelen een oriëntatie van noord naar zuid, om zo een onderlinge vergelijking van de terpen mogelijk te maken. De vakken zijn afgezocht door een groep vrijwilligers die op ongeveer 1 m afstand van elkaar liepen (fig. 3). Binnen één vak liepen steeds 10 vrijwilligers,

waardoor de oppervlaktedekking van een vak, en daarmee van het complete perceel, 100% is. Hierbij wordt er namelijk vanuit gegaan dat elke vrijwilliger de baan waarin hij of zij loopt en één meter links en rechts daarvan afzoeken. Met 10 vrijwilligers in één vak wordt daarmee het hele vak afgezocht.

Figuur 3: Vrijwilligers zoekend naar aardewerk op Midlum-West (foto: A. Kaspers, RUG/GIA).

(12)

11 Tijdens de veldkartering zijn aardewerk en artefacten van ander materiaal die

zichtbaar waren aan het oppervlakte verzameld. Het gaat hierbij om glas, (dierlijk of menselijk) bot, natuursteen en verbrande klei.4 Er is niet gezocht naar metaal met behulp van een detector. Aan het eind van elk vak werden alle vondsten verzameld en kregen ze per vak een uniek vondstnummer.

2.2 Materiaalonderzoek

Na het karteren is het vondstmateriaal per vondstnummer gewassen, gedroogd en gesplitst.5 De artefacten van natuur- en vuursteen zijn kort bekeken door Johan Nicolay, Pir Hoebe en Hans Peeters, en daarna beschreven door de auteur. De artefacten van glas, (dierlijk of menselijk) bot en verbrande klei zijn tevens beschreven door de auteur. Alleen het aardewerk is verder onderzocht.

Het aardewerkonderzoek is uitgevoerd door Theun Varwijk (promovendus RUG/GIA), Fardau Mulder (student RUG/GIA) en de auteur (promovenda RUG/GIA). Tijdens het aardewerkonderzoek is elke scherf geteld en gewogen, en zijn de resultaten per vondstnummer ingevoerd in een Excel-database. Tevens is genoteerd of er versiering op de scherven aanwezig is. Enkel voor het kogelpotaardewerk is de magering van de scherf beschreven. Voor het Merovingische gladwandig en ruwwandig aardewerk is de kleur van het baksel genoteerd om zo de (mogelijke) herkomst te kunnen bepalen. Tevens is het baksel van deze scherven macroscopisch bekeken; bij een ‘Mayen-baksel’ is dit beschreven (fig. 4).6 Dit baksel kan herkend worden aan de combinatie van verschillende, natuurlijke inclusies, waaronder de zwarte, vulkanische fragmenten. Alleen de randen zijn verder typochronologisch beschreven. Voor het determineren van deze randen is gebruik gemaakt van verschillende typologieën, weergegeven in tabel 2. Voor de datering van de archeologische perioden worden

jaartallen aangehouden die opgesteld zijn door Bazelmans et al. 2009 (tab. 3).

4 Tijdens de veldkartering uitgevoerd op Midlum-West is tevens metaal en textiel aan het oppervlakte

gevonden. Dit zijn echter uitzonderingen.

5 Met uitzondering van de metaalvondsten.

6 Het Mayen-baksel is tot op heden het enige baksel dat op basis van een macroscopische analyse

aan een productieplaats gekoppeld kan worden. Daarom zijn de overige baksels niet verder beschreven.

(13)

12

Figuur 4: Voorbeelden van het Mayen-baksel (naar: Redknap 1999, Farbtafel 1, 141). Tabel 2: Gebruikte typologieën voor het determineren van het aardewerk.

Aardewerk Typologie

Terpaardewerk Taayke 1990

Kogelpotaardewerk De Langen 1989

Roorda 1987 Verhoeven 1998 Van Es & Verwers 1980

Ruwwandig aardewerk Dijkstra in prep.

Redknap 2002 Pirling 1966

Karolingisch draaischijfaardewerk Van Es & Verwers 1980

Pingsdorf Sanke 2002

Tabel 3: De in de tekst genoemde onderzoeksperioden en de dateringen (naar: Bazelmans et al. 2009, 30-32).

Periode Datering Romeinse tijd 12 v. Chr. - 406 na Chr. Volksverhuizingstijd 407 – 500 na Chr. Merovingische periode 501 – 700 na Chr. Karolingische periode 701 – 900 na Chr. Ottoonse periode 901 – 1025 na Chr. Volle middeleeuwen 1026 – 1250 na Chr.

(14)

13

2.3 Aantastingsonderzoek

Een deel van het promotieonderzoek van de auteur bestaat uit het vaststellen van de mate van aantasting van terpen die momenteel als akkers worden gebruikt. Hiervoor is in 2018 in samenspraak met Daan Raemaekers (RUG/GIA) een

onderzoeksmethode ontwikkeld, die hier kort zal worden toegelicht.7 Om grip te krijgen op de aantasting wordt gekeken naar het Algemeen

Hoogtebestand Nederland (AHN) en oude kaarten enerzijds, en naar het gemiddelde scherfgewicht van het aangetroffen aardewerk, het aantal verzamelde scherven en het aantal scherven per m2 anderzijds.8 Voor het aardewerk wordt er gewerkt met de ‘fragmentatiegraad’, uitgedrukt in gemiddelde scherfgewicht (g). Deze wordt bepaald per vak en per aardewerksoort. Hierbij wordt aangenomen dat een lagere

fragmentatiegraad (ofwel een hoger gemiddeld scherfgewicht per scherf) wijst op recente aantasting van de archeologische lagen.9 Grotere scherven met verse breuken zijn namelijk te herkennen als recent opgeploegd materiaal uit

archeologische lagen.10 Om te onderzoeken welke delen van de terp meer aangetast worden dan andere delen, wordt voor het gehele onderzochte oppervlak een

verspreidingskaart gemaakt van het gemiddelde scherfgewicht per vak. Hierbij worden de vakken als volgt weergegeven: in groen als de fragmentatiegraad nul is of onder het gemiddelde ligt (nauwelijks aantasting), in geel als de fragmentatiegraad gemiddeld is (oude aantasting) en in rood of oranje als de fragmentatiegraad bovengemiddeld is (recente aantasting).11

De hypothese is dat de verspreiding van de fragmentatiegraad, gekoppeld aan de AHN en oude kaarten12, drie verschillende vormen van aantasting kan laten zien:

1. Aantasting van de kop van de terp: door gebruik van de ploeg voor

akkerbouw, maar ook door het afploegen of afschuiven van koppen om een vlakkere akker te krijgen;

2. Aantasting van de flanken van de terp: door gebruik van de ploeg voor

akkerbouw, maar ook door het afschuiven van flanklagen als gevolg van erosie door wind en regen, inklinken van de ondergrond en/of het op- en afrijden van een perceel door landbouwmachines;

3. Aantasting als gevolg van het afgraven van delen van de terp.13

7 Zie Kaspers 2018, 13-17.

8 De oude kaarten die gebruikt worden voor het onderzoek bestaan uit de historische kaarten van

1832, 1901, 1925 en 1950.

9 Kaspers 2018, 16.

10 De Langen & Nierstrasz 1998, 229-240; Kaspers & Sibma 2017, 55. 11 Kaspers 2018, 16.

12 De verspreiding van het gemiddelde scherfgewicht wordt geplot in ArcGis bovenop de AHN en de

oude kaarten om verschillende vormen van aantasting vast te stellen.

(15)

14 Om de mate van aantasting van de verschillende terpen met elkaar te kunnen

vergelijken, wordt de gemiddelde scherfgrootte per vak voor iedere terp afgebeeld in een box-plot. De box-plot laat de volgende informatie zien (fig. 5)14:

❖ Minimum: de kleinste waarneming van de dataset;

❖ Eerste kwartiel (Q1): Mediaan van de gegevens die onder de algemene mediaan liggen;

❖ Mediaan (Q2): het midden van de dataset;

❖ Gemiddelde (X): het gemiddelde van de dataset;

❖ Tweede kwartiel (Q3): Mediaan van de gegevens die boven de algemene mediaan liggen;

❖ Maximum: de grootste waarneming van de dataset;

❖ Uitschieter: een waarneming die niet bij de overige waarnemingen van de dataset aansluit en daarom als losse punt is aangegeven.

Figuur 5: De box-plot van Berlikum-Kloosterdijk met daarin de informatie uitgelegd (bron: Kaspers 2020, fig. 6, 17).

Deze weergave stelt ons in staat terpen in absolute zin met elkaar te vergelijken, waarbij de verschillen per terp kunnen worden meegenomen in de analyse. Daarmee is deze weergave informatiever dan uitsluitend een kaartweergave van de

gemiddelde scherfgrootte per vak.15

14 Kaspers 2018, 16-17. 15 Kaspers 2018, 17.

(16)

15

3. Dongjum-Hovensreed I (Perceel 3; GIA 156)

Perceel 3, Dongjum-Hovensreed, I is gelegen ten westen van het hedendaagse dorp Dongjum (fig. 6-7). Op het Algemeen Hoogtebestand zijn twee duidelijke

verhogingen te zien. Volgens De Langen et al. gaat het om “...twee samengegroeide, duidelijke verhogingen, waarvan de westelijke zich in zuidelijke richting onder en voorbij de weg voortzet.”16

De twee verhogingen worden gescheiden door een lager gedeelte (fig. 6). Een

analyse van oude kaarten laat zien dat het gaat om een oude perceelsgrens of pad (fig. 7). Op basis van de kaarten kan geconcludeerd worden dat de grens of pad na

1950 is opgeheven. Dit is echter niet het enige pad of grens dat door het perceel heeft gelopen. De verschillende oude kaarten laten namelijk meerdere, inmiddels opgeheven padden/grenzen die in het perceel hebben gelopen zien. De

buitengrenzen van het perceel is over tijd intact gebleven.

Figuur 6: Algemeen Hoogtebestand van de onderzoekslocatie 3 ten westen van Dongjum (ondergrond: AHN3, Esri Nederland).

(17)

16

Figuur 7: Historische kaarten van Dongjum-Hovensreed I van 1832, 1901, 1925 en 1950 (bronnen: HISGIS, Gemeentekaart, TK200, TOP 50, TOP 25, TMK, Bonnebladen).

3.1 Eerder uitgevoerd onderzoek

Het perceel is voor het eerst onderzocht tijdens het project Bescherming Op Maat (BOM-project). Dit project werd in opdracht van de provincie Fryslân uitgevoerd door RAAP. Het BOM-project bestond uit een kwaliteitsbepalend onderzoek van

archeologisch waardevolle terreinen met als uiteindelijke doel een betere bescherming van het Friese bodemarchief.17

Tijdens het BOM-project werd op basis van booronderzoek vastgesteld dat de westelijke verhoging bestaat uit een opeenvolging van gemengde, donkergetinte en gelaagde terpenlagen en schone, licht getinte terplagen (fig. 8, links). De oostelijke

verhoging bevat geen rijk terpaardepakket. Op basis van deze informatie stellen De Langen et al. dat het mogelijk gaat om een akkerareaal dat in de loop van de tijd is opgehoogd. Het zou echter ook een laat-middeleeuwse huisplaats kunnen zijn.18 Er is tijdens het BOM-project op vier momenten aardewerk verzameld op het perceel Dongjum-Hovensreed I. Tijdens de eerste veldkartering is het perceel opgedeeld in 30 noord-zuid lopende stroken die intensief gekarteerd zijn. Tijdens de tweede veldkartering is het perceel slechts opgedeeld in drie grote vakken (fig. 8, rechts).

17 De Langen et al. 1997, 1. 18 De Langen et al. 1997, 51.

(18)

17 Het verzamelde aardewerk bestaat uit terpaardewerk, aardewerk in Angelsaksische

stijl, glad- en ruwwandig aardewerk, Karolingisch draaischijfaardewerk,

kogelpotaardewerk, Pingsdorf-aardewerk en Paffrath-aardewerk.19 Op basis van het aardewerk verzameld tijdens de tweede veldkartering werd geconcludeerd dat perceel recentelijk is aangetast: een deel van het aardewerk vertoonde verse

breuken.20 Naast de veldkarteringen is er aardewerk verzameld tijdens het uitvoeren van metaaldetectie, te weten terra sigillata en ruwwandig aardewerk.

Figuur 8: Het booronderzoek (links) en de onderzochte vakken (rechts) op Dongjum-Hovensreed I tijdens het BOM-project (bron: De Langen et al. 1997, fig. 23, 48; De Langen & Nierstrasz 1998,, fig. 29, 92).

Dongjum-Hovensreed I is opnieuw onderzocht door middel van een veldkartering in 2015.21 Het onderzoek is gefinancierd door de provincie Fryslân en is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen als onderdeel van een pilotonderzoek voor het huidige promotieonderzoek van de auteur. Tijdens de veldkartering is het perceel opgedeeld in vakken van 20 x 20 m (fig. 9). Er is een groot aantal scherven

aangetroffen op het perceel: 3.935 scherven in totaal. 22 De verzamelde

aardewerksoorten bestaan uit terpaardewerk, terra sigillata, terra nigra (-achtig) aardewerk, African red slibware, aardewerk in Angelsaksische stijl, glad- en ruwwandig aardewerk, Badorf-aardewerk, Mayen-aardewerk, Karolingisch grijs aardewerk, kogelpotaardewerk, Pingsdorf-aardewerk en Paffrath-aardewerk.23

19 De Langen et al. 1997, 91-92. 20 De Langen et al. 1997, 94. 21 Kaspers 2017.

22 Kaspers 2017, 13. 23 Kaspers 2017, 13-20.

(19)

18

Figuur 9: De onderzochte vakken op Dongjum-Hovensreed I tijdens het onderzoek in 2015 van de Rijksuniversiteit (bron: Kaspers 2017, fig. 3.2, 9).

3.2 Veldkartering 2018

Tijdens de veldkartering in 2018 is het perceel opgedeeld in vakken van 20 x 20 m (fig. 10). Het vakkensysteem gebruikt in 2018 komt ongeveer overeen met het

vakkensysteem van 2015 om zo de resultaten vergelijkbaar te maken. Tijdens het veldwerk in 2018 is er echter iets fout gegaan met het nummeren van de

verschillende vakken (fig. 10). Hierdoor is er één rij van vakken niet genummerd en

per ongeluk overgeslagen tijdens het karteren. De zichtbaarheid op het gehele perceel was goed: het perceel was geploegd in de winter voor de veldkartering. Hierdoor waren de vondsten goed zichtbaar.

(20)

19

Figuur 10: De onderzochte vakken op Dongjum-Hovensreed I tijdens het onderzoek in 2018 (ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

3.3 Resultaten 3.3.1 Aardewerk

In totaal zijn er 2.659 scherven met een totaalgewicht van ca. 12,0 kg (tab. 4)

opgeraapt. Het oudste aardewerk bestaat uit terpaardewerk dat gedateerd kan worden in de Romeinse tijd. Dit is opvallend, aangezien er in 2015 aardewerk met een datering in de late IJzertijd – Romeinse tijd verzameld is.24 De randen zijn

afkomstig van verschillende potvormen, waaronder een dikwandige schaal (id. 15.2)

en een middelgrote potten (id. 15.3, fig. 11; Bijlage 1). Tevens zijn er acht

fragmenten terra sigillata en vijf scherven terra nigra-achtig aardewerk aangetroffen daterend uit dezelfde periode. Uit de volksverhuizingstijd zijn vijf onversierde

fragmenten aardewerk in Angelsaksische stijl aangetroffen.

(21)

20

Figuur 11: Overzicht van enkele aangetroffen randen op Dongjum-Hovensreed I (tekeningen: M. Los-Weijns, RUG/GIA; schaal 1:2).

Tabel 4: Overzicht van het totaal aangetroffen aantal scherven per aardewerksoort op Dongjum-Hovensreed I. Aantal scherven

Romeinse tijd

Terpaardewerk 583

Terra sigillata 8

Terra nigra-achtig aardewerk 5

Romeinse tijd – Volksverhuizingstijd

Terpaardewerk of Aardewerk in Angelsaksische stijl

2

Romeinse tijd – Merovingische periode

Terra nigra-achtig of Gladwandig aardewerk 1

Volksverhuizingstijd

Aardewerk in Angelsaksische stijl 5

Volksverhuizingstijd – Merovingische periode

Aardewerk in Angelsaksische stijl of Hessens-Schortensaardewerk 1 Ruwwandig aardewerk 171 Gladwandig aardewerk 4 Merovingische periode Tritsum-aardewerk 3

Merovingische periode – Karolingische periode

Hessens-Schortens-aardewerk of kogelpotaardewerk 8 Karolingische periode Badorf-aardewerk 16 Mayen-aardewerk 25 Walberberg-aardewerk 4

Karolingische periode – late middeleeuwen

Kogelpotaardewerk 258

Ottoonse periode – volle middeleeuwen

Pingsdorf-aardewerk 45

Paffrath-aardewerk 9

Proto steengoed 4

Late middeleeuwen – Nieuwe tijd

Draaischijfaardewerk divers 1.498

Ondateerbaar

Draaischijfaardewerk 9

(22)

21 Vanaf de volksverhuizingstijd wordt er ruwwandig en gladwandig aardewerk

geïmporteerd in het terpengebied. Tijdens de veldkartering zijn er vier fragmenten gladwandig aardewerk en 171 scherven ruwwandig aardewerk verzameld (tab. 5).

Het grootste gedeelte van het ruwwandige aardewerk is gebakken in een oxiderend baksel. 91 van deze scherven zijn mogelijk geproduceerd in Mayen. De reducerend gebakken fragmenten, 8 in totaal, zijn geproduceerd in andere ovens.

Er zijn 17 ruwwandige randen verzameld tijdens de veldkartering. De meeste randen zijn afkomstig van tonpotten (tab. 6; id. 14.2, fig. 11). Daarnaast is er een rand- en

oorfragment (id. 10.3, fig. 11) aangetroffen afkomstig van (mogelijk) verschillende

kannen.

Tabel 5: Overzicht van de baksels van het ruwwandige aardewerk gevonden op Dongjum-Hovensreed I.

Baksel Maye n Oxiderend Beige 2 0 Geel 59 33 Oranje 77 49 Rood 11 5 Roze 7 4 Subtotaal 156 91 Reducerend Grijs 5 0 Donker grijs 2 0 Licht grijs 1 0 Subtotaal 8 0 Verbrand 7 3 Subtotaal 7 3 Totaal 171 93

Tabel 6: Overzicht randvormen van het ruwwandige aardewerk gevonden op Dongjum-Hovensreed I. ID-nummer Randvorm 3.4 Wwt-E1 8.3 Wwt-B1 14.5 Wwt-D2 17.9 Wwt-G 18.4 Wwt-G1 19.7 Wwt-F1 19.9 Wwt-G1 24.4 indet. 24.5 wwt-D1 26.5 wwt-B1 29.4 wwt-E1 34.7 indet. 37.5 indet. 40.9 wwt – A1 41.6 wwt-E1 41.7 Redknap kan A3 46.4 indet.

(23)

22 Het handgevormde aardewerk vanaf de Karolingische periode bestaat uit kogelpot.

Kogelpotaardewerk werd echter gedurende een lange periode gebruikt en

geproduceerd in vergelijkbare baksels. Het is daarom lastig om wandscherven aan één bepaalde periode toe te schrijven. Dit kan enkel op basis van de randfragmenten. Er zijn slechts twee randen kogelpot aangetroffen tijdens de veldkartering. Zij dateren uit de 10e – 13e eeuw (tab. 7). Dit betekent echter niet dat er geen kogelpotaardewerk uit eerdere of latere perioden is aangetroffen, maar dit kan op basis van de

randfragmenten niet worden aangetoond.

Tabel 7: Overzicht van de kogelpotranden aangetroffen op Dongjum-Hovensreed I. Typologie Randtyp e Aantal Datering Leeuwarden B 1 10e – 12e eeuw D2 1 12e – 13e eeuw Indet. 13 Totaal 15

Gedurende de Karolingische periode werd er tevens draaischijfaardewerk

geïmporteerd. Het grootste percentage van het importaardewerk is afkomstig uit Mayen (fig. 12). Daarnaast werd er aardewerk gebruikt dat geproduceerd werd in

Badorf en Walberberg. Er zijn slechts twee randen van bolpotten verzameld waarvan één afkomstig is van een pot uit Mayen en één van een pot uit Badorf. Het

importaardewerk uit de Ottoonse periode en volle middeleeuwen bestaat uit Pingsdorf-aardewerk, Paffrath-aardewerk en proto steengoed.

Figuur 12: Overzicht van het importaardewerk uit de Karolingische periode verzameld op Dongjum-Hovensreed I (N=45).

Aangezien er in het plan van aanpak geen onderzoeksvragen gesteld zijn met

betrekking tot het aardewerk daterend uit de late middeleeuwen en moderne tijd zijn de gevonden scherven van dit aardewerk niet verder onderzocht. Zij zijn enkel geteld en gewogen. 35% 56% 9% Badorf-aardewerk Mayen-aardewerk Walberberg-aardewerk

(24)

23

3.3.2 Overig vondstmateriaal

Keramische artefacten

De keramische artefacten van Dongjum-Hovensreed I kunnen worden opgedeeld in twee categorieën: kookattributen en sieraden (tab. 8). Er is een fragment van een

mogelijke bakplaat aangetroffen. Bakplaten zijn onversierde, platte platen die gebruikt werden tijdens het koken. De aanwezige roetsporen zijn een goede aanwijzing voor het gebruik als bakplaat.25

Tabel 8: Overzicht van de keramische artefacten van Dongjum-Hovensreed I. ID-nummer Artefact

40.6 Deksel of bakplaat 36.12 Terra sigillata hanger

Een opvallende vondst is een hanger gemaakt van terra sigillata aardewerk (fig. 13).

Tijdens de Romeinse tijd werd terra sigillata vaak vanwege “hun kleur of textuur gebruikt als sieraad waarin de symbolische betekenis die de inheemse bevolking aan het materiaal toekent een rol speelt”.26

Figuur 13: De Terra sigillata-hanger gevonden op Dongjum-Hovensreed I (Foto: A. Kaspers, RUG/GIA).

Glazen artefacten

Kort na de veldkartering is er één glazen kraal en één fragment van mogelijk een glazen beker verzameld (tab. 9). Aangezien er in het plan van aanpak geen

onderzoeksvragen gesteld zijn met betrekking tot de glasvondsten worden de vondsten in dit stadium van het onderzoek niet verder onderzocht.

Tabel 9: Overzicht van de kralen gevonden op Dongjum-Hovensreed I. ID-nummer Artefact

485.1 Complete, ronde, turquoise kraal 485.2 Langwerpig, kobalt kleurig

fragment van een glazen beker

25 Nieuwhof 2013, 105.

(25)

24

Benen artefacten

Er is slechts één benen artefact aangetroffen. De functie van het artefact is niet duidelijk. Waarschijnlijk gaat het om een versierd uiteinde van een pen of naald (fig. 14; id 15.1).

Figuur 14: Het versierde fragment bot op Dongjum-Hovensreed I (Foto: A. Kaspers, RUG/GIA). 3.4 Ruimtelijke patronen

Binnen het perceel liggen twee duidelijke verhogingen: één in het westelijke deel en één in het oostelijke deel van het perceel (fig. 6). Het meeste aardewerk is

aangetroffen op de westelijke verhoging (fig. 15). Het terpaardewerk met een

datering in de Romeinse tijd lijkt geclusterd te zijn op het noordelijke deel van het perceel (bijlage 2, fig. 1). Het terpaardewerk wordt niet alleen aangetroffen op de

westelijke, maar ook op de oostelijke verhoging. Dit is in tegenspraak met de

conclusie van De Langen et al., op basis van het booronderzoek. Zij veronderstellen namelijk dat de oostelijke verhoging niet als nederzettingsterrein functioneerde, maar een verhoogde akker was.27

Figuur 15: Het aantal aangetroffen scherven per vak op Dongjum-Hovensreed I (Ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

(26)

25 Op basis van het aardewerk kan er niets gezegd worden over de bewoning in de

volksverhuizingstijd, aangezien er slechts drie fragmenten aardewerk in

Angelsaksische stijl aangetroffen zijn (bijlage 2, fig. 2). De verzamelde scherven

bevinden zich allemaal op de westelijke verhoging. Wellicht dat er in deze periode kleinschalige bewoning bovenop de oudere kern was.28

Het aardewerk uit de Merovingische periode is aangetroffen op beide verhogingen. Op de westelijke verhoging lijkt de bewoning ten opzichte van de Romeinse periode iets opgeschoven te zijn naar het zuiden (bijlage 2, fig. 3). Vanaf de Karolingische

periode is het aardewerk vooral geclusterd op de westelijke verhoging (bijlage 2, fig. 4). Het kogelpotaardewerk en het importaardewerk uit de Ottoonse periode/ volle

middeleeuwen is diffuus over het perceel verspreid.

Het aanhoudende ploegen van het perceel zorgt ervoor dat er grond van de verhogingen in de depressie wordt geschoven29, waardoor er archeologisch

materiaal verplaatst zal zijn naar rij J. Hierbij moet rekening gehouden worden bij de bovenstaande interpretaties, aangezien het verplaatsen van materiaal tot vertekening van de ruimtelijke patronen kan hebben geleid.

28 Dit fenomeen is o.a. vastgesteld voor Wijnaldum-Tjitsma, zie Gerrets & De Koning 1999. 29 De Langen et al. 1997, 45.

(27)

26

3.5 Aantasting

Het gemiddelde scherfgewicht van Dongjum-Hovensreed I is 4,5 gram per scherf. Het gemiddelde scherfgewicht van het handgevormde aardewerk varieert van 2,1 tot 7,3 gram per scherf (tab. 10). Het gemiddelde scherfgewicht van het

draaischijfaardewerk varieert van 3,2 tot 10,3 gram (tab. 10).

Tabel 10: Het gemiddelde scherfgewicht per aardewerksoort verzameld op Dongjum-Hovensreed I.

Aardewerksoort

Gemiddelde scherfgewicht (g.)

Handgevormd aardewerk

Terpaardewerk 7,3

Aardewerk in Angelsaksische stijl 3,5

Kogelpotaardewerk 2,9 Paffrath-aardewerk 2,1 Draaischijfaardewerk Terra nigra-achtig 5,4 Terra sigillata 3,7 Ruwwandig aardewerk 7,2 Gladwandig aardewerk 10,3 Badorf-aardewerk 3,0 Mayen-aardewerk 3,6 Walberberg-aardewerk 3,4 Pingsdorf-aardewerk 3,2 Proto steengoed 3,8

Late middeleeuwen - nieuwe tijd 3,5

De enige aardewerksoorten met een relatief hoog gemiddelde scherfgewicht, ofwel een lage fragmentatiegraad, zijn het terpaardewerk, het ruwwandig aardewerk en het gladwandig aardewerk. De gewichten van het overige aardewerk liggen rond het gemiddelde scherfgewicht, een aanwijzing dat dit aardewerk langer in de bouwvoor aanwezig is geweest en daardoor relatief sterk gefragmenteerd zijn. Dit lijkt erop te duiden dat alleen de lagen uit de Merovingische periode en de Romeinse tijd recentelijk zijn aangetast. Deze conclusie wordt bevestigd door de notatie in de aardewerkdatabase dat een fragment terpaardewerk verse breuken bevat. Het gaat hierbij echter niet om aardewerk uit de oudste bewoningslagen, aangezien er geen aardewerk uit de late IJzertijd-Romeinse tijd is aangetroffen.

Om vast te kunnen stellen welke delen van de verhogingen worden aangetast, is het gemiddelde scherfgewicht van het aardewerk per vak berekend (fig. 16). De analyse

van de historische kaarten heeft laten zien dat er de nodige schade is aangericht aan de verhogingen door het opheffen van paden/grenzen binnen het perceel (fig. 7).

Vooral het aanleggen en opheffen van het pad/grens dat nog steeds zichtbaar is op de AHN zal de nodige schade hebben aangericht (fig 6). Tijdens de

graafwerkzaamheden zullen er delen van de archeologische lagen vergraven of weggegraven zijn. Tevens bestaat er de kans dat er archeologische lagen zijn

(28)

27 blootgelegd die daarna binnen het bereik van de ploeg vielen, die normaliter door de

opbouw van de terp beschermd zouden zijn.30

De verhogingen van Dongjum-Hovensreed I zijn onderhevig aan recente aantasting, veroorzaakt door de ploeg. Doordat er meer aardewerk is aangetroffen op de

westelijke verhoging lijkt de aantasting hier groter (fig. 16). Dit hoeft echter niet het

geval te zijn. De verhogingen lijken anders van aard te zijn, zoals vastgesteld door het booronderzoek uitgevoerd door De Langen et al.31 De oostelijke verhoging kan

daardoor simpelweg minder archeologisch materiaal bevatten.

Figuur 16: Het gemiddelde scherfgewicht van het aardewerk per vak op Dongjum-Hovensreed I (Ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

De aantasting van de westelijke verhoging wordt bevestigd door de box-plot. Hierin zijn vier uitschieters te zien in vakken E3, F1, F4, F5, G5 (fig. 17). Deze vakken liggen

op de kop van de westelijke verhoging, maar ook aan de grens van de oude

gedempte sloten. De enige uitzondering op deze waarneming is de uitschieters in vak J1. Wellicht dat deze veroorzaakt wordt door het op- en afrijden van het perceel door landbouwmachines. Dit geldt tevens voor de aantasting in vakken L1 en N1-N3.

30 De aantasting van de terp wordt deels bepaald door de opbouw van de terp. Wanneer de terp uit

een oude kern bestaat die gelijkmatig is uitgebreid, zullen de oudste lagen beschermd zijn van de ploeg door de jongere lagen. Dit gaat echter niet op voor een terp die in één richting is uitgebreid, zoals Wijnaldum-Tjitsma. Helaas is voor deze terpen niet bekend hoe de terpen zijn opgebouwd. Voor meer informatie over de opbouw van terpen en hoe dat gelinkt is aan de aantasting van de

vindplaatsen, zie Kaspers 2020.

(29)

28

(30)

29

4. Dronrijp-Schatzenburg (Perceel 8; GIA 163)

Perceel 8 is genaamd Dronrijp-Schatzenburg en ligt ten noorden van het

hedendaagse dorp Dronrijp (fig. 18). Het perceel dankt zijn naam aan het landhuis

Schatzenburg dat in de 18e eeuw werd gebouwd voor de toenmalige secretaris van Gedeputeerde Staten.

Figuur 18: Historische kaarten van Dronrijp-Schatzenburg van 1832, 1901, 1925 en 1950 (Bronnen: HISGIS, Gemeentekaart, TK200, TOP 50, TOP 25, TMK, Bonnebladen).

In het perceel is een duidelijke verhoging zichtbaar (fig. 19). Zowel de AHN als de

historische kaarten lijken te laten zien dat het perceel niet is aangetast door het verleggen van perceelsgrenzen of het aanleggen/dempen van sloten. Aan de

noordoostzijde van het perceel bevindt zich echter een steilkant.32 Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de verhoging verder door liep naar het noorden.

(31)

30

Figuur 19: Algemeen Hoogtebestand van de onderzoekslocatie 8 ten noorden van Dronrijp (Ondergrond: AHN3, Esri Nederland).

4.1 Eerder uitgevoerd onderzoek

Tijdens het project Archeologie van het kleigebied, het vervolg van het BOM-project, is het perceel Dronrijp-Schatzenburg onderzocht door RAAP.33 Het onderzoek

bestaat uit een visuele inspectie van het perceel en een archiefonderzoek. Op basis van de visuele inspectie is geconcludeerd dat er geen verstoringen aan het

oppervlakte waren, maar dat er veronderstelt kan worden op basis van het huidige grondgebruik dat de archeologisch waardevolle lagen aangetast werden.34

Uit het archiefonderzoek blijkt dat de verhoging in het perceel slechts een beperkt gedeelte van een uitgestrekt terpareaal was. Het gehele terpareaal strekte zich verder uit in noordoostelijke en zuidwestelijke richting. De verhoging in het perceel en de aangrenzende verhoging, 5H-37, lijken volgens Molema & Marinelli op basis van de vorm te bestaan uit twee afzonderlijke terpen die in de loop der tijd zijn samen gegroeid.35

In 1981 heeft het ROB een veldcontrole van het perceel uitgevoerd. Hierbij werd geconstateerd dat er werkzaamheden aan en op het perceel waren uitgevoerd. Het gaat hierbij om het uitdiepen en verbreden van de begrenzende sloten en het

33 De terp werd tijdens het onderzoek aangeduid als 5H-36. 34 Molema & Marinelli 2002, 62.

(32)

31 verwijderen van een strook grond.36 Tevens zijn er door de ROB in 1981 enkele losse

vondsten gedaan langs het tracé van de nieuwe snelweg: streepbandaardewerk en

terra nigra-aardewerk.

Daarnaast zijn er nog enkele losse vondsten, beschreven door Knol, aangetroffen op de aangrenzende percelen tijdens de terpafgravingen. Het gaat hierbij om een crematiegraf daterend uit 305-450 n. Chr., twee fragmenten gladwandig aardewerk uit de Merovingische periode, aardewerk in Angelsaksische stijl en een schatvondst daterend in 625-650 n. Chr.37

4.2 Veldkartering 2018

Tijdens de veldkartering in 2018 is het perceel ingedeeld in vakken van 20 x 20 m. Door de enorme hoeveelheid terpaardewerk aan het oppervlakte is er voor gekozen om niet alle vakken vlakdekkend te onderzoeken (fig. 20).38 De rijen E en F zijn door twee vrijwilligers zigzaggend onderzocht. Rij G is niet onderzocht. De

veldkarteringsmethode heeft effect op het interpreteren van de randzones van de terp. De zichtbaarheid tijdens de veldkartering was goed. Ook dit perceel was geploegd in de winter voor de veldkartering waardoor de akker goed uitgeregend was en vondsten goed zichtbaar.

Figuur 20: De onderzochte vakken op Dronrijp-Schatzenburg tijdens het onderzoek in 2018 (ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

36 Molema & Marinelli 2002, 63. 37 Knol 1993, 152, 193, 1997, 225.

(33)

32

4.3 Resultaten 4.3.1 Aardewerk

Er zijn in totaal 13.441 scherven verzameld met een totaalgewicht van ca. 7,9 kg (tab. 11). Het oudste aardewerk aangetroffen tijdens de veldkartering bestaat uit

terpaardewerk daterend uit de midden IJzertijd. Er zijn meerdere G3-randen, één K1/K2-rand en één V2a-rand aangetroffen. Het aardewerk uit de late IJzertijd bestaat onder andere uit gladwandige potten met een streepbandversiering (fig. 21, id. 408.12) Het aardewerk daterend uit de Romeinse tijd bestaat uit terpaardewerk, terra

sigillata en terra nigra-achtig aardewerk. Een mooie vondst zijn twee

terpaardewerkranden van het type Westergo V5 (fig. 21, id. 400.12) en Drenthe K4d

(fig. 21, id. 401.23), die gedateerd kunnen worden in de 4e eeuw n. Chr.

Figuur 21: Overzicht van enkele aangetroffen randen op Dronrijp-Schatzenburg (tekeningen: M. Los – Weijns, RUG/GIA; schaal 1:2).

(34)

33 Het aardewerk uit de volksverhuizingstijd bestaat uit aardewerk in Angelsaksische

stijl. In totaal zijn er tien onversierde fragmenten van deze aardewerksoort verzameld. Vanaf deze periode werd er ruwwandig en gladwandig aardewerk geïmporteerd naar het terpengebied (tab. 12). Op Dronrijp-Schatzenburg zijn drie ruwwandige randen

van tonpotten, type Alzey 27, gevonden die mogelijk dateren uit deze periode (tab. 13; fig. 21, id. 395.34 & id. 398.7). Daarnaast zijn er meerdere randfragmenten van

tonpotten aangetroffen daterend uit de Merovingische periode (tab. 13; fig. 21, id. 394.20, id. 396.33, id. 413.2).

Tabel 12: Overzicht van de baksels van het ruwwandige aardewerk gevonden op Dronrijp-Schatzenburg.

Baksel Mayen Oxiderend Beige 7 2 Geel 12 7 Oranje 23 13 Rood 3 1 Roze 7 6 Wit 2 1 Subtotaal 54 30 Reducerend Grijs 22 3 Licht grijs 1 0 Subtotaal 23 3 Verbrand 7 5 Subtotaal 7 5 Totaal 84 38

Tabel 13: Overzicht randvormen van het ruwwandige aardewerk gevonden op Dronrijp-Schatzenburg. ID-nummer Randvorm 394.20 wwt-A1 395.34 Alzey 27 396.33 indet. 398.7 wwt-E1 400.23 Alzey 27 402.2 indet. 410.7 wwt-G 412.13 Alzey 27 413.2 wwt-E 414.8 wwt-E3

(35)

34

Tabel 11: Overzicht van het totaal aangetroffen aantal scherven per aardewerksoort op Dronrijp-Schatzenburg. Aantal scherven

Midden IJzertijd - Romeinse tijd

Terpaardewerk 11.390

Terpaardewerk? 1

Terra sigillata 2

Terra nigra-achtig aardewerk 8

Terra nigra -achtig aardewerk? 5

Romeinse tijd – Merovingische periode

Terra nigra -achtig of Gladwandig aardewerk 1

Terpaardewerk of Hessens-Schortensaardewerk 2

Romeinse tijd – Karolingische periode

Terpaardewerk of kogelpotaardewerk 4

Volksverhuizingstijd

Aardewerk in Angelsaksische stijl 10

Aardewerk in Angelsaksische stijl? 1

Volksverhuizingstijd – Merovingische periode

Aardewerk in Angelsaksische stijl of Hessens-Schortensaardewerk

5 Aardewerk in Angelsaksische stijl of

Tritsum-aardewerk 1 Ruwwandig aardewerk 84 Ruwwandig aardewerk? 1 Gladwandig aardewerk 1 Gladwandig aardewerk? 1 Merovingische periode Hessens-Schortensaardewerk? 1

Merovingische periode – Karolingische periode

Hessens-Schortensaardewerk of kogelpotaardewerk 11 Karolingische periode Badorf-aardewerk 10 Mayen-aardewerk 9 Walberberg-aardewerk 2

Karolingische periode – late middeleeuwen

Kogelpotaardewerk 1.321

Ottoonse periode – volle middeleeuwen

Pingsdorf-aardewerk 52

Paffrath-aardewerk 14

Pingsdorf-aardewerk of proto steengoed 1

Proto steengoed 60

Late middeleeuwen – Nieuwe tijd

Draaischijfaardewerk divers 428

Ondateerbaar

Draaischijfaardewerk 13

Handgevormd aardewerk 1

(36)

35 Ook tijdens de Karolingische periode werd er aardewerk geïmporteerd. Het grootste

gedeelte van het importaardewerk kwam uit Badorf (fig. 22; tab. 14). Er werd tevens

aardewerk geïmporteerd uit Mayen en Walberberg. Het importaardewerk uit de Ottoonse periode en volle middeleeuwen bestaat uit Pingsdorf-aardewerk, Paffrath-aardewerk en proto steengoed.

Figuur 22: Overzicht van het importaardewerk uit de Karolingische periode verzameld op Dronrijp-Schatzenburg (N=21).

Tabel 14: Overzicht van de draaischijfranden uit de Karolingische periode aangetroffen op Dronrijp-Schatzenburg. ID-nummer Productieplaats Randtype

393.14 Mayen WIIIA

397.13 Badorf WIIIA

408.4 Badorf WIII

In de Karolingische periode bestond het lokale, handgevormde aardewerk uit kogelpotaardewerk. Kogelpotaardewerk werd echter gedurende een lange periode gebruikt en geproduceerd in vergelijkbare baksels. Het is daarom lastig om

wandscherven aan één bepaalde periode toe te schrijven. Dit kan enkel op basis van de randfragmenten. Er zijn in totaal 103 kogelpotranden verzameld op Dronrijp-Schatzenburg (tab. 15). De oudste kogelpotranden dateren uit de 7e – 8e eeuw. Daarnaast zijn er kogelpotranden verzameld uit de Karolingische periode, de volle middeleeuwen en de late middeleeuwen.

Aangezien er in het plan van aanpak geen onderzoeksvragen gesteld zijn met

betrekking tot het aardewerk daterend uit de late middeleeuwen en moderne tijd zijn de betreffende vondsten niet verder onderzocht. Het aardewerk is enkel geteld en gewogen. 48% 43% 9% Badorf-aardewerk Mayen-aardewerk Walberberg-aardewerk

(37)

36

Tabel 15: Overzicht van de kogelpotranden aangetroffen op Dronrijp-Schatzenburg. Typologie Randtyp e Aantal Datering Gasselte A 2 7e – 8e eeuw A/C 2 7e – 9e eeuw B 4 8e – 12e eeuw C 4 8e – 9e eeuw C/D 1 8e – 9e eeuw

G 1 11e – 12e eeuw

Leeuwarden A 1 10e – 12e eeuw

A2 3 10e – 12e eeuw

A3 1 10e – 12e eeuw

C 6 12e – 13e eeuw

D1 2 12e – 13e eeuw

D2 2 12e – 13e eeuw

E 2 13e eeuw

E1 2 13e eeuw

E2 1 13e eeuw

F1 3 13e eeuw

G2 1 13e eeuw

IJlst A 3 12e – 13e eeuw

B 1 12e – 13e eeuw

B1 1 12e – 13e eeuw

B2 3 12e – 13e eeuw

C 3 12e – 14e eeuw

C? 1 12e – 14e eeuw

Oudemirdum A 1 13e – 14e eeuw

Indet. 52

Totaal 103

Aangezien er in het plan van aanpak geen onderzoeksvragen gesteld zijn met betrekking tot het aardewerk daterend uit de late middeleeuwen en moderne tijd worden de vondsten in dit stadium van het onderzoek niet verder onderzocht. Het aardewerk is enkel geteld en gewogen.

4.3.2 Overig vondstmateriaal

Keramische artefacten

De keramisch artefacten bestaan uit speelschijven gemaakt van terpaardewerk (tab. 16). De speelschijf werd mogelijk gebruikt tijdens het spelen van bordspellen.39

Tabel 16: Keramisch artefacten gevonden op Dronrijp-Schatzenburg. ID-nummer Artefact 392.29 Speelsteen 395.37 Twee speelstenen 401.47 Speelsteen 411.16 Drie speelstenen 402.23 Drie speelstenen 408.12 Speelsteen 39 Nieuwhof 2013, 112.

(38)

37

Stenen artefacten

Er is slechts één stenen artefacten verzameld tijdens de veldkartering: een toetssteen gemaakt van lydiet (id. 414.9).

4.4 Ruimtelijke patronen

Het meeste aardewerk is aangetroffen boven op de verhoging in het perceel. Op de flanken van de verhoging neemt het aantal scherven drastisch af.40 Het

terpaardewerk is in grote aantallen aangetroffen op zowel de verhoging als de flanken van de verhoging bijlage 4, fig. 1). Het kleine aantal scherven aardewerk in

Angelsaksische stijl, daterend in de volksverhuizingstijd, wordt vooral op de verhoging aangetroffen (bijlage 4, fig. 2).

Figuur 23: Het totaal aangetroffen aardewerk per vak op Dronrijp-Schatzenburg (ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

Het importaardewerk uit de Merovingische periode wordt zowel op de verhoging als op de flanken van de verhoging aangetroffen (bijlage 4, fig. 3). Het

draaischijfaardewerk uit de Karolingische periode is geclusterd bovenop de verhoging, maar ten opzichte van de Merovingische periode verschoven naar het oosten (bijlage 4, fig. 4). Dit geldt tevens voor het kogelpotaardewerk (bijlage 4, fig. 5). Dit lijkt te wijzen op een verschuiving van de bewoning richting het zuidoosten van

de verhoging.

40 Deze waarneming is beïnvloed door de veldkarteringsmethode. Het daadwerkelijke aantal dat

(39)

38

4.5 Aantasting

Het gemiddelde scherfgewicht van Dronrijp-Schatzenburg is 5,8 gram per scherf. Voor het handgevormde aardewerk varieert het gewicht van 3,0 tot 9,1 gram per scherf; het draaischijfaardewerk varieert van 2,3 tot 8,8 gram (tab. 17).

Tabel 17: Het gemiddelde scherfgewicht per aardewerksoort verzameld op Dronrijp-Schatzenburg.

Aardewerksoort

Gemiddelde scherfgewicht (g.)

Handgevormd aardewerk

Terpaardewerk 6,3

Aardewerk in Angelsaksische stijl 9,1

Kogelpotaardewerk 3,3 Paffrath-aardewerk 3,0 Draaischijfaardewerk Ruwwandig aardewerk 8,8 Gladwandig aardewerk 2,3 Badorf-aardewerk 3,0 Mayen-aardewerk 2,4 Walberberg-aardewerk 2,8 Pingsdorf-aardewerk 3,2 Proto steengoed 5,1

Late middeleeuwen - nieuwe tijd 4,0

Het terpaardewerk, aardewerk in Angelsaksische stijl en het ruwwandige aardewerk hebben een relatief gezien een opvallend hoog gemiddeld scherfgewicht, een lage fragmentatiegraad. Hieruit kan, op basis van het gemiddelde scherfgewicht,

geconcludeerd worden dat de archeologische lagen daterend uit de Romeinse tijd, volksverhuizingstijd en Merovingische periode recent zijn aangetast. Grotere, zwaardere scherven wijzen namelijk op recente aantasting.

De steilkant aan de noordoostzijde van het perceel heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat er delen van de archeologische lagen vergraven of weg gegraven zijn. Tevens bestaat er de kans dat er archeologische lagen zijn blootgelegd voor het bereik van de ploeg die normaliter door de opbouw van de terp beschermd zouden zijn. Dit lijkt echter niet het geval te zijn bij deze verhoging. Aan de noordoostzijde van het perceel worden relatief gezien niet veel grote scherven aangetroffen (fig. 24).

Er is veel groter materiaal op de kop van de verhoging verzameld. Dit aardewerk is aan het oppervlakte gekomen door aantasting veroorzaakt door de ploeg. De flank van de verhoging lijkt tevens aangetast door de ploeg op basis van de

fragmentatiegraad (fig. 24). De box-plot laat geen opvallende uitschieters zien (fig. 25).

(40)

39

Figuur 24: Het gemiddelde scherfgewicht van het aardewerk per vak aangetroffen op Dronrijp-Schatzenburg (ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

(41)

40

5. Oosterbierum-Oost (Perceel 11; GIA 173)

Perceel 11 is gelegen ten oosten van het huidige dorp Oosterbierum. In het perceel zijn twee verhogingen te zien op de AHN (fig. 27). De westelijke verhoging lijkt

doorsneden te zijn door een gedempte sloot of perceelsgrens (fig. 28). De oostelijke

verhoging lijkt geen onderdeel van de westelijke verhoging maar een aparte verhoging te zijn. Mogelijk is het een verhoogde akker.41

Figuur 27: Algemeen Hoogtebestand van de onderzoekslocatie 11 ten oosten van Oosterbierum (ondergrond: AHN3, Esri Nederland).

Figuur 28: Het perceel Oosterbierum-Oost op de historische kaart van 1832 (ondergrond: HISGIS, Esri Nederland).

41 De Langen et al. 1998, 97. Deze conclusie is getrokken op basis van een visuele inspectie en

archiefonderzoek. Het perceel mocht tijdens het BOM-project niet onderzocht worden door middel van boringen of een veldkartering.

(42)

41

5.2 Veldkartering 2019

Tijdens de veldkartering in 2019 is het gehele perceel vlakdekkend onderzocht in vakken van 20 x 20 m. Bij de uitwerking is er echter voor gekozen om één vak compleet uit te werken en van het opvolgende vak enkel het importaardewerk daterend uit de vroege en volle middeleeuwen te determineren (fig. 29).

Figuur 29: Het vakkensysteem uitgezet op Oosterbierum-Oost. Van het aardewerk verzameld uit de gearceerde vakken is enkel het importaardewerk uit de vroege en volle middeleeuwen gedetermineerd. (ondergrond: Topo RD, Esri Nederland).

De zichtbaarheid op het perceel was over het algemeen goed, maar er waren delen van het perceel die niet geploegd waren, (fig. 30, boven).42 Tevens waren er delen van vakken bedekt met stro (fig. 30, onder).43 Hierdoor was er weinig archeologisch materiaal aanwezig of zichtbaar aan het oppervlakte. Dit heeft invloed op de

resultaten van het onderzoek.

42 Het gaat hierbij om vakken P2, P0, O0, N0, P4, P5.

(43)

42

Figuur 30: Twee voorbeelden van slechtere zichtbaarheid. (boven: ongeploegd vak; onder: vak dat bedekt is met stro; foto’s: A. Kaspers, RUG/GIA).

5.3 Resultaten 5.3.1 Aardewerk

In totaal zijn er 7.239 scherven gedetermineerd, met een totaalgewicht van ca. 25,9 kg (tab. 18). Het oudste aardewerk bestaat uit terpaardewerk uit de Romeinse tijd. Er

zijn acht randen terpaardewerk verzameld: 1x G4-G5, 2x G4-G6, 1x G6-G7, 3x indet. (id. 110.3 & 29.1, fig. 31). Het importaardewerk uit de Romeinse tijd, terra sigillata en

(44)

43

Tabel 18: Overzicht van het totaal gedetermineerd aantal scherven per aardewerksoort op Oosterbierum-Oost. Aantal scherven

Romeinse tijd

Terpaardewerk 97

Romeinse tijd – Volksverhuizingstijd

Terpaardewerk of Aardewerk in Angelsaksische stijl

1

Volksverhuizingstijd

Aardewerk in Angelsaksische stijl 10

Aardewerk in Angelsaksische stijl? 3

Volksverhuizingstijd – Merovingische periode

Aardewerk in Angelsaksische stijl of Hessens-Schortensaardewerk 13 Ruwwandig aardewerk 68 Ruwwandig aardewerk? 1 Gladwandig aardewerk 1 Gladwandig aardewerk? 1

Volksverhuizingstijd – Karolingische periode

Aardewerk in Angelsaksische stijl of kogelpotaardewerk

3

Merovingische periode

Hessens-Schortensaardewerk 10

Hessens-Schortensaardewerk? 1

Merovingische periode - Karolingische periode

Hessens-Schortensaardewerk of kogelpotaardewerk

21

Tritsumaardewerk of kogelpotaardewerk 1

Ruwwandig aardewerk of Badorf-aardewerk 1

Ruwwandig aardewerk of Walberberg-aardewerk 1

Merovingische periode – Ottoonse periode

Ruwwandig aardewerk of Proto steengoed 1

Karolingische periode Badorf-aardewerk 139 Badorf-aardewerk? 1 Mayen-aardewerk 66 Walberberg-aardewerk 95 Karolingisch grijsaardewerk 3

Karolingische periode – volle middeleeuwen

Karolingisch grijsaardewerk of proto steengoed 1

Karolingische periode – late middeleeuwen

Kogelpotaardewerk 4.955

Ottoonse periode - volle middeleeuwen

Pingsdorf-aardewerk 533

Paffrath-aardewerk 225

Pingsdorf-aardewerk of proto steengoed 14

Proto steengoed 76

Late middeleeuwen – Nieuwe tijd

Draaischijfaardewerk divers 871 Ondateerbaar Handgevormd aardewerk 1 Draaischijfaardewerk 23 Aardewerk 2 Totaal 7.239

(45)

44

Figuur 31: Overzicht van enkele aangetroffen randen op Oosterbierum-Oost (tekeningen: M. Los – Weijns, RUG/GIA; schaal 1:2).

Het aardewerk uit de volksverhuizingstijd bestaat uit aardewerk in Angelsaksische stijl. Er zijn enkel onversierde fragmenten van deze aardewerksoort verzameld. Daarnaast is er een ruwwandige tonpotrand, type Alzey 27, gevonden op de

vindplaats die tevens in deze periode gedateerd kan worden (id. 151.8, fig. 31; tab. 20).

(46)

45

Tabel 19: De ruwwandige baksels aangetroffen op Oosterbierum-Oost.

Baksel Mayen Oxiderend Bruin 1 0 Geel 10 1 Oranje 19 2 Rood 3 0 Roze 14 0 Wit 4 1 Subtotaal 51 4 Reducerend Grijs 15 0 Subtotaal 15 0 Verbrand 2 0 Subtotaal 2 0 Totaal 68 4

Tabel 20: De ruwwandige randen verzameld op Oosterbierum-Oost ID-nummer Randvorm 14.13 Wwt-E1 14.14 Wwt-E3 14.15 Wwt-E5 26.10 Indet. 47.4 Wwt-D1 51.4 Wwt-B1 151.8 Alzey 27 159.3 Redknap A57

Het grootste gedeelte van de ruwwandige randen bestaat echter uit tontoppen uit de Merovingische periode (id. 51.4, fig. 31; tab. 20). Tevens is er een wrijfschaal, type

Redknap A57, gevonden op de verhoging die gedateerd kan worden in de 8e eeuw n. Chr. (id. 159.3, fig. 31). Daarnaast bevat het aardewerkspectrum enkele

aanwijzingen voor de aanwezigheid van kannen en kruiken op de verhoging in de vorm van ruwwandige oren (fig. 32).

(47)

46 Het handgevormde aardewerk uit de Merovingische periode bestaat uit

Hessens-Schortensaardewerk. Hiervan zijn meerdere fragmenten aangetroffen (tab. 18).

Tevens zijn er scherven gevonden die beschreven zijn als

Hessens-Schortensaardewerk of kogelpotaardewerk. Deze scherven zijn waarschijnlijk afkomstig van late Eitöpfe of vroege kogelpotten uit het begin of midden van de 8e eeuw (tab. 18). De Eitöpfe worden vanaf de Karolingische periode opgevolgd door

kogelpotaardewerk (tab. 21). Enkele versierde kogelpotscherven dateren uit deze

periode (id. 126.3, fig. 31). Kogelpotaardewerk bleef op terp in gebruik tot in de 13e eeuw (tab. 21).

Tabel 21: Overzicht van de aangetroffen kogelpotranden op Oosterbierum-Oost. Typologie Randtype Aantal Datering

Gasselte B 4 8e – 12e eeuw C 21 8e – 9e eeuw D 11 9e eeuw E 6 9e – 10e eeuw F 1 9e – 10e eeuw G 4 11e – 12e eeuw H 2 12e – 14e eeuw IJlst A 3 12e – 13e eeuw C 2 13e – 14e eeuw Leeuwarden A1 1 10e – 12e eeuw A2 3 10e – 12e eeuw A3 4 11e – 12e eeuw B 3 10e – 12e eeuw C1 2 12e – 13e eeuw C2 1 12e – 13e eeuw D1 1 12e – 13e eeuw D2 10 12e – 13e eeuw DE 3 12e – 13e eeuw E 5 13e eeuw E2 5 13e eeuw F 1 13e eeuw G1 9 13e eeuw G2 4 13e eeuw Indet. 171 Totaal 277

In de Karolingische periode werd er tevens aardewerk geïmporteerd naar de

vindplaats. Er zijn scherven van potten aangetroffen die geproduceerd zijn in Badorf, Mayen en Walberberg (fig. 33). Het grootste gedeelte van de importen zijn afkomstig

uit Badorf, gevolgd door Mayen en Walberberg (fig. 34). Op basis van de randen kan

er geconcludeerd worden dat onder andere bolpotten (id. 22.6, 50.6, 62.1 & 104.8, fig. 31) en tuitpotten werden geïmporteerd (id. 77.2 & 102.7, fig. 31; tab. 22).

Tevens zijn er wandfragmenten gevonden die vermoedelijk afkomstig zijn van reliëfbandamforen. De laatste categorie importen bestaat uit Karolingisch grijsaardewerk. De herkomst van deze aardewerksoort is nog onbekend.

(48)

47

Figuur 33: Twee versierde fragmenten importaardewerk uit de Karolingische periode (links: Walberberg-aardewerk; rechts: Badorf-Walberberg-aardewerk; foto’s: A. Kaspers, RUG/GIA).

Figuur 34: Overzicht van het Karolingisch importaardewerk verzameld op Oosterbierum-Oost (N=303). Tabel 22: Overzicht van de randfragmenten van het importaardewerk uit de Karolingische periode.

ID-nummer Productieplaats Randtype

5.9 Badorf WIIIB 19.1 Badorf WIIIA 22.6 Walberberg WIIIB 25.6 Mayen WIIIA 25.9 Badorf WIII 26.13 Badorf WII 43.5 Mayen WIIIB 44.5 Badorf WIIIA 50.6 Badorf WIIIB 62.1 Mayen WIIIA 63.7 Mayen WIIIA 77.2 Badorf WII 102.7 Badorf WII 104.8 Walberberg WIIIA 105.2 Badorf Indet. 108.10 Mayen WIIIB 119.4 Walberberg WIIIA 126.4 Badorf WIIIA 133.5 Badorf WIIIB

Tijdens de Ottoonse periode en volle middeleeuwen werd er aardewerk

geïmporteerd uit Paffrath (id. 140.8, fig. 31) en Pingsdorf (id. 34.4, fig. 31; fig. 35).

46% 22% 31% 1% Badorf-aardewerk Mayen-aardewerk Walberberg-aardewerk Karolingisch grijsaardewerk

(49)

48

Figuur 35: Een tuit- en wandfragment Pingsdorf-aardewerk (foto’s: A. Kaspers, RUG/GIA).

Aangezien er in het plan van aanpak geen onderzoeksvragen gesteld zijn met betrekking tot het aardewerk daterend uit de late middeleeuwen en moderne tijd worden de vondsten in dit stadium van het onderzoek niet verder onderzocht. Het aardewerk is enkel geteld en gewogen.

5.3.2 Overig vondstmateriaal

Keramische artefacten

Er is slechts één fragment van een halve spinklos aangetroffen (id. 117.6).

Spinklossen werden gebruikt voor het spinnen van wollen en vlas.44

Stenen artefacten

Er zijn meerdere fragmenten aangetroffen van stenen artefacten. Het grootste gedeelte van deze artefacten bestaat uit fragmenten van maalstenen gemaakt van tefriet (tab. 23; fig. 36). De maalstenen waren de liggers van handmolens. Deze

werden gebruikt voor het malen van graan om zo brood van te kunnen bakken.45 Tevens zijn er twee fragmenten van slijpstenen gevonden. Deze werden gebruikt voor het grovere slijpwerk van objecten.46 Eén fragment lydiet kan door goudsmeden zijn gebruikt voor het toetsen van gouden voorwerpen. Door het voorwerp over de steen te strijken werd het goudgehalte ervan bepaald.47

Daarnaast zijn er enkele stukken leisteen opgeraapt. Deze fragmenten kunnen zijn gebruikt voor verschillende doeleinden waaronder dakbedekking en als schrijf- of tekentableau.48 Op Oosterbierum-Oost heeft één fragment echter de vorm van een speelsteen (fig. 36).

44 Nieuwhof 2013, 95.

45 Nicolay & Huisman 2015, 123. 46 Nicolay & Huisman 2015, 124. 47 Sibma in prep., 27.

(50)

49

Tabel 23: Stenen artefacten aangetroffen op Oosterbierum-Oost.

ID-nummer Vuursteen / Natuursteen Steensoort Artefact

23.8 Natuursteen Leisteen Speelschijf?

25.14 Natuursteen Tefriet Maalsteen

47.6 Natuursteen Lydiet Toetsteen

52.1 Vuursteen Afslag

77.3 Vuursteen Bewerkt fragment

78.1 Natuursteen Onbekend Slijpsteen?

87.2 Natuursteen Leisteen

123.13 Natuursteen Tefriet Maalsteen

127.1 Natuursteen Tefriet Maalsteen

133.1 Natuursteen Onbekend Knikker

141.2 Natuursteen Tefriet Maalsteen

151.10 Natuursteen Tefriet Maalsteen

154.1 Natuursteen Tefriet Maalsteen

156.1 Natuursteen Tefriet Maalsteen

162.6 Natuursteen Leisteen

163.1 Natuursteen Onbekend Slijpsteen

164.8 Natuursteen Tefriet Maalsteen

Figuur 36: Stenen artefacten aangetroffen op Oosterbierum-Oost (foto’s: A. Kaspers, RUG/GIA).

De laatste categorie stenen artefacten bestaat uit vuurstenen afslagen of vuurslagen. De vuurslagen werden gebruikt voor het maken van vuur. Omdat er in het plan van

(51)

50 aanpak geen vragen zijn gesteld over de stenen artefacten, zullen deze in dit stadium

van het onderzoek niet verder onderzocht worden.

Glazen artefacten

Er is slechts één fragment van een voetstuk van een beker aangetroffen (id 130.21).

Dit fragment is niet verder onderzocht, omdat er in het plan van aanpak geen onderzoeksvragen gesteld zijn met betrekking tot de glasvondsten.

Divers vondstmateriaal

Het diverse vondstmateriaal bestaat onder andere uit fragmenten verbrande klei, houtskool en metaalslakken. Deze vondsten zijn niet verder onderzocht, omdat er in het plan van aanpak geen onderzoeksvragen gesteld zijn met betrekking tot deze vondsten zijn ze enkel beschreven (tab. 24).

Tabel 24: Overig vondstmateriaal aangetroffen op Oosterbierum-Oost. ID-nummer Materiaal

29.8 Verbrande klei/ keramisch artefact 51.1 Verbrande klei/ keramisch artefact 61.3 Verbrande klei 70.4 Houtskool 125.7 Metaalslak 126.7 Houtskool 129.13 Houtskool 141.1 Metaalslak 164.7 Metaalslak 5.4 Ruimtelijke patronen

Het meeste aardewerk is verzameld op het zuidelijke deel van de westelijke

verhoging en zijn flanken (fig. 37). Hierbij moet echter rekening gehouden met het

feit dat niet al het aardewerk gedetermineerd is en dat er vakken waar minder

aardewerk aan het oppervlakte lag doordat het vak niet geploegd was of bedekt met stro. Er werd tevens relatief veel aardewerk aangetroffen op de oostelijk verhoging in het perceel. Dit lijkt in strijd met de conclusie getrokken door De Langen et al. op basis van de visuele inspectie.

Op de HISGIS kaart zijn meerdere perceelsgrenzen of gedempte sloten aangegeven (fig. 28). Tevens is er een depressie zichtbaar die loopt door de westelijke verhoging

en een depressie tussen de oostelijke en westelijk verhoging (fig. 27). Door het

aanhoudende ploegen kan er grond met archeologisch materiaal van de verhogingen in de depressies terecht gekomen zijn, waardoor er ook relatief veel aardewerk op het zuidelijke deel van het perceel.

Het oudste aardewerk, terpaardewerk, is verspreid over het perceel aangetroffen (bijlage 6, fig. 1). Er wordt echter wel meer aardewerk aangetroffen op de westelijke

verhoging dan op de oostelijke verhoging. Het aardewerk uit de volksverhuizingstijd bevindt zich in kleine aantallen op beide verhogingen (bijlage 6, fig. 2). Het

importaardewerk uit de Merovingische periode lijkt erop te wijzen dat de bewoning gesitueerd was op de noordelijke helft van de westelijke en oostelijke verhoging

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.5 where the results of simulations are shown for vertical 10 15 eV showers for the case in which the net force on the electrons (the sum of the Lorentz and the atmospheric

Here, we present a new method to probe atmospheric electric fields through their influence on the pattern of polarized radio emission emitted by cosmic-ray induced extensive

Fitting thunderstorm events is challenging since the electric fields contain many parameters. Another problem is that since CoREAS is a Monte Carlo simulation, two calculations

Event 11 is an odd case because not only the intensity but also the linear polarization looks like those of fair-weather events, except for the signals measured at large distances

Since LOFAR is not sensitive to the electric field component parallel to the shower axis, it is hard to determine vertical components of the electric fields and thus the charge

Werner, “The lateral distribution function of coherent radio emission from extensive air showers: Determining the chemical composition of cosmic rays,” Astroparticle Physics, vol.

In contrast to fair-weather events, linear and circular po- larizations play an essential role in data analysis of radio emission from extensive air showers in the presence of

Keywords: Italy, Pontine Region, Astura, Late Antiquity, medieval period, Late Antique economy, Peutinger Map, connectivity, road station, pottery production, lime