• No results found

‘zelfverantwoordelijkheid’. Hieronder schets ik de achtergrond, probleem- stelling, maatschappelijke relevantie en opzet van mijn scriptie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘zelfverantwoordelijkheid’. Hieronder schets ik de achtergrond, probleem- stelling, maatschappelijke relevantie en opzet van mijn scriptie. "

Copied!
128
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inleiding

Dit afstudeeronderzoek is een exploratief literatuuronderzoek naar het begrip

‘zelfverantwoordelijkheid’. Hieronder schets ik de achtergrond, probleem- stelling, maatschappelijke relevantie en opzet van mijn scriptie.

1 Aanleiding, achtergrond, inspiratiebronnen 1.1 Aanleiding

Tijdens het UvH-studieonderdeel empirisch leeronderzoek verwonderde ik mij bij het interviewen en de analyse over een verrassend fenomeen. Verras send omdat het inhoudelijk eigenlijk niets van doen had met mijn onderzoeks- onderwerp. Wat was er aan de hand? Mijn respondenten waren vergevor- derde UVH-studenten in de afsluitende studiefase. Onder hen trof ik in hun persoonsontwikkeling twee extremen aan. De ene respondent vertelde mij over zichzelf als een afhankelijk en onzelfstandig jochie aan het begin van zijn humanistiekstudie, dat uitgroeide tot een volwassen, autonoom en zelf- verantwoordelijke jongeman, die precies wist uit te leggen op welke wijze zijn zelfreflectief vermogen zich ontwikkelde en hoe hij daarmee greep op zichzelf kreeg. De ander bleek in een ‘modderpoel’ van zelfverwijten en ver- wijten tegenover opvoeders en opleiders te zijn blijven steken; zijn zelfre- flectief vermogen was ver te zoeken. Heel duidelijk sprong het verschil in houding en uitstraling tussen deze twee adolescenten in het oog. De één, wankelend tussen zelfmedelijden en woede binnen zijn slachtofferschap en de ander, de rust zelve – in zijn balans en kracht. Deze observatie heeft mij ertoe gebracht over een zelfverantwoordelijke levenshouding na te denken en deze tot onderwerp van mijn afstudeeronderzoek te maken.

1.2 Achtergrond

Allereerst wil ik achterhalen wat mijn eigen vooronderstellingen, vooroordelen of premissen als onderzoeker zijn waar het over ‘zelfverantwoordelijkheid’ gaat.

Zoals in de in het voorwoord geschetste ‘geestelijke biografie’ naar voren komt heeft het Duitse verleden wel degelijk impact op mijn leven.

Een welkome bijdrage uit in het recente verleden leverde het artikel ‘Levens- loop, lot en verantwoordelijkheid. Helden en pechvogels’ van de Nederlandse humanistica Anke Snoek. Het gaat daarin over het existentiële vraagstuk – in de ontrechtte situatie van een mens in een Nazi-concentratiekamp – of het lot het menselijk leven bestemt of dat het – ook en juist hier ‘Het goede leven’ – aan de mens is om de bestemming van het eigen leven te bepalen door – op elke moge- lijke poëtische, intuïtieve en inspiratieve wijze – het leven zelf in de hand te nemen? Ik herken hier mijn eigen eindeloos geworstel over de mate van

‘zelfverantwoordelijkheid’. Hoe om te gaan met de blijkbare tegenstelling

tussen gedetermineerde lot-aspecten en vrije, zelfverantwoordelijke aspec-

ten van het menselijk leven? Het gaat om de mogelijkheden die ik als mens

heb om zelf betekenis te kunnen geven aan een zinvol leven. Er is een zekere

handelings- en keuzevrijheid om iedere keer opnieuw mijn eigen houding zelf

te bepalen en te reageren op dát wat zich aandient, namelijk de gedetermi-

(2)

neerde lot-aspecten. Met deze levenshouding kan de mens zelfverantwoorde- lijk en met kunst en kunde een geslaagd leven leiden.

Sinds mijn vroegste jeugd tot in de zomer van 2006 gaf ik volgens het levens- motto ‘nemen zoveel nodig – geven zoveel mogelijk’ zin aan mijn leven. Onder dit motto heb ik bijna vijftien jaar in het ziekenhuis als verpleegkundige op de ‘intensive care’ gewerkt. Ook toen ik tijdens de Koude Oorlog jarenlang in het Midden-Oosten als diplomate werkte, was dit motto mijn persoonlijke houvast voor mijn politieke werk aldaar. Bij mijn intrede als studente aan de Universiteit voor Humanistiek was dit nog steeds mijn levensmotto. Het bleek naadloos aan te sluiten bij een humanistische levensopvatting. Tijdens mijn educatieve UvH-specialisatie – de externe opleiding tot docente Humanistisch VormingsOnderwijs – werd ik nog steeds gedragen door dit levensmotto ‘nemen zoveel nodig – geven zoveel mogelijk’. Mijn tweede postdoctorale specialisa- tie – de opleiding tot ZKM-coach – ben ik met hetzelfde levensmotto ingegaan.

De ZKM is een voortreffelijke methode om jezelf te leren kennen. Bij de toe- passing ervan komt men door zelfconfrontatie en zelfreflectie tot zelfkennis.

Ten grondslag aan de ZKM ligt een humanistisch mensbeeld en ‘zelfverantwoor- delijkheid’ is een belangrijk begrip binnen de nauw aan de ZKM verbonden waarderingstheorie. Hubert Hermans, de bedenker van de ZKM, verwoordt dit als volgt: “… zelfreflectie doet een appel op zelfverantwoordelijkheid.”

(Hermans e.a. 1987: 14). In de zomer van 2006 transformeerde mijn oude levensmotto tot ‘geven zoveel nodig – nemen overbodig’. Retroperspectief kan ik een wezenlijk verschil met mijn oude levensmotto constateren.

Mijn zelfinzicht over hoe ikzelf in het intermenselijke en maatschappelijke macht- en krachtspel zat dank ik aan de publicatie: ‘Weeën van de macht’

van de Nederlandse onderwijssocioloog Anja van Servellen. Daarin beschrijft zij hoe men van macht tot kracht kan komen en laat zij manieren zien hoe mensen richting aan zichzelf kunnen geven en verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen leven. Sommige mensen – meestal vrouwen veronderstelt Servellen – zijn door hun uitgesproken gerichtheid op iets of een ander mens en de binnenwereld, geneigd te vervallen in onmacht. Andere mensen – meestal mannen veronderstelt Servellen – kiezen eerder voor de machtsstrijd om een (al)machtspositie te behouden of te verwerven. Ieder mens, ongeacht zijn sekse, is erbij gebaat de regie over het eigen leven in eigen handen te nemen.

Servellen wijst de lezer een weg naar zelfkennis door de uitingsvormen van macht en de vele verschillende gedaanten daarvan bij zichzelf te ontdekken.

Zichzelf daarin (h)erkennen kan confronterend zijn, maar zowel in het per- soonlijk leven als in het werk goed van pas komen.

In de levensfasen vóór de transformatie van mijn motto verkeerde ikzelf keer

op keer afwisselend in de drie fasen van de machtsdriehoek ‘macht, machts-

strijd en onmacht’. Daarbij kwam ik van tijd tot tijd bij toeval in het centrale

balanspunt ‘kracht’ terecht, zonder dat ik mij daarvan bewust was en zonder

expliciete en bewuste zelfverantwoordelijkheid daarin. Tegenwoordig weet ik

nu meestal bewust en zelfverantwoordelijk in mijn ‘(levens)kracht en (gees-

telijke)balans’ terecht te komen. Vanuit dit middelpunt van de machtsdrie-

hoek kan ik nu de drie posities ‘macht’, ‘machtsstrijd’ en ‘onmacht’ – afhan-

kelijk van wat er in de concrete situatie van mij gevraagd wordt – bewust en

flexibel innemen. Intussen besef ik mij dat ik vanuit het oude motto onbewust

(3)

bezig was naar het toppunt van de machtsdriehoek te streven en niet naar het centrum van de machtsdriehoek: de kracht en balans. Nu kan ik beter en bewust kiezen, vanuit een geïnternaliseerde zelfverantwoordelijkheid.

Ik zie een nauw verband van deze drie posities van de machtsdriehoek naar de ZKM. ‘Almacht’ staat dan voor een inflexibel vasthouden aan de Z+ positie, zoals zichtbaar kan worden in dominant macho optreden, ‘Onmacht’ staat voor een onmachtige A- positie, zoals een via liefde, communicatie of medemenselijk- heid onbereikbaar medemens. ‘Machtsstrijd’ staat voor de Z- positie. ‘Kracht’

staat voor ‘heel de mens’ in zijn authenticiteit, deze vormt het centrum van de cirkel, het ‘Wiel van Hermans’ oftewel het ‘Diagram typen waardegebieden’.

Door zelfreflectie ben ik tot meer zelfinzicht en zelfkennis gekomen. Mijn levenshouding veranderde en daarmee mijn levensmotto in: ‘geven zoveel nodig, nemen overbodig’. Dat is voor mij een teken van geestelijke balans.

1.3 Inspiratiebronnen

Andere denkers die mij in de loop van de tijd eveneens inspireerden maar die binnen dit afstudeeronderzoek geen plaats vonden en toch enigszins thematisch ermee te maken hebben, worden hier kort besproken.

Al in de beginfase van mijn studie humanistiek heeft Henk Manschot mijn inte- resse gewekt voor levenskunst en ‘zelfzorg’. Volgend citaat in deze context heeft op mij blijvend indruk gemaakt: “Het Socratische motto ‘Draag zorg voor jezelf’ heeft in de eerste eeuwen twee houdingen weten te verbinden die door de moderne autonomie uit elkaar zijn gespeeld: de verantwoordelijkheid voor eigen levensvoering tot aan de dood, de bestaanskunst, leidt vanuit zichzelf tot vriendschap en betrokkenheid bij anderen. Het motief voor deze vriendschap is niet zelfopoffering of zelfverloochening; het motief is dat zonder vriendschap, hulp het gevaar loopt paternalistisch te worden of andere belangen te dienen dan die van de zorg om de mens” (Manschot,1992:18).

Tijdens mijn specialisatie tot HVO-docente – Humanistisch VormingsOnder- wijs – maakte ik kennis met Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) en zijn denk- beelden. Ik herkende mijn mensbeeld in zijn opvattingen. De mens leeft in het heden en is van daaruit gericht op het verleden en de toekomst. Vanuit het heden omspant de – wat Merleau-Ponty noemt – intentionele boog als het ware ‘al dat wat in het verleden ondervonden en beleefd werd en wat toe- komstig nog komen kan’. Zo wordt alles waarop de mens zijn aandacht richt onder de boog met elkaar verbonden. Het betreft niet alleen de tijd maar ook de ruimte. Ook ideeën, wensen, interesses en allerlei gebeurtenissen die elders plaatsvinden en voor de mens betekenis hebben zijn daarbij ingesloten.

Tijd en ruimte moeten niet fysisch worden opgevat. Tijd is niet gelijk aan kalendertijd en ruimte beperkt zich niet tot daar waar de mens feitelijk is.

De mens is intentioneel verbonden met zijn levensverhaal en herinneringen.

Hij kan zich geestelijk verplaatsen naar een willekeurige tijd en plek. Daar- mee kan hij zich verbinden met iets of iemand zoals met een persoon die overleden of met een geliefde ander die zich aan de andere kant van de wereld bevindt. Tijd en ruimte zijn ervaringscategorieën die ik tegenwoordig in het denken van Hubert Hermans terugvindt.

In dezelfde studieperiode ontwikkelde mijn studiemaatje Marjet Bos samen

(4)

met mij de Aandachtstheorie ‘Denken met het hart’. Die berust onder andere op de inspirerende ‘Ethiek van de Zorg’ van Joan Tronto en de voorbeeldige

‘Socratische vriendschap’ van Henk Manschot. Wij stoorden ons eraan dat de ratio de enige uitgangswaarde leek te zijn in het westerse denken; in het bij- zonder storend wanneer het ‘zorg’ en ‘geestelijke verzorging’ – dus de kwets- bare mens – betrof. In mijn scriptie bepleit ik een samengaan van een denken met het hoofd én het hart. Het gevoelsmatige argumenteren en zelfzorg staan centraal met als doel om de kloof tussen ratio en gevoel én denken en doen te overbruggen ten gunste van ‘Het goede leven’ om zodoende bij de werkelijke kern van het samenleven met anderen uit te komen en elkaar te raken. Het samenleven met anderen is onvermijdelijk conflictueus maar mag ‘Het goede leven’ niet in de weg staan.

De US-Amerikaan Thomas Gordon (1918-2002) introduceert binnen opvoedings- en opleidingsland begin van de 1960’er jaren ‘machtvrij democratisch leiding- geven’. Hij opent voor honderdduizenden daardoor mogelijkheden tot een zelfverantwoordelijk leven. De pedagoog Gordon biedt met zijn ‘Ik- en Jij-bood- schap’ en de ‘win-win-methode’ op reciprociteit berustende en humanistisch- democratische handvaten om ‘Het goede leven’ praktisch te kunnen realiseren.

Thomas Gordon leert ons dat het in relaties belangrijk is om te erkennen dat de personen hun eigen waarden en behoeften hebben. Om elkaar beter te leren kennen en begrijpen dient daarover open en eerlijk gesproken te worden.

Gordon benadrukt dat ieder zelf verantwoordelijkheid heeft en dient te nemen voor een dergelijke manier van omgaan met elkaar. Deze zelfverantwoordelijk- heid wordt letterlijk uitgesproken in ik-boodschappen. Doet zich een conflict voor, dan wordt deze opgelost zonder gebruik te maken van de macht om te winnen ten koste van de ander. Hiervoor bedacht hij de ‘win-win-methode’, die berust op wederzijds respect voor de behoeften van beide partijen. De essentie van zijn methode heeft Thomas Gordon in zijn ‘credo’ vastgelegd (Zie Bijlage I.). Dit credo is mij al vaker tot goede diensten geweest.

Een belangrijke kwestie voor mijn mensbeeld alsmede voor dit onderzoek is de vraag: Hoe zit het met zelfverantwoordelijkheid? Is het kunnen nemen van zelfverantwoordelijkheid aangeboren of moet het worden aangeleerd?

De vraag komt neer op ‘Kan ik iets zoeken waarvan ik nog geen weet heb? Deze vraag wordt door Socrates met ‘ja’ beantwoord, want anders zouden er über- haupt geen vragen, onderzoeken én geen kennisinzichten zijn. De antwoorden echter zijn antwoorden die in de zoekende zelf verborgen zijn. In ‘Mensbeelden en levenskunst’ vond ik het volgende citaat van Søren Kierkegaard zoals aan- gehaald door de Nederlandse socioloog en filosoof Dick Kleinlugtenbelt. Daar waar in het citaat ‘waarheid’ staat denk ik ‘zelfverantwoordelijkheid’.

“In zoverre als de waarheid geleerd moet worden, moet worden aangenomen

dat ze er niet is, dus terwijl ze geleerd moet worden, wordt ze gezocht. Hier

doemt de moeilijkheid op, waarop Socrates in de Meno de aandacht vestigt,

dat een mens niet kan zoeken wat hij weet en dat hij evenmin kan zoeken

wat hij niet weet; want wat hij weet, kan hij niet zoeken omdat hij het

weet, en wat hij niet weet, kan hij niet zoeken, omdat hij immers niet eens

weet wat hij moet zoeken. De moeilijkheid doordenkt Socrates zo, dat alle

leren en zoeken slechts een zich-herinneren is, zodat de onwetende er alleen

maar aan moet worden herinnerd om zich uit zichzelf te bezinnen op wat hij

(5)

weet. Dus wordt de waarheid niet in hem gebracht maar ze was al in hem.”

(Kleinlugtenbelt,2005:58)

In mijn mensbeeld – dus in mijn premissen en vooronderstellingen – ga ik ervan uit dat het kunnen nemen van zelfverantwoordelijkheid in potentie aange- boren is.

Hiermee zit ik midden in het denken van een andere inspirator, de Hongaarse kinderarts en empirisch onderzoeker Emmi Pikler (1902-1984). Haar opvoe- dingsdevies luidt ‘Laß mir Zeit’. Daarmee wijst zij op de noodzaak dat hetgeen in een nieuwgeboren mensje in potentie aanwezig is tijd nodig heeft om tot groei en bloei te kunnen komen. Pikler pleit ervoor om vertrouwen en respect in de baby te tonen. Het gaat erom de nodige voorwaarden te scheppen – veilige ruimte en voldoende tijd – zodat de aangeboren verantwoordelijk- heid die een baby – volgens haar onderzoek – voor zichzelf al direct vanaf de geboorte toont de mogelijkheid krijgt tot verdere ontplooiing. In een ruim dertig jaar durend empirisch onderzoek – vastgelegd in ‘Miteinander vertraut werden’ – onder tientallen kinderen in het door haar geleide weeshuis voor kinderen van nul tot drie jaar – bewijst zij haar stelling dat verantwoordelijk- heid voor zichzelf in de mens universeel aanwezig is.

Bij de hierboven genoemde inspiratoren draait het op de een of andere wijze om de kunst en kunde van het leven. Voor mijn afstudeeronderzoek heb ik een keuze gemaakt voor een zevental filosofen en denkers. Ze komen in mijn onderzoek uitgebreid aan de orde.

Het zijn de voorvechters van de humanistische levensbeschouwing en ethiek:

Jaap van Praag en Erich Fromm, en twee van hun navolgers, de neo-existentia- list Fernando Savater en de politieke denker Paulo Freire; de actuele levens- kunstfilosofen Wilhelm Schmid en Joep Dohmen; en tenslotte last but not least, de filosoof en psycholoog Hubert Hermans.

2 Probleemstelling: vraagstelling – doelstelling 2.1 Probleemstelling

De probleemstelling voor dit exploratieve literatuuronderzoek luidt:

In hoeverre kunnen moderne denkers en actuele filosofen van de levenskunst bijdragen aan meer bewustzijn van en inzicht in ‘zelfverantwoordelijkheid’?

2.2 Vraagstelling

De vraagstelling voor dit exploratieve literatuuronderzoek luidt:

In hoeverre ontwikkelen bepaalde moderne denkers en actuele filosofen van de levenskunst een concept ‘zelfverantwoordelijkheid’? Ik richt mij op het werk van Jaap van Praag, Erich Fromm, Fernando Savater, Paulo Freire, Wilhelm Schmid, Joep Dohmen en Hubert Hermans.

2.3 Doelstelling

Doelstelling van dit exploratieve literatuuronderzoek luidt:

a. Het gedachtegoed exploreren over ‘zelfverantwoordelijkheid’ van moderne denkers en actuele filosofen van de levenskunst: Jaap van Praag, Erich Fromm, Fernando Savater, Paulo Freire, Wilhelm Schmid en Joep Dohmen.

b. Het gedachtegoed over ‘zelfverantwoordelijkheid’ van Hubert Hermans in

(6)

de waarderingstheorie van ZKM exploratief onderzoeken.

c. Daarmee materiaal aandragen voor het verder bouwen aan de hoeksteen van de humanistische ethiek: zelfverantwoordelijkheid.

3 Wetenschappelijke relevantie van het onderzoek 3.1 Theoretische relevantie

De theoretische relevantie ligt in het exploratieve overzicht van het denken van vier moderne denkers en twee actuele filosofen van de levenskunst over zelfverantwoordelijkheid. De theoretische relevantie ligt verder in de resul- taten van het exploratief onderzoek over de betekenis van het begrip ‘zelf- verantwoordelijkheid’ in Hermans’ Waarderingstheorie, de Zelfkonfrontatie- methode en het daaraan ten grondslag liggende mensbeeld.

Via deze exploratie hoop ik bij te dragen aan het verder doordenken van het begrip ‘zelfverantwoordelijkheid’ als uitgangspunt van de humanistische ethiek, en als fundamenteel concept van zingeving en humanisering, de twee uitgangspunten van het onderzoeksprogramma van de Universiteit voor Huma- nistiek.

3.2 Praktische relevantie

De praktische relevantie ligt in het achterhalen van de bijdrage die de vier moderne denkers en beide filosofen van de levenskunst kunnen leveren aan de praktische realisering van een ethiek van zelfverantwoordelijkheid. De praktische relevantie voor de UvH zou bijvoorbeeld kunnen liggen in de toe- pasbaarheid en bruikbaarheid van Hermans’ ZKM voor een reeks zelfonder- zoeken onder studenten die voor hun belangrijke (studie)keuzes staan.

4 Indeling van de scriptie

Dit onderzoeksverslag bestaat behalve uit deze inleiding uit vijf hoofdstukken:

Hoofdstuk I ‘Zelfverantwoordelijkheid, historie, beschrijvingen en definities’

geeft definities en omschrijvingen van het centrale onderzoeksbegrip ‘zelf- verantwoordelijkheid’. Tevens wordt aandacht besteed aan de geschiedenis van het begrip ‘zelfverantwoordelijkheid’. Naast de zelfontwikkelde begrips- beschrijvende definities ‘interne zelfverantwoordelijkheid’ en ‘externe ver- antwoordelijkheid voor zichzelf’ wordt het ‘paradigma van de zelfverant- woordelijkheid’ beschreven.

In Hoofdstuk II ‘Pleidooi voor geestelijke weerbaarheid door zelfverantwoor- delijkheid’ komen de moderne denkers aan het woord. De aandacht is breed gericht op hun algemene gedachtegoed en vervolgens toegespitst op hun oproep tot geestelijke weerbaarheid. De eerste die de revue passeert is de Nederlandse humanist Jaap van Praag die opriep tot geestelijke weerbaar- heid. De Duitse filosoof en socioloog, psycholoog en psychiater Erich Fromm spoorde in zijn gehele œuvre aan om de eigen weerbaarheid te ontwikkelen.

De Braziliaan Paulo Freire heeft als voorvechter van de bevrijdingspedagogiek

massaal de armsten der armen gealfabetiseerd ten behoeve van hun stemrecht

voor democratische autonomie en daarmee op indringende wijze geappel-

(7)

leerd aan zelfverantwoordelijkheid. De Spaanse filosoof Fernando Savater ontwikkelt momenteel in tientallen werken een filosofie van ouderschap en onderwijs een ethiek van zelfverantwoordelijkheid en weerbaarheid als basis voor democratische burgerschap.

Hoofdstuk III heet ‘Zelfzorg in de levenskunst, de weg naar zelfverantwoorde- lijkheid’. De standpunten van de twee belangrijkste actuele representanten van de filosofie van de levenskunst in Duitsland en Nederland komen aan het woord en hun gedachtegoed wordt geëxploreerd op hun invulling van het begrip zelfverantwoordelijkheid en mogelijke wegen daartoe. Het denken van Wilhelm Schmid is vooral gericht op zelfreflectie als een inleiding op ‘Het goede leven’. Joep Dohmen pleit nadrukkelijk voor zelfkennis en ‘Het goede leven’ door tegen de onverschilligheid te ageren. Uit hun werk worden die aspecten verzameld, geordend en bestudeerd die bijdragen aan de mogelijk- heden en omstandigheden voor de ontwikkeling van een persoonlijke zelfver- antwoordelijkheid.

In Hoofdstuk IV ‘Hubert Hermans’ adagium zelfverantwoordelijkheid’ wordt zijn humanistisch mensbeeld, de Waarderingstheorie en de daarmee samen- hangende Zelfkonfrontatiemethode geëxploreerd.

In Hoofdstuk V ‘Conclusie’ kom ik tot de beantwoording van de probleemstel- ling met de onderzoeksvraag en de doelstelling zoals in Hoofdstuk I gegeven.

Recapitulerend wordt uit dit exploratieve literatuuronderzoek een, of enkele conclusies getrokken. Ik kom tot de aanbeveling tot mogelijke zelfonderzoe- ken met de ZKM onder studenten, gericht op hun studiekeuze.

Deze scriptie wordt afgesloten met een samenvatting voor de UvH-bibliotheek in het Nederlands, voor mijn familie in het Duits en voor mijn vriendinnen in het Engels.

De ‘Literatuurlijst’ geeft informatie over de gebruikte literatuur en bronnen.

In de ‘Bijlagen’ is in ‘Bijlage I. Een credo voor mijn relaties met anderen’ de essentie van Thomas Gordon’s denken te vinden. Verder is er in ‘Bijlage II.

Het Steinar Kvale spel’ te vinden. Het is de door mij uitgewerkte handleiding

ten behoeve van de aanbevolen analysemethode naar de Noor Steinar Kvale.

(8)

Van alles wat je in het verleden hebt gedaan, pluk je de vruchten, of die nu rot of rijp zijn.

T.S. Eliot

(9)

Hoofdstuk I. Zelfverantwoordelijkheid, historie, beschrijvingen en definities

1 De geschiedenis en betekenis van het begrip (zelf)verantwoordelijkheid Inleiding

In dit eerste hoofdstuk ga ik op zoek naar een zo nauwkeurig mogelijke defi- nitie van het voor dit onderzoek essentiële begrip zelfverantwoordelijkheid.

Al spoedig is mij gebleken dat dit begrip een soort neologisme is en dat het is afgeleid van de begrippen verantwoording en verantwoordelijkheid. Daarom ben ik op zoek gegaan naar de omschrijvingen van die twee begrippen, ten eerste in Nederlandse en Duitse woordenboeken, en vervolgens in enkele prominente wijsgerige encyclopedieën.

De keuze uit Nederlandse bronnen is beperkt. In Nederland bestaan slechts enkele kleine filosofische woordenboeken. In de onlangs verschenen Neder- landse Encyclopedie van de filosofie (2007, red. Laurens Ten Kate), het meest complete filosofische woordenboek tot dusverre in het Nederlandse taalge- bied, ontbreekt echter niet alleen het begrip zelfverantwoordelijkheid, maar zelfs het begrip verantwoordelijkheid. De keuze uit Duitse bronnen is omvang- rijker vanwege het grotere taalgebied en de rijke filosofische traditie. Vooral het Historisches Wörterbuch geeft veel informatie over herkomst en betekenis van het verantwoordelijkheidsbegrip.

Achtereenvolgens passeren de volgende bronnen de revue:

- de gedrukte editie van de drie-delige grote Van Dale – het bekendste woorden- boek in het Nederlandse taalgebied – uit 1994;

- de Van Dale CD-ROM editie uit 2007;

- het Deutsches Wörterbuch van de Gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm uit 1854, dat werd voltooid in 1960;

- het Lexicon der philosophischen Begriffe van Alexander Ulfig uit 2003 - en het Historisches Wörterbuch der Philosophie. Dit omvangrijke en inmiddels

belangrijkste filosofische lexicon werd in 1963 bedacht. Het eerste van in totaal 13 boeken verscheen in 1971 en het laatste boek werd in 2007 voltooid.

Er is een trefwoordenlijst van meer dan 6000 steekwoorden en onderwerpen die zijn voorzien van begripshistorische beschrijvingen en uitvoerige verkla- ringen door meer dan 1500 (vrijwillige) internationale wetenschappelijke medewerkers – elk specialist op een of meer vakgebieden.

Vanwege het ontbreken van het begrip zelfverantwoordelijkheid heb ik in genoemde woordenboeken en filosofische encyclopedieën de begrippen verant- woording, verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheidsethiek opgezocht.

Op grond daarvan probeer ik tenslotte tot een voorlopige en oriënterende

omschrijving te komen van het begrip zelfverantwoordelijkheid. Met die oriën-

tatie zal ik in de hierna volgende hoofdstukken het werk van een aantal

moderne en actuele auteurs onderzoeken.

(10)

1.1 Woordenboekdefinities Verantwoordelijkheid

Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ wordt in de grote Van Dale als volgt gede- finieerd:

De verantwoordelijkheid, de (v.)

1. Het verantwoordelijk-zijn, verplichting tot rekenschap

2. De verantwoordelijkheid van (voor) iets dragen, op zich nemen, opeisen, afwijzen

3. Zijn verantwoordelijkheid opnemen

4. Ministeriële verantwoordelijkheid; het staatsrechtelijk beginsel dat voor de regeringsdaden niet de Kroon, doch slechts de minister, die het regeringsbe- sluit mede heeft ondertekend, A. door het parlement ter verantwoording kan worden geroepen daarmee neemt (laadt) men een grote verantwoordelijk- heid op zich doet, aanvaardt men iets dat zeer ernstige gevolgen kan hebben B. de plicht rekenschap (van iets) te geven

5. Synoniem: aansprakelijkheid, responsibiliteit

a. de taak, de plicht voor iets of iemand (goed) te zorgen

b. taak waar veel vanaf hangt, die zware plichten of zorgen met zich meebrengt c. risico

Verantwoording

Het begrip ‘verantwoording’ wordt in de grote Van Dale als volgt gedefinieerd:

verantwoording, de (v.)

- het (zich-) verantwoorden, het geven van rekenschap synoniem: rekenschap, rechtvaardiging

- iemand ter verantwoording (op)roepen - verantwoording afleggen

- rekening en verantwoording doen

gedane uitgaven toelichten, rekenschap doen van gevoerd beheer - dat neem ik voor mijn verantwoording

zo nodig zal ik het verantwoorden, rechtvaardigen, verdedigen - verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid

- veel verantwoording dragen - op eigen verantwoording

zo dat men van niemand anders rekenschap kan vorderen

- doe het maar gerust, op mijn verantwoording, ik stel mij voor de gevolgen aansprakelijk

- op jouw verantwoording, maar ik vind ’t gekkenwerk

‘Verantwortung’

In het ‘D.W.’ van de gebroeders Grimm (Band 25, Spalte 82) is het begrip ‘Ver- antwortung’ wel opgenomen. Het is interessant te ontdekken dat ‘Verant- wortung’ in het oudere narratieve Middelhoogduits niet te achterhalen valt.

Daarbij moet rekening worden gehouden met de wetenschap dat de Duitse

taal – totdat de Lutherse bijbelvertaling in 1522 verscheen – een volkstaal

was, een pure verhaal- en spreektaal. Luther’s Septemberbijbel verschijnt

in het jaar 1522 in gedrukte vorm. Dientengevolge wordt Luther geprezen

(11)

als schepper van de nieuwe Hoogduitse geschreven taal. Tot op heden wordt deze bijbelvertaling als een linguïstisch meesterstuk gewaardeerd – ‘ich hab dem Volk auf’s Maul geschaut’.

De gebroeders Grimm merken in hun Deutsches Wörterbuch op dat verant- woording – ‘Verantwortung’ – in de tweede helft van de 15de eeuw als begrip wél voorkomt. De interssante vraag – die ik hier verder niet beantwoord – is natuurlijk of het begrip ‘verantwoording’ als ethisch begrip door Luthers’

reformatorische invloed ontstond of dat er een andere aanleiding voor was.

Zelfverantwoordelijkheid (‘Selbstverantwortlichkeit’)

Het begrip ‘zelfverantwoordelijkheid’ wordt niet vermeld in de Nederlandse grote Van Dale in drie delen en ook niet in de Van Dale CD-ROM editie.

Het begrip ‘Selbstverantwortlichkeit’ wordt evenmin vermeld in het Deutsches Wörterbuch van de gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm (1785/6-1863/59).

De eerste deel-editie van 1854 werd uitgegeven in 16 delen, de herdruk en completering uit 1960 telt 32 delen en beide edities werden uitgegeven door S. Hirzel in Leipzig. Het Quellenverzeichnis is van 1971.

1.2 Verantwoording en verantwoordelijkheid in filosofische encyclopedieën Verantwortung (Verantwoording) volgens het Lexicon

Het begrip ‘verantwoording’ wordt door Alexander Ulfig in het Duitse Lexikon der philosophischen Begriffe als volgt gedefinieerd:

- De algemene aansprakelijkheid van personen voor een bepaalde handeling respectievelijk de gevolgen daarvan, in het bijzonder voor het eigen doen;

- Het rekenschap afleggen voor een instantie (bijvoorbeeld voor andere perso- nen, voor een gerecht of een andere institutie, voor het geweten of voor god).

De verantwoording heeft de vaardigheid vanuit vrijheid respectievelijk vanuit vrije wil te handelen, het eigen handelen te bepalen en de gevolgen van dit handelen in acht te nemen. De wilsvrijheid is de voorwaarde voor het verant- woordelijke handelen.

Alleen op deze manier wordt de mens een rechtspersoon dan wel een rechts- subject of een zedelijk persoon dan wel moreel subject. Het handelen vanuit verantwoordelijkheid is dan zedelijk of moreel te noemen, wanneer de han- deling niet verricht is om een beloning te krijgen of om straf te voorkomen.

De handelende ziet zichzelf als verantwoordelijk dan wel als verantwoorde- lijk persoon.

Voorwaarde voor de juridische verantwoordelijkheid is de aansprakelijkheid, dwz. de vaardigheid om bewust en vrijwillig te handelen. Wordt deze aan- sprakelijkheid beperkt – zoals door oorzaken die samenhangen met dwang, vergissing, bedreiging met geweld, geestesziekte – dan kan iemand gedeelte- lijk of volledig van deze verantwoordelijkheid worden ontheven.

Verantwortungsethik (verantwoordelijkheidsethiek) volgens het Lexicon

Het begrip ‘verantwoordelijkheidsethiek’ wordt door Alexander Ulfig in het

Lexikon der philosophischen Begriffe als volgt behandeld. De verantwoorde-

lijkheidsethiek is een door Max Weber uitgewerkte ethische positie, die tegen-

gesteld is aan de kantiaans ‘gezindheidsethiek’ (Gesinnungsethik). De volgens

(12)

de gezindheidsethiek handelende persoon beoordeelt de handeling of deze uit een moreel denken dan wel uit een ‘gezindheid’ voortkomt, waarbij de gevolgen van deze handeling secundair geacht worden. De morele gezindheid waaruit iemand handelt, staat hier voorop. De volgens de ‘Verantwortungs- ethik’ handelende persoon daarentegen neemt de gevolgen van zijn handelen wel in acht en probeert door rationele afweging van de middelen zijn doelen en idealen, desnoods met compromissen te verwerkelijken. De ‘Verantwor- tungsethikus’ handelt dus volgens bepaalde normen en waarden, en kan daar- bij in bepaalde situaties tegen sommige normen of waarden ingaan. Elke handelende mens moet voor zichzelf beslissingen nemen en de verantwoor- delijkheid voor zijn doen en laten op zich nemen. Hij moet zijn handelingen en beslissingen voor zichzelf en voor anderen rechtvaardigen.

Verantwortung (Verantwoording) volgens het Historisches Wörterbuch Het begrip ‘verantwoording’ – ‘Verantwortung’ – wordt in het Historische Wör- terbuch der Philosophie uitvoerig beschreven met begripsverhelderingen, omschrijvingen en citaten in historisch perspectief belicht, vanaf de 15

e

eeuw tot op heden, eind 2007. Het Duitse begrip ‘Verantwortung’ dan wel ‘verant- wortlich sein’ dekt zonder meer de betekenis van de Nederlandse begrippen

‘verantwoording’ als ook van ‘verantwoordelijkheid nemen’. Hieronder een korte ideeëngeschiedenis van het verantwoordelijkheidsbegrip.

Het begrip ‘verantwoording’ vanaf de 15

e

eeuw

Eerst wordt het begrip ‘verantwoording’ in de Duitse, Engelse en Franse taal belicht. In de Duitse taal kan al sinds de tweede helft van de 15

e

eeuw het begrip ‘Verantwortung’ worden teruggevonden. De Engelse vertaling van het begrip – ‘responsibility’ – wordt voor het eerst genoemd in de 18

e

eeuw in parlementsdebatten over verantwoordelijkheid van de minister. Het Franse equivalent ‘responsabilité’ wordt onder invloed van het Engels voor het eerst in 1783 gebruikt. In het revolutionaire Frankrijk verspreidt het begrip zich via de politieke terminologie naar het dagelijkse taalgebruik.

Oorspronkelijk werd het begrip ‘Verantwortung’, respectievelijk ‘verant- woording’, ‘responsibility’ of ‘responsabilité’ gebruikt in juridische sferen in de betekenis van ‘rekenschap afleggen’. Vanuit die juridische achtergrond werd het begrip overgenomen in andere gebieden: geschiedenis, godsdienst, moraal en maatschappij.

Het begrip ‘verantwoording’ en de joods-christelijke oorsprong

Het joods-christelijke idee over het begrip ‘verantwoording’ bepaalt de ont- wikkeling van een concreet bewustzijn van verantwoordelijkheid (‘Verant- wortungsbewußtsein’) als het individueel menselijk schuldbesef tegenover God: het verantwoordelijkheidsbesef. Dit wordt als een theologisch probleem geformuleerd. Het discussiepunt hierbij is de vraag wie nu verantwoordelijk- heid is: is dat God – het vraagstuk van de Theodicée – of is dat de mens zelf?

In het historisch vervolg van dit dispuut gaat het dan voornamelijk over ‘de menselijke wilsvrijheid’ en niet langer over ‘verantwoordelijkheid’. Het begrip

‘verantwoording’ is pas in de 19

e

eeuw een relevant begrip in de filosofie. In

de 20

e

eeuw nemen ook de sociale wetenschappen en het recht het begrip

(13)

over. Verantwoording afleggen voor iets of iemand op individueel en collectief niveau wordt dus gaandeweg de moderne geschiedenis onderwerp van filoso- fische doordenking.

Verantwoording en verantwoordelijkheid in de 19

e

en 20

e

eeuw

In het debat over de grondslagen van de moderne moraal en morele reflectie benadrukt Søren Kierkegaard (1813-1855) dat de mens alleen in ‘absolute keuzevrijheid’ de volle ‘verantwoording’ op zich neemt.

Friedrich Nietzsche (1844-1900) werpt oude waarden omver, en daarmee ‘ver- antwoording’ opgevat als de rekenschap ten opzichte van een overkoepelende instantie. Het denken over ‘verantwoording’ beruste volgens Nietzsche op de theologische doelstelling om mensen op te zadelen met een slecht gewe- ten, waardoor een behoefte aan boetedoening en vergeving werd gekweekt.

Nietzsche verwerpt deze christelijke moraal door God dood te verklaren en de positieve ‘verantwoording voor het geheel’ bij de vrije mens neer te leggen.

Hij hoort met Kierkegaard tot de eerste filosofen die er nadrukkelijk op wijzen dat de vrije mens alleen tegenover zichzelf verantwoordelijk is. “Maar wij zijn vrij: wat weten jullie van de kwelling van de verantwoordelijkheid jegens zichzelf!”.

Edmund Husserl (1859-1938) gaat uit van ‘de mens als filosoferend subject’.

De ‘verantwoording’ wordt niet beperkt tot een theoretisch begrip maar betreft een ‘leven vanuit universele en absolute zelfverantwoordelijkheid’.

Max Weber (1864-1920) stelt in zijn lezing ‘Politiek als beroep’ dat voor de gevolgen van handelingen daadwerkelijk ‘verantwoording’ genomen moet worden. Hij betoogt dat het essentieel verschil maakt wanneer iemand vanuit een religieus-ethisch axioma redeneert en handelt, of vanuit een verantwoor- dingsethisch axioma, namelijk dat men verantwoordelijkheid neemt voor de – voorzienbare – gevolgen van het eigen handelen.

“De verantwoordelijkheid houdt bijzonder rekening met het ‘doorsnee defect’

van de mensen; je kunt bij mensen geen recht, deugdelijkheid en volkomen- heid veronderstellen.” Weber wijst op een ethisch principe, los van de ‘ver- antwoording’: de waardering van de ‘waardigheid’ – ‘Würde’ – van de mens.

In het voetspoor van Kierkegaard ontwikkelt Martin Heidegger (1889-1976) het existentialisme. Daarin is ‘verantwoording’ een antwoord op de roep van het geweten om zelf de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het eigen bestaan. Ook voor Wilhelm Weischedel (1905-1975) legt de mens ver- antwoording af door reflectie op grond van diepe zelfverantwoordelijkheid als radicale vrijheid van de mens.

Jean Paul Sartre (1905-1980) radicaliseert de menselijke vrijheid in een humanistisch existentialisme: ‘zich eenvoudigweg de absolute verantwoorde- lijkheid toe-eisen is een logisch gevolg van onze vrijheid.’

De Frans-Litouwse fenomenoloog Emanuel Levinas (1906-1995) kiest een vol- strekt ander uitgangspunt en uit fel kritiek op de fenomenologische traditie omdat er vanaf het begin geen ruimte was voor de Ander. Hij baseert ‘verant- woording’ niet op het zelf, maar afficheert zich met de Ander en verplaatst zich in het ‘begrijpen’ en ‘het bewustzijn rechtstreeks in de passiviteit van het zijn-voor-de-Ander’. Subjectiviteit staat bij hem voor ‘l’autre dans le même’.

Ook Paul Ricœur (1913-2005) probeert de verantwoordelijkheid te definië-

(14)

ren vanuit de ander. De zelfstandige persoon dient zich zo te gedragen dat de ander op haar kan rekenen.

Jacques Derrida (1930-2004), door Levinas geïnspireerd, verbindt het idee van ‘verantwoording’ met de praktijk van de deconstructie. Verantwoording is geconcipieerd als opgave, begrip en waarde, die zich in de loop van de geschiedenis hebben ontwikkeld. De constructie van de ‘verantwoording’ is in feite een geïnstitutionaliseerde twijfel over iedere vorm van identiteit of totaliteit die het verschil en anders-zijn met geweld onderdrukt.

Actualiteit

In het voetspoor van Weber en het existentialisme van Heidegger en Sartre wordt verantwoordelijkheid in de tweede helft van de 20

e

eeuw een ethische sleutelcategorie. In het nieuwe filosofisch-ethische gedachtengoed wordt

‘verantwoording’ een centraal begrip.

Alfred Schütz (1899-1959) ziet ‘verantwoording’ als een relatiebegrip. Hij maakt onderscheid tussen ‘voor iets’ en ‘tegenover iemand’ verantwoorde- lijk te zijn. Men is verantwoordelijk voor een zaak of voor een ander. Men is verantwoordelijk tegenover een instantie die opdrachten geeft. Dit laatste betekent concreet ‘verantwoordelijkheids-aansprakelijkheid’ (‘Verantwor- tungs-Zuständigkeit’). Onderscheid wordt gemaakt tussen de drager van de

‘verantwoording’ voor iets, zoals handelingen, toestanden, opgaven, situaties, en ‘verantwoording’ in de zin dat sancties en straffen opgelegd kunnen wor- den door juridische instanties. De eerste vorm van ‘verantwoording’ is moreel;

en de tweede is legalistisch.

Fritz Heider (1896-1988) onderscheidt vanuit een analytisch perspectief vier typen van het begrip ‘verantwoording’:

1. ‘causale verantwoordelijkheid’: de ene gebeurtenis is verantwoordelijk voor de gevolgen van een andere gebeurtenis;

2. ‘rolverantwoordelijkheid’: aan de rolvervulling in het sociale leven zijn bepaalde verantwoordelijkheden verbonden;

3. ‘vaardigheidsverantwoordelijkheid’ (‘Fähigkeitsverantwortlichkeit’):

iemand die de verantwoordelijkheid op zich neemt dient hiertoe ook in staat en bekwaam te zijn;

4. ‘aansprakelijkheidsverantwoordelijkheid’ (‘Erklären Haftbarkeitsverant- wortlichkeit’): ook al veroorzaak je de schade niet zelf, toch ben je voor deze schade aansprakelijk.

De rabbijn Emil Bodenheimer (onbekend) verbindt het begrip ‘verantwoording’

met het idee van de ‘Tadelnswürdigkeit’ (zoiets als: de mens is het waard om te kunnen worden bekritiseerd) omdat hij uitgaat van een algemene hande- lings- en wilsvrijheid. In zijn visie zijn – in het geval van negatieve handelings- gevolgen – toerekeningsvatbare personen schuldig.

Hannah Ahrendt (1906-1975) stelt dat collectieve verantwoordelijkheid

altijd politiek is: “Ich muss für etwas verantwortlich gemacht werden, was

ich nicht getan habe, und der Grund für meine ‘Verantwortung‘‚ muss die

Mitgliedschaft in einer Gruppe (einem Kollektiv) sein, die bzw. das durch

keine freiwillige/absichtliche Handlung von mir aufgelöst werden kann”. Het

aantal personen dat verantwoordelijk is, is niet persé een ‘verantwoordings-

verminderende’ factor.

(15)

Hans Jonas (1903-1993) ten slotte is een van de meest recente en richting- gevende auteurs op het gebied van de ethiek van de verantwoording en ver- antwoordelijkheid. Het gaat hem om de handelingsverantwoordelijkheid van degene die – voor zover zijn macht reikt – verantwoordelijk is voor anderen, die qua existentie en welzijn van diens macht afhankelijk zijn. Zonder deze individuele morele ‘verantwoording’ zou er geen collectieve morele ‘verant- woording’ zijn. De kwestie van collectieve ‘verantwoording’ en van morele schuld berust op de metafysische schuld, dat wil zeggen niet op wat men

‘doet’ maar op wat men ‘is’; bijvoorbeeld als lid van een gemeenschap of maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn My Lai en de Holocaust.

1.3 Resumé

Afsluitende beschouwing

Recapitulerend wordt gesteld dat het begrip ‘zelfverantwoordelijkheid’ blijk- baar pas zeer recent een onderdeel is van de filosofisch-historische beschou- wing. Zelfverantwoordelijkheid was tot voor kort geen onderwerp, omdat het bij verantwoordelijkheid eerst en vooral ging om verantwoordelijkheid aan een hogere instantie, hetzij God, hetzij een politiek instantie, hetzij een rechter. Daarom moeten we ons er niet verwonderen over de leemte in alle gebruikte naslagwerken betreffende het onderzoeksonderwerp ‘zelfverant- woordelijkheid’.

Vanuit het onbekende duikt het woord zelfverantwoordelijkheid schijnbaar eerst op in het Duitse en later ook in het Franse en Engelse taalgebied, en wel in een theologische context. Nietzsche was zijn tijd vooruit – hij was de eerste die pertinent nadruk legt op het bewust nemen van zelfverantwoordelijkheid.

Van de in dit naslagwerk opgenomen filosofen richten vooral Kierkegaard, Nietzsche, Heidegger en Sartre en later Hannah Arendt hun aandacht op de verantwoordelijkheid van de persoon voor zichzelf en voor zijn of haar leven.

In de twintigste eeuw wordt het begrip tot een veel besproken filosofisch thema bij de existentialisten. Daarentegen legt een Frans auteur als Levinas grote nadruk op het feit dat de Ander ons oproept tot (zelf)verantwoordelijk- heid. In het eerste decennium van ons eigen nieuwe millennium blijkt vooral de politiek een nieuw stokpaardje in het thema te hebben gevonden. De roep om meer zelfverantwoordelijkheid van de burger gaat parallel aan de afbouw of ten minste inperking van de verzorgingsstaat.

Voorlopige begripsbepaling van zelfverantwoordelijkheid

Mijn opvatting over zelfverantwoordelijkheid staat in het verlengde van Kierkegaard, Nietzsche en het existentialisme. Dat verklaart ook de keuze van de auteurs in het volgende hoofdstuk, die uit dit gedachtengoed voort- komen. Zelfverantwoordelijkheid is intentioneel: een houding die zich vanuit het verleden ontwikkelt, in het heden afspeelt én op de toekomst gericht is.

Het begrip zelfzorg staat centraal in mijn visie op zelfverantwoordelijkheid.

Vanuit de ‘zorg voor zichzelf’ is men zelf verantwoordelijk voor het eigen

leven, voor de eigen gedachten, gevoelens en het eigen handelen, doen én

nalaten. Deze zelfzorg staat niet in de dienst van een egoïsme, waarmee zelf-

zorg soms verward dreigt te worden. Zelfzorg in de bedoelde zin gaat hand

(16)

in hand met een constant zelfonderzoek, waarbij het doel een doorwrochte zelfkennis is die door zelfreflectie en herhaalde zelfreflectie wordt verkre- gen, op voorwaarde dat men zichzelf bewust zelfverantwoordelijk opstelt.

Wanneer iemand bewust of onbewust de verantwoording voor het eigen leven, de eigen gedachten en gevoelens, het eigen gedrag en handelen, dus doen én nalaten, buiten zichzelf legt, spreekt men van een externalisering van de eigen verantwoordelijkheid.

Wanneer iemand echter bewust zelf de verantwoording draagt voor het eigen leven, aan zelfzorg doet en dus zorgdraagt voor de eigen gedachten en gevoe- lens, het eigen gedrag en handelen, dus doen én nalaten, en wanneer deze mens in staat is om het eigen proces bewust te onderkennen en te scheiden van dat van een ander, dan gaat het om geïnternaliseerde zelfverantwoorde- lijkheid.

Het ‘paradigma van de zelfverantwoordelijkheid’ wordt door individuele

leden van bijvoorbeeld onze maatschappij gedeeld, namelijk door diegenen

die zich in de kunst en kunde van de levenskunst voor het eigen leven hebben

verdiept.

(17)
(18)

We hebben het vermogen en daarmee ook de plicht na te denken hoe we met onszelf en onze omgeving omgaan.

De mens is derhalve verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.

Het is niet anders.

Ronald Plasterk

(19)

Hoofdstuk II. Pleidooi voor geestelijke

weerbaarheid door zelfverantwoordelijkheid

Inleiding

In dit tweede hoofdstuk bespreek ik vier filosofen, te weten Jaap van Praag, Erich Fromm, Fernando Savater en Paulo Freire. Zij hebben iets gemeen en dat is hun gedrevenheid in hun oproep tot zelfverantwoordelijkheid. Zij heb- ben een verschillende achtergrond en motivatie, kiezen andere woorden maar streven dezelfde doelstelling na: een mondige vrije democratische burger die in staat is om voor het eigen leven en de eigen individuele keuzes zelf bewust de verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Jaap van Praag sterkt door zijn engagement de geestelijke weerbaarheid van humanisten sinds begin van de secularisatie in het naoorlogse Nederland. De Duitser Erich Fromm, die nazi-Duitsland naar Amerika kon ontvluchten, is ook nog postuum een vurige inspirator van het humanistisch democratisch socialisme van de zelfstandige mens. De Spaanse Fernando Savater weet op verfrissende wijze ook de meest gecompliceerde ethische problematiek door sprankelende geestkracht en bevrijdende humor aan zijn enthousiaste lezers uit te leggen. Dit hoofdstuk sluit af met de Braziliaanse pedagoog en filosoof Paulo Freire. Hij ontwik- kelde een ‘pedagogiek van de autonomie’ waarin alle goede ingrediënten van het humanistisch denken worden verenigd.

2.1 Jaap van Praag, pleidooi voor geestelijke weerbaarheid Inleiding

De paragraaf over Jaap van Praag is gebaseerd op zijn bekendste publicatie

‘Grondslagen van Humanisme’. Daarnaast werd geput uit J.P. van Praag, ‘Om de weerbaarheid van humanisten’, een samenstelling van zijn meest pregnante toespraken tussen 1940 en 1978 door Peter Derkx en uit het biografische over- zicht samengesteld door Bert Gasenbeek.

Ik heb gekozen voor dr. J.P. van Praag omdat hij de grondlegger is van ‘mijn’

studie humanistiek en als zodanig grote invloed had op mijn denken. Benieuwd naar wat hij te zeggen heeft over ‘zelfverantwoordelijkheid’, rijst voor mij de vraag of zijn pleidooi voor de geestelijke weerbaarheid van humanisten gezien kan worden als een feitelijke oproep tot zelfverantwoordelijkheid.

Het regelmatig gebruikte begrip humanisme is afgeleid van het Latijnse woord Humanitas, wat zowel ‘mens-zijn’ als het ‘streven naar menselijkheid’ bete- kent.

Leven en inspiratiebronnen

Jacob Philip van Praag werd op 11 mei 1911 in Amsterdam geboren als oudste zoon in een modern niet-godsdienstig ‘joods’ gezin en groeide op in een socia- listisch milieu. Zijn vader Manus, lid van de SDAP, was gymnastiekleraar en zijn moeder Saar was Fröbellerares.

Jaap is als kind introvert en leest veel. In zijn jonge jaren laat hij zich inspireren

door de Nederlandse schrijvers Louis Couperus en Arthur Van Schendel en door

(20)

de twee klassiek-Chinese filosofen Confucius en Lao-tse, de stichter van het tao- isme. Verder was Jaap als jonge man geboeid door de US-Amerikaanse filosoof en schrijver Ralph W. Emerson, die als invloedrijke Unitariër een concreet pantheïstisch humanistische religie bepleit en opkomt voor een vrije, zelfver- antwoordelijke en natuurbetrokken levenswijze. Als transcendentalist hangt Emerson een kantiaans rationalistisch denken aan. Bijzonder onder de indruk is de jonge Van Praag van het atheïsme en werk van Multatuli en de door Albert Schweitzer ontwikkelde ethiek van ‘eerbied voor het leven’.

Jaap van Praag werd in 1933 actief bij de ‘Jonge Socialisten’ en bij de ‘Jongeren Vredesactie’. Socialisme en geweldloosheid blijven zijn levenslange drijfveren.

Als achttienjarige behaalt hij zijn eindexamen HBS-B en wordt hij lid van de SDAP. Al tijdens de HBS-tijd hebben hij en zijn latere vrouw Martje Hoff een officiële relatie. Hij studeert Nederlandse letteren en Wijsbegeerte en wordt leraar. Jaap van Praag blijkt onder meer geïnspireerd door het klas- sieke humanisme van Socrates en Menander uit de Griekse oudheid, door Karl Marx, Friedrich Nietzsche, Sigmund Freud, Henri Bergson en Paul Sartre, die zelf beïnvloed was door Bergson.

Een verdere inspiratiebron vormde de groep denkers van de humanistische psychologie. Al in 1941 schreef Van Praag zijn dissertatie over ‘Rode Jet’, de steenrijke dichteres en socialiste Henriette Roland Holst. Zijn promotie kon pas plaatsvinden in 1946 omdat hij vanwege zijn joodse afkomst tijdens het Nazi-regime jarenlang moest onderduiken. Tijdens deze onderduikperiode schreef hij ‘Modern humanisme: een renaissance’, een grondleggend werk dat in 1947 werd gepubliceerd.

Ondanks zijn ervaringen met het gewelddadige fascisme en racisme in het Nazi-tijdsperk draagt Van Praag een positief mensbeeld uit, zoals te zien is op de DVD: ‘Niets verwachten, alles hopen’, die werd uitgebracht ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van het Humanistisch Verbond in 2006. Van Praag was ervan overtuigd dat, pas wanneer voldoende mensen een levensovertuiging hadden die geestelijk doordacht en zedelijk verantwoord was, fascisme en racisme geen kans meer zouden krijgen.

Vanaf 1946 is hij Statenlid Zuid-Holland van de nieuwe PvdA en vanaf 1954 tot 1974 lid van het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.

In 1964 werd dr. Jaap van Praag benoemd tot eerste hoogleraar in de humanis- tiek en de antropologie van het humanisme aan de Rijksuniversiteit Leiden.

Hij blijft dat tot aan zijn emeritaat in november 1979. De benaming ‘huma- nistiek’ voor dit nieuwe onderzoeksgebied introduceerde hij zelf.

Jaap van Praag was medeoprichter van het Humanistische Verbond en voorzitter vanaf het begin in 1946 tot 1969. Als voorzitter, organisator en denker van het Humanistisch Verbond was dr. Van Praag in het naoorlogse Nederland hét gezicht van het moderne Nederlandse humanisme. In het streven het humanisme vorm te geven richtte het Humanistisch Verbond zich, onder leiding van Van Praag, eerst op de zogenaamde ‘kleine strijd’ en daarna op de ‘grote strijd’.

Van Praag streeft met de ‘kleine strijd’ naar de maatschappelijke erkenning van buitenkerkelijke humanisten (ten opzichte van kerkelijke christenen) door

“gelijkwaardigheid die politieke gelijkgerechtigdheid principieel inhoudt”.

(Van Baalen, 1993:231)

(21)

Motivatie en successen

De ‘kleine strijd’ is volgens Van Praag omstreeks 1960 gestreden. Vanaf dan ligt de nadruk op de ‘grote strijd’ van het humanisme voor de geestelijke weerbaarheid en zingeving. Al in juli 1946 spreekt hij in zijn rede ‘Autonoom humanisme’ zijn bezorgdheid uit over het gevaar van geestelijke ontworteling bij massale ontkerkelijking. Het ontbreken van persoonlijke keuzes (richtlijnen) zou – fatale – onverschilligheid tot gevolg kunnen hebben; een proces dat volgens Van Praag al gaande was en dat de kerk niet wist te voorkomen. Met het humanisme wilde hij voor het onkerkelijke volksdeel mogelijkheden scheppen om een menswaardig leven te kunnen leiden. Hij sprak zich uit tegen het nihi- lisme. Het verschijnsel dat veel mensen er geen bewuste normen en waarden op na hielden.

Van Praag wijst op de statistische bewijzen dat de Nederlandse bevolking zich sinds de volkstelling in 1890 gestaag afkeert van iedere vorm van kerkelijk gezag en dat de onkerkelijkheid sindsdien iedere tien jaar is verdubbeld. Met een humanistische levensvisie denkt Van Praag mensen een alternatief te kunnen bieden voor een eigen normen- en waardenstelsel om het eigen leven, in ver- bondenheid met de medemens, zinvol vorm te kunnen geven. Hij roept mensen op om de moderne wereld niet slechts te zien als ‘bedreigend’, maar om ook de nieuwe mogelijkheden voor zichzelf te zien en te erkennen.

De officiële activiteiten van het Humanistisch Verbond – tevens de persoon- lijke inzet van Van Praag – zijn gericht op de verwerkelijking van de ‘grote strijd’: de opbouw van de opleiding tot professioneel humanistisch geestelijk begeleider; de integratie van het beroep van humanistisch geestelijk begelei- der binnen de gevestigde instituties; het tot stand brengen van de opleiding tot leraar Humanistisch VormingsOnderwijs (HVO) om de jeugd te bereiken en het gebruiken van de diverse media om de humanistische boodschap te ver- spreiden.

De opening van de Universiteit voor Humanistiek in 1989, voordien het Huma- nistisch Opleiding Instituut, heeft dr. Jaap van Praag niet meer mee mogen maken. Hij overleed op 12 april 1981 in Utrecht.

Denken en werk

Jaap van Praag was een genuanceerd denker, hetgeen blijkt uit honderden publicaties zowel van zijn hand als over hem. Als voorzitter en ‘denker’ achter het Humanistisch Verbond publiceert Van Praag in 1978 – vlak voor zijn emeri- taat als hoogleraar humanistiek – het befaamde standaardwerk ‘Grondslagen van humanisme’, dat vier jaar later ook in het Engels werd uitgebracht.

Van Praag streeft ernaar om de humanistische overtuiging als een samen- hangend geheel te benaderen. Inleidend spreekt hij over ‘Vervreemding en verantwoordelijkheid’ en schetst dan in ‘Verschijningsvormen’ het historisch verloop van het humanistische gedachtegoed. Daarna geeft Van Praag duide- lijkheid over ‘Uitgangspunten’: wat te verstaan onder humanisme. ‘Besluit’

rondt af met gedachten over ‘Menswording van de mens’. Hij gaat geen enkel thema uit de weg en neemt bijvoorbeeld stelling over opvoeding en opleiding, sexualiteit en naastenliefde, over homofilie, abortus, euthanasie en zelfmoord.

In het tweede hoofdstuk ‘Uitgangspunten’ introduceert Van Praag onder de

titel ‘Een model’ een humanistisch mens- en wereldbeeld, gecomprimeerd in

(22)

tien postulaten, dat volgens hem op de oude humanistische traditie berust. Hij maakt onderscheid tussen antropologische en ontologische postulaten. De antro- pologische postulaten betreffen natuurlijkheid, verbondenheid, gelijkheid, vrijheid en redelijkheid van de mens.

Het Humanistisch Verbond vertaalt deze als volgt:

1. De mens is natuurlijk in plaats van bovennatuurlijk.

2. De mens is verbonden in plaats van geïsoleerd.

3. De mens is gelijk in plaats van ongelijk.

4. De mens is vrij in plaats van onvrij.

5. De mens is redelijk in plaats van onredelijk.

De ontologische postulaten betreffen de wereld als ervaarbaar, bestaand, volle- dig, toevallig en dynamisch. Het Humanistisch Verbond vertaalt deze als volgt:

6. De wereld is ervaarbaar in plaats van gedacht.

7. De wereld is bestaand in plaats van een verschijning. De wereld is geen pure schepping van het bewustzijn maar een combinatie van de menselijke ervaring met de wereld als materiële werkelijkheid.

8. De wereld is volledig in plaats van onvolledig of verwijzend naar iets anders;

de wereld ‘is wat ze is’.

9. De wereld is toevallig in plaats van bedoeld of gepland.

10. De wereld is dynamisch in plaats van onveranderlijk.

Voor Van Praag zijn de humanistische postulaten “geen onaantastbare waar- heden, maar het zijn fundamentele noties; noties nog weer achter alle hypothesen: men zou ze ook meta-hypothesen kunnen noemen.” (Van Praag, 1978/1989: 84). Hij stelt deze postulaten voor “als noties die steeds opnieuw kritisch bekeken dienen te worden. Waarmee de relativiteit van deze noties al bij voorbaat door de schrijver zelf werd verondersteld.” (Vermeulen, 1996:61). Zijn open houding is een aanmoediging tot het zelf-doordenken, dat vertaald kan worden als een oproep tot autonomie en daarmee tot het nemen van zelfverantwoordelijkheid.

Zijn visie op zelfverantwoordelijkheid

Jaap van Praag wil mensen motiveren om hun mogelijkheden te gebruiken voor de verwerkelijking van een, in ieder opzicht, menswaardig leven. Hij is van mening dat de buitenkerkelijke of ontkerkelijkte, humanistische mens weerbaar moet worden. Hij wil het deze mens mogelijk maken – in zelfver- antwoordelijkheid – een zinvol bestaan op te bouwen en gelijktijdig een zin- volle activiteit in de samenleving te vervullen. Van Praag wenst een humanis- tische mens die haar of zijn eigen verantwoordelijkheid voor het persoonlijke leven en voor het samenleven met anderen erkent en aanvaardt.

Volgens Van Praag is de humanistische levensovertuiging gebaseerd op het idee dat mensen diep van binnenuit intuïtief weten wat mens-zijn inhoudt.

Er zijn talloze mensen, vooral jongeren, zegt hij, die het liefst een kant-en- klaar antwoord zouden willen krijgen op de diverse levensvragen. Van Praag is duidelijk: die heeft niemand, ook het humanisme niet.

Hij bepleit dat de medemens actief wordt als volgt: “Het is als met de kip en

het ei: er is geen absoluut begin. Men moet aan beide kanten beginnen en het

humanisme begint met een beroep op de eigen vermogens van ieder mens om

(23)

zichzelf te zijn en daarin medemens.” (J.P. van Praag in: Derkx, 2008:134) Van Praag is dus van mening dat de moderne mens ‘zelf aan de slag moet’ om een in een soms uitzichtloze wereld zinvol te kunnen functioneren. Impliciet wijst J.P. van Praag op de zelfverantwoordelijkheid van de mens voor het eigen ‘zinvol kunnen functioneren’.

De mens heeft, om aan deze oproep gevolg te kunnen geven, zelfverantwoor- delijkheid voor zichzelf en het eigen leven nodig. Van Praag spreekt echter, tot in 1978, niet expliciet over zelfverantwoordelijkheid. Hij spreekt louter over verantwoordelijkheid.

In geen van de onderzochte teksten van dr. J.P. van Praag was een onbetwist- baar citaat te vinden over zelfverantwoordelijkheid. Blijkbaar was voor hem een leven lang nadenken nodig om pas in 1978, in de ‘Grondslagen van huma- nisme’ onder het kopje ‘Raadswerk’, te komen tot een expliciete uitspraak:

“Hoe dan ook zal de raadsman een beroep doen op de zelfbeschikking van de cliënt. (…) een mens, die, hoe verward, verdwaald of verdorven misschien ook, zelf voor zijn leven verantwoordelijk is, en daar zelf mee klaar moet komen.” (J.P. van Praag, 1978 /1989: 221 en J.P. van Praag in: Derkx, 2008:161).

De zinsnede “zelf voor zijn leven verantwoordelijk is, en daar zelf mee klaar moet komen” is een duidelijke en onbetwistbare uitspraak door Van Praag en verwijst naar de zelfverantwoordelijkheid van de mens voor het eigen leven, voor het eigen denken, doen en nalaten. Tegelijkertijd is het enerzijds een aansporing voor de raadsman om niet de zelfverantwoordelijk- heid van de cliënt af te nemen en anderzijds een aansporing voor de cliënt om zich als mens bewust te worden van haar of zijn zelfverantwoordelijkheid tegenover zichzelf in geestelijk en lichamelijk opzicht en voor het eigen leven.

Resumé

In deze paragraaf werd in genoemde publicaties onderzocht waar en wat J.P. van Praag schrijft over zelfverantwoordelijkheid. In menig tekst dekken allerlei inhouden de lading van het in dit onderzoek gebruikte begrip ‘zelf- verantwoordelijkheid’, maar wordt het woord als zodanig niet gebruikt. In

‘Grondslagen van humanisme’ is ‘verantwoordelijkheid’ als humanistische kernwaarde expliciet onderwerp van betekenis voor de humanistische mens.

Jaap van Praag definieert verantwoordelijkheid als volgt: “Die verantwoorde- lijkheid, waarover iemand tot zelfstandig persoon wordt, kan hem door niemand worden afgenomen, noch kan iemand deze van hem overnemen. Dat is nu juist ieders eigen verantwoordelijkheid”. (J.P. van Praag, 1978/1989: 190) De benaming ‘ieders verantwoordelijkheid’ zie ik als synoniem van het door mij hier gehanteerde begrip ‘zelfverantwoordelijkheid’.

2.2 Erich Fromm’s overwinning van de angst voor de vrijheid Inleiding

In een verhandeling over zelfverantwoordelijkheid mag Erich Fromm niet

ontbreken. Hij publiceerde meer dan twintig boeken, waarvan er vijftien in

het Nederlands zijn vertaald. In heldere bewoording verduidelijkt Fromm dat

door kennis van psychologische processen de maatschappelijke processen

beter te begrijpen zijn, zoals omgekeerd historische en sociologische processen

(24)

ook beter begrepen kunnen worden met kennis van de filosofische psy- chologie. Fromm legt de samenhangende invloeden van deze vakgebieden op de mens uit. In zijn werk is de humanistische ethiek continu een impliciete leidraad, en in ‘De zelfstandige mens’ zelfs een expliciete leidraad. Naast publicaties als ‘De gezonde samenleving’ uit 1984, ‘Een kwestie van Hebben of Zijn’ uit 1983 en ‘Dromen, sprookjes en mythen’ uit 1967 genieten ook de boeken ‘Angst voor vrijheid’ uit 1981, ‘De zelfstandige mens’ uit 1976 en

‘Liefhebben, een kunst, een kunde’ uit 1983 grote bekendheid. Naar mijn mening hebben zijn boeken tot op heden niets aan actualiteit verloren. De onderwerpen en problemen die Fromm heeft onderzocht en zijn cultuurkritiek wekken nieuwsgierigheid naar zijn denken over ‘zelfverantwoordelijkheid’.

Leven en inspiratiebronnen

Erich Pinchas Fromm (1900-1980) stamt uit een Duits orthodox-joods rabbijnen- geslacht. Zijn vader Naphtali had een wispelturig karakter en was een wijn- handelaar in Frankfurt am Main. Zijn moeder Rosa had regelmatig last van zware depressies. Een ingrijpende gebeurtenis in het leven van de twaalfjarige Erich was, naar eigen zeggen, de zelfmoord van de dochter van een familie- vriend. Zij pleegde deze daad om samen met haar net overleden vader te kunnen worden gecremeerd. Dit verwarde de religieuze Erich en wierp exis- tentiële vragen op waardoor hij zich in de Talmoed ging verdiepen. Na zijn middelbare school gaat hij rechten studeren en vervolgt de Talmoedstudie.

Na één jaar stopt hij met de rechtenstudie en verhuist naar Heidelberg om daar sociologie, psychologie en filosofie te gaan studeren. Aristoteles en vooral Baruch Spinoza boeien hem. Hij is medeoprichter van het ‘Freie Jüdische Lehrhaus’. Zijn medestudent, de latere schrijver Walter Benjamin, heeft hem tijdens de studie in aanraking gebracht met het gedachtegoed van de filosoof en pacifist Ernst Bloch die behoorde tot de nauwste kringen rond Max Weber.

Via de geschriften van Bloch maakt Fromm kennis met het humanistische denken van Karl Marx en met hem voelt hij zich geestelijk verbonden. Beiden erkennen het kapitalisme als determinerende factor voor de karaktervorming van de moderne mens.

In 1922 promoveert Erich Fromm op ‘Das jüdische Gesetz. Ein Beitrag zur Soziologie des Diaspora-Judentums’.

In 1926 trouwt Fromm met de psychoanalytica Frieda Reichmann. Hij volgt de opleiding tot psychoanalyticus. Hij verdiept zich in het werk van Sigmund Freud en wordt een aanhanger en bewonderaar van deze invloedrijke denker van de 20

e

eeuw. In deze levensfase wendt hij zich af van het orthodoxe Jodendom en de orthodox-joodse levenswijze en staakt de bestudering van de Talmoed en de verschillende religies.

In 1929 rondt Erich Fromm zijn opleiding tot psychoanalyticus aan het ‘Psycho- analytische Institut’ in Berlijn af. In 1930 wordt hij door Max Horkheimer gevraagd om directeur te worden van de psychologische faculteit van het

‘Frankfurter Institut für Sozialforschung’, de broedplaats van de ‘Frankfurter Schule’. Hij werkt daar nauw samen met Theodor Adorno en Herbert Marcuse.

Dit wetenschappelijke instituut houdt zich als eerste in Duitsland multidisci-

plinair bezig met socio-economische invloeden op mens en maatschappij, op

marxistisch democratisch-humanistische grondslag.

(25)

In 1933 moet het instituut uitwijken naar New York en samen met alle mede- werkers vlucht Fromm uit Nazi-Duitsland. Hij begint een eigen praktijk als psychoanalyticus en beëindigt in 1939 zijn werkzaamheden aan het instituut.

Van 1934 tot 1939 doceert hij ook aan de Columbia Universiteit in New York.

In 1940 wordt hij staatsburger van de Verenigde Staten van Amerika. In 1941 aanvaardt hij een leerstoel in de psychologie aan de Universiteit van Vermont.

Vanaf 1949 woont en werkt hij als buitengewoon hoogleraar in de Psychoanalyse aan de Universiteit van Mexico-City en hij begint opnieuw een praktijk voor psychoanalyse. Hij verdiept zich in de humanistische ethiek en psychologie.

Fromm is geïnteresseerd in het denken van Aristoteles, Baruch Spinoza en Hegel. Verder is hij vertrouwd met het gedachtegoed van Jean-Paul Sartre, Edmund Husserl, John Dewey en Victor Frankl.

In 1957 keert Fromm zich tegen de atoombewapening in de Verenigde Staten en wordt actief in de vredesbeweging. In 1963 richt hij het Mexicaanse Instituut voor Psychoanalyse op. Twee jaar later gaat hij met emeritaat. In 1965 publi- ceert hij samen met Ernst Bloch, Herbert Marcuse en anderen het standaard- werk ‘Humanist Socialism’. In 1974 keert hij terug naar Europa en hij vestigt zich in het Zwitserse Tessin. Vijf dagen voor het verschijnen van zijn verzameld werk overlijdt hij daar in 1980.

Denken en werk

In 1941 publiceert Erich Fromm ‘Angst voor vrijheid’ en profileert zich als representant van de neo-psychoanalyse. Hij zet zich daarmee af tegen Freud’s psychoanalyse. Anders dan Freud legt Fromm de nadruk op maatschappelijke en sociologische aspecten en andere driften dan alleen seksualiteit. Hij cruciale beperkingen in Freud’s persoonlijkheid, visie en denken, die teveel zijn beïnvloed door de hiërarchische- patriarchale Victoriaanse tijd.

In de twintigste eeuwse geesteswetenschappen werd nog tot in jaren ’ 50 het zogenaamde sociologisch relativisme aangehangen. In deze overtuiging is de mens bijna onbegrensd kneedbaar: mensen zouden onder alle levensomstan- digheden goed kunnen leven. De maatschappij zou gezond zijn als ze volgens deze premisse kan functioneren. Psychische stoornissen zouden fouten in het individu zijn, veroorzaakt door een gebrek aan aanpassingsvermogen.

Fromm’s normatief democratisch-humanistisch mens- en wereldbeeld Erich Fromm stelt daar een normatief democratisch-humanistisch mens- en wereldbeeld tegenover dat sterk aansluit bij de marxistisch-socialistisch en democratisch-humanistische ideeënleer, die uitgedragen wordt door de

‘Frankfurter Schule’. De mens kan in velerlei omstandigheden leven, zo stelt Fromm, maar als de omstandigheden de menselijke natuur tegenwerken, loopt de mens gevaar in onverschilligheid te vervallen. Want, zegt hij – analoog aan Maslow’s behoeftenpiramide – de mens heeft niet alleen fysieke maar ook psychische basisbehoeften die in de menselijke existentie wortelen. Fromm’s mens heeft, psychologisch gezien, diverse aangeboren eigenschappen:

groeien en zich ontplooien, natuurlijke drang naar vrijheid en streven naar rechtvaardigheid en waarheid. “De eigen innerlijke kracht is voor een groot gedeelte afhankelijk van de waarheid, die de mens omtrent zichzelf weet

… Het ‘Ken Uzelve’ is een der meest fundamentele bevelen, die menselijke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De wetgever wilde in het geval van de Wbp met vage en algemene normen voorzien in een passend wettelijk regime voor de vele secto- ren waarin persoonsgegevens wor- den verwerkt, en

Als u bij herhaling geen goede uitleg krijgt van uw eigen arts of als u zijn of haar oordeel niet vertrouwt, kunt u een second opinion – tweede mening van een andere arts

Omdat veel leer- lingen niet of nauwelijks een beeld hebben van de mogelijkheden die ze hebben met een exact profiel, worden er ook activiteiten ont- wikkeld die aandacht besteden

Wanneer bij uw kind op de echo of röntgenfoto wel een heupdysplasie wordt gevonden, dan zal de (kinder)orthopeed uw kind verder onderzoeken en behandelen. Heupdysplasie

Maarten is een uitzonderlijk getalenteerde onderzoeker en de creativiteit, passie, analytisch vermogen en diepgaande kennis die spreken uit zijn masterscriptie hebben

Een (kleinschalig) onderzoek onder op zichzelf wonende mensen met chro- nisch psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking laat een- zelfde beeld zien: het

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

5 Deze vraag neem ik serieus door in deze studie niet alleen na te denken over wat onder geestelijke verzorging wordt verstaan maar ook over wat onder methode en methodiek