IFyIÊ: : "
P>*:*î38£ï*' .•'fc'ÄV''. aKaJN 1 v '
TO 83-03
HET GEBRUIK VM STOOKOLIE IN DE VISSERIJ
A. Molijn
IIÈI4É 3" ,
^s&. •
KHWS £
pgigtt ÄäfiÄ: •- :, , "
r* Tn^
• ' '
:« « •>. '*
llfel
Wimm
SP
!0ä
•- ' pwm L ^yTi
14WWIWS
' RIJKSINSTITUUT VOOR VISSERIJONDERZOEK
^IJMUIOEN
mem
•-...-• >jra?
t j, -
«tWrS.'
" ik:ä fa^:*V^
^"v - **' - ~ *«. . "v ». — 51 sf??» .•*#«.
#21*4 P*
JU'*-. J »«,>•«* * - v n
•^scasKï" - a-''
. ii.* -r*: .. •«* ,v—
, (EZ9>
W • - -—: - "f—TJ
: *W {£» ' . * ^ •
- »* Wi ^ïSfc'
RIJKSINSTITUUT VOOR VISSERIJONDERZOEK
Haringkade 1 — Postbus 68 — IJmuiden — Tel. (02550) 1 91 31
Afdeling: TECHNISCH ONDERZOEK
Rapport: TO 83-03
HET GEBRUIK VAN STOOKOLIE IN DE VISSERIJ
A. Molijn Auteur:
Project: 7182 - Verminderen Energiekosten
Projectleider: A. Molijn
Datum van verschijnen: december 1983
Inhoud:
Brandstoffen Motoren
Behandeling en bediening Konklusie
DIT RAPPORT MAG NIET GECITEERD WORDEN ZONDER TOESTEMMING VAN DE DIRECTEUR VAN HET R.I.V.O.
*22^ V::.
DE BRANDSTOFKWALITEITEN IN DE VISSERIJ A. Molijn
Afd. T.O. van het RIVO
INLEIDING
Sinds de komst van de dieselmotor in de visserij wordt gasolie als brand
stof gebruikt. Dit was mogelijk omdat de prijs per liter laag en de toe
gepaste vermogens klein waren, zodat de brandstofkosten per schip ekono- misch verantwoord waren.
In 197^ ontstond echter de eerste oliekrisis waardoor de prijs van de gas
olie geweldig steeg. Vanaf dat moment is het RIVO de mogelijkheden gaan onderzoeken naar het gebruik van een zwaardere brandstof dan gasolie.
Door het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij (O&S-Fonds) werd toen een bedrag van ƒ 200.000,- beschikbaar gesteld voor het toe
passen van stookolie in de trawlersektor. Het tijdstip bleek echter te vroeg gekozen en er moest tot de tweede oliekrisis in 1978 gewacht worden al
vorens in de visserij de behoefte ontstond om naar een goedkopere brand
stof uit te zien. Door het 0&S-Fonds werd een Aktieplan opgesteld waarbij zowel het gebruik van een "blend" brandstof (80% gasolie/20$ stookolie) als een stookolie met een viscositeit van 30 cSt zou worden beproefd.
Uit de trawlersektor werd de SCH 106 aangewezen, terwijl uit de kotter- sektor de KW 25, KW 137 en de TX 29 voor het gebruik van "blend" en de KW 189 en KW 88 voor het gebruik van stookolie werden gekozen.
De proeven werden voor de duur van één jaar uitgevoerd. In 1980 werd het projekt gestart met de SCH 106, waarvan de motor met een vermogen van 2000 kW nu reeds 20.000 draaiuren heeft gemaakt.
Na het eerste jaar werd besloten om de proeven twee jaar voort te zetten met nog een zestal schepen, waarbij dan tevens de mogelijkheden zouden worden onderzocht om naar een zwaardere stookolie dan 30 cSt over te gaan.
Tevens sou dan het slijtage-proces van de voortstuwingsmotor beter kunnen worden beoordeeld. De schepen GO 26, GO 38, GO 31, UK 95, UK 67 en UK 253 werden hiervoor aangewezen.
BRANDSTOFFEN
De "blend" brandstof bleek uitstekend te voldoen. Technisch waren er geen problemen en van meerdere slijtage aan de motoren was geen sprake.
Deze brandstof was hoofdzakelijk gericht op schepen met kleinere vermogens.
De levering van deze brandstof was echter een probleem en bovendien kon
in een later stadium de stabiliteit van de "blend" door een aantal leve
ranciers niet meer worden gegarandeerd. Het laatste was één van de eerste tekenen van de slechter wordende kwaliteiten.
Op dit moment vaart nog 1 schip (KW 137) met een "blend". Problemen doen zich hierbij niet voor. In bijlage 1 worden een aantal foto's getoond van de motorinspektie van de KW 137 na 9600 draaiuren.
Het toeleveren van de stookolie,dat per tankwagen of per schip gebeurde, heeft in de proefjaren geen problemen gegeven. In de afgelopen drie jaar is echter duidelijk gebleken dat de brandstofkwaliteit van bunkering tot bunkering sterk kan verschillen. Dit komt vooral tot uiting in de specifi- katies van soortelijk gewicht, .pour point, sediment, water en Conradson
Carbon Residu. Verschillen in deze parameters kunnen vooral invloed hebben op de werking van de separator, de mate van verwarming en de levensduur van de verstuivers. Hier staat echter tegenover dat er ook olieleveranciers zijn die gedurende genoemde periode stookolie hebben geleverd met specifikaties van vrij konstante waarden.
Van een verminderde kwaliteit is hier geen sprake.
In bijlage 2 zijn een aantal analyses weergegeven om het bovenstaande aan te tonen.
MOTOREN
Lang voordat de visserij maar dacht aan het gebruik van een stookolie waren de motorfabrikanten al bezig met het ontwikkelen van de motoren voor deze brandstof. Deze ontwikkeling vond echter alleen maar plaats in de richting van grotere vermogens. Toen echter vanuit de visserij de behoefte naar
voren kwam om naar het gebruik van zwaardere brandstoffen over te schakelen, werden de motorfabrikanten enigszins gedwongen om ook aan de kleinere
vermogens meer aandacht te schenken. Tijdens de projektperiode moesten deze fabrikanten bepaalde verbeteringen aanbrengen. Vooral op het gebied van kleppen, klepzittingen, kleprotatie en verstuivers bleek er een tech
nische achterstand te zijn. Bij deze ontwikkeling speelde de variabele belasting van de motor een belangrijke rol.
De eerste tekenen wijzen er op dat een konstant toerental van de voort
stuwingsmotor (schepen voorzien van een verstelbare schroef) bij het gebruik van een stookolie voordelen biedt.
In het projekt zijn een 6-tal typen motoren regelmatig geïnspekteerd om het verloop van het slijtageproces te kunnen bepalen. Het zou te ver
voeren om alle zes typen te analyseren. Het is bovendien gebleken dat voor alle typen min of meer gelijke slijtages optreden. De voorgekomen storingen verschillen echter wel van type tot type, hoewel de storingen zich beperken
-2-
tot kleppen, klepzittingen, verstuivers en brandstofpompen. In bijlage 3 zijn van êên type motor de resultaten weergegeven van drie inspekties na 1500, 3000 en 5OOO draaiuren. Hieruit blijkt dat overmatige slijtage niet is opgetreden. De brandstof was een stookolie met een viscositeit van 30 cSt.
Van een trawler werd de motor na 20000 draaiuren geïnspekteerd, waarbij de kleppen, klepzittingen, voeringen, zuigers en zuigerveren in een goede staat verkeerden. Aan de plunjers van de brandstofpompen trad enige
slijtage op. Dit schip voer echter met een stookolie die een viscositeit van 80 cSt. had. Op dit moment wordt er een trawler gebouwd die een brandstof gaat verstoken met een viscositeit van 380 cSt. Hiermee wordt aangegeven dat de ontwikkeling in de trawlersektor bij het gebruik van zwaardere brandstoffen de viscositeitsgrens van 60 cSt. verre heeft over
schreden.
BEHANDELING EN BEDIENING
Bij het opzetten van het projekt speelde de behandeling en bediening van de installaties een grote rol. De vraag kon toen worden gesteld of de huidige bemanning in staat zou zijn om met de aanwezige kennis en ervaring de noodzakelijke behandelingsinstallatie op de juiste manier te bedienen. Ook een goede service was een onmisbare faktor in de problematiek van de stookolie. Niet alleen voor de visserij, maar veelal ook voor de werven was deze materie nieuw. Door middel van lezingen en het overbrengen van kennis naar de scheepswerven en de visserij toe, is getracht de ont
brekende kennis aan te vullen en een goede koördinatie tussen bouwer en visser te kreëren. Bij het overschakelen op het gebruik van stookolie werd, ter ondersteuning van de werktuigkundige, de eerste week door het RIV0 op de projektschepen meegevaren. Het is namelijk van bijzonder veel belang om juist de eerste schepen met goede en voldoende kennis te laten varen. Deze opgedane kennis wordt dan later bij eventuele storingen via de scheepskommunikatie overgedragen. De kennis voor het uitvoeren van een goede service vertoonde hier en daar nog wel eens gebreken, maar over het algemeen was deze redelijk goed.
De gebruikelijk geïnstalleerde behandelingsinstallatie is van voldoende komponenten voorzien om ook de slechter wordende brandstoffen te behandelen.
Ondanks de voldoende kapaciteit van de behandelingsinstallatie wordt er op dit moment verder gedacht aan verbetering van genoemde installatie.
Daarbij staat vooral het benutten van restenergie centraal. Deze restenergie wordt momenteel verkregen uit de warmte van het afgevoerde koelwater.
-3-
Een voordeel daarbij is dat bij de ontwikkeling van de motoren de cilinder- koelwatertemperaturen steeds verder worden opgevoerd ter verbetering van
het thermisch rendement.
In bijlage U wordt een verdeling gegeven van de niet-benutte energie.
Hieruit blijkt dat het terugwinnen van de warmte uit de uitlaatgassen een grote besparing kan geven. Het benutten \an de warmte uit de rookgassen van de voortstuwingsmotor via een thermische olieketel vraagt echter een te grote investering en een te gekompliceerde installatie. Eén van de schepen is sinds twee maanden uitgerust met een afvoergassenketel aangesloten op de uitlaatgassen van de hulpmotor. Hierdoor kan water worden verwarmd tot een temperatuur van ca. 96°C, zodat afhankelijk van het hulpvermogen, een grote besparing aan energie voor het verwarmen van bunkers, etc. kan worden verkregen. De proef verloopt goed en daarbij kan gedacht worden aan o.a.
de garnalenvisserij om de kookketel te verwarmen. In deze sektor wordt n.l.
circa 5 % van het totale brandstofverbruik gebruikt voor de kookketel.
Een verdere studie is nodig om te bezien in hoeverre deze vrijgekomen energie benut kan worden voor koeling door middel van absorbtie.
KONKLUSIE
In het kort is getracht de ervaringen met het gebruik van stookolie in de visserij over een tijdsduur van ca. 3 jaar te schetsen. Gezien de gewijzigde raffinageprocessen is het RIVO van mening dat er inderdaad sprake kan zijn van verslechteringen van de brandstofkwaliteiten, echter niet over de gehele linie. Niet iedere oliemaatschappij kan de geweldige hoge investeringen dragen die voortvloeien uit de verfijning van het raffinageproces. Bovendien is zelfs bij de meest moderne raffinaderij de mogelijkheid aanwezig om in de diverse stadia van het proces het vrij
gekomen residu af te voeren. In bijlage 5 worden deze mogelijkheden aan
getoond. Nu reeds is merkbaar dat de kwaliteit van welke brandstof dan ook uit oogpunt van kommercie een veel grotere betekenis zal gaan krijgen dan in het verleden. Vraag en aanbod, zeker met betrekking tot de kwaliteit, zullen het raffinageproces meer en meer gaan beïnvloeden. Daarom moet de angst van de slechter wordende brandstofkwaliteiten ook enigszins worden weggenomen, mede gelet ank op de ontwikkelingen in de olieproducerende landen. De tijd van het leveren van brandstoffen zonder de kwaliteit te kennen is voorbij. De visserij moet weten wat gekocht is. Ook voor de visserijorganisaties ligt hier een geweldig werkterrein.
-H-
Daarbij komt nog denieuwe .indel-iB& jaaar,'?'sooirten brandstöft
afzienbare tijd haar intrede gaat^âoen. Vanuittäe 5irisseçi4i^ô.J;e^^een• -1
—: •' ,..„ X -4JV> :n -'•«•' ? •••'"• "•
keuze moeten ^rden^'semaakt:;^.v£EQ.v.|>xJ}l«ge^<)^Drdell deze ;;ni$uwejmï!!ec3^3iat3.es getoond. Daaruit blijkt dat de huidige-stookolie die in räe »visserij."ge- bruikt wordt een vrij goede vergelijking heeft met de soorten- MC en,MP.
De angst van vele reders dat hun-installatie niet meer geschikt is®voor het gebruik van stookolie is dan pok ongegrond, ^
BIJLAGE 1
*> '' )V \
Motorinspektie KW 137 na 96OO draaiuren "bij het gebruik van ""blend"
*1 W s s
I» s
• e •
CC O a UJ cc w
</>
>-
<
z <
— >. ^ - (P « o x ^
E es
V) I :
r
s * s <B
S,
CO \D »— IA
00 OS a> «N O f- -9> *• N ON -T »A IA -T <*> r»» IA <T\
Û O Û O O â O r X X X X X X K h» h~ </) < < < < < < < *A «/> •— l/> h h f-(/) «/»
 O UA — K — O
>s 4- — —
= g .ï
> > tA > <
1» Z t
i S
o i
«« o Ô •
* I
« ?
>
> 2;
£ i
o
n OQ s K »*• vi z < c ai • '? & I >: S.J J < S s S i
2 £ o C/) 2 î
* 9 « E
£ 2
! 2 8 » SaS «l?N s e w
:*
S
O ce a.
LU a:
(0 w >-_i < z
<
4» O"» ~
— co Û. r- . e _ TJ JS 2 t!
S E S S 2 È 0
<r S
N IA O ^ ^
a> N
rj vo r-. <N( <r\ j- ao r*» r-. r*» .*• ^ — <m «s IA ON <T> CO CO
•— x w <
U. M « O o u ï >
>» Ç*1
*» 0 I
& =
X H
«/•>
<
I. S.
a. a
*ô
s
â
! «
•n,
dj
hïlâjniîii
A r n i m I i i » ? -
silalïllllllllll
r> C N o CO r— r— h-_J •n OT •H H c O •H •«—> •H > O M 1) 0)
c £ U Z O O .2 (0 (0 < M 4> Q > Z UJ
t) 3 t-H
<0 U 3 3 c co X V •H (D >-+> 4* VO s:
«fc»
O *D 0) C 8) CQ
•e O > •H 3 < W J3
&
4> 4» O ©CC 4> a •n n r—
CC 4> • •H o o\ 3 CC i*- tC Q_ *- O
«0 ntfc «
CO <0 <0 0 <0
— E E O O «
fM & O
in E E
TJ va\fi ) von«-o o ON -O - - o u O PM m » « O VO O f- -Û o tn
•H O 01 NO
•o O JÉ M U_
CC t~« t-4
"5. E
4 E
. •
tn co « <—» <-> «—» «• *D O (D (O tn m >
•
1 M in m ct\ *—> cd JC ON ON
•
r- — e^r^oinf- +> aa
t 3 4J -c cr> cm I)
ON S M u E — M
E Q Q Q Q Û 1 VO t) _j
1) 9 O H TT -Û M <
4* C C £ £ T £ £ H E U <
a ï U l - h h h h 1) Q. V «O t-
"U O >»(/) in tni/ii/i X O 4* O z ô ex. < < < < < tn 3 a+J UJ H ** w w w w • w w s«« t) je z
•H • O c o V) o t-»-4
£ (M VO z
• . "j 4» CM o
O tn u
vo * T) u M ..
1 C LJ h- +»
a 1 E e m +> c z
u. 1 « U c « 9) 0) a
•—*. I M ® o O OK 4» u o» tn
m n O h- C "O
(0 tn M >ii O O •4
— ï ^ +» a 4* C > «
o o (0 CJ «H C o 4» M 1-
a « Q. 4* M O M c u H
"à. E c >» C M 4» n o o» UJ
o E S 4» 4> O X) 4» 0 c a:
c « « >»*H en «H C M «H M 1) 03 o « « 4> f) Il 13 4» 1) 4» «H O (0 ft O O «H 0 E o M a E H «H 4* >» m
•c O u 9> J2 CO w © A " i— ® Q C « "D C 4» E D 0) -H M U «H M 0) a*H «H « > tn u U O (D O 3: ü in 1) U. M a. «1 £ « f-i c a 0 c < UJ u _j <
VJ.
§
^NpfPsfil 5^ ?46*5C{|£
hälliiiilti!«
siSSci^izo smudiisif!!-
z (0
« >»
(Q c (0
t oc a 0) O O -I s Q. •& E I •
ON C
0) CsJ 'H J* o U «) N U •H > 0 0) M TJ ~5 "D • E 3
T3 C O O > UI VI
•"-> +»
•H M 0) 4> 3 3 ON f\l
c V) •H tn
•n m -H ON
•H •H »—4 £ X 3 3 < U O U 3 u 4> Q > o M o > z UJ X, (X M •H a O •o o o •H U- U- CNJ (0 (0 VO VO U C Ë O Ë O M <0 • « O m
0) •H œ >- • +» VO •o 4> •Q
S o a
m n n M o w n m U)
\ E O O Q n CM E <0 Etft E E (D E f- E W
O tn «
in ovo ^ on -•*» • o *• n O 03 -o - •» *
o m o •- o — O in
E "D n tn
•—» *—» - <•* +> •J^NoainN 4* M m n *-on ON (Z3 V— (M jO C A) CD (D ON ON *— > CQ >
0) E — M
E Q Q Q Q Û 1 vo A)
O H ^ n M <
c £ £ £ £ £ H E u <
U h h h h h U Q. >)Ui m m m tn X O 4* O « JD »-Z
Q. < < < < < en 3 a+» V JC • U J
(0 O -X
CM VO «H •H z f—
4» rvi m z a
(0 u u
U h* 4-»
o C n u 4* tf) c 0) z o u o o h-4» U o» tn
o tn in +> jo u a 4* >»x O h-c C "D 10 U > 0) «d
«- « u •H 4* >» C a 4* 4* o • H C « •H •H J3 4* O C •H C O C M «H •H 4* O o 4* M C U O» O o» C •H I- ' »-UJ CE U U JÉ CD
>> « t) -O
ïï >> « t) -O 0 E ® 4» O 4» V t i m je ïï C « TJ C 4* E "O U- M n a *0 E ® M Q Ë H V h M t) a-H •H a 4» «•HO. C (0 H >» a 03 UJ
« «h a o a O o « O C I) <
Q X A U J U U ) a. £ O U
!
BIJLAGE 3
RESULTATEN VAN EEN MOTORINSPEKTIE NA 1500, 3000 EN 5000 DRAAIUREN MET ALS BRANDSTOF EEN STOOKOLIE VAN 30 cSt.
Uitlaatklepspeling Kleprotators Receiver-inspektie Brandstofregelbeweging Gangbaarheid startkleppen Verstuivers afgeperst
Kettingen en kettingvielen
BRANDSTOFPOMP LEKTEST
SLOTOPENINC WERKZUIGERVEREN
VEERGROEFSPELING
Na 1500 uur
werken allen
(afvoerleiding ontstopt {achterkant motor
goed
niet kunnen testen
Na 3000_uur
geen bijzonderheden verken allen goed goed goed
goed Pgem=270 bar
Na 5000 uur
goed, geen bijzonderheden werken allen
goed goed goed
de inspuitdruk van div.
verstuivers was te:laag, alle opnieuw afgesteld.
speling en slijtage- beeld goed
No. Sec. persklep No. Sec. oersklep No. Sec. Persklep
1 1,8 niet goed 1 2 goed 1 2 goed
2 1.7 goed 2 3 goed 2 2 goed
3 I.1» goed 3 2,5 goed 3 2 goed
1« 3,"» goed I- 2.5 goed li 3 goed
5 2 goed 5 3 goed 5 3 goed
6 1.1 goed 6 2 goed 6 2 goed
No. mm No. mm No. mm
1 1,08 1 1,10 1 1,10
2 1,11 2 1,12 2 1,13
3 1,12 3 1,12 3 1.13
14 1.13 li 1.13 li 1.13
No. mm No. mm No. mm
1 0,07 1 O.OT 1 0,07
2 0,0l| 2 0,0l( 2 0,05
3 0,05 3 0,05 3 0,05
U 0,05 li 0,05 li 0,05
NA 1500 DRAAIUREN NA 3000 DRAAIUREN NA 5000 DRAAIUREN
VOERINGMETING (0.001 mm)
BRANDST0FINSPUITM0MENTEN
COMPRESSIEDRUKKEN
Nr. AA BB Nr. AA BB
1 5*t 59 1 5U 59
2 Uli I15 2 l»5 li 5
3 I19 5U 3 50 55
Nr. VBDP Nr. VBDP
1 13 1 12,8
2 13,8 2 13,8
3 13,85 3 12,6
li 13.25 li 12,8
5 12,95 5 12,9
6 11,95 6 12,3
Nr. kgf/cm2 Nr. kgf/cm2
1 39,8 1 38,6
2 39.lt 2 35,5
3 •»0,3 3 38,8
li lt0,2 li 39,2
5 39,7 5 38,5
6 Itl.l 6 liO.O
Nr. AA BB
1 55 60
2 U5 li5
3 50 55
Nr. VBDP 1 13,8 2 13,li 3 '3,0 li 12,8 5 13,0 6 13,1
Nr. kRf/cm2
1 U0,3 2 38, li 3 39,7 Ii "•O, 3 5 39,7 6 liO.e
/ML
1 I,
p:
0
1
I I
<u
-Q
s
Ct Sc
<u O-f-r dl s- £ -^»Jo ÖO-) o
-C O in
5
o>6
o
<U
-Q
b
<u Pi 3 C
_?D
o~" QJ
ö5
*(|
0)<u
<b
g Si
M «
CO CM On
O M
*-3 H m
OO On
S H ca S H
>-P H CL,
CQ « O O
>
O CQ H
O CM
g
w H 3 PQCi
CO
H
H W
EH
P"H
H O P4 w CO O K
> O
CQ
W O w K O
H O
• IA irv
« LTN
. J-
S ir\
M u-n
co
o o
B
o CQ
Xl D CO O ft O
Ph
o\
o
o O
O
O o tr\
o o i/\
CO o
00 H
a
CQ m
•3 y
& a -O CO Ö-H S h o -p
o ß
ON ON , .. rjg vs** - -
tri-, Cr- . Ot*J? o o- -, -CM
ir\ o*- vorvf^ er, ro» . iÇJ
jt>
c\f O O o • <- o O o, I— l/Y vo on
ON ON
J-tr\ o o o
ITN
vo O O Q
CO CO ' CM CM O
CM
ITN
O O VO
O 00
LPv o o o o OJ o
m o Vû OO co OJ OJ o o o o
co m o Vû OO co OJ • o on
W co o OO o J—f LTN vo
LT\ o OO T—
CO 00 ON
s ON ,
S H £2 •
S O S H O
P<H t- O LTN o
ITN o OO o
<M •t— o • o
<M
S 0J o LPv
S S O H § fa P*H H r— Lf\ o o o o
ON 0J o vo co co
ON tr\ o o
VO r\ r— • • o
w VO
O O « T— LTN co
LT\ O OO
OJ r— o
OJ Y— o
H o P*H LTN • o
S O s H o OJ
Q ITN
LA O O O y— LPv o o o o -d* o o
0O ON T— o vo co co r— r— 00 o o o
0O ON Vû • • • LTN co
S M JVj o o -3" co
S O S H o -d"
<*«
o O O o O o o o vo o o o
-d" r- %— o vo t— T IPv LTN o o
S o\ fO • • • LTN co
H P, o o (O 1—
s O
S M o
pq on
o o O 1— o o o -=t o o o
-3" ON o vo 0J OJ 1— IPv LTN o o
ON OO » • • LPv m
H s F*H o o co T—
S O H O
o OJ
o o ,— -3* O r— ON o o o 1— o vo ~=t CVJ 0J -3" -3" 1— o o ^— LTN IPv o o
Ä ON co • • • o OO
M P>H o o co OO
O CM ON
LPv o
o o o o vo ir\ o co o
• 00 vo • " • • •
-J- 0J o o OJ O O O
CO
a a
•H Ö a s a s s a a y s
bo
-p CQ
y -p
CQ o H w
s a a a a
m 01
ta co
• • cd çd
o o a 4
o o Vi 4
tn CQ
GÎ rH a o
v*. t>
a a a co bO bn co A4 M
, .
uO O o w> o . o a> J-• O . t— o —> U, a)-
"Ö LTN o o CQ: • CQ • ' H »Ö . 0 Pi P4 '•• -, • t»,.: •
T— •H. •H • d) t> >
«
-P . >—r. ' Jg w ffl O-P Ö -P . 1
CÖ • H •H -p O . O !>» O ?s"H CO 00 ..j'ö ' 1— o t>> •P -P Pi 9 1 1
-p a) ra CQ Ot • •
•H ' co a s O <u d> > O " CQ • u o M. <l> p.
Q Ö , <U * 'H; •H-»»*.-' -öl-.; , CQ . 8} ' . "H •' OÄ EP> <<
Q - ï'>»SM<r i rw'.^ T—
<u
•H. CQ
0) M Ö O t flj V
Ö O ,Q o cd
a o
Tj ta ai - ,... o*;/.;
• 0CX&t-.
co <u rC CQ <u
1 m
I P.
3 CQ
•H »d a) ö flÔ
>•*
•H Ö