• No results found

PGS 33-1: Afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor voertuigen en werktuigen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PGS 33-1: Afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor voertuigen en werktuigen"

Copied!
149
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PGS 33-1:

Afleverinstallaties van

vloeibaar aardgas (LNG) voor voertuigen en

werktuigen

Richtlijn voor de veilige aflevering aan voertuigen en werktuigen

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 33-1:2020 versie 0.2 (april 2020)

(2)
(3)

Een PGS-richtlijn

Een PGS-richtlijn is een document over activiteiten met gevaarlijke stoffen. In de PGS- richtlijn staan de belangrijkste risico's van die activiteiten voor de veiligheid en

gezondheid van werknemers, veiligheid van de omgeving en de brandveiligheid. Ook staan in een PGS-richtlijn de mogelijke gevolgen van die risico's voor het bestrijden van een ramp. Om de risico's te beheersen en de negatieve effecten voor mens en milieu te beperken zijn doelen geformuleerd. Aan deze doelen zijn maatregelen gekoppeld. Met deze maatregelen kan aan de doelen worden voldaan. Naast de in deze PGS genoemde maatregelen is het mogelijk om gelijkwaardige maatregelen te treffen voor zover de wetgeving dit toelaat.

Meer informatie over de PGS-organisatie is te vinden op:

publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl. Daar staan ook de actuele publicaties.

PGS Nieuwe Stijl – risicobenadering als basis

In 2015 is gestart met een nieuwe opzet van de PGS-richtlijnen: de PGS Nieuwe Stijl.

Een PGS Nieuwe Stijl betekent dat maatregelen tot stand zijn gekomen met een risicobenadering. Dit houdt in dat is geanalyseerd welke risico's er zijn bij activiteiten met de gevaarlijke stof. De situaties waarbij het mis kan gaan en die leiden tot ongewenste, gevaarlijke gevolgen, zijn beschreven in scenario´s. Voor deze scenario's zijn doelen geformuleerd gericht op het beheersen van de risico's. Met maatregelen kan een bedrijf aan een doel voldoen.

De PGS Nieuwe Stijl kent de volgende hoofdelementen:

− de wettelijke kaders;

− de risicobenadering met de scenario's;

− de doelen;

− maatregelen om aan de doelen te voldoen.

Onderwerpen en doelstellingen PGS-richtlijn Een PGS-richtlijn geeft invulling aan:

− Omgevingsveiligheid (O) of Brandbestrijding Omgevingsveiligheid (BO);

− Arbeidsveiligheid (A);

− Brandbestrijding en Rampenbestrijding (BR).

Voor deze onderwerpen zijn de doelstellingen:

Omgevingsveiligheid: Het voorkomen van ongewone voorvallen en het beperken van de gevolgen daarvan voor de omgeving met het oog op het waarborgen van de veiligheid voor de omgeving

Arbeidsveiligheid: Het voorkomen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en het beperken van de gevolgen daarvan en het voorkomen van blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen

(4)

Brand- en

Rampenbestrijding:

Het beperken van de gevolgen van een brand of ramp en het borgen van een doelmatige rampenbestrijding

Organisatie bij het tot stand komen van deze PGS-richtlijn

Deze PGS-richtlijn is opgesteld door een team van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de overheid. Vertegenwoordigd zijn: IPO, VNG, Inspectie SZW, Brandweer Nederland, VNO-NCW en MKB-Nederland. In Bijlage K staan de gegevens van de leden van het team dat deze PGS-richtlijn heeft opgesteld.

Het PGS-team is onderdeel van de PGS Beheerorganisatie. Daaronder vallen alle PGS-teams, het Projectbureau en de Adviesraad. De Programmaraad stuurt de PGS Beheerorganisatie aan.

Het Bestuurlijk Omgevingsberaad VTH (BOb) heeft deze richtlijn vastgesteld. Het BOb is de opdrachtgever van de PGS Beheerorganisatie. De governance van de PGS Beheerorganisatie is door het BOb vastgelegd.

Status van PGS-richtlijnen

De partijen van het BOb hebben afgesproken om op de volgende manier om te gaan met de PGS-richtlijnen:

− Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bepaalt in overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het Besluit

activiteiten leefomgeving dat moet worden voldaan aan een PGS-richtlijn, voor zover gericht op het waarborgen van de veiligheid voor de omgeving. Dit zijn direct werkende regels.

− Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wijst deze PGS-richtlijnen in het Besluit kwaliteit leefomgeving aan als informatiedocumenten over de beste beschikbare technieken (BBT). Dit betekent dat het bevoegd gezag verplicht is om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit rekening te houden met PGS-richtlijnen bij het bepalen van BBT.

− Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt de onderdelen van de PGS-richtlijnen die als stand van de wetenschap en professionele

dienstverlening worden gezien, op in de beleidsregel PGS-richtlijnen.

− De veiligheidsregio's gebruiken de PGS-richtlijnen als richtlijn bij het adviseren over brandveiligheid in omgevingsvergunningen en bij het voorbereiden van de brand- en rampenbestrijding.

− De toezichthouders van het bevoegd gezag, de Inspectie SZW en de veiligheidsregio's beschouwen de PGS-richtlijnen als een belangrijk

referentiekader bij het toezicht op de naleving van wettelijke verplichtingen, zoals de Seveso-richtlijn.

Deze PGS-richtlijn is door de Programmaraad goedgekeurd voor vaststelling door het BOb op: 24 maart 2020.

Waarna het BOb deze PGS-richtlijn heeft vastgesteld op:………

Handtekening voorzitter Programmaraad

(5)

Inhoud

Een PGS-richtlijn 3

Leeswijzer 8

Deel A – Inleidende onderwerpen 10

1 Inleiding 11

1.1 Doel van de richtlijn 11

1.2 Toepassingsbereik van de richtlijn 11

1.3 Relatie met wet- en regelgeving 12

1.4 Implementatietermijnen 13

1.5 Gebruik van normen 13

2 Beschrijving LNG 14

2.1 Over vloeibaar aardgas 14

2.2 Over de LNG-afleverinstallatie 18

3 Risicobenadering 22

3.1 Basisveiligheidsniveau 22

3.2 Risicobenadering 22

4 Scenario's 25

4.1 Inleiding 25

4.2 Scenario's voor de hele activiteit 25

4.3 Scenario's bij LNG-opslagtank 32

4.4 Scenario's bij bevoorraden LNG-opslagtank vanuit tankwagen 34 4.5 Scenario's bij afleveren LNG aan voertuigen of werktuigen 35

Deel B – Doelen en maatregelen 37

5 Richtingaanwijzer wet- en regelgeving 38

5.1 Inleiding 38

5.2 Omgevingsveiligheid 38

5.3 Arbeidsveiligheid 41

5.4 Brand- en rampenbestrijding 42

6 Doelen 44

6.1 Inleiding 44

6.2 Doelen 44

7 Maatregelen 53

(6)

7.1 Inleiding bij de maatregelen 53

7.2 Drukapparatuur 53

7.3 Explosieve atmosferen 57

7.4 Basisveiligheid 60

7.5 Ontwerp en constructie 62

7.6 Gebruik van de installatie 76

7.7 Onderhoud, keuring, documentatie en training 89

7.8 Veiligheid 94

Deel C – Informatie bij implementatie 106

8 Gelijkwaardige maatregelen 107

9 Aandachtspunten 110

9.1 Werkzaamheden aan de LNG-afleverinstallatie 110

9.2 Monitoring van de LNG-afleverinstallatie 110

9.3 Emergency Shut Down 110

9.4 Berekening maximumvullingsgraad LNG-opslagtank 111

9.5 Tankinstructie 112

Bijlagen 114

Afkortingen en begrippen 115

Normen en bronnen 127

B.1 Normatieve documenten en normen 127

B.2 Informatieve documenten en bronnen 129

Interne veiligheidsafstanden 132

Relevante wet- en regelgeving 133

D.1 Inleiding 133

D.2 Omgevingswet 133

D.3 Chemische stoffen 134

D.4 Arbeidsomstandighedenwetgeving 135

D.5 Warenwet 135

D.6 Wet veiligheidsregio's 135

D.7 Vervoer 136

Arbeidsomstandighedenwetgeving 137

Voorbeeld noodinstructie 139

Voorbeeld schema keuring en onderhoud 140

(7)

Voorbeeld controlelijst werkzaamheden aan LNG-opslagtank 142

Verschillen met de vorige versie 145

Implementatietermijnen in bestaande situaties 146

Samenstelling PGS 33-1 team 149

(8)

Leeswijzer

Indeling PGS-richtlijn

De PGS-richtlijn heeft een deel A, B en C en een aantal bijlagen. Bij elk hoofdstuk en bij elke bijlage staat of de inhoud informatief of normatief is. Alleen de normatieve delen zijn bindend en gelden als eis of voorschrift. Met het voldoen aan de

maatregelen in deze PGS wordt voldaan aan de in deze PGS opgenomen doelen.

Deel A: Inleidende onderwerpen

Deel A is voor het grootste deel informatief en bevat informatie over de (activiteiten met) gevaarlijke stof, het toepassingsbereik en de risicobenadering met de scenario's.

Alleen paragraaf 1.2, met het toepassingsbereik van deze PGS-richtlijn, is normatief.

− Hoofdstuk 1 bevat een algemene inleiding op deze PGS-richtlijn.

− Paragraaf 1.2 beschrijft de reikwijdte en het toepassingsbereik. Dit is normatief.

− Hoofdstuk 2 bevat algemene informatie over vloeibaar aardgas (LNG) en de LNG-afleverinstallatie.

− Hoofdstuk 3 beschrijft het basisveiligheidsniveau en geeft algemene informatie over de risicobenadering.

− Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de scenario's.

Deel B: Doelen en maatregelen

Deel B is normatief. In deel B staat het wettelijk kader, de doelen en maatregelen om hoog en middelhoog risico-scenario’s te voorkomen en beperken

− Hoofdstuk 5 bevat een richtingaanwijzer wet- en regelgeving. Deze richtingaanwijzer maakt duidelijk op grond van welke wetgeving aan welke maatregelen in deze PGS-richtlijn moet worden voldaan.

− Hoofdstuk 6 beschrijft de doelen en geeft aan welke maatregelen invulling geven aan het doel.

− Hoofdstuk Error! Reference source not found. bevat maatregelen. Daarnaast staat bij elke maatregel voor welk scenario de maatregel relevant is en aan welke doelen de maatregel invulling geeft.

Deel C: Informatie bij implementatie

Deel C van de richtlijn is informatief. Deel C is bedoeld voor extra informatie over het onderwerp van deze PGS-richtlijn. Het gaat om informatie die niet in deel B past, maar die wel helpt bij het omgaan met deze PGS-richtlijn. Voorbeelden van onderwerpen in deel C zijn uitleg over geaccepteerde praktijken of een toelichting op onderwerpen die in andere wetten en regels vastliggen.

Deel C van deze richtlijn bevat informatie over:

− Gelijkwaardige maatregelen (hoofdstuk 8);

− Aandachtspunten (hoofdstuk 9).

(9)

Bijlagen

Deze PGS bevat bijlagen. De teksten in deel A, B en C kunnen naar die bijlagen verwijzen. Een bijlage is informatief of normatief. Dit staat bij elke bijlage aangegeven.

De volgende bijlagen zijn normatief:

− Bijlage A: Afkortingen en begrippen;

− Bijlage B.1: Normatieve documenten en normen. Deze bijlage bevat documenten en normen waar de maatregelen in deze PGS naar verwijzen. Daar staat ook de versie van de norm bij;

− Bijlage C: Interne veiligheidsafstanden;

− Bijlage J: Implementatietermijnen in bestaande situaties.

Informatiebronnen

In deze PGS zijn wetten en andere informatiebronnen genoemd. Een overzicht hiervan staat in bijlage B.2. Daar staat ook waar deze wetten en informatiebronnen te vinden of verkrijgen zijn.

(10)

Deel A – Inleidende onderwerpen

Paragraaf 1.2, met het toepassingsbereik van deze PGS, is normatief.

Alle andere teksten in deel A zijn informatief.

(11)

1 Inleiding

1.1 Doel van de richtlijn

Het doel van deze PGS-richtlijn is om vast te leggen met welke maatregelen de risico's van het tanken van LNG te beheersen zijn. Deze maatregelen zijn gebaseerd op een risicobenadering die uitgaat van scenario's die zich voor kunnen doen. Op basis van de scenario's zijn doelen geformuleerd waarmee wordt beoogd een

aanvaardbaar veiligheidsniveau te creëren. Uit de doelen zijn vervolgens maatregelen afgeleid. Deze maatregelen verkleinen de kans op een incident, of voorkomen of beperken de nadelige gevolgen van een incident. Informatie over de risicobenadering staat in hoofdstuk 3 van deze richtlijn.

1.2 Toepassingsbereik van de richtlijn

Deze PGS is van toepassing op het tanken van LNG aan voertuigen of werktuigen, het daarvoor opslaan van LNG en het bevoorraden van een LNG-opslagtank waarbij de totaal aanwezige hoeveelheid LNG niet meer is dan 50 000 kg. Boven de

50 000 kg is sprake is van een Seveso-inrichting. Een LNG-afleverinstallatie met minder dan 50 000 kg LNG kan ook onderdeel zijn van een Seveso-inrichting. De eisen die gelden voor Seveso-inrichtingen, voorzien in een deel van de eisen die in deze PGS staan.

Deze PGS bevat geen maatregelen over tanken aan spoorvoertuigen, omdat dit in Nederland in de praktijk niet plaatsvindt. Indien dat in de toekomst wel gaat plaatsvinden, is hiervoor maatwerk van toepassing.

De begrenzing van het toepassingsgebied van PGS 33-1 staat in figuur 1. Deze wordt aan de voertuig- of werktuigzijde bepaald door de vulkoppeling op de afleverslang naar het tankende voertuig of werktuig. Voor het bevoorraden van de LNG-opslagtank is de aansluitflens van de LNG-tankwagen de begrenzing van het toepassingsgebied.

Het leveren van CNG aan een CNG-afleverinstallatie, door LNG te laten verdampen en het op druk te brengen (LCNG), valt ook onder het toepassingsgebied van deze PGS. De begrenzing ligt in dat geval bij de uitgang van de verdamper. De opslag en aflevering van CNG staat in PGS 25.

Het tanken van vaartuigen en drijvende werktuigen staat in PGS 33-2.

Het transport van LNG over de weg is vastgelegd in ADR-wetgeving.

(12)

Figuur 1 — Toepassingsgebied en afbakening PGS 33-1 Deze richtlijn gaat niet in op de emissies naar bodem, water en lucht. Eisen over emissies naar bodem, water en lucht staan in de regels op grond van de

Omgevingswet. Wel zijn bodem-, water- en luchtaspecten genoemd als dit

consequenties heeft voor de veiligheid en gezondheid van werknemers en voor de veiligheid van de omgeving. Een voorbeeld is een plas met gevaarlijke stoffen. Dit heeft niet alleen risico’s voor de bodem. De gevaarlijke stof kan namelijk ook uitdampen of in brand raken en schadelijke effecten hebben op de veiligheid en gezondheid van werknemers of de omgeving. De maatregel van een lekbak heeft dan meerdere doelen.

1.3 Relatie met wet- en regelgeving

Wettelijke basis PGS

Deze PGS-richtlijn geeft een nadere uitwerking van wettelijke voorschriften op grond van de Omgevingswet, de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet veiligheidsregio’s.

In hoofdstuk 5 staat een toelichting op de relatie met deze wetgeving. Ook staat in hoofdstuk 5 een richtingaanwijzer waarmee duidelijk wordt welke maatregelen een bedrijf moet treffen op grond van deze wettelijke kaders.

Direct werkende wetten en regels

Naast de eisen in deze PGS-richtlijn zijn er ook andere wetten en regels waaraan een activiteit moet voldoen. Een voorbeeld daarvan is de Warenwet met bijbehorende Warenwetbesluiten. Bijlage D bij deze PGS-richtlijn bevat meer informatie over de wet- en regelgeving die van toepassing kan zijn op de activiteit uit deze PGS-richtlijn.

Deze PGS-richtlijn bevat naast de PGS-eisen (in blauwe kaders) ook een aantal maatregelen waaraan een bedrijf op grond van andere wetten en regels al moet voldoen. Dit is om de PGS-richtlijn beter leesbaar en toepasbaar te maken. Dit geeft voor een bepaald onderwerp een vollediger beeld van maatregelen die invulling geven aan de doelen.

De maatregelen die al zijn verankerd in direct werkende wetten en regels, hebben een aparte status binnen deze PGS-richtlijn. Een bedrijf moet op grond van deze andere wetten en regels al aan deze maatregelen voldoen. Deze maatregelen zijn in de PGS- richtlijn te herkennen aan een oranje kader.

(13)

1.4 Implementatietermijnen

In hoofdstuk Error! Reference source not found. staan maatregelen. Deze maatregelen geven een invulling aan de stand van de techniek en de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening.

Nieuwe activiteiten moeten direct voldoen. Bijlage I geeft een overzicht van

maatregelen die nieuw zijn of gewijzigd in vergelijking met de vorige versie van deze PGS-richtlijn. In Bijlage J staat voor bestaande activiteiten binnen welke termijn de activiteiten moeten voldoen aan de gewijzigde of nieuwe maatregelen.

1.5 Gebruik van normen

Als deze PGS-richtlijn verwijst naar een norm (zoals NEN, EN, of ISO) of een ander normdocument of een andere specificatie, gaat het om de uitgegeven publicatie, inclusief wijzigings- of correctiebladen, zoals die op het moment van de publicatie van deze PGS-richtlijn luidde. Dit staat in Bijlage B van deze PGS-richtlijn.

Normen, zoals NEN, EN of ISO of andere normdocumenten of specificaties, worden periodiek opnieuw beoordeeld en zo nodig herzien. De veranderingen zijn vaak beperkt. Wanneer alle bestaande bedrijven toch direct aan de nieuwste versie moeten voldoen, kan dat grote (financiële) gevolgen hebben. Voldoen aan de nieuwste versie hoeft niet per definitie te leiden tot een verbetering van het veiligheidsniveau.

In Bijlage B staat daarom bij de normen waar deze PGS-richtlijn naar verwijst, ook een jaartal. Het gaat om de versie van de norm met dat jaartal, inclusief wijzigings- of correctiebladen. Dat betekent dat deze versie blijft gelden zolang de PGS-richtlijn op dit punt niet is gewijzigd.

Uitzondering voor normen via andere wetten en regels

Soms zijn normen rechtstreeks van toepassing. Bijvoorbeeld omdat andere wetten en regels naar die norm verwijzen. Dat geldt bijvoorbeeld voor normen die horen bij bindende Europese regels. Voor die normen geldt dat de versie die in die wetten en regels staat, bepalend is.

(14)

2 Beschrijving LNG

2.1 Over vloeibaar aardgas

2.1.1 Productie van LNG

In deze paragraaf worden de verschillende stappen van de logistieke keten van LNG toegelicht.

Gasproductie

Aardgas is een fossiele brandstof die ontstaat bij hetzelfde proces dat tot vorming van aardolie leidt. Het wordt daarom vaak samen met aardolie aangetroffen, alhoewel er ook velden zijn die enkel uit gas bestaan. Gas waar geen lokale vraag voor bestaat, ook wel ‘stranded gas’ genoemd, kan worden getransporteerd naar verder gelegen eindgebruikers via een pijpleiding of per schip. Om het transport per schip efficiënt te maken, wordt het gas vloeibaar gemaakt, waardoor het volume met een factor 600 afneemt.

Liquefactie

Liquefied Natural Gas (LNG) wordt gewoonlijk geproduceerd in fabrieken met een capaciteit van enkele miljoenen tonnen per jaar. Voordat het gas vloeibaar wordt gemaakt, wordt het ontdaan van verontreinigingen, zoals koolstofdioxide,

waterstofsulfide, water en kwik. Ook zwaardere koolwaterstoffen, die anders zouden bevriezen tijdens het afkoelingsproces of waardevol zijn als los product, worden uit het gas gehaald. Vervolgens wordt het gas afgekoeld, waardoor het uiteindelijk vloeibaar wordt. Hierbij wordt de stikstofconcentratie geminimaliseerd. Het LNG heeft bij atmosferische druk een temperatuur van –162 ºC en is daarmee een cryogene vloeistof.

Zeevervoer

LNG-tankers brengen het LNG de wereld rond. Deze schepen zijn zo ontworpen dat zo min mogelijk LNG verdampt tijdens het transport. Een deel van de LNG-tankers gebruikt damp geproduceerd door de LNG-lading (‘boil off’) als brandstof.

LNG voor aardgastransport

Het lossen van een LNG-tanker vindt plaats aan de pier van een LNG-terminal. Het LNG wordt daarna tijdelijk opgeslagen in een opslagtank. Uiteindelijk wordt het LNG in de terminal gecontroleerd verdampt met behulp van water. Dit gas kan vervolgens in het gastransportnetwerk worden gebracht.

Transport per vrachtwagen of boot

Een andere optie is om het LNG na ontvangst in een importterminal over te laden in een vrachtwagen of kleiner schip. Hiermee kan het LNG in kleine hoeveelheden worden vervoerd naar eindgebruikers, bijvoorbeeld kleine industriële gebruikers of voertuigen of werktuigen. In het laatste geval is lokale opslag van het LNG als buffer nodig.

(15)

Lokale liquefactie

Het is ook mogelijk lokaal LNG te produceren door (aard)gas vloeibaar te maken. Een voorbeeld hiervan is pijpleidinggas, dat wordt opgeslagen als reserve in een

peakshaver. Ook kan er lokaal biogas worden geproduceerd. Dit wordt verkregen uit het vergistingsproces van organisch materiaal. Biogas bestaat voornamelijk uit methaan en koolstofdioxide. Na behandeling kan ook van biogas vloeibaar gas, oftewel LBM (liquefied bio methane), worden gemaakt. Dit gebeurt veelal op kleine schaal. Na productie kan het LNG per tankwagen of schip naar de (kleine) gebruikers worden vervoerd.

2.1.2 Samenstelling van LNG

De samenstelling van LNG varieert en is afhankelijk van het gasveld of andere bron waaruit het is gewonnen. LNG bestaat voornamelijk uit methaan. Daarnaast bevat LNG hogere koolwaterstoffen (zoals ethaan) en inerte gassen (zoals stikstof). LNG bevat geen significante hoeveelheid koolstofdioxide (< 50 ppm).

Als gevolg van verdamping (‘boil-off’) van lichtere componenten (methaan, stikstof) kan de samenstelling enigszins veranderen.

De samenstelling van LNG is bepalend voor de verbrandingseigenschappen.

Een belangrijke verbrandingseigenschap is de energetische waarde die de energie- inhoud van de brandstof aangeeft. Met de Wobbe-index kan de mate van

uitwisselbaarheid van verschillende brandbare gassen worden bepaald. Daarnaast is voor het gebruik van LNG als brandstof voor voertuigen of werktuigen het

methaannummer relevant. Dit nummer, waarvan verscheidene definities bestaan, geeft de mate van klopvastheid aan.

2.1.3 Gevaren van LNG

Giftigheid en verstikkingsgevaar

Aardgas is niet giftig, er is geen grenswaarde vastgesteld maar het levert in hoge concentraties verstikkingsgevaar op (door verdringing van de lucht).

Explosiegrenzen, waarneembaarheid en ontstekingstemperatuur

Explosiegrenzen

Een aardgas/lucht-mengsel is onder atmosferische omstandigheden ontsteekbaar tussen een volumepercentage van 4,5 % en 14 % aardgas in lucht (bron:

Chemiekaarten 2018).

Waarneembaarheid

Aardgas is van nature reukloos. CNG heeft wettelijk verplicht een geurstoftoevoeging nodig om de eindgebruikers te waarschuwen voor eventuele lekkages. Bij LNG is het niet mogelijk om een geurstof toe te voegen. Bij de eindgebruikers en bij handelingen met LNG is persoonlijke gasdetectie of vast opgestelde gasdetectie nodig om te waarschuwen voor lekkages.

Zelfontbranding

De ontstekingstemperatuur voor zelfontbranding in lucht ligt tussen 537 °C en 595 °C (bon: Chemiekaarten 2018).

(16)

Relatieve dampdichtheid

Aardgas is onder atmosferische omstandigheden bij omgevingstemperatuur lichter dan lucht en zal daarom opstijgen en vervliegen als het vrijkomt. De relatieve

dampdichtheid bedraagt 0,64 (BOG (Boil Off Gas) = 1,2; bron: Chemiekaarten:2018).

De koude dampen van LNG zijn daarentegen zwaarder dan lucht (vanaf ongeveer –113 °C is de damp lichter dan lucht, zie NEN-EN-ISO 16903).

Verdampingssnelheid

Wanneer LNG vrijkomt op een ondergrond of in een vloeistof, zal dit effect hebben op de snelheid waarmee LNG expandeert naar gasvorm. Er zal een intensief kookproces plaatsvinden waar het LNG het oppervlak raakt. De snelheid van verdampen zal snel verminderen tot een constante waarde die wordt bepaald door de thermische

karakteristieken van het oppervlak, zoals van grond of vloeistof, en de warmte die wordt onttrokken vanuit de omgeving.

Verdampingssnelheden bij verschillende ondergronden zijn vastgesteld uit experimenten met LNG-lekkages (zie NEN-EN-ISO 16903).

Kleine hoeveelheden LNG kunnen worden omgezet in grote hoeveelheden gas wanneer er een lekkage ontstaat. Een volume-eenheid LNG wordt omgezet in 570-590 volume-eenheden gas, e.e.a. afhankelijk van samenstelling van gas (% CH4 in gas) bij een temperatuur van 0 ºC en een atmosferische druk van 101 325 Pa.

Rapid Phase Transition

Wanneer twee vloeistoffen, met twee verschillende temperaturen, in contact komen met elkaar, kunnen er explosieve krachten optreden. Dit verschijnsel, ‘snelle

faseovergang’ (Rapid Phase Transition, RPT) genoemd, kan zich voordoen wanneer LNG en water met elkaar in contact komen. Hoewel er geen verbranding ontstaat, heeft dit verschijnsel alle kenmerken van een explosie. Een RPT kan worden gedefinieerd als een snelle verdamping van een vloeistof. Deze verdamping vindt plaats in zeer korte tijd met als gevolg een enorme toename aan volume. Deze toename veroorzaakt een plaatselijke drukverhoging die in staat is om een lucht- of waterschokgolf te veroorzaken.

BLEVE

BLEVE is de afkorting voor Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Dit is een explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. De kans op een BLEVE kan sterk worden gereduceerd door het juiste ontwerp van de tank. Bij een LNG-

afleverinstallatie wordt om die reden een dubbelwandige vacuümgeïsoleerde tank toegepast waarbij het materiaal van de binnentank altijd van roestvrijstaal behoort te zijn.

Voor een BLEVE is geen brandbare vloeistof of brandbaar gas nodig. Indien de vloeistof niet brandbaar is, is het geen chemische explosie. Als de stof echter wel brandbaar is, dan is de kans groot dat de vrijgekomen stof tot ontbranding zal komen met een vuurbal tot gevolg.

Cryogene eigenschappen

De extreem lage temperatuur van LNG vraagt om speciale aandacht tijdens het hanteren. Aangezien het LNG onder druk wordt bewaard, kan bij lekkage een straal of

(17)

spetters koude damp of vloeistof vrijkomen. De volgende gevaren zijn aanwezig bij het hanteren van of lekkage van cryogene media:

− Koud, gasvormig LNG (–162 °C) heeft bij atmosferische druk een relatieve dichtheid van ongeveer 1,2 (bron: Chemiekaarten 2018). Dit betekent dat als het vrijkomt, de damp zwaarder is dan lucht en bij de grond zal blijven. Het zal zich dan ophopen in laaggelegen en slecht geventileerde plaatsen, daarbij de omgevingslucht verdringen en verstikking veroorzaken. Afhankelijk van de omgevings- en weercondities kan dit effect optreden op vrij grote afstand van de lekkage. Door de lage temperatuur zal de huid bevriezen (zogenoemde ‘cold burn’) bij contact met de koude vloeistof of damp. Het effect is hetzelfde als bij een normale verbranding. De ernst hangt af van de temperatuur van de damp en de duur van de blootstelling. Ook bij aanraking van koude oppervlakken

(leidingen, afsluiters, enz., maar ook kleding die is afgekoeld) bestaat

bevriezingsgevaar. Bij aanraking van deze oppervlakken kan de huid vastvriezen aan het koude oppervlak door bevriezing van vocht. Bij lostrekken kan huid of spierweefsel worden losgetrokken.

− Spetters vloeistof die in de ogen terechtkomen, kunnen direct ernstig letsel veroorzaken.

− Inademing van de koude damp kan bevriezing van de longen en luchtwegen veroorzaken. Bij langere blootstelling kunnen ook ziekten als longoedeem of longontsteking optreden.

− Langdurige afkoeling van lichaamsdelen kan hypothermie (onderkoeling) veroorzaken.

− Materialen kunnen bij lage temperatuur bros worden en hun sterkte en daarmee functionaliteit verliezen. De keuze van de juiste materialen voor de opslag van LNG is daarom zeer belangrijk.

− Tijdens de verdamping van grotere hoeveelheden vrijgekomen LNG zullen de koude dampen de waterdamp in de buitenlucht doen condenseren. Dit kan gepaard gaan met vorming van een witte mistwolk, totdat het gas opwarmt, verdunt en oplost in de buitenlucht. De wolk zal intussen een (gedeelte van) de installatie of de omgeving aan het zicht onttrekken. Ook als er geen LNG vrijkomt, kan dit fenomeen optreden bij koude installatieonderdelen, zoals verdampers en koudeleidingen.

− De zichtbaarheid van een LNG-wolk hangt af van de luchttemperatuur en luchtvochtigheid. Ook is het van invloed of de LNG-damp van een plas komt of wordt veroorzaakt door een LNG-vloeistof-jet. Bij een luchtvochtigheid hoger dan 50 % bevindt de ontvlambare wolk zich geheel binnen in de zichtbare wolk. Bij lagere luchtvochtigheid kan de ontvlambare wolk zich tot buiten de zichtbare wolk verspreiden. Dit betekent dat de damp kan worden ontstoken als de

ontstekingsbron zich buiten de zichtbare wolk bevindt. De grootte van de

dampwolk hangt af van de windsnelheid, windrichting en andere weerscondities, en kan eenvoudig worden voorspeld met de juiste berekeningen. De koude damp zal beginnen op te stijgen als deze door de buitenlucht tot boven –113 °C wordt opgewarmd. Door atmosferische omstandigheden kan de temperatuur waarbij het opstijgen van de damp optreedt, aanzienlijk hoger zijn.

Om deze redenen is het verplicht om tijdens het werken met cryogene media de juiste kleding en handschoenen bestand tegen kou te dragen. Diegenen die de LNG- opslagtank bevoorraden, zullen hiertoe zijn opgeleid en hiermee vertrouwd zijn. Voor

(18)

afnemers van LNG geldt de tankinstructie waarin de procedures en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn opgenomen.

Duidelijke aanwijzingen die in het geval van nood moeten worden gevolgd, moeten zichtbaar voor de (eind)gebruiker zijn aangebracht. Dit is een wettelijke verplichting.

2.2 Over de LNG-afleverinstallatie

2.2.1 Algemene beschrijving LNG-afleverinstallatie

LNG wordt opgeslagen in opslagtanks bij een temperatuur tussen –155 °C en –130 °C. De druk in de opslagtank varieert meestal tussen 2 bar en 10 bar.

De LNG-afleverinstallatie bestaat uit de volgende hoofdonderdelen:

− het vulpunt;

− de opslagtank;

− de technische installatie;

− de tankzuil.

In figuur 2 staat een vereenvoudigd schema van een LNG-afleverinstallatie.

Legenda

1 LNG-opslagtank 7 naverwarmer 13 vulaansluiting 2 veiligheidsventielen 8 leidingsysteem 14 vulpunt 3 drukopbouwverdamper 9 tankzuil 15 vul-, losslang 4 niveaumeting 10 flowmeter

5 afsluiter 11 breekkoppeling

6 pomp 12 afleverslang

Figuur 2 — Vereenvoudigd schema van een LNG-afleverinstallatie.

(19)

2.2.2 Onderdelen van de installatie

Vulpunt

Het vulpunt is de voorziening waarop de LNG-tankwagen aansluit om de LNG- opslagtank te bevoorraden, inclusief de daarbij behorende veiligheidsvoorzieningen.

LNG-opslagtank

In een LNG-opslagtank wordt een voorraad LNG opgeslagen. Een typische tank heeft een volume van 30 m3 tot 80 m3. Aangezien de temperatuur van het aangevoerde LNG zeer laag is en warmte-intrede vanuit de omgeving zoveel mogelijk behoort te worden voorkomen, is een goede isolatie noodzakelijk. Hoewel een conventionele isolatie met behulp van schuim mogelijk is, zullen in veruit de meeste gevallen vacuüm geïsoleerde vaten worden toegepast. Deze vaten zijn dubbelwandig, waarbij de tussenruimte wordt gevacumeerd. Dit om een optimale isolatie van de LNG-

opslagtank te krijgen om zo de ‘holding time’ (standtijd) van het opgeslagen LNG zo lang mogelijk te maken. De standtijd is de tijd tussen het moment van vullen en het bereiken van de maximale werkdruk van de LNG-opslagtank. Er ontstaat een druktoename door het stijgen van de temperatuur van het LNG door warmte-inlek.

Daarnaast wordt de tussenruimte van een dubbelwandig vat nog gevuld met perliet of er wordt multilayer-isolatie (MLI) toegepast, wat het isolatieverlies beperkt als het vacuüm verloren gaat. Een voorraadvat kan staand of liggend worden uitgevoerd.

Bevoorraden van de LNG-opslagtank gebeurt vanuit een LNG-tankwagen, met behulp van een losslang of losarm. Het bevoorraden kan gebeuren door een pomp op de LNG-tankwagen, maar ook door drukverschil. Het nieuw geleverde LNG is altijd kouder dan het LNG dat nog in de tank zit. Het risico op ‘rollover’ is er bij de

hoeveelheden die in de praktijk voorkomen niet. Ook is de druk zo laag dat dit niet zal gebeuren.

Veiligheidsventielen

Drukontlastingsapparatuur wordt gemonteerd in de LNG-opslagtank om te voorkomen dat de ontwerpdruk van de opslagtank in geen geval wordt overschreden.

Niveaumeting

De niveaumeting in de tank wordt uitgevoerd met behulp van een dubbele onafhankelijke drukverschilmeting over de vloeistofhoogte. Het

maximumvloeistofniveau van de tank is 95 %, Hierbij moet rekening worden gehouden met de expansie van de vloeistof in de LNG-opslagtank. De maximumvullingsgraad wordt bepaald op basis van het ADR. Vooral bij horizontale tanks is de niveaumeting, gezien het beperkte drukverschil, lastig en behoort de kalibratie van de instrumentatie de nodige aandacht te krijgen. Bij horizontale tanks behoort er rekening mee te worden gehouden dat de vullingsgraad van de tank niet gelijk is aan de vulhoogte.

Ook behoort er rekening te worden gehouden met de dichtheid van het LNG, die bij hogere temperatuur lager wordt. Door het uitzetten van het LNG bij hogere

temperatuur kan de tank alsnog overvuld raken.

Afsluiter

Alle vloeistofaansluitingen aan de tank zijn voorzien van automatisch werkende afsluiters om te voorkomen dat de opslagtank leegloopt bij calamiteiten. Daarnaast zijn er handbediende afsluiters voor onderhoudsdoeleinden.

(20)

Pomp

Het afleveren aan een voertuig of werktuig vindt meestal plaats met behulp van een pomp. Deze pomp levert de benodigde opvoerdruk voor het leveren van LNG aan de brandstoftank van het voertuig of werktuig. Voor het starten van de pomp wordt deze eerst afgekoeld naar gebruikstemperatuur. Dit gebeurt door het vullen van het pompcircuit met vloeistof uit de tank. Als de pomp is afgekoeld tot

gebruikstemperatuur, kan deze worden gestart.

Naverwarmer

Om de ‘holding time’ (standtijd) in de LNG-opslagtank van een LNG-afleverinstallatie zo lang mogelijk te houden, is het van belang dat de temperatuur van het LNG in de LNG-opslagtank zo laag mogelijk blijft. Om het LNG vervolgens op de juiste

saturatiedruk (lees: temperatuur) af te leveren aan het tankende voertuig of werktuig is het noodzakelijk om een naverwarmer toe te passen, die meestal in de leiding tussen de pomp en de tankzuil wordt gemonteerd. Deze schakelt alleen in indien de

saturatiedruk lager is dan nodig is. Er zijn verschillende uitvoeringen naverwarmers mogelijk (zoals elektrische, warmte-opname vanuit de omgevingslucht of met een warmtewisselaar).

Drukopbouwverdamper

Een drukopbouwverdamper wordt toegepast om voldoende ‘voordruk’ te garanderen op de pompinlaat van de LNG-afleverinstallatie bij lage LNG-temperaturen. Dit om cavitatie van de pomp te voorkomen. Daarnaast is een drukopbouwverdamper nodig voor het leveren van LNG op de juiste druk/temperatuur.

Leidingsysteem

Het LNG wordt via leidingen getransporteerd. Het meest gebruikte materiaal is roestvrij staal. Dit is zeer geschikt voor de heersende condities. Hoewel

flensverbindingen mogelijk zijn, is het raadzaam om lasverbindingen te gebruiken, omdat deze betrouwbaarder zijn bij wisselende temperaturen. Ook is de kans op lekkage kleiner.

Tankzuil

De tankzuil is voorzien van de afleverslangen, bedieningsknoppen, eventuele doorstroommeters en overige instrumenten. In de tankzuil is een bypass aangelegd zodat de leidingen kunnen worden voorgekoeld voordat het voertuig of werktuig wordt gevuld.

Breekkoppelingen

Om te voorkomen dat de installatie wordt beschadigd of grote hoeveelheden gas verloren gaan als een voertuig of werktuig wegrijdt terwijl de afleverslangen nog zijn aangekoppeld, behoren bij het aansluitpunt van de afleverslangen breekkoppelingen te worden gemonteerd. Bij het geschetste scenario zal de afleverslang breken op de breekkoppeling. Dit is een eenzijdige koppeling. Bij een zogenoemde ‘dry break’- koppeling wordt deze aan beide zijden van de breuk afgesloten zodat er geen (L)NG kan vrijkomen.

(21)

Aflever- en dampretourslangen

Aan de tankzuil is zijn aflever- en dampretourslangen gemonteerd. Deze zijn nodig om LNG af te leveren respectievelijk dampen terug te voeren naar de opslagtank. Aan het uiteinde van de afleverslang zit een vulnozzle. Hiermee wordt de slang aan de LNG- brandstoftank aangesloten. In de vulnozzle en de vulaansluiting op de LNG-

brandstoftank zitten zelfsluitende kleppen zodat er bij het aan- en afkoppelen maar een minimale hoeveelheid LNG vrijkomt.

Vul-, losslang of laadarm

De vul-, losslang of laadarm is de slang of arm die wordt gebruikt door de toeleverende LNG-tankwagen die de LNG-opslagtank vult.

Stikstofvoorziening en relatie met PGS 9 en PGS 15

Bij een LNG-afleverinstallatie is vaak stikstof in gasflessen en/of vloeibaar stikstof (LIN) in een opslagtank aanwezig. Dit kan meerdere doelen dienen, zoals spoelen, inertiseren, koelen via een warmtewisselaar in de LNG-opslagtank om

methaanemissie te voorkomen en als (nood)voorziening voor instrumentenlucht. Voor spoelen en inertiseren wordt vaak stikstof uit een gasfles gebruikt en geen vloeibaar stikstof. De stikstofvoorzieningen maken onderdeel uit van de LNG-afleverinstallatie.

De vloeibare stikstofvoorzieningen vallen onder het toepassingsgebied van PGS 9.

Echter, de daarin genoemde interne afstanden kunnen onderbouwd kleiner worden gemaakt als enerzijds de LNG-afleverinstallatie tegen de koude ten gevolge van een incident met LIN bestand is en anderzijds de LIN-opslagtank en de draagconstructie volgens de eisen voor de LNG-opslagtank beschermd zijn tegen bezwijken door brand. Gezien het feit dat de LIN-opslagtank onderdeel uitmaakt van de installatie, verdient het de voorkeur deze niet ver van de LNG te plaatsen (er zijn daarom ook geen interne afstanden binnen de LNG-afleverinstallatie en beide

opslagtanks/installaties zijn bestemd voor cryogene gassen).

De opslag van stikstof in gasflessen valt onder het toepassingsgebied van PGS 15, als de gezamenlijke (water)inhoud meer dan 125 l is. Als het gaat om aangesloten gasflessen is PGS 15 niet van toepassing. Deze vallen binnen de reikwijdte van PGS 33-1. Bij de toepassing van gasflessen in een LNG-afleverinstallatie bestaat de mogelijkheid dat deze (lokaal) worden blootgesteld aan temperaturen die lager liggen dan de temperatuur waarbij brosse breuk optreedt in het materiaal van de gasflessen.

De gasfles zal dan (instantaan) uit elkaar klappen en kan voor schade aan personen, omgeving en LNG-afleverinstallatie zorgen. Eventuele gasflessen behoren zodanig te worden geplaatst en afgeschermd dat dit scenario niet kan optreden.

(22)

3 Risicobenadering

3.1 Basisveiligheidsniveau

Bij het uitvoeren van de activiteiten die vallen onder het toepassingsbereik van deze PGS-richtlijn, wordt ervan uitgegaan dat een basisveiligheidsniveau aanwezig is. Dit is op te delen in vier soorten maatregelen:

− beschermende maatregelen die volgens wet- en regelgeving standaard bij de activiteiten nodig zijn;

− maatregelen die volgens bewezen en geaccepteerde goede praktijken niet weg te denken zijn. Dit zijn maatregelen voor ontwerp, constructie, in bedrijf nemen, gebruik, onderhoud of modificatie, inspectie en uit bedrijf nemen;

− good housekeeping. Dit is een begrip dat staat voor de algemene zorg bij, netheid en orde van een activiteit of een bedrijfsonderdeel. Good housekeeping is een belangrijke factor bij het voorkomen van gevaarlijke situaties. Er wordt vanuit gegaan dat een bedrijf deze zaken op orde heeft, zoals ook is beschreven in de zorgplichtartikelen van de Omgevingswet en de

Arbeidsomstandighedenwet;

− maatregelen goed vakmanschap. Dit staat voor vaardigheden van werknemers om kwalitatief goed werk te leveren, en daarbij veilig en gezond te werken.

Uitgangspunt is dus dat een bedrijf met bovenstaande maatregelen in werking is.

In deel C staat meer uitleg over maatregelen die horen bij het basisveiligheidsniveau.

Installaties of activiteiten die onder deze PGS-richtlijn vallen, kunnen zo complex zijn, dat hiervoor een veiligheidsbeheerssysteem nodig is. Dat is in elk geval nodig als een activiteit plaatsvindt bij een Seveso-inrichting. Vaak gelden dan eisen voor de opzet en inhoud van dat systeem volgens NEN-EN-ISO 14001, ISO 45001, NTA 8620 of het Besluit activiteiten leefomgeving.

3.2 Risicobenadering

Risicobenadering als basis

Deze PGS-richtlijn is gebaseerd op een risicobenadering waarbij op een

systematische manier doelen en maatregelen zijn geformuleerd. Op basis van kennis en kunde van deskundigen van bedrijfsleven en overheid zijn verschillende scenario's geïdentificeerd. Een scenario is een reeks opeenvolgende gebeurtenissen die leiden tot een ongewenste (gevaarlijke) gebeurtenis.

Het risico is altijd een combinatie van de ernst van de gevolgen (effect) van een (ongewenste) gebeurtenis en de waarschijnlijkheid (kans) dat de gebeurtenis zich voordoet: risico = kans × effect.

De kans is aangeduid met de cijfers 1 voor kleine kans tot en met 5 voor de grootse kans. Het effect is aangeduid met de letters A voor klein effect tot en met E voor het grootste effect. Scenario's met de kleinste kans of met het kleinste effect worden beschouwd als scenario met een laag risico. Deze staan niet in de PGS-richtlijn. De scenario's met een middelhoog tot hoog risico zijn in deze PGS-richtlijn beschreven.

(23)

Op basis van een scenario is een doel beschreven om ervoor te zorgen dat:

− de kans op de ongewenste gebeurtenis zo veel mogelijk wordt beperkt, en

− de nadelige gevolgen van de ongewenste gebeurtenis worden voorkomen of zo veel mogelijk worden beperkt.

Soms zijn er meerdere scenario's die met hetzelfde doel kunnen worden gedekt. Per doel zijn er een of meer maatregelen uitgewerkt die er samen voor moeten zorgen dat aan het doel wordt voldaan. Een maatregel kan van belang zijn voor meerdere doelen.

De risicobenadering geeft de gebruiker van de PGS-richtlijn meer inzicht in het 'waarom' van opgenomen maatregelen.

Methode

Voor de risicobenadering zijn verschillende methodes mogelijk. Vaak is de SWIFT- methode gebruikt. SWIFT staat voor Structured What If Technique. Deze methode is gebruikt in combinatie met scenario-identificatie op basis van verschillende

bronoorzaken afkomstig uit de HAZOP-methode. HAZOP staat voor Hazard en Operability.

Meer informatie over de gebruikte methodes staat in de Handreiking generieke risicobenadering. Deze is terug te vinden op de PGS website:

https://publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/.

Scenario's met laag risico

Scenario's met een laag risico worden niet in deze PGS-richtlijn behandeld. Dit betekent niet dat een bedrijf daar geen aandacht aan hoeft te besteden. Maatregelen voor scenario's met een laag risico kunnen ook door andere wetten, regels, richtlijnen of afspraken worden geborgd.

Risicoanalyse verplicht volgens wetgeving

De scenario's in deze PGS-richtlijn horen bij de risicoanalyse die het PGS-team heeft uitgevoerd. Voor sommige activiteiten geldt ook een wettelijke plicht om een

risicoanalyse uit te voeren. Bedrijven zijn bijvoorbeeld op grond van het

Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 (WBDA 2016) verplicht om voor installaties die hieronder vallen een risicoanalyse uit te voeren. De risicoanalyse van het PGS-team komt niet in de plaats van deze verplichte risicoanalyse.

Toepassing PGS-scenario’s voor hogedrempelinrichtingen en ARIE-bedrijven Voor de zogenoemde hogedrempelinrichtingen zoals gedefinieerd in het Bal en ARIE- bedrijven zoals gedefinieerd in het Arbeidsomstandighedenbesluit geldt dat de scenario’s die kunnen leiden tot het vrijkomen van een gevaarlijke stof, de

installatiescenario’s, al zijn beschreven in een veiligheidsrapport volgens een vast stramien, zoals toegelicht in bijlage H van PGS 6 of in een aanvullende risico- inventarisatie en -evaluatie (ARIE). Deze bedrijven hebben de scenario’s en de beheersmaatregelen daarmee afdoende beschreven om aan de verplichtingen van het Bal en het Arbeidsomstandighedenbesluit te voldoen. Indien gewenst kunnen zij deze beschrijvingen ten grondslag leggen aan de onderbouwing van gelijkwaardige oplossingen.

(24)

Scenario's die niet zijn uitgewerkt

Scenario's gaan uit van ongewenste gebeurtenissen. Bij het identificeren van scenario's zijn niet alle ongewenste gebeurtenissen meegenomen. Terrorisme en neerstortende vliegtuigen zijn daar voorbeelden van. Scenario's die voortkomen uit natuurgeweld, zijn als dat relevant is wel benoemd, maar niet verder uitgewerkt in doelen en maatregelen. De enige uitzondering is blikseminslag. Voor natuurgeweld, zoals overstromingen en aardbevingen, geldt dat de kans hierop afhangt van de locatie van de activiteit. Bedrijven moeten zelf beoordelen of er een verhoogde kans is op aardbevingen of overstromingen en ook wat de gevolgen van zo'n gebeurtenis kunnen zijn voor de veiligheid. Aan de hand daarvan kan een bedrijf in overleg met het bevoegd gezag vaststellen welke maatregelen nodig zijn om de gevolgen te beperken.

Bedrijven die onder de Seveso-richtlijn vallen en worden beschouwd als hogedrempelinrichting, moeten in het veiligheidsrapport ingaan op natuurlijke oorzaken van zware ongevallen, zoals aardbevingen of overstromingen.

Aanpak risicobenadering PGS 33

Een toelichting op de PGS-risicobenadering en hoe de PGS-teams deze hebben aangepakt, staat in de Handreiking generieke risicobenadering.

De risicobenadering is uitgevoerd in sessies met het PGS 33-team, onder begeleiding van een externe deskundige, en is gebaseerd op een representatieve gangbare LNG- afleverinstallatie. De risicobenadering is niet uitputtend. Het is altijd mogelijk dat zich scenario's voordoen die niet zijn beschreven.

De risicoanalyse geeft een kwalitatief inzicht in de kans en gevolgen van een scenario. Het PGS-team heeft de risico’s van de scenario’s geëvalueerd, geclassificeerd en gerangschikt. Daarbij is gebruikgemaakt van de kwalitatieve risicomatrix van de generieke risicobenadering. Hiermee is bepaald of het scenario relevant is voor de PGS. Als het scenario relevant is voor de PGS, identificeert het team maatregelen op basis van de huidige stand der techniek (bijvoorbeeld uit bestaande PGS'en, gehanteerde normen en andere referentiedocumenten). Als het om nieuwe activiteiten gaat, zal in overleg met betrokken experts worden bekeken welke maatregelen toegepast worden en/of toepasbaar zijn.

De risicomatrix is vervolgens gebruikt om te beoordelen of de maatregel:

− het risico vermindert,

− de kans op optreden van de ongewenste gebeurtenis verkleint, of

− de omvang of ernst van de gevolgen vermindert.

Voor de geïdentificeerde maatregelen is vervolgens getoetst of ze als maatregel in de PGS moeten worden opgenomen. Dit gebeurt op basis van de gezamenlijke kennis en inzichten van deskundigen in het PGS-team.

In dit deskundig oordeel worden dus meerdere aspecten meegewogen. In elk geval zijn dit wettelijke randvoorwaarden, zoals de best beschikbare techniek, de stand van de wetenschap en de arbeidshygiënische strategie. De positie van het scenario in de matrix is daarbij een hulpmiddel dat inzicht geeft. De risicomatrix kan niet worden gezien als normatief kader.

(25)

4 Scenario's

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de scenario's die realistisch en relevant zijn voor een LNG- afleverinstallatie.

De scenario's zijn onderverdeeld in:

− generieke scenario’s voor de gehele installatie;

− scenario’s voor de opslag van LNG;

− scenario’s voor het bevoorraden van de LNG-opslagtank vanuit een LNG- tankwagen;

− scenario’s voor het afleveren van LNG aan voertuigen of werktuigen.

Elk scenario heeft een nummer. Het is weergegeven als S1, S2 en verder. Bij elk scenario horen doelen. Die zijn aangegeven met de nummers van de doelen, dus D1, D2 en verder. De beschrijvingen van de doelen staan in hoofdstuk 6. Bij de

maatregelen in hoofdstuk Error! Reference source not found. is steeds aangegeven welke scenario's daar een rol bij spelen.

In de scenario’s wordt met het gevolg ‘cryogene blootstelling’ de blootstelling bedoeld van installatie(onderdelen) of objecten aan de temperaturen van LNG of LIN. Met het gevolg ‘persoonlijk letsel’ wordt, tenzij anders aangegeven, zowel hittebelasting als cryogene blootstelling op personen bedoeld.

4.2 Scenario's voor de hele activiteit

S1 Mogelijke gevaren en gevolgen van statische elektriciteit Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vonkoverslag tussen installatieonderdelen door potentiaalverschil,

− brand of explosie na ontsteking van eventueel aanwezig brandbaar gas,

− persoonlijk letsel chauffeur en/of LNG-afnemer door vonk of hittebelasting.

D1

S2 Kleine lekkage LNG-leiding (buitenkant) door chemische aantasting

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand na ontsteking.

D2

(26)

S3 Kleine lekkage LNG-leiding door pipestress door

temperatuurverschillen/-wisselingen (‘temperature cycles’) Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand na ontsteking.

D3

S4 Brand in de omgeving of op de LNG-afleverinstallatie – Falen van onderdelen van de LNG-afleverinstallatie

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− domino-effecten,

− persoonlijk letsel.

D7, D33

S5 Aanrijding trailer/vulpunt door een voertuig, zowel tijdens het bevoorraden van de opslagtank als op het moment dat niet wordt gevuld

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− vuurbal en plasbrand.

D8

S6 Vandalisme, diefstal, aanwezigheid onbevoegde personen:

ongecontroleerde ontstekingsbronnen

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− schade aan apparatuur,

− vrijkomen van LNG,

− brand/explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D9

S7 Ophoping van grondwater door hoog grondwaterniveau, regenwater of smeltwater in leidinggoot (bijvoorbeeld leiding naar de tankzuilen) in de winter bij temperaturen onder het vriespunt

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− bevriezing van water in de leidinggoot,

− thermische krimp leiding,

− schade aan leiding,

− vrijkomen van LNG,

− brand/explosie na ontsteking.

D10

(27)

S8 Temperatuurinvloed (van buiten, bijvoorbeeld zon) op LNG- leiding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− warmte-inlek leiding,

− opwarming LNG,

− falen leiding door drukopbouw,

− ontstaan van boil-off-gas (bij drukontlasting).

D6

S9 Geologische impact, zoals aardbeving of overstroming, impact op LNG-afleverinstallatieonderdelen

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− schade aan leiding,

− lekkage zwakste onderdeel,

− vrijkomen van LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D12, D14

S10 Blikseminslag

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− elektronica valt uit,

− ontstekingsbron in ATEX-gezoneerd gebied,

− brand in de installatie en/of het gebouw,

− persoonlijk letsel.

D1, D6

S11 Lekkage bij bestaande buiten het tankstation gelegen buisleiding, brand, aanstralen onderdelen LNG- afleverinstallatie waardoor deze falen

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− schade aan onderdelen LNG-afleverinstallatie,

− vrijkomen van LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D7, D33

S12 Leveren van te koud gas aan de CNG-buffer door een slechte werking van de verdamper (invriezen door lage atmosferische temperaturen en hoge luchtvochtigheid), waardoor het koude gas niet voldoende opwarmt

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− temperaturen buiten ontwerpspecificaties van de CNG-buffer (drukvat),

− verzwakking materiaal CNG-buffer,

− schade aan CNG-buffer,

− vrijkomen van CNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D2

(28)

S13 Stroomstoring in combinatie met een incident Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− verstoring van het systeem (verhogen debieten, open- of dichtsturen kleppen),

− vrijkomen van LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D13, D26, D27

S14 Langdurige insluiting van LNG in leidinggedeelte tussen twee afsluiters – Breuk leiding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− opwarming en drukopbouw,

− breuk leiding vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D11

S15 Lekkage in ondergrondse (enkelwandige) leiding met

uitstroming naar atmosfeer vanuit de productvoerende leiding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D12

S16 Breuk in ondergrondse leiding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D12

S17 Lek of breuk LNG-voerend materiaal tijdens inactiviteit van de afleverinstallatie (bijvoorbeeld doorlekkende terugslag of tankklep), enkele afsluitkleppen staan in de ongewenste positie na wijziging

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D11, D16

(29)

S18 Lekkage van niet geodoriseerd gas vanuit een aan de LNG- afleverinstallatie gekoppelde CNG-installatie of lekkage van dat ongeodoriseerd gas bij de eindgebruikers van CNG

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen ongeodoriseerd gas,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D28

S19 Kleine lekkage vanuit LNG-onderdeel (bijvoorbeeld flens, instrument of klep) tijdens normale operatie

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D12

S20 Dichtvriezen van het 5-2-ventiel van de actuator van een veiligheidsklep (bijvoorbeeld LNG-tankklep), samen met vrijkomen van LNG (bijvoorbeeld leiding/slangbreuk)

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− veiligheidsklep faalt en gaat niet dicht,

− langdurig vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel,

− escalatie (aanstraling van andere LNG-voerende installatieonderdelen).

D2, D4, D33

S21 Incident op de afleverinstallatie (brand/lekkage/ongeval/storing enz.) – Algemeen scenario ter aantoning effectiviteit algemene maatregelen

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D3, D4, D5 D17, D21, D27, D33

S22 Gasemissie via afblaasvoorziening (‘vent stack’), al dan niet met ontbranding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− verhoging temperatuur LNG in opslagtank,

− ontstaan van (te veel) boil-off-gas,

− opbouw druk in opslagtank,

− druk overschrijdt openingsdruk drukveiligheid,

− methaanemissie door afblaasvoorziening.

D30, D34

(30)

S23 Dichtvriezen van de afblaasvoorziening door extreme weercondities: regenval of vorming condens en vervolgens dichtvriezen van de overdrukbeveiliging

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− drukopbouw in installatieonderdelen,

− druk overschrijdt ontwerpdruk,

− schade aan leidingen en appendages,

− lekkage bij het zwakste onderdeel,

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D11

S24 Onveilige situaties door slechte verlichting Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− gebruik niet-ATEX-lichtbron of verrichten verkeerde handelingen in het geval van vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D21

S25 Vrijkomen van LNG op het terrein (ontstaan van een plas) met afloop naar het riool en/of afloop naar installaties met andere gevaarlijke stoffen en/of afloop naar toegangswegen

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− LNG in het riool,

− RPT (Rapid Phase Transition/snelle faseovergang) door mogelijk contact LNG met water – detonaties – schade aan riool,

− insluiting van gas en vorming explosief mengsel,

− gasexplosie met hoge piekoverdrukken na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D31

S26 Insluiting gas bij vulpunt van de LNG-opslagtank door het verkeerd aankoppelen van de losslang

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− vorming explosief mengsel bij ondergronds vulpunt,

− verstikkingsgevaar,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16, D21, D23, D31

S27 Lekkage en brand binnen scheidingsconstructie Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D23, D32, D33

(31)

S28 Vrachtauto's rijden over de leidinggoot/ondergrondse leiding heen, leidend tot lekkage aan de leiding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− mechanische belasting leiding,

− vrijkomen LNG bij lekkage,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D3, D10

S29 Veel begroeiing en objecten aanwezig in de nabijheid van de afleverinstallatie, beschadiging van

LNG-onderdelen/-compartimenten

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− beschadiging LNG-afleverinstallatie,

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D15

S30 Te snel inkoelen met LIN/LNG van de onderdelen van de LNG- afleverinstallatie bij opstarten na uitvoeren van

onderhoudswerkzaamheden

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− temperatuurschok en krimp LNG-voerende onderdelen,

− schade aan LNG-voerende onderdelen,

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16

S31 Las- of flenslekkage in leiding(verbinding) door verkeerd aangelegde verbinding

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16

S32 Methaanemissie door gebrek aan onderhoud Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D12, D29, D32, D33, D34

S33 Onderhoud aan LNG-onderdelen, lekkage

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D12, D16, D32

(32)

S34 Graafwerkzaamheden bij ondergrondse leidingen (zoals leiding tankzuil)

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− breuk leiding,

− vertraagd vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16

4.3 Scenario's bij LNG-opslagtank

S35 Brand in de omgeving of op de afleverinstallatie. Langdurige blootstelling van LNG-opslagtank aan warmtestraling

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− verhoging temperatuur in opslagtank,

− drukopbouw,

− falen integriteit opslagtank,

− vrijkomen LNG,

− BLEVE/vuurbal/explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D7, D32, D33

S36 Brand in de omgeving of op de afleverinstallatie. Langdurige blootstelling van de LNG-opslagtank aan warmtestraling – Vrijkomen van LNG uit overdrukbeveiliging

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− verhoging temperatuur in opslagtank,

− drukopbouw in opslagtank,

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D7, D30, D33

S37 Brand in de omgeving of op de afleverinstallatie. Langdurige blootstelling van de LNG-opslagtank aan warmtestraling – Falen van draagconstructie van de opslagtank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− falen draagconstructie,

− beschadiging opslagtank of LNG-voerende installatieonderdelen,

− vrijkomen LNG,

− cryogene blootstelling,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D3, D7, D33

(33)

S38 Vrijkomen van LNG of LIN, blootstelling op de draagconstructie van de LNG- of de LIN-opslagtank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− falen draagconstructie door brosse breuk,

− beschadiging LNG- of LIN-opslagtank of installatieonderdelen,

− vrijkomen LNG of LIN,

− cryogene blootstelling,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D3

Toelichting:

Een lekkage van een cryogene vloeistof vanuit leidingwerk of verladingsactiviteiten kan zorgen voor blootstelling van de draagconstructie aan temperaturen die, afhankelijk van de toegepaste materialen, brosse breuk tot gevolg kunnen hebben.

S39 Blootstelling gasflessen aan cryogene temperaturen Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− brosse breuk in materiaal gasfles,

− (instantaan) uit elkaar klappen gasflessen,

− persoonlijk letsel,

− beschadiging LNG-afleverinstallatie door fragmenten,

− beschadiging omgeving door fragmenten.

D3

S40 Falen van de bodemleiding van de opslagtank (grote vloeistoflekkage) tijdens onderhoud door vallend object (bijvoorbeeld tijdens hijsen) – Vorming van plas onder de opslagtank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG onder de opslagtank,

− plasbrand onder opslagtank,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16, D31

S41 Continue vloeistofexpansie van de opslagtank – Overschrijding maximumniveau in de opslagtank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− drukopbouw in de opslagtank,

− uitzetten van de vloeistof,

− falen opslagtank,

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D13, D16, D30

(34)

S42 Onderhoud en uit bedrijf nemen van de LNG-opslagtank of -installatieonderdelen (zoals vervangen pomp)

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen (L)NG,

− cryogene blootstelling,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D11, D16, D17

S43 Hijsen van een (deels) gevulde LNG-opslagtank – Ontstaan van een lekkage of omvallen van de opslagtank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− falen opslagtank,

− vrijkomen LNG,

− cryogene blootstelling,

− brand/explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16

4.4 Scenario's bij bevoorraden LNG-opslagtank vanuit tankwagen

S44 Brand nabij de LNG-tankwagen tijdens het lossen, rijbaan is geblokkeerd waardoor de LNG-tankwagen niet kan wegrijden, ladingtank van de LNG-tankwagen faalt

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− verhoging temperatuur ladingtank van de LNG-tankwagen,

− drukopbouw in ladingtank,

− falen ladingtank van de LNG-tankwagen,

− vrijkomen LNG,

− BLEVE, vuurbal of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D7, D19, D33

S45 Gelijktijdig lossen van de LNG-tankwagen met een tankwagen met andere motorbrandstoffen – Ontstaan van een brand bij het vulpunt van de tankwagen met andere motorbrandstoffen

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− verhoging temperatuur lading LNG-tankwagen,

− drukopbouw in lading LNG-tankwagen,

− falen LNG-tankwagen,

− vrijkomen LNG,

− BLEVE, vuurbal of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D18

(35)

S46 LNG-losslang wordt (te snel) afgekoppeld voordat deze is uitgedampt en vrij van LNG (vloeistof vrijmaken van LNG wordt niet uitgevoerd)

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− LNG in losslang komt vrij,

− persoonlijk letsel.

D16, D24

S47 Koude LNG-slang wordt vastgepakt door chauffeur zonder handschoenen

Potentieel gevolg:

− persoonlijk letsel.

D32

S48 Breuk LNG-losslang of vulleiding tijdens het bevoorraden van de LNG-opslagtank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D3, D12, D16, D31, D32, D33

S49 Vullen van opslagtank vanuit tankwagen met verkeerd product Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen cryogene vloeistof,

− cryogene blootstelling,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D17, D22

S50 Vloeistofuitstroming door afblaasvoorziening (‘vent stack’) ten gevolge van overvulling van de opslagtank. – Ontstaan van een plas op de grond (‘rainout’)

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG via de afblaasvoorziening,

− LNG regent op de grond,

− plasvorming met verdamping,

− (plas)brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D3, D20, D30, D31

4.5 Scenario's bij afleveren LNG aan voertuigen of werktuigen

S51 Aanrijding tankzuil door voertuig of werktuig. – Tankzuil wordt omver gereden

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− fakkelbrand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D8, D33

(36)

S52 Vrijkomen van LNG door onjuist vullen van de LNG- brandstoftank

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vloeistofuitstroming uit drukveiligheid,

− vrijkomen LNG,

− cryogene blootstelling,

− brand of explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D15, D16, D33, D34

S53 Gebruik van een te korte of een te lange afleverslang leidend tot een lekkage

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D4, D12, D15, D33

S54 Een wisselreservoir wordt gevuld

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG,

− cryogene blootstelling,

− brand/explosie na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D25

S55 Lekkage bij het afkoppelen van de vulslang of tijdens het afleveren van LNG in combinatie met een potentiaalverschil over de koppeling

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− vrijkomen LNG bij afkoppelen afleverslang,

− vonkoverslag,

− kortdurende fakkelbrand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D1, D4, D32, D33

S56 Opstarten na lekkage bij de vulkoppeling van de afleverslang (als beveiliging in werking is gesteld of noodstopvoorziening is geactiveerd) zonder de oorzaak weggenomen te hebben, of te snel opstarten na storing

Potentiële gevolgen (opeenvolgende gebeurtenissen):

− hernieuwde lekkage met vrijkomen LNG,

− cryogene blootstelling,

− brand na ontsteking,

− persoonlijk letsel.

D16, D22, D32

(37)

Deel B – Doelen en maatregelen

Deel B is normatief.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

L:\Dossier\3250-3299\3280 Vossenakker eo Grootonderhoud\03_Ontwerpen\04_tekening bewonersavond\3280 Vossenakker DO_concept - kopie.dgn - (3280-BW-001)

L:\Dossier\3250-3299\3280 Vossenakker eo Grootonderhoud\03_Ontwerpen\02_VO\3 Concept\3280 Vossenakker VO_concept - kopie.dgn - (3280-VO-101)

Onderdeel borging deskundige inzet overheidsvertegenwoordigers in PGS-teams Al enige jaren wordt door de ”IOV-Stuurgroep PGS” gezorgd voor de afstemming over bemensing van OD en

De richtlijn ziet ook toe op het afleveren aan voertuigen of werktuigen bij andere bedrijven dan tankstations (niet publiek toegankelijke tankstations). Het gaat dan bijvoorbeeld

[r]

Hoofdstuk 4 van PGS 15 geeft aanvullende eisen voor opslagvoorzieningen waarin meer dan 10.000 kg verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen wordt opgeslagen, dan wel meer dan

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende

De DOAC’s kunnen niet gebruikt worden bij een mechanische hartklep, bij kinderen, bij zwangeren, bij borstvoeding, bij ernstige nierfunctiestoornissen en bij gebruik van