• No results found

De nieuwe circulaire over de antimisbruikbepaling in de registratie- en successierechten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De nieuwe circulaire over de antimisbruikbepaling in de registratie- en successierechten"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 30-35

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ De nieuwe circulaire over de antimisbruikbepaling in de registratie- en successierechten p. 4/ Gedeeltelijke vrijstellingen

ontslagvergoedingen

p. 8/ Opheffing bankgeheim : nu ook verplichte kennisgeving bij vraag van buitenlandse fiscus

De nieuwe circulaire over de antimisbruikbepaling in de

registratie- en successierechten

Recent bracht de FOD Financiën een nieuwe circu- laire uit over de toepassing van de antimisbruikbe- paling inzake de registratie- en successierechten, die een circulaire van verleden jaar over hetzelfde onderwerp volledig vervangt. Wat is er gewijzigd ?

Circulaire van 19 juli 2012

Nieuwe antimisbruikbepaling ook

toepasselijk inzake registratierechten en successierechten

Verleden jaar werd de ongeveer twintig jaar oude algemene antimisbruikbepaling herschreven1. Een belangrijke wijziging was dat de antimis- bruikbepaling voortaan ook zou worden toege- past in de registratierechten en successierechten.

Om deze toepassing te verduidelijken bracht de Algemene administratie van de patrimoniumdo- cumentatie enkele maanden na de wet een circu- laire uit2.

1 Programmawet van 29 maart 2012 (BS 6 april 2012).

2 Circulaire nr. 8/2012 (versie 2) van 19 juli 2012.

Witte en zwarte lijst

De circulaire stelde dat de vraag of er sprake is van fi scaal misbruik in principe geval per geval moet worden beoordeeld, rekening houdend met de con- crete context en modaliteiten, maar bevatte niette- min twee (niet-limitatieve) lijsten van rechtshan- delingen die normaal zeker niet en zeker wel als fi scaal misbruik te beschouwen zijn, in de praktijk de witte en de zwarte lijst genoemd.

Wat stond er op de witte en de zwarte lijst ?

Op de witte lijst stonden de volgende verrichtin- gen :

– schenking door middel van een handgift of een bankgift;

– schenking bij een akte verleden voor een niet- Belgische notaris;

– gefaseerde schenking van onroerende goederen met tussenperiode van meer dan 3 jaar;

– schenking onder last;

– schenking onder ontbindende voorwaarde;

– schenking door grootouders aan kind(eren) en kleinkind(eren);

(2)

– schenking met voorbehoud van vruchtgebruik of ander levenslang recht;

– schenking waarop een verlaagd registratierecht voor schenkingen toepasselijk is;

– schenking die een in het Wetboek der Registra- tierechten voorziene vrijstelling geniet;

– tontine- en aanwasclausules;

– testament met maximale benutting van gunstre- gimes;

– testament met zgn. ‘generation skipping’;

– kinderloos vrijgezel testament;

– duo-legaat, voor zover dit na verrekening van de last, resulteert in een substantiële nettobevoor- deling van de vereniging.

Op de zwarte lijst stonden de volgende verrichtin- gen :

– de sterfhuisclausule;

– de gesplitste aankoop (blote eigendom en vruchtgebruik) van goederen voorafgegaan door een al of niet geregistreerde schenking van de benodigde gelden door de verkrijger van het vruchtgebruik aan de verkrijger van de blo- te eigendom mits er éénheid van opzet aanwezig is;

– de erfpachtconstructie, zijnde de gesplitste aan- koop (‘tréfonds’ en erfpacht) van onroerend goed door gelieerde vennootschappen;

– de inbreng door één echtgenoot van goederen in de huwelijksgemeenschap, gevolgd door een schenking door beide echtgenoten, mits er één- heid van opzet aanwezig is;

– de uitbreng uit de huwelijksgemeenschap van roerende goederen, gevolgd door een weder- zijdse schenking tussen echtgenoten, meest- al onder de ontbindende voorwaarde voor de schenking gedaan aan de eerststervende echt- genoot;

– het «ik opa» testament.

Circulaire van 10 april 2013

Vervangt circulaire van 19 juli 2012

Onverwacht bracht de administratie dit voorjaar een nieuwe circulaire uit over de antimisbruikbe- paling in de registratie- en successierechten, die de circulaire van 19 juli 2012 volledig vervangt3.

3 Circulaire nr. 5/2013 van 10 april 2013.

Verschillen met circulaire van 19 juli 2012

De nieuwe circulaire verschilt van die van vorig jaar op de volgende punten :

– testamentaire bepalingen worden niet langer be- schouwd als fi scaal misbruik, en de lijsten wor- den daaraan aangepast;

– bij de zwarte lijst wordt iets meer uitleg gegeven;

– de gesplitste aankoop wordt van de zwarte lijst geschrapt en de verzaking aan het vruchtge- bruik van een onroerend goed gevolgd door een schenking wordt eraan toegevoegd.

Testamentaire bepalingen niet meer beschouwd als fi scaal misbruik

De administratie is nu, anders dan een jaar gele- den, van mening dat de antimisbruikbepaling niet kan worden toegepast op testamentaire bepalin- gen. Fiscaal misbruik heeft immers betrekking op door de belastingplichtige zelf gestelde rechtshan- delingen4, maar in het kader van successierechten en testamenten is de belastingplichtige niet de per- soon die het testament heeft gemaakt (de testator), maar wel de persoon die testamentair begunstigd wordt.

Een gevolg van dit nieuwe standpunt is dat de ad- ministratie de gevallen op de witte en zwarte lijst die betrekking hadden op testamentaire bepalin- gen (de laatste vier gevallen van de witte lijst en het laatste geval van de zwarte lijst), geschrapt heeft. De schrapping van de witte lijst betekent dus voor alle duidelijkheid niet dat deze rechts- handelingen niet langer veilig zouden zijn voor de antimisbruikbepaling, integendeel, ze komen niet meer op de lijst voor omdat de antimisbruikbepa- ling er nooit op kan worden toegepast.

Uitleg bij de zwarte lijst

De uitleg bij de zes gevallen op de zwarte lijst in de circulaire van 19 juli 2012 was vrij beperkt. In de nieuwe circulaire geeft de administratie wat meer commentaar. Hierbij wordt steeds hetzelfde stra- mien toegepast : eerst wordt uitgelegd waarom de verrichting fi scaal misbruik kan uitmaken, vervol- gens wordt gezegd wat de belastingplichtige moet bewijzen om het fi scaal misbruik te weerleggen en

4 Zie artikel 18, § 2 W.Reg., waarnaar de antimisbruikbepaling van artikel 106 W.Succ. verwijst.

(3)

tot slot wordt aangegeven hoe de administratie de verrichting zal belasten indien de belastingplich- tige dit bewijs niet levert.

Wijzigingen zwarte lijst

Zoals gezegd werd het «ik opa» testament geschrapt van de zwarte lijst, aangezien testamentaire bepa- lingen niet langer onder de antimisbruikbepaling vallen. Daarnaast komt ook de gesplitste aankoop door ouders en kinderen, met voorafgaande schen- king door de ouders aan de kinderen, niet langer op de lijst voor. Er wordt wel een verrichting aan de lijst toegevoegd, nl. de verzaking aan vrucht- gebruik op een onroerend goed, gevolgd door een schenking.

Een gewijzigd standpunt over de gesplitste aankoop

De genoemde gesplitste aankoop werd weliswaar van de zwarte lijst geschrapt, maar deze schrap- ping bleek een vergiftigd geschenk. Een goeie week na de nieuwe circulaire, publiceerde de ad- ministratie immers een ‘beslissing’, waaruit bleek dat ze van plan blijft om zo’n gesplitste aankoop aan te pakken, zij het echter niet meer met de alge- mene antimisbruikbepaling, maar wel op basis van een gewijzigde interpretatie van artikel 9 W. Succ.5 Daarmee komt de administratie terug op een eer- dere beslissing, waarin ze aanvaardde dat het ver- moeden van artikel 9 W. Succ., dat de gesplitste aan- koop een bedekte bevoordeling is van de kinderen, weerlegd wordt indien de ouders aan de kinderen een geldsom hebben geschonken waarmee de blote eigendom kon worden gekocht,en indien kan be- wezen worden dat die schenking vooraf is gegaan aan de betaling van de prijs voor de blote eigen-

5 Beslissing van 19 april 2013, nr. R.J. S 9/06-07, bl. nr. EE/98.937.

dom6. De administratie is nu integendeel van me- ning dat de voorafgaande schenking het wettelijke vermoeden van bedekte bevoordeling net bevestigt.

Een schrale troost is dat het nieuwe standpunt pas zal worden toegepast op de rechtshandelingen ge- daan vanaf 1 september 2013.

Word vervolgd ?

De nieuwe beslissing inzake de gesplitste aankoop werd door zowat iedereen uit de praktijk fel bekri- tiseerd. Misschien is het verhaal echter nog niet afgelopen. Geconfronteerd met parlementaire vra- gen over de kwestie heeft de minister van Finan- ciën immers laten weten dat hij zijn «administratie zal verzoeken het geheel van de problematiek aan een bijkomend nieuw onderzoek te onderwerpen en om haar standpunt bij te stellen, mocht daar op basis van alle inmiddels bekende feitelijke en juri- dische gegevens die reeds een kleine honderd jaar teruggaan, aanleiding toe bestaan».7

Wat met de inkomstenbelastingen ?

Verleden jaar werd aangekondigd dat ook over de toepassing van de antimisbruikbepaling in de inkomstenbelastingen, een circulaire zou worden uitgebracht. Ondertussen is die circulaire nog al- tijd niet verschenen, maar we hebben bij de fi scus geen bevestiging gekregen dat dit plan defi nitief is opgeborgen.

Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist

6 Beslissing van 13 december 2007, nr. R.J. S 9/06-03, bl.

nr. E.E./101.855.

7 Hand. Kamer Commissie voor Financiën en Begroting 2012-2013, 15 mei 2013, CRIV 53 COM 746, 20.

(4)

Gedeeltelijke vrijstelling ontslagvergoedingen

Gedeeltelijke vrijstelling van opzeggingsvergoedingen en bezoldigingen voor tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende activiteit

I. Inleiding

1. De wet van 19  juni 2011 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (afge- kort  : WIB 1992) wat de werkbonus en de opzeg- gingsvergoeding betreft1, heeft een gedeeltelijke vrijstelling van opzeggingsvergoedingen en bezol- digingen voor tijdens de opzeggingstermijn uitge- oefende activiteit ingesteld.

Die nieuwe regeling wordt toegelicht in een circu- laire van 13 maart 20122.

In dit artikel willen we de bedoelde vergoedingen en de toepassingsvoorwaarden voor het stelsel van gedeeltelijke vrijstelling nader toelichten.

II. Wettelijke grondslag

2. Overeenkomstig artikel  38, §  1, eerste lid, 27°

WIB 1992 zijn de bezoldigingen die zijn verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoe- fenen van de beroepswerkzaamheid tijdens de op- zeggingstermijn en de vergoedingen die door de werkgever al of niet contractueel zijn betaald uit hoofde van of naar aanleiding van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst vrijgesteld ten belope van maximum :

– 425,00 euro (te indexeren bedrag)3 voor de bezol- digingen en vergoedingen die worden verkregen vanaf 1 januari 2012, voor zover de opzeg door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2012 ter kennis is gebracht;

– 850  euro (te indexeren bedrag) voor de bezoldi- gingen en vergoedingen die worden verkregen vanaf 1 januari 2014, voor zover de opzeg door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2014 ter kennis is gebracht.

1 BS 28 juni 2011 – Erratum BS van 6 juli 2011.

2 Circulaire Ci.RH.242/614.625 (AAFisc Nr. 12/2012) van 13 maart 2012.

3 Het geïndexeerde bedrag is 620,00 euro voor aanslagjaar 2013 en 640,00 euro voor aanslagjaar 2014.

De voorwaarden en de begrenzingen van de nieu- we regeling worden vastgesteld in artikel  38, §  5 WIB 1992.

III. Bedoelde vergoedingen

A. Opzeggingsvergoedingen

3. Met opzeggingsvergoedingen worden bedoeld, de vergoedingen die door de werkgever al dan niet zijn betaald uit hoofde van of naar aanleiding van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, on- geacht of het bedrag ervan wettelijk wordt bepaald dan wel volgens specifi eke contractuele bedingen.

Tot die opzeggingsvergoedingen behoren inzon- derheid :

1° de eigenlijke ontslagvergoedingen die door de werkgever (of het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontsla- gen werknemers) wettelijk, contractueel, goed- gunstig, ingevolge een CAO (collectieve ontsla- gen) of ingevolge een rechterlijke beslissing in welke vorm of onder welke benaming ook wor- den toegekend ten gevolge van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeids- overeenkomst;

2° de achterstallen van opzeggingsvergoedingen;

3° de inschakelingsvergoedingen bedoeld in de wet van 23 december 2005 betreffende het generatie- pact.

B. Bezoldigingen voor «gepresteerde opzeggingstermijn»

4. Dit zijn de bezoldigingen die zijn verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid tijdens de opzeg- gingstermijn.

(5)

Er moet een rechtstreekse band bestaan tussen de in aanmerking te nemen bezoldigingen en de tij- dens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroeps- werkzaamheid die zij vergoeden.

Het is daartoe niet vereist dat die bezoldigingen zelf tijdens de opzeggingstermijn worden betaald.

Evenmin volstaat het dat een bezoldiging wordt be- taald tijdens de opzeggingstermijn om in aanmer- king te kunnen worden genomen voor een eventu- ele vrijstelling.

5. Enkel de volgende looncomponenten komen voor de vrijstelling in aanmerking :

– gewone bezoldigingen voor de tijdens de opzeg- gingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit;

– het gewaarborgd maandloon voor bedienden;

– het gewaarborgd weekloon voor arbeiders;

– het enkel vakantiegeld voor bedienden dat be- trekking heeft op de tijdens de opzeggingster- mijn uitgeoefende beroepsactiviteit;

– de voordelen in natura (behalve deze die niet be- grepen zijn in de bedragen vermeld in de code 250 of 400 van fi che 281.10) die betrekking heb- ben op de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoe- fende beroepsactiviteit;

– achterstallen van bezoldigingen die betrekking hebben op de tijdens de opzeggingstermijn uit- geoefende beroepsactiviteit.

De loonfi ches 281.10 en 281.20 zullen verschil- lende rubrieken bevatten, zodat de bezoldiging ge- makkelijk over de verschillende looncomponenten kan worden uitgesplitst.

De andere looncomponenten die niet geacht wor- den de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit te bezoldigen, komen niet in aan- merking voor de vrijstelling.

Uitgesloten zijn onder meer  :

– niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen4; – achterstallen van bezoldigingen die geen betrek-

king hebben op de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit;

– vergoedingen voor weerverlet, de eindejaarspre- mie, het dubbel vakantiegeld.

4 Deze genieten een specifi eke vrijstelling op grond van artikel 38, § 1, 24° WIB 1992.

IV. Toepassingsvoorwaarden voor de vrijstelling (artikel 38, § 5

WIB 1992)

6. De gedeeltelijke vrijstelling is onderworpen aan de volgende voorwaarden die samen moeten ver- vuld zijn :

1° Voorwaarde betreffende de aard van de arbeidsre- latie : het moet gaan om een overeenkomst van onbepaalde duur.

2° Voorwaarde betreffende de opzegger van de ar- beidsovereenkomst : de arbeidsovereenkomst moet door de werkgever worden beëindigd.

3° Voorwaarde betreffende de aard van de opzeg van de overeenkomst : de overeenkomst mag niet worden beëindigd tijdens de proefperiode, met het oog op brugpensioen of pensionering of we- gens een dringende reden.

V. Gedeeltelijke vrijstelling (artikel 38, § 5 WIB 1992)

7. De vrijstellingsregeling is onderworpen aan een dubbele beperking :

1. Begrenzing per opzeg (artikel 38, § 5, tweede lid WIB 1992)

Het maximumbedrag van de vrijstelling per opzeg wordt bepaald volgens de datum van betekening van de opzeg, ongeacht de datum van werkelijke betaling of toekenning. Er wordt rekening gehou- den met de indexeringscoëffi ciënt die van toepas- sing is voor het belastbaar tijdperk waarin de op- zeg ter kennis is gebracht.

Voor een afdanking, waarvoor de opzeg ter kennis werd gebracht in april 2012, bedraagt het maxi- mumbedrag van de vergoeding dat wordt vrijge- steld 620,00 euro.

Die datum moet op de individuele fi ches 281.10 en 281.20 worden vermeld.

Quid wanneer de beoogde bezoldigingen of vergoe- dingen worden betaald of toegekend over méér dan één belastbaar tijdperk ?

De vrijstelling voor deze afdanking zal slechts voor maximum 425 (of 850) euro (te indexeren bedra- gen) worden verleend. Maar wanneer in het eerste belastbaar tijdperk minder dan het maximumbe-

(6)

drag werd betaald of toegekend, kan in het daar- opvolgende belastbaar tijdperk nog een vrijstelling worden verleend, zij het slechts voor het nog niet aangewend saldo van het voormelde maximumbe- drag van 425 (of 850) euro.

2. Begrenzing per belastbaar tijdperk (artikel 38,

§ 5, derde lid WIB 1992)

Het totaal van de principiële vrijstellingen voor de in dit belastbaar tijdperk betaalde of toegekende opzeggingsvergoedingen en bezoldigingen voor gepresteerde opzeggingstermijn, mag ook niet meer bedragen dan het aan dat belastbaar tijdperk zelf verbonden maximumbedrag dat van toepas- sing is op de opzeg die in dat tijdperk ter kennis werden gebracht.

Deze situatie zal zich in principe enkel voordoen wanneer in een belastbaar tijdperk door meerdere werkgevers of schuldenaars opzeggingsvergoe- dingen of bezoldigingen «voor gepresteerde op- zeggingstermijn» worden betaald of toegekend, verbonden aan opzeg die in datzelfde of in een vorig belastbaar tijdperk ter kennis werden ge- bracht.

VI. Aanrekeningsregel

8. Overeenkomstig artikel  38, §  5, vierde lid WIB  1992 wordt de vrijstelling, per belastbaar tijdperk, bij voorrang toegepast op de bezoldi- gingen die zijn verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroeps- werkzaamheid tijdens de opzeggingstermijn (de bezoldigingen voor «gepresteerde opzeggingster- mijn»), en vervolgens op de opzeggingsvergoe- dingen.

VII. Aanslagvoet

9. De drempel van 615  euro, vastgesteld bij arti- kel 171, 5°, a) WIB 1992, is niet meer van toepas- sing5.

Vanaf aanslagjaar 2013 zijn de bezoldigingen voor

«gepresteerde opzeggingstermijn» en de opzeg- gingsvergoedingen afzonderlijk belastbaar aan de

5 Cf. Artikel 3 van de wet van 19 juni 2011 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wat de werkbonus en de opzeggingsvergoeding betreft (BS 28 juni 2011 – Erratum BS van 6 juli 2011).

gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het ge- heel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een nor- male beroepswerkzaamheid heeft gehad.

VIII. En voor bedrijfsleiders ?

9. De nieuwe regeling geldt voor de bedrijfsleiders die met een arbeidsovereenkomst als werknemer tewerkgesteld zijn.

IX. Voorbeeld

6

10. De belastingplichtige heeft in 2012 volgende bedragen ontvangen :

– 500  euro bezoldigingen voor «gepresteerde op- zeggingstermijn» wegens een ontslag dat hem in 2012 door werkgever A werd betekend;

– 1  200  euro opzeggingsvergoedingen, wegens een ontslag dat hem in 2012 door werkgever B werd betekend.

De werkgevers A en B hebben geen weet van door een andere werkgever betaalde vergoedingen die principieel voor vrijstelling in aanmerking komen.

De belastingplichtige ontvangt geen andere bezol- digingen «gedurende gepresteerde opzeggingster- mijn» of opzeggingsvergoedingen in 2012.

Geen betalingen met betrekking tot de opzeg «A»

of «B» doen zich nog voor in het belastbaar tijdperk 2013 of later.

Voor de vrijstelling in de

personenbelasting in aanmerking te nemen bedrag (belastbaar tijdperk 2012)

1. Eerste begrenzing (begrenzing per opzeg)

– Maximumbedrag verbonden aan opzeggingen die gedurende het belastbaar tijdperk 2012 ter kennis werden gebracht : 620,00 euro

– Door werkgever A in 2012 betaalde vergoedin- gen : 500,00 euro

– Voor opzeg A reeds effectief toegekende vrijstel- ling met betrekking tot een vorig belastbaar tijd- perk : niet van toepassing

– Eventuele «overdracht» uit vorige belastbare tijdperken : niet van toepassing

6 Het betreft een voorbeeld afkomstig uit de circulaire nr. 12/2012 (nr. 44).

(7)

– In principe vrij te stellen bedrag (vrijstelling in de personenbelasting) : 500,00 euro

– Bedrag met betrekking tot opzeg A, waarop geen bedrijfsvoorheffi ng verschuldigd is : 500,00 euro – Door werkgever B in 2012 betaalde vergoedin-

gen : 1 200,00 euro

– Voor opzeg B reeds effectief toegekende vrijstel- ling met betrekking tot een vorig belastbaar tijd- perk : niet van toepassing

– Eventuele «overdracht» uit vorige belastbare tijdperken : niet van toepassing

- In principe vrij te stellen bedrag : 620,00 euro - Bedrag met betrekking tot opzeg B, waarop

geen bedrijfsvoorheffi ng verschuldigd is  : 620,00 euro

2. Tweede begrenzing (begrenzing per belastbaar tijdperk)

– Totaal van de voor vrijstelling in aanmerking te nemen vergoedingen, in voorkomend geval reeds begrensd per opzeg  : 500,00  euro (opzeg A) + 620,00 euro (opzeg B) = 1 120 euro

– Maximumbedrag verbonden aan opzeggingen die gedurende het belastbaar tijdperk 2012 ter kennis werden gebracht : 620,00 euro

– Bedrag dat effectief moet worden vrijgesteld  : 620,00 euro

Aanrekening

Bij voorrang aan te rekenen op de vergoedingen

«voor gepresteerde opzeg» (opzeg A) : 500,00 euro

Saldo aan te rekenen op de opzeggingsvergoedin- gen (opzeg B) : 120,00 euro

Conclusie (belastbaar tijdperk 2012)

Bezoldigingen toegekend voor gepresteerde opzeg (opzeg A) ten bedrage van 500 euro

– In de personenbelasting vrijgesteld gedeelte  : 500,00 euro

– Belastbaar gedeelte : 0,00 euro

De werkgever zal geen bedrijfsvoorheffi ng inhou- den op het bedrag van 500,00 euro.

Toegekende opzeggingsvergoedingen (opzeg B) ten bedrage van 1 200 euro

– In de personenbelasting vrijgesteld gedeelte  : 120,00 euro

– Belastbaar gedeelte : 1 080,00 euro

Bedrag waarop geen bedrijfsvoorheffi ng verschul- digd is : 620,00 euro

Aangezien werkgever B geen weet heeft van door een andere werkgever betaalde vergoedingen, zal hij op dit bedrag van 620  euro geen bedrijfsvoor- heffi ng inhouden.

Opmerking

Uit het bovenstaande volgt dat er geen bedrijfs- voorheffi ng verschuldigd is op een totaal bedrag van 1 120,00 euro, terwijl er bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting (ten gevolge van de toepassing van de tweede begrenzing) slechts een bedrag van 620,00  euro defi nitief wordt vrij- gesteld.

In de veronderstelling dat voor de opzeg B in 2013 nog een bijkomend bedrag zou betaald wor- den, dan komt hiervan in beginsel 500  euro in aanmerking voor de vrijstelling in de personen- belasting :

– 1 200,00 euro betaald in 2012;

– 620,00 euro maximum vrijstelling per opzeg;

– 120,00 euro effectief vrijgesteld bij de vestiging van de aanslag (belastbaar tijdperk 2012);

– 500,00 euro over te dragen saldo van de vrijstel- ling.

In dat geval is de werkgever B evenwel de be- drijfsvoorheffi ng verschuldigd over het volledige in 2013 betaalde bedrag aangezien de vrijstelling voor de opzeg «B» (op vlak van bedrijfsvoorheffi ng) door hem reeds volledig, in het belastbaar tijdperk 2012, werd toegekend en hij met deze reeds ver- leende vrijstelling moet rekening houden om de begrenzing «per opzeg» te respecteren.

VII. Conclusie

11. De sociale secretariaten en de diensten voor loonberekening worden nog maar eens met nieuwe berekeningen geconfronteerd die gecompliceerd kunnen zijn.

Nauwkeurigheid is geboden !

Julie VAN THEMSCHE Advocaat aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

Opheffi ng bankgeheim : nu ook verplichte kennisgeving bij vraag van buitenlandse fi scus

Tot nog toe moest de fi scus geen kennisgeving aan de belastingplichtige sturen als het bankgeheim werd doorbroken naar aanleiding van een vraag van een buitenlandse fi scus. Het Grondwettelijk Hof heeft deze uitzonderingsmaatregel nu vernietigd.

Opheffi ng bankgeheim

Sinds 1 juli 2011 kan de fi scus aan een bank-, wis- sel-, krediet- of spaarinstelling inlichtingen vragen over de rekeningen van een belastingplichtige zo- dra er aanwijzingen zijn van belastingontduiking of als hij van plan is om een indiciaire aanslag te vestigen. Er is wel toestemming nodig van een ge- westelijk directeur van de belastingen. En de belas- tingplichtige moet eerst de kans gekregen hebben om te antwoorden op een ‘vraag om inlichtingen’

van de fi scus.

Op het moment dat de fi scus gegevens opvraagt bij een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, moet hij de belastingplichtige daarvan in kennis stellen.

Hij moet daarbij ook «de aanwijzing of de aanwij- zingen van belastingontduiking» meedelen die de vraag aan de fi nanciële instelling rechtvaardigen.

De fi scus is ook verplicht om een kennisgeving te sturen als hij van plan is om een indiciaire aanslag te vestigen. Deze kennisgeving moet de precieze elementen vermelden die aanleiding hebben ge- geven tot dat voornemen (art.  333/1, §  1, 1ste lid WIB 1992).

Er moet geen kennisgeving verstuurd worden als de rechten van de Schatkist in gevaar zijn (art. 333/1, § 1, 2de lid WIB 1992).

De kennisgevingsplicht geldt ook niet als de fi scus inlichtingen vraagt aan het centraal aanspreek-

punt. Dat aanspreekpunt zal een register bijhou- den met alle rekeningen van het land, zodat de fi scus in één keer kan zien bij welke fi nanciële in- stellingen iemand rekeningen heeft.

Kennisgeving nu ook bij vraag uit buitenland

Tot nog toe moest de fi scus ook geen kennisgeving aan de belastingplichtige sturen als het bankge- heim werd doorbroken naar aanleiding van een vraag van een buitenlandse fi scus.

In het 3de lid van artikel 333/1, § 1 WIB 1992 staat immers dat «het eerste lid (verplichte kennisge- ving) evenmin van toepassing is op de vragen van- wege de in artikel 322, § 4 bedoelde buitenlandse administraties».

Het Grondwettelijk Hof vernietigt nu deze uitzon- deringsmaatregel.

Het annulatieverzoek werd ingediend tegen arti- kel 9, 2° van de ‘wet van 7 november 2011 houden- de fi scale en diverse bepalingen’, dat het derde lid van artikel 333/1, § 1 WIB 1992 heeft ingevoerd.

Het Hof vernietigt nu artikel 9, 2° van de wet van 7 november 2011.

Voor het overige blijft de kennisgeving voor de fi s- cus verplicht, inclusief de uitzondering wanneer de rechten van de schatkist in gevaar zijn.

Beperking vernietiging

Het hof «handhaaft de gevolgen van de vernieti- gende bepaling ten aanzien van alle toepassingen die ervan zouden gemaakt zijn vóór de bekendma- king van dit arrest in het Belgisch Staatsblad».

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

[r]

Maar ook de continuering van centrale verantwoordelijkheid is belangrijk, omdat er een minimale bodem voor decentrale verschijnselen binnen het systeem dient te zijn, een beeld