Samenvatting Maatschappijleer Massamedia
Samenvatting door een scholier 5e klas vwo
582 woorden 16 jaar geleden
6
2 keer beoordeeld
Vak Maatschappijleer
1.2
Communicatie: zender info ontvanger Zender: mededelen (invoer)
Ontvanger: boodschap krijgen (uitvoer) Eenzijdige communicatie: info
Feedback: zender krijgt info terug van ontvanger Meerzijdige communicatie: info (direct)
Verbale communicatie: door woorden (geschreven, gesproken, gebarentaal, signalen politie) Non-verbale communicatie: zonder woorden (gevoelens overbrengen, gezichtsuitdrukking, muziek) Directe communicatie: zonder hulpmiddelen (gesprekken)
Indirecte communicatie: met hulpmiddelen
Communicatiemedia: hulpmiddelen voor communicatie (telefoon, brief, radio, tv)
1.4
Referentiekader: geheel van kennis, ervaring, interesse en verwachting
Communicatiestoornis: verschillend interpreteren van dingen (bv. Boeren bij Chinees en Nederlander) Socialisatie: voorbereiding mens op rol in maatschappij (opvoeding kinderen)
1.5
Informatie:
1. nieuws (wetenswaardig) 2. kennis (wat iemand weet) Nieuwscriteria:
1. uitzonderlijk (niet-dagelijks)
2. samenhang met andere feiten (betekenis) 3. voorkennis (feiten)
1.6
Massacommunicatie: gericht op een ‘publiek’ / openbare communicatie m.b.v. massamedia/ meestal eenzijdig behalve als publiek kan reageren (boe roepen, klappen, enz.)
Vier taken media: (lopen vaak door elkaar heen) 1. leverancier van info (bv. Weersvoorspelling) 2. beïnvloeden opinie en gedrag (reclame)
3. kennis en inzicht vergroten (leggen van verbanden) 4. verstrooiing bieden (amusement)
2.2
Functie: elk objectief waarneembaar effect of gevolg van een menselijk activiteit voor een groep mensen of voor de samenleving
Functies:
a. cultuur: 1. normen (regels voor gedrag) 2. waarden (opvattingen voor goed en fout) b. cultuurverruiming
c. kennis en info overdragen
d. info overdracht tussen overheid en burgers e. uitwisseling van meningen
2.3
Vooroordelen: negatieve oordelen door gebrek aan kennis Stereotypen: clichébeelden (bv alle Marokkanen zijn crimineel)
2.5
McLuhan: “tv = bevrijding”
Postman: “tv = doodsteek”
3.1
Selectieve perceptie: waarnemen van slechts gedeelte van wat er gebeurt.
3.2
Massamedia:
• niet volstrekt objectief
• mening verslaggever vaak beetje verborgen
• normen en waarden
3.3
Persbureaus: verzamelen van wereldnieuws
• AP en UPI (Amerika)
• Reuter (Engeland)
• AFP (Frankrijk)
• ANP (Nederland)
Niet alleen door persbureaus ook door correspondenten, verslaggevers en redacteuren.
Kranten maken zelf selectie.
Selectiecriteria:
1. uitzonderlijk zijn
2. gevolgen hebben voor grotere groepen mensen 3. actueel (gister of vandaag)
4. van belang zijn voor de doelgroep (bv Story roddels) 5. over langere tijd kunnen publiceren (bv rechtszaak) 6. eenvoudig zijn uit te leggen
7. afwisseling van nieuws (niet altijd politiek en oorlog) Hoe dichterbij het nieuws des te groter het nieuws 8. er moeten filmbeelden van zijn (alleen voor tv) 9. filmmateriaal niet te duur (alleen voor tv)
3.5
Journalistieke normen: voor betere objectiviteit 1. informatie uit meerdere bronnen
2. hoor en wederhoor (alle partijen laten spreken)
3. info en opinie scheiden (eigen mening los van verslaggeving)
4.1
Injectienaaldtheorie: mensen zijn weerloze sponzen en worden gemanipuleerd door de media / info wordt als ware met injectienaald in gespoten.
Optimistisch: massa opvoeden Pessimistisch: vergiftiging
4.2
Tweetrapsmodel: publiek twee delen 1. opinieleiders 2. volgers. Info eerst door filter van opinieleiders.
4.3
Selectieviteitstheorie: ontvangers invloed op media mensen selecteren zelf informatie hierdoor wordt de massamedia beïnvloed.
4.4
Agendatheorie: media bepalen onderwerpen waar mensen over praten.
5.1
Pers: alle gedrukte media Omroep: radio en tv
Marktmechanisme: afhankelijk van winst geen toestemming van overheid nodig, vraag en aanbod bepalen welke bladen intrek zijn.
Omroepen: geen winst Commercieel: winst maken
Censuur: controleren en verbieden van teksten
5.3
Verschoningsrecht: zwijgplicht van artsen en advocaten
5.5
Pluriformiteit: garanderen van verscheidenheid in media
Zorgfunctie: overheid moet ervoor zorgen dat media optimaal kan functioneren
6.1
Zes soorten van berichten in kranten:
1. beleidsinformatie (nieuwsfeiten, ontwikkelingen politiek en maatschappij) 2. human-interest (niet politiek of maatschappelijk)
3. verstrooiing (amusement, strips, sportberichten)
4. praktische informatie (weerberichten, recepten, uitgaan) 5. opinie (meningen over gebeurtenissen, columns)
6. advertenties
6.4
Populaire massakranten: veel human-interest en verstrooiing Kaderkranten: beleidsinformatie
6.5
Identiteit: karakter (ligt niet voor eeuwig vast)
7.1
Marktgericht: publiek gericht, zo’n groot mogelijke doelgroep
7.2
Persconcentratie:
• vermindering aantal dagbladen
• veel bladen onder zelfde uitgever
Oplagespiraal: Als de oplage afneemt minder advertenties minder inkomsten minder goede verslaggevers uiterlijk achteruit afname oplage minder advertenties etc.
Monopolievorming: 1 concern meerdere kranten
7.5
Directie: zakelijke kant Redactie: inhoud blad
Redactiestatuut: CAO voor kranten als directie zich met de inhoud gaat bemoeien wegens te kort aan geld
Mediawet: omroepbestel moet publiekbestel zijn Kenmerken publiekbestel:
1. maken van winst is verboden, programma’s mogen niet gemaakt op basis van winst draaien 2. open, alle omroepen krijgen steun en zendtijd van de overheid
3. programmatische autonomie: volledige vrijheid
8.2
Omroepinstellingen:
• omroepverenigingen
• STER
• NOS
• Educatieve omroepinstellingen
• Lokale en regionale omroepinstellingen
Voorwaarden voor het krijgen van zendtijd:
a. Eigen identiteit
b. Vereniging of stichting zijn
c. Totaalpakket (cultuur, info, educatief en verstrooiing) d. Minimaal aantal betalende leden hebben
Aspirant omroep: nieuwe omroep (voldoet aan alle eisen alleen nog niet aan minimaal aantal leden)