• No results found

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 mei 2003 *

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 mei 2003 *"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 mei 2003 *

In zaak C-419/01,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Valero Jordana als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door L. Fraguas Gadea als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerder,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, doordat het slechts voor enkele regio's op zijn grondgebied de kwetsbare gebieden heeft aangewezen, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 5 van richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135, blz. 40),

* Procestaal: Spaans.

(2)

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: J.-P. Puissochet, kamerpresident, R. Schintgen, C. Gulmann, F. Macken (rapporteur) en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs, griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 30 januari 2003,

het navolgende

Arrest

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 23 oktober 2001, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 226 EG verzocht vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, doordat het slechts voor enkele regio's op zijn grondgebied de kwetsbare gebieden heeft aangewezen, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 5 van richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135, blz. 40; hierna: „richtlijn").

(3)

Toepasselijke bepalingen

2 Luidens artikel 1 betreft de richtlijn het opvangen, de behandeling en de lozing van stedelijk afvalwater alsmede de behandeling en de lozing van afvalwater van bepaalde bedrijfstakken. Zij heeft tot doel het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van lozingen van afvalwater.

3 Artikel 2 van de richtlijn omschrijft „stedelijk afvalwater" als „huishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater".

4 Artikel 5, leden 1 en 2, van de richtlijn bepaalt:

„1. De lidstaten wijzen voor de toepassing van lid 2 volgens de in bijlage II genoemde criteria uiterlijk op 31 december 1993 kwetsbare gebieden aan.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt vóór lozing in kwetsbare gebieden uiterlijk op 31 december 1998 voor alle lozingen van agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. [inwonerequiva- lent] aan een behandeling wordt onderworpen die verder gaat dan de in artikel 4 bedoelde behandeling."

5 Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de richtlijn moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 30 juni 1993 aan de richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

(4)

De precontentieuze procedure

6 Bij brief van 16 april 1997 vroeg de Commissie de Spaanse regering haar in kennis te stellen van de maatregelen die waren genomen om te voldoen aan de in de artikelen 5, 11 en 13 van de richtlijn vastgestelde verplichtingen. Daar zij geen antwoord had ontvangen, zond de Commissie haar op 7 augustus 1997 een aanmaningsbrief.

7 Tussen 24 november 1997 en 2 juli 1998 zond de Spaanse regering de Commissie een groot aantal brieven, waarin zij verklaarde dat de nationale overheid bevoegd was voor het aanwijzen van kwetsbare gebieden in de binnenwateren van de intercommunautaire hydrografische stroomgebieden, terwijl de autonome gemeenschappen de kwetsbare intracommunautaire binnenwateren en de kwets- bare kustwateren aanwezen. Voorts verstrekte zij allerlei informatie over de omzetting van een aantal bepalingen van de richtlijn en de datum waarop die omzetting in de verschillende autonome gemeenschappen voltooid zou moeten zijn.

8 Van mening dat het Koninkrijk Spanje, ondanks de door hem verstrekte gegevens, niet alle nodige maatregelen had genomen ter verzekering van de naleving van de in de artikelen 5, 11 en 13 van de richtlijn vastgestelde verplichtingen, zond de Commissie de Spaanse regering op 11 december 1998 een met redenen omkleed advies, met het verzoek zich er binnen twee maanden naar te voegen.

9 In haar antwoord van 8 juni 1999 op het met redenen omkleed advies, verklaarde de Spaanse regering dat vier autonome gemeenschappen (Galicië, de Balearen, Catalonië en Andalusië) reeds de kwetsbare kustgebieden hadden aangewezen, dat twee andere gemeenschappen (Asturië en de Canarische Eilanden) geen kwetsbare gebieden hadden, en dat de autonome gemeenschappen Valencia en Baskenland binnenkort deze gebieden zouden aanwijzen.

(5)

10 Van mening dat nog steeds sprake was van een schending van artikel 5 van de richtlijn, stelde de Commissie het onderhavige beroep in, en vorderde zij toewijzing van het beroep en verwijzing van het Koninkrijk Spanje in de kosten.

De Spaanse regering verzoekt het Hof het beroep te verwerpen en de Commissie te verwijzen in de kosten.

Ten gronde

1 1 De Commissie wijst erop dat haar beroep, anders dan de precontentieuze procedure, geen betrekking meer heeft op de artikelen 11 en 13 van de richtlijn, maar enkel op de niet-nakoming van artikel 5 van de richtlijn, dat de lidstaten de verplichting oplegt om uiterlijk 31 december 1993 de kwetsbare gebieden aan te wijzen.

1 2 Zij merkt op dat, volgens de door de Spaanse autoriteiten verstrekte gegevens, de kwetsbare gebieden in Spanje hetzij door de nationale overheid, hetzij door de autonome gemeenschappen moeten worden aangewezen. Met name is de nationale overheid bevoegd voor het aanwijzen van de kwetsbare gebieden in de binnenwateren van de intercommunautaire hydrografische stroomgebieden, terwijl de autonome gemeenschappen de kwetsbare intracommunautaire binnen- wateren en de kwetsbare kustwateren aanwijzen.

1 3 Volgens de Commissie is de aanwijzing van de betrokken wateren waarvoor de nationale overheid bevoegd is, geschied bij besluit van 25 mei 1998, dat is gepubliceerd in BOE nr. 155 van 30 juni 1998, blz. 21761, en haar werd betekend bij brief van 2 juli 1998.

(6)

14 Voorts stelt zij dat de autonome gemeenschappen Andalusië, Murcia, Galicië en Cantabrië hun kwetsbare gebieden hebben aangewezen, de namen ervan in hun publicatieblad hebben bekendgemaakt en haar ervan in kennis hebben gesteld.

15 Andere autonome gemeenschappen zouden daarentegen de kwetsbare gebieden in de onder hun bevoegdheid vallende wateren niet hebben aangewezen.

16 Wat in de eerste plaats de intracommunautaire binnenwateren betreft, wijst de Commissie erop dat de autonome gemeenschap Catalonië de kwetsbare gebieden in het onder haar bevoegdheid vallende intracommunautaire hydrografische stroomgebied niet heeft aangewezen.

17 Wat in de tweede plaats de kustwateren betreft, betoogt de Commissie dat de autonome gemeenschappen Catalonië, de Balearen, Baskenland, Valencia, Asturie, de Canarische Eilanden en de autonome steden Ceuta en Melilla de in artikel 5 van de richtlijn bedoelde kwetsbare gebieden niet hebben aangewezen.

is De Commissie concludeert hieruit dat het Koninkrijk Spanje, doordat het de kwetsbare Spaanse kustgebieden niet heeft aangewezen, behalve deze in de autonome gemeenschappen Andalusië, Murcia, Galicië en Cantabrië, artikel 5 van de richtlijn heeft geschonden.

19 De Spaanse regering somt de autonome gemeenschappen op die aan zee liggen: de autonome gemeenschappen Galicië, Asturie, Cantabrië, Baskenland, Catalonië, Valencia, Murcia, Andalusië, de Balearen en de Canarische Eilanden, alsmede de autonome steden Ceuta en Melilla.

(7)

20 Volgens de Spaanse regering heeft de Commissie erkend dat de autonome gemeenschappen Andalusië, Murcia, Galicië en Cantabrië de kwetsbare gebieden in hun kustwateren hebben aangewezen.

21 Wat betreft de autonome gemeenschappen Baskenland, Catalonië, Valencia, de Balearen en de Canarische Eilanden, alsmede de autonome stad Ceuta, stelt de Spaanse regering in wezen dat de kwetsbare gebieden normalerwijs binnenkort- zullen worden aangewezen.

22 Dienaangaande volstaat het eraan te herinneren dat volgens vaste rechtspraak het bestaan van een niet-nakoming moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en dat een lidstaat zich ter rechtvaardiging van de niet-uitvoering van een richtlijn binnen de gestelde termijn, niet kan beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties (arrest van 28 november 2002, Commissie/Spanje, C-392/01, Jurispr. blz. I-11111, punt 9).

23 D e r h a l v e m o e t h e t b e r o e p w o r d e n t o e g e w e z e n m e t b e t r e k k i n g t o t d e in p u n t 2 1 van het onderhavige arrest vermelde autonome gemeenschappen en de autonome stad Ceuta.

24 Wat daarentegen de autonome stad Melilla en de autonome gemeenschap Asturië betreft, betwist de Spaanse regering de aangevoerde grief op grond dat de autoriteiten van Melilla niet bevoegd zijn voor de territoriale wateren en de autonome gemeenschap van Asturië geen kwetsbare gebieden heeft.

(8)

25 Aangezien de Commissie geen repliek heeft neergelegd, kan hierover geen definitief oordeel worden geformuleerd.

26 Volgens vaste rechtspraak staat het evenwel aan de Commissie in het kader van een procedure wegens niet-nakoming op grond van artikel 226 EG het gestelde verzuim aan te tonen en het Hof de gegevens te verschaffen die het nodig heeft om te kunnen vaststellen of er inderdaad sprake is van dat verzuim (zie met name arresten van 2 3 oktober 1 9 9 7 , Commissie/Frankrijk, C-159/94, Jurispr.

blz. I-5815, punt 102, en 29 mei 2 0 0 1 , Commissie/Italië, C-263/99, Jurispr.

blz. I-4195, punt 27).

27 Derhalve moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk Spanje, doordat het niet de kwetsbare gebieden heeft aangewezen voor het intracommunautaire hydrogra- fische stroomgebied van de autonome gemeenschap Catalonië en voor de kustwateren van de autonome gemeenschappen Baskenland, Catalonië, Valencia, de Balearen en de Canarische Eilanden, alsmede van de autonome stad Ceuta, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 5 van de richtlijn. Het beroep wordt verworpen voor het overige.

Kosten

28 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd.

Aangezien het Koninkrijk Spanje op de belangrijkste punten in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

(9)

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Doordat het Koninkrijk Spanje niet de kwetsbare gebieden heeft aangewezen voor het intracommunautaire hydrografische stroomgebied van de autonome gemeenschap Catalonië en voor de kustwateren van de autonome gemeen- schappen Baskenland, Catalonië, Valencia, de Balearen en de Canarische Eilanden, alsmede van de autonome stad Ceuta, heeft het niet voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens artikel 5 van richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.

2) Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3) Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten.

Puissochet Schintgen Gulmann Macken Cunha Rodrigues

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 15 mei 2003.

De griffier

R. Grass

De president van de Zesde kamer

J.-P. Puissochet

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9 Deze vraag bestaat uit twee gedeelten. Enerzijds dient te worden uitgemaakt of een holdingvennootschap die geen andere activiteiten heeft dan die welke samen- hangen met het

— door wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen te handhaven die het recht een vaartuig in het nationaal register in te schrijven en de nationale vlag te voe- ren, beperken

10 gewichtspercenten, anti-oxydatiemiddelen, emulgatoren, vitaminen of geringe hoeveelheden zuren (citroensap hieronder begrepen)”. 24 Aangezien deze toelichtingen de toevoeging

Artikel 5, lid 1, sub a, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, zoals gewijzigd bij de

1 6 Voor het Hof van Beroep betoogden verzoekers, dat de wetgever, door de gehuwden waarvan er één als ambtenaar van de Europese Gemeenschappen bij overeenkomst

1) De artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a, en 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie

Wanneer een televisie-omroeporganisatie in meer dan één Lid-Staat is gevestigd, valt zij onder de bevoegdheid van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zij het centrum van

66 Dit criterium, op basis waarvan de gebieden waarvoor het geraamde verbruik hoger ligt dan de geraamde productie onder A- en B-quota (hierna: „com- munautaire methode")