• No results found

Natuur.oriolus 2017-1 Groepsgrootte bij Staartmees en Patrijs aanwijzing voor broedsucces

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.oriolus 2017-1 Groepsgrootte bij Staartmees en Patrijs aanwijzing voor broedsucces"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.oriolus

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VOOR ORNITHOLOGIE l JANUARI-FEBRUARI-MAART 2017 l JG 83 l NR 1 NATUURPUNT l COXIESTRAAT 11 l B-2800 MECHELEN

Route vastleggen bij mobiel waarnemen Roeken in de

Zuiderkempen Hybriden

1 12 16

Retouradres: Natuurpunt, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen

AFGIFTEKANTOOR 9099 GENT X - P706369

(2)

Inleiding

Onderzoek naar vogels door vrijwilligers is geen recent fenomeen.

Vanaf het eind van de 19e eeuw werden er zowel in Europa als de Verenigde staten projecten gestart om een beter inzicht te krijgen in de ecologie van vogels (Dickinson et al. 2010). Naast gestructureerde tellingen en gegevensverzameling worden vrijwilligers sinds kort ook aangemoedigd om losse gegevens, dat zijn gegevens die verza- meld zijn zonder een protocol, door te geven via waarnemingen.be.

De analyse van deze losse gegevens vraagt om specifieke technie- ken die nog in ontwikkeling of recent ontwikkeld zijn (van Strien et al. 2013). König et al. (2015) presenteerden in Der Falke een opmerke- lijke techniek: het broedsucces van Patrijs Perdix perdix inschatten op basis van de gemelde groepsgrootte bij losse waarnemingen. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat variatie in groepsgrootte in belangrijke mate gedreven wordt door broedsucces en dat jaren met grote groe- pen op een goed broedsucces wijzen en jaren met kleine groepen op een slecht. Naar aanleiding van het erbarmelijke broedseizoen 2016

hebben we geprobeerd om die techniek ook toe te passen op gege- vens uit waarnemingen.be voor Patrijs en uitgebreid naar Staartmees Aegithalos caudatus, een andere soort die gedurende een lange peri- ode van het jaar in familieverband leeft. Eerst gaan we na of goede en slechte broedseizoenen tussen twee soorten mezen inderdaad simultaan voorkomen. Vervolgens onderzoeken we of er een ver- band is tussen de kwaliteit van het broedseizoen bij mezen en de gemelde groepsgrootte bij Staartmezen en Patrijzen (zie kader).

Het bepalen van het voortplantingssucces door naar families te kijken is ondertussen standaard bij de studie van o.a. ganzen (Koffijberg 2015), maar hierbij telt men het aandeel jonge dieren, die te onderscheiden zijn van adulten. Voor Staartmees en Patrijs heb- ben we die luxe niet: de jongen zijn in najaar en winter in het veld niet herkenbaar.

Zowel Staartmezen als Patrijzen leven gedurende het grootste deel van het jaar in familieverband. Enkel in het broedseizoen leven ze in paartjes. Bij Staartmezen worden ouders regelmatig bijgestaan door k Staartmees Aegithalos caudatus. 8 november 2016. Bourgoyen Gent (O) (Foto: Jo de Pauw)

Groepsgrootte bij Staartmees

en Patrijs aanwijzing voor broedsucces

k Kristijn Swinnen, Frank Adriaensen & Marc Herremans

(3)

nemingen) en Patrijs (aug-okt) (4.488 waarnemingen) werd er een paarsgewijze Wilcoxon Rank Sum test uitgevoerd (elk jaar werd met elk ander jaar vergeleken) waarbij de p-waardes Bonferroni gecor- rigeerd werden voor meervoudig testen (Tabel 1).

In jaren met meer uitgevlogen Pimpelmezen vliegen er gemiddeld ook meer Koolmezen uit. Dat heeft onder meer te maken met groot- schalige effecten van weer en voedselaanbod.

Om de kwaliteit van het broedseizoen te bepalen werd per jaar het gemiddelde genomen van het gemiddeld aantal Koolmees- en Pimpelmeesjongen dat uitvloog. Vervolgens werd nagegaan of er helpers bij het grootbrengen van de jongen. Helpers zijn vogels

waarvan de broedpoging mislukte (McGowan et al. 2003). Een stu- die uit het Verenigd Koninkrijk toont aan dat de helft van de ouders geholpen werd door minstens één helper (McGowan et al. 2003).

Groepen Staartmezen bestaan uit de ouders, jongen en worden eventueel aangevuld door helpers en jongen van het vorige broed- seizoen (Harrap & Quinn 1996). Patrijzen worden niet bijgestaan door extra volwassen vogels bij het grootbrengen van de jongen.

Methode

We gebruikten alle Vlaamse waarnemingen uit waarnemingen.be van Staartmees en Patrijs sinds 2009 (het eerste volledige jaar dat waarnemingen.be actief was), waarvan de waarnemer aanduidde dat de determinatie zeker was. De maximum groepsgrootte werd gelimiteerd tot 30. Voor Staartmezen is dit de bovengrens van de groepsgrootte van familiegroepen (Harrap & Quinn 1996) en op deze manier werd 99.8% (57.178 waarnemingen) van de waarnemingen opgenomen in analyse. Voor Patrijzen wordt op deze manier 99.9%

(26.888 waarnemingen) van de waarnemingen gebruikt voor analy- se. Vervolgens werden de gegevens per jaar en maand gegroepeerd, en werd de gemiddelde groepsgrootte uitgezet t.o.v. de maand van het jaar (Figuur 2), naar analogie met König et al. 2015.

Groepsgrootte kan beïnvloed worden door het samensmelten van familiegroepen en sterfte. Bij Staartmezen kan de immigratie van (Witkop)Staartmezen uit het noordoosten van Europa zoals in de winter van 2010-2011 (Faveyts & Mertens 2011) een effect hebben op de groepsgrootte. Bij Patrijzen vindt er geen migratie plaats, maar groepsgrootte kan wel beïnvloed worden door uitzettingen.

Daarom werd alleen de groepsgrootte van na het broeden t.e.m.

oktober gebruikt voor de analyse. Per soort werd nagegaan of de gerapporteerde groepsgrootte (die niet normaal verdeeld is) signi- ficant verschilt tussen de jaren. Voor Staatmees (jul-okt) (5.776 waar-

Sporen goede en slechte broedseizoenen samen tussen soorten ?

Om na te gaan of jaren waar de gemelde groepsgrootte groter is ook effectief voorafgegaan werden door een goed broed seizoen, werden deze gegevens vergeleken met een onafhankelijke data- set. Idealiter zou het broedsucces van Patrijs en Staartmees uit een gedetailleerde studie vergeleken moeten worden met de gemel- de groepsgrootte van Patrijs en Staartmees in waar nemingen.be.

Er zijn geen gegevens beschikbaar over broedsucces van beide soorten uit recente gedetailleerde studies. Het broedsucces is ech- ter wel goed bekend voor Koolmees Parus major en Pimpelmees P. caeruleus. Beide soorten broeden in nestkasten en worden al geruime tijd gevolgd in het kader van het langlopend onder- zoek in de omgeving van Antwerpen door de onderzoeksgroep Evolutionaire Ecologie van de Universiteit Antwerpen (Matthysen et al. 2011). In dit artikel hebben we gebruik gemaakt van het jaar- lijks gemiddeld aantal uitgevlogen nestjongen van beide soorten (eerste broedsels met minstens 1 ei). De gebruikte gegevens waren afkomstig uit twee verschillende studiegebieden: Peerdsbos (plot B) en Boshoek (9 verschillende bosfragmenten) nabij Antwerpen (Matthysen et al. 2001). Voor de periode 2001-2016 blijkt er een positief verband te zijn (R²=0.44, p=0.005) tussen het gemiddeld aantal uitgevlogen jongen per nest van Koolmees (2607 opgevolg- de nesten, gem 163/jaar, sd=18.7) en Pimpelmees (2083 opgevolg- de nesten, gem. 130/jaar, sd=14.5) (Figuur 1). Voor de beperktere periode 2009-2016 waarvoor we de gegevens van waarnemingen.

be ter vergelijking gebruiken, was het verband tussen Kool- en Pimpelmees nog gelijkaardig positief, maar niet meer significant o.w.v. het beperkter aantal punten.

y = 0,675x + 0,9034 R² = 0,4368

4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8

6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10

Koolmeesjongen per nest

Gemiddeld aantal uitgevlogen Pimpelmeesjongen per nest

k  Figuur 1. Verband tussen aantal uitgevlogen jongen van Koolmees Parus major en Pimpelmees P. caeruleus per jaar (2001-2016). Elk punt stelt 1 jaar voor.

k Figure 1. Link between number of fledglings of Great Tit Parus major and Blue Tit P. caeruleus per year (2001-2016). Each dot represents 1 year.

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2010 S,P

2011 S,P -

2012 - P P,S

2013 - P,S P,S -

2014 - P,S P,S S S

2015 - P,S P,S S S -

2016 S P,S P,S - - P,S P,S

k Tabel 1. Vergelijking van gemelde groepsgrootte voor Patrijs Perdix perdix (aug- okt) en Staartmees Aegithalos caudatus (jul-okt) tussen de jaren. P = een signifi- cant verschil in groepsgrootte voor Patrijs, S = een significant verschil in groeps- grootte voor Staartmees, P,S = een significant verschil in groepsgrootte voor beide soorten, – = geen significant verschil.

k Table 1. Comparison of reported group size of Grey Partridge Perdix perdix (Aug- Oct) and Long-Tailed Tit Aegithalos caudatus (Jul-Oct) between years. P= a signifi- cant difference in group size for Grey Partridge, S= a significant difference in group size for Long-Tailed Tit, P,S= a significant difference in group size for both species, - = no significant difference

(4)

een verband was met de gemiddelde gemelde groepsgrootte van Staartmees en Patrijs. Ook de gemelde groepsgrootte van Patrijs en Staatmees wordt onderling vergeleken.

Resultaten

Gemelde groepsgroottes van Staartmees en Patrijs variëren sterk doorheen het jaar, maar ook tussen de jaren zijn er opvallende en vrij consistente verschillen (Figuur 2A, B).

Figuur 2 toont dat de gemelde groepsgrootte terugvalt naar onge- veer 2 tijdens de broedperiode van beide soorten. Bij Patrijs is de periode waarin vooral paartjes voorkomen aanzienlijk langer dan bij Staartmees. Patrijzen zijn vroeger en sterker territoriaal dan

Staartmezen en de broedcyclus duurt langer. Later in het seizoen neemt de groepsgrootte toe, en zijn er duidelijk jaren met een grote- re (voorbeeld: 2010) of kleinere (voorbeeld: 2016) gemelde groeps- grootte (Tabel 1).

In Tabel 1 wordt vergeleken of de gemelde groepsgroottes voor Patrijs (aug-okt) en Staartmees (jul-okt) significant verschillen tussen de jaren.

Figuur 1 toont een positief verband tussen het broedsucces van Koolmees en Pimpelmees.

De groepsgrootte van Staartmezen blijkt een significant positief ver- band te hebben met het gemiddeld aantal uitgevlogen Koolmezen en Pimpelmezen per nest (Fig 3) (R2 = 0.59, p = 0.025). Dit wijst erop dat groepsgrootte kan gebruikt worden als maat voor broed- succes bij Staartmees, gevalideerd op basis van broedsucces van twee redelijk gelijkende soorten. Anders gezegd: goede broedja- ren voor Koolmees en Pimpelmees zijn ook goede broedjaren voor Staartmees aangezien de gemelde groepsgrootte in die jaren ook groter is.

Het verband tussen de gemelde groepsgrootte van Patrijs en het gemiddeld aantal uitgevlogen Koolmezen en Pimpelmezen per nest, is gelijkaardig positief, maar vertoont meer variatie en is niet significant (Figuur 3) (R2 = 0.39, p = 0.099). Patrijs heeft natuurlijk een andere ecologie dan de twee mezensoorten.

De gemelde groepsgrootte van Staartmees en Patrijs vertoont tus- sen de jaren een sterk positief verband, maar dit is net niet signifi- cant (Fig 4) (R2 = 0.49, p = 0.052).

Discussie

Bovenstaande gegevens tonen een verband tussen de kwaliteit van het broedseizoen bij Pimpelmezen en Koolmezen (kadertekst).

De gemiddelde gemelde groepsgrootte van Staartmezen na het broedseizoen is positief gecorreleerd met het gemiddeld aantal uit- gevlogen Koolmezen en Pimpelmezen per nest. De groepsgrootte gemeld bij losse waarnemingen van Staartmezen en waarschijn- lijk ook bij Patrijzen, al kan dat op basis van deze gegevens nog niet statistisch hard gemaakt worden kan dus als aanwijzing voor broedsucces gebruikt worden. In tegenstelling tot het opvolgen van broedsucces – wat een zeer intensieve studie vereist – is deze methode veel eenvoudiger en werkt bovendien geen verstoring in de hand.

De correlaties moeten momenteel nog met voorzichtigheid geïn- terpreteerd worden omdat er slechts 8 datapunten (2009-2016) gebruikt werden. Naarmate meer gegevens beschikbaar komen over de volgende jaren, zullen de conclusies op basis van de correlaties betrouwbaarder worden.

Het broedsucces van Staartmees was in 2016 het slechtste van de 8 beschikbare jaren, waarbij het significant slechter was dan in 5 van de 7 voorafgaande jaren. Ook bij Patrijs was het broedsucces in 2016 het slechtste van de 8 jaren, significant slechter dan in 4 van de 7 voorafgaande jaren. König et al. 2015 ontwikkelden de methode om aan te tonen dat het broedsucces van Patrijs hoog was in 2015, dit jaar was bij ons echter maar heel middelmatig: het broedsucces was zelfs significant lager in vergelijking met 2011 en 2012.

Bovenstaande gegevens geven een indicatie van de kwaliteit van het broedseizoen, maar ze zeggen niets over totale aantallen, versprei- ding en frequentie van voorkomen van de soort. Bijvoorbeeld: een heel strenge winter, die voor een sterke sterfte bij Staartmezen zorgt, gevolgd door een heel geschikte lente om jongen groot te brengen zal in de grafieken zichtbaar zijn als een goed broedseizoen (Figuur 3), met een grote groepsgrootte per groep (maar misschien wel veel minder groepen). Al verwachten we dan wel dat de gemelde groepsgrootte k Figuur 2. Gemiddelde gemelde groepsgrootte van Staartmezen Aegithalos

caudatus (boven) en Patrijzen Perdix perdix (onder) uit www.waarnemingen.be in Vlaanderen.

k Figure 2. Mean reported group size of Long-Tailed Tits Aegithalos caudatus (top) and Grey Partridges Perdix perdix (bottom) from www.observation.org in Flanders.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Gemiddeld aantal Staartmezen per waarneming

Maand

Gemiddelde groepsgrootte Staartmezen

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Gemiddeld aantal Patrijzen per waarneming

Maand

Gemiddelde groepsgrootte Patrijzen

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

(5)

vlak na de koude periode -en voor het volgende broedseizoen- lager kan zijn.

Conclusie

Analyse van gemelde groepsgroottes tussen verschillende jaren uit waarnemingen.be van twee soorten die vooral in familieverband leven, Patrijs en Staartmees, geven aan dat dit goede potentie heeft om gebruikt te worden als aanwijzing voor broedsucces. Het toont ook het belang aan om waarnemingen zo nauwkeurig mogelijk

door te geven: documenteren of de groepsgrootte exact geteld, geschat of enkel de aanwezigheid gehoord werd e.d. heeft belang om dit soort analyses in de toekomst te kunnen verfijnen.

Kristijn Swinnen1,2*, Frank Adriaensen2 & Marc Herremans1

1Natuurpunt Studie, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen.

Kristijn.swinnen@natuurpunt.be

2Onderzoeksgroep Evolutionaire Ecologie, Departement Biologie, Campus Drie Eiken, Universiteitsplein 1, 2610 Wilrijk.

k Figuur 4. Verband tussen de gemiddelde gemelde groepsgrootte van Staartmees Aegithalos caudatus en Patrijs Perdix perdix.

k Figure 4. Link between mean reported group size of Long-Tailed Tit Aegithalos caudatus and Grey Partridge Perdix perdix.

k Figuur 3. Verband tussen het gemiddeld aantal uitgevlogen Koolmezen Parus major en Pimpelmezen P. caeruleus per nest in de periode 2009-2016 en de gemelde groepsgrootte van Staartmees Aegithalos caudatus (blauw) en Patrijs Perdix perdix (oranje).

k Figure 3. Relation between mean number of fledglings of Great Tit Parus major and Blue Tit P. caeruleus per nest (2009-2016) and the reported group size of Long-Tailed Tit Aegithalos caudatus (blue) and Grey Partridge Perdix perdix (orange).

y = 0,5063x + 1,9057 R² = 0,5935 y = 0,5487x + 1,7832

R² = 0,3889

4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8

6 6,5 7 7,5 8 8,5 9

Gerapporteerde groepsgrootte vanuit waarnemingen.be

Gemiddeld aantal uitgevlogen Koolmezen en Pimpelmezen per nest

Staartmees Patrijs Lineair (Staartmees)

Lineair (Patrijs) y = 0,9418x + 0,5326

R² = 0,4948

4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8

4,5 5 5,5 6 6,5 7

Gemelde groepsgrootte Patrijs

Gemelde groepsgrootte Staartmees

k Staartmees Aegithalos caudatus. 29 januari 2016. Testelt (VB) (Foto: Eddy Meynen)

(6)

Referenties

Faveyts W. & J. Mertens 2011. Invasie van Witkopstaartmezen in de winter 2010-2011.

Oriolus. 77(4): 140-144.

Harrap S. & D. Quinn 1996. Chickadees, Tits, Nuthatches and Treecreepers. Princeton University Press, 421-423.

Koffijberg K. 2015. Zo tel je: jonge ganzen in de winter. Sovon-nieuws. 28(3). https://

www.sovon.nl/sites/default/files/doc/PDF-jes/Zo-tel-je-jonge-ganzen.pdf

König C., S. Stubing & J. Wahl 2015. Vögel in Deutschland aktuell. Sommer 2015:

Rebhühn, Stare und viele Uberraschungen. Der Falke 62 (10): 26-31.

MacCol A.D.C. & B.J. Hatchwell 2003. Sharing of caring: nestling provisioning behavi- our of long-tailed tit, Aegithalos caudatus, parents and helpers. Animal Behaviour 66, 955–964.

Matthysen E., F. Adriaensen & A.A. Dhondt 2001. Local recruitment of great and blue tits (Parus major, P. caeruleus) in relation to study plot sizeand degree of isolation.

Ecography 24, 33-42.

Matthysen E., F. Adriaensen & A.A. Dhondt 2011. Multiple responses to increasing spring temperatures in the breeding cycle of blue and great tits (Cyanistes caeruleus, Parus major). Global Change Biology 17, 1-16

McGowan A., B.J. Hatchwell & R.J.W. Woodburn 2003. The effect of helping behaviour on the survival of juvenile and adult long-tailed tits Aegithalos caudatus. Journal of Animal Ecology 72, 491–499

Van Strien A.J., C.a.M. Van Swaay & T. Termaat 2013. Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50:1450–1458

Samenvatting - Summary - Resumé

De groepsgrootte vanuit losse waarnemingen uit waarnemingen.

be geeft een indicatie van de kwaliteit van het broedseizoen voor soorten die in familieverband leven zoals Patrijs en Staartmees. In jaren met een goed broedseizoen voor Kool -en Pimpelmees is de groepsgrootte bij Staartmezen groter. Voor Patrijs zijn de gegevens sterker gespreid maar ze geven dezelfde trend aan. Het nauwkeurig invoeren van waarnemingen kan een verfijning van deze techniek toelaten in de toekomst.

Group-size Long-Tailed Tit and Grey Partridge indication for bree- ding success

Reported group sizes in opportunistically collected data from waarne- mingen.be can be used to determine the quality of the breeding season for two species that live in family groups: Grey Partridge Perdix perdix and Long-Tailed Tit Aegithalos caudatus. The group size of Long-Tailed Tits was larger in good breeding seasons of Great and Blue Tits Parus

major, P. caeruleus. For the Grey Partridge, the data are more scattered but indicate the same trend. The accurate reporting of observations can allow the refinement of this technique in the future.

La taille du groupe de Mésange à longue queue et de Perdrix grise:

une indication de succès de reproduction

La taille du groupe, à partir d’observations individuelles issues de waarnemingen.be, donne une indication de la qualité de la saison de reproduction pour des espèces vivant en famille, comme la Perdrix grise Perdix perdix et la Mésange à longue queue Aegithalos cauda- tus. Pendant les années avec une bonne saison de reproduction pour les Mésanges charbonnière et bleue Parus major, P. caeruleus, la taille des groupes de Mésanges à longue queue est plus importante. Pour la Perdrix grise, les données sont plus disparates mais elles montrent la même tendance. L’introduction avec précision des observations peut permettre un perfectionnement de cette technique à l’avenir.

Leuvensestraat 1 Kessel-Lo

Tel. 016 26 22 72 info@optiekmertens.be

Openingsuren:

dinsdag tot vrijdag:

10 u tot 13 u - 14 u tot 18 u zaterdag: 10 u tot 18 u zondag en maandag gesloten

www.optiekmertens.be

Erkend

partner

Ontvang 10 % korting*

op vertoon van je lidkaart én steun de natuur

met je aankoop.

*uitgez. op Bresser-kijkers

VERREKIJKERS &

TELESCOPEN KIJK VER. BE

foto: KITEOPTICS

OM-Nat.Focus_Nat.Oriolus 2017-Kijkver.indd 1 13/02/17 12:24

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3p 9 Geef de vergelijking voor de reactie waarbij onder andere uit oliezuur de methylester van oliezuur wordt gevormd.. De koolwaterstofrest van oliezuur mag worden weergegeven als

− Dit mengsel van absint en stof A wordt ook in de gaschromatograaf geanalyseerd, en de oppervlaktes van de pieken in het chromatogram worden gemeten (bepaling 2). Uit de

[r]

De veel grotere vu-enquête (uitgevoerd door Nipo!) maakt de cijfers van februari-maart wat harder dan die van eind februari.. Als die premisse juist is, zou de Kvp-aanhang wat

Er zijn al gevallen bekend van interspecifiek voederen van Staartmees bij Koolmees (Shy 1982) maar het helpen van ande- re soorten blijft een eerder uitzonderlijke vergissing en

In deze computersimulatie konden ze onderzoeken wat voor effect het gewicht en de positie van kinderen op de stand van een wipwap hebben.. Er kon gevarieerd worden met

De tweede situatie speelde in de al eerder genoemde zaak Ci/iz. Door de uitzetting van de vader terwijl de procedure over de omgangsregeling nog liep, kon de proefomgangsregeling

De vier klassen waren parallel geroosterd, zodat we met vier docenten de gehele groep leerlingen tegelijkertijd tot onze beschikking hadden.. Tijdens de eerste les van iedere