• No results found

Financieel risicogedrag van jongeren: visie van jongeren op financiële educatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Financieel risicogedrag van jongeren: visie van jongeren op financiële educatie"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Financieel risicogedrag van jongeren: visie van jongeren op financiële educatie

Rapport

Ilse Cornelis en Bérénice Storms

(2)

Inhoudstafel

0. Introductie 6

1. Focusgroepen over financiële educatie 6

1.1. Opzet en organisatie van de focusgroepen 6

1.2. Resultaten uit de focusgroepen 6

1.2.1. Spontane associaties van jongeren met financiële educatie en

financiële opvoeding 6

1.2.2. Omgaan met geld - algemeen 7

1.2.3. Methodieken voor financiële educatie 25 1.2.4. Kenmerken van de diverse werkvormen 32

2. Conclusies en aanbevelingen 37

2.1. Ouders 37

2.2. Waar kunnen jongeren terecht met vragen? 38

2.3. Wat ontbreekt er nog? 38

2.3.1. Vaardigheden 38

2.3.2. Motivatie 39

2.3.3. Inhoudelijk 39

2.4. Methoden 41

2.5. Tot slot 43

4. Bijlage 44

4.1. TOPICLIJST FOCUSGROEPEN 44

(3)

Samenvatting

Dit rapport bundelt de bevindingen uit drie focusgroepgesprekken waarbij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs aan het woord kwamen rond financiële educatie, opvoeding en preventie. Deze gesprekken volgen op een grootschalig kwantitatief onderzoek naar financieel risicogedrag van jongeren (Cornelis &

Storms, 2014) en beogen een aantal aandachtspunten aan te reiken voor effectieve financiële educatie in de dagelijkse schoolpraktijk.

Uit de gesprekken kwam allereerst naar voor dat jongeren de financiële opvoeding thuis als sterk bepalend zien voor hun financieel gedrag. Dit is conform de bevindingen van het survey-onderzoek. Er zit veel variatie in hoe ouders deze opvoeding invullen. Hoewel sommige ouders vanuit een beschermende of voorzichtige invulling geneigd zijn om het financieel gedrag van hun kinderen sterk bij te sturen, zien we tegelijk dat de jongeren waarbij een grotere mate van zelfstandigheid gevraagd wordt, dit vrij positief evalueren en hieruit vaak een aantal belangrijke lessen hebben getrokken.

Zeker bij jongeren die hun ouders niet als goed voorbeeld zien om met geld om te gaan, leven er heel wat vragen over waar zij terecht kunnen met vragen en problemen over geld, met vragen over verzekeren, werk zoeken, sociale zekerheid en andere onderwerpen die opduiken wanneer men de eerste stappen in de richting van een zelfstandig volwassen leven zet.

Wanneer het gaat over financiële educatie op school, rapporteren jongeren dat er op school en in de lessen vooral gewerkt wordt rond het aanbrengen van bepaalde kennis (leren over, lijsten met, …), eerder dan dat er wordt gewerkt rond het aanleren en aanscherpen van bepaalde vaardigheden. We merken doorheen de discussie dat er heel wat nood is aan het trainen en werken rond financiële vaardigheden, zoals het bijhouden van inkomsten en uitgaven, sparen en omgaan met verleidingen en reclame.

Daarnaast stellen we vast dat bij een aantal jongeren de motivatie om te werken rond geldzaken niet zo groot is, en dat het vaak net die jongeren zijn die aangeven dat er wel wat schort op het vlak van hun vaardigheden om bijvoorbeeld te sparen of niet meer geld uit te geven dan er beschikbaar is. Voor een aantal jongeren zal in eerste instantie een zekere bewustwording nodig zijn.

Wat betreft de specifieke inhoud van financiële educatie zien we dat jongeren vooral vragen hebben rond de kosten van het op eigen benen staan, alleen wonen, zelfstandig zijn en alles wat daarbij komt kijken. Er is duidelijk nood aan toegankelijk referentiemateriaal op basis waarvan zij een realistische inschatting kunnen maken van de gemiddelde en minimale kosten verbonden aan zelfstandigheid, alleen gaan wonen, op kot gaan en studeren. Daarnaast is er

(4)

interesse in het aanreiken en aanscherpen van aantal vaardigheden die te maken hebben met budgetteren, sparen en rondkomen. Verder hebben jongeren ook wel wat vragen rond het pensioen, deels ingegeven door de recente media-aandacht hiervoor. Uit het survey-onderzoek bleek dat jongeren zichzelf een gunstig rapport geven voor de wijze waarop men dient om te gaan met reclame en verleidingen allerhande. Toch merken we in de gesprekken dat een aantal jongeren hierin hoegenaamd niet zo goed blijkt te zijn, en dat de overige jongeren het toch ook belangrijk vinden om rond dit onderwerp te werken. Het lijkt ons dan ook zeker nuttig om via financiële educatie in te zetten op thema’s zoals het versterken van een kritische houding ten aanzien van reclame en het leren omgaan met verleidingen, keuzes maken en weerstand leren bieden aan promoties, reclame, maar ook groepsdruk die geassocieerd is met het volgen van trends. Ten slotte gaven de jongeren ook aan dat inzicht in hoe het is om met geldproblemen of schulden te leven, volgens hen bijdraagt aan het maken van financieel verantwoorde keuzes.

In de gesprekken werd ook gepeild naar geschikte werkvormen voor financiële educatie. Globaal ‘kiezen’ jongeren vooral voor zogenaamde alternatieve werkvormen. Leermethoden met een spel-element werden vaak gekozen. Doch, opvallend hierbij was dat vooral diegenen die nog geen ervaring hadden met het spelen van een digitaal game rond financiële educatie dit als potentieel leuk of nuttig zagen, terwijl diegenen die er wel al ervaring mee hadden daar toch heel wat kritiekpunten over formuleerden Voor de real-life spellen, echter gold net omgekeerde. Deze werden iets minder vaak als ‘leuk’ beoordeeld, maar diegenen die hiermee al ervaring gaven deze spellen een positieve evaluatie. Ze werden beoordeeld als realistisch en leerrijk. Interactiviteit is een kenmerk dat globaal regelmatig naar voor komt. Jongeren verkiezen om zelf dingen mogen doen, zelf dingen kunnen aansturen, inoefenen en dergelijke boven het klassieke meer docent-gestuurd onderwijs. Authenticiteit blijken jongeren hoog in het vaandel te dragen. Zij verkiezen ervaringsdeskundigen en gastsprekers uit het werkveld omdat zij geloofwaardiger, interessanter, boeiender een boodschap kunnen overbrengen, wat volgens hen meer impact heeft. Deze werkvorm wordt door hen in het algemeen als zeer positief geëvalueerd. Ook films, tv-programma’s en toneel, scoren volgens hen hoog op het vlak van authenticiteit en herkenbaarheid.

Met betrekking tot de timing waarop ‘leren over geld’ best wordt aangereikt op school, was er weinig eensgezindheid. Wel bleek dat jongeren het occasioneel aanraken van een aantal topics als onvoldoende beoordelen om blijvend veel impact te hebben.

Concluderend, uit dit onderzoek onthouden we volgende aandachtspunten voor een effectieve financiële educatie op school. Vooreerst is er bij jongeren een grote nood aan het werken rond motivatie en financiële vaardigheden. Deze nood moet volgens hen vooral worden geledigd via gekende, objectieve en betrouwbare informatiekanalen. Jongeren zijn vooral op zoek naar kennis en vaardigheden die

(5)

nodig zijn om op eigen benen te kunnen staan. Daarnaast is het zeker nuttig om verder in te zetten op een kritische houding ten aanzien van reclame en het leren omgaan met verleidingen en groepsdruk.

(6)

0. Introductie

Dit rapport bundelt de bevindingen uit drie focusgroepgesprekken waarbij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs aan het woord kwamen rond financiële educatie, opvoeding en preventie. Deze gesprekken volgen op een grootschalig kwantitatief onderzoek naar financieel risicogedrag van jongeren (Cornelis &

Storms, 2014). Het onderzoek beoogt een aantal aandachtspunten aan te reiken voor effectieve financiële educatie thuis en in de dagelijkse schoolpraktijk. We bespreken in een eerste paragraaf de wijze waarop de focusgroepen werden opgezet. In een tweede paragraaf zoomen we in op de resultaten en bespreken zowel Paragraaf drie, ten slotte bevat de voornaamste conclusies uit deze gesprekken met jongeren uit de derde graad van het secundair onderwijs.

1. Focusgroepen over financiële educatie

1.1. Opzet en organisatie van de focusgroepen

In de maanden mei en juni 2014 werden drie focusgroepen georganiseerd in Kontich en Geel, waarbij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs aan het woord kwamen rond financiële educatie, opvoeding en preventie. In totaal betrof het 22 leerlingen uit het 5e en 6e jaar secundair onderwijs, uit diverse richtingen binnen het TSO. We vroegen hen in eerste instantie spontaan te vertellen over hun ervaringen met financiële educatie en opvoeding, omgaan met geld in het algemeen en de rol die hun ouders en het onderwijs hierin spelen. In een tweede gedeelte vroegen we de jongeren waarover ze graag extra kennis en vaardigheden zouden aangereikt krijgen via de school. Ten slotte bespraken we met hen de methoden die hiervoor best worden gebruikt. De topiclijst is achteraan toegevoegd.

1.2. Resultaten uit de focusgroepen

1.2.1. Spontane associaties van jongeren met financiële educatie en financiële opvoeding

Jongeren associëren financiële educatie en opvoeding spontaan met vakken als wiskunde, economie, bedrijfsbeheer, financiële algebra, leren over btw, aandelen en dergelijke.

“ik vind dat toch een belangrijk deel van wat je moet leren, leren met geld omgaan is toch belangrijker om te beheersen,

belangrijker dan godsdienst of aardrijkskunde”

Daarnaast wordt dit ook regelmatig gelinkt aan leren omgaan met geld, met sparen en doelbewust geld uitgeven.

(7)

De rol van de ouders komt hier herhaaldelijk naar voren. Zij kunnen de toegang tot geld beperken zodat men leert om niet meteen alles uit te geven.

“ik denk dat dat vooral van thuis uit wordt meegeleerd en meegegeven“

Opvoeding associëren jongeren ook duidelijk meer met de thuissituatie, terwijl educatie als schoolser wordt aanzien en geassocieerd wordt met opleiding.

“Educatie klinkt voor mij school-achtiger, terwijl opvoeding meer iets is dat je van thuis krijgt”

“Volgens mij is educatie de uitleg erover en betekent opvoeding dat ze je er echt bij helpen.”

1.2.2. Omgaan met geld - algemeen 1.2.2.1. Rol van vrienden/klasgenoten

Algemeen geven de jongeren aan dat er niet erg veel gepraat wordt met vrienden over geld. Wanneer het over geld gaat, gaat het meestal over het verdelen van een gemeenschappelijke rekening, over het feit dat ze blut zijn en soms worden er samen strategieën afgesproken om geld te besparen (bv. geld thuislaten, afspreken om ’s middags niet buiten te gaan eten).

Indien ze van hun vrienden of klasgenoten weten dat ze zakgeld krijgen, zijn ze meestal niet op de hoogte van het verkregen bedrag, noch van wat ermee betaald moet worden. Ook wat de inkomsten uit een studentenjob betreft, weten ze vaak wel wie werkt en wie niet, maar van de precieze inkomsten zijn ze niet op de hoogte. Er wordt ook aangegeven dat dat eigenlijk niet hun zaken zijn en dat ze hierin niet zoveel interesse hebben (“dat wordt wel eens gezegd maar ge vergeet dat”)

Los van het feit dat ze het inkomen van hun klasgenoten niet kennen, geven de meeste jongeren wel aan dat het duidelijk zichtbaar is wie het thuis financieel moeilijker of gemakkelijker heeft. Het dragen van dure merken, het bezitten van recente elektronica (smartphone, tablet, laptop) en een bepaalde attitude of spreekstijl worden het vaakst genoemd als indicator van een zeker mate van financieel comfort thuis.

“Je ziet dat wel, qua attitude bij ons vooral, wie er meer en minder krijgt, qua kledingstijl qua merken, en waar ze ‘s middags gaan eten, en wie er ‘s middags buiten gaat eten.

Alle, elke dag, je kan kiezen, je kan een broodje halen van € 1.50 ofwel ga je ‘s middags een diner doen van €15”

(8)

“sommige lopen met alle merken rond, en andere meisjes is dat pak nu dat dat kleren van een normale winkel zijn. Niet

dat dat erg is, maar je ziet het wel.”

Enkele jongeren geven aan dat uiterlijke tekenen van welstand niet per se veel zeggen over hoe goed het thuis gaat op financieel vlak. Hoewel de meesten toch denken dat uiterlijkheden duidelijke aanwijzingen zijn van iemands financiële achtergrond, wordt tegelijk het ‘boven je stand leven’ als zeer negatief geëvalueerd.

“Ge hebt ook mensen die dure dingen kopen die dat beter aan iets anders uitgeven, denk ik. Dat is vaak dat ge zo iemand ziet

lopen met zoiets en dan zegt iemand anders “die heeft het helemaal niet breed thuis” en toch koopt die dat. Ik snap dat

niet.”

De meeste jongeren geven ook aan dat uiterlijke kenmerken van welgesteldheid goed is voor je reputatie op school- hoewel vaak aangegeven wordt dat het bij hen in de klas of vriendengroep iets minder het geval is, en dat het eerder bij een iets jongere generatie sterker meespeelt.

“…nog steeds goed voor je reputatie”

Sommigen geven ook expliciet onbegrip hierover aan of zeggen dit af te keuren.

Deze kritische ingesteldheid werd o.a. bij iemand ingegeven door het meegaan met een trend om zo origineel mogelijk te zijn tijdens het volgen van een andere studierichting.

“Bij ons in de vriendengroep is dat dan zo wel, en dan bijvoorbeeld, niemand heeft All-Stars aan, want dat is dan te goedkoop voor wat het is, die moeten allemaal een basketter hebben van dat merk en van dat merk, en dan denk ik van allez, stop. Dus dat zijn de nieuwe trends, en als je dan met

all stars aankomt is dat van ah, ge hebt all stars aan, dat is niet meer in de mode. Maar allez, ik kan dat zelf ook niet

vatten, zo’n mensen”

1.2.2.2. Rol van ouders

Uit de gesprekken blijkt dat er veel variatie zit in hoe ouders de financiële opvoeding van hun kinderen invullen. Een aantal van de jongeren krijgt een vast bedrag zakgeld, waarmee sommigen heel wat eigen uitgaven moeten financieren.

“Ik krijg toch al wat de vrijheid om wat geld uit te geven, maar toch ook , pak nu dat dat per maand is, dan moet je toch

zien dat je toekomt over heel de maand”

Enkele jongeren krijgen zakgeld maar moeten daar uiteindelijk weinig eigen uitgaven van bekostigen, zij geven aan dat het zakgeld gegeven wordt om “te leren sparen”. Andere jongeren worden uitdrukkelijk gestuurd in het sparen van zakgeld,

(9)

door slechts een deel ‘besteedbaar’ zakgeld zelf in handen te krijgen en een deel zakgeld dat meteen op een spaarrekening geplaatst wordt. Een aantal jongeren heeft duidelijk moeite om met het zakgeld of geld verdiend met werken rond te komen, zij gaan dan regelmatig geld ‘bijvragen’. Een aantal ouders geeft dit ook effectief zonder hieraan voorwaarden te koppelen.

“Ik had laatst echt ruzie. Als ik mijn zakgeld krijg is dat echt twee dagen daarna al op of zo, en dan “ah, daar is iets” en dan wil ik dat kopen en dan is dat al op, en dan wil ik iets gaan

kopen vraag ik geld aan mijn mama. Dan is dat van “is dat nu al op?” Dan krijg ik soms wel extra, als ik lief ben.”

Bij een aantal andere gezinnen zagen we dat het duidelijk bijgehouden werd als

‘schuld’ die bedoeld was om op termijn terug te betalen, schulden die overigens soms aanzienlijk kunnen oplopen.

“Bij mij is dat ook zo, ik sta echt al 500 euro in schuld bij ons ma.”

Een aantal jongeren rapporteert geen duidelijke regeling voor zakgeld, maar vraagt geld wanneer ze iets wensen te doen, en vinden dit zelf ook een goede regeling.

“Ik krijg geen zakgeld of zo, maar als ik zeg dat ik iets ga drinken krijg ik 15 euro mee of zo.”

Sommige ouders hanteren ook de strategie dat als jongeren iets willen, ze ervoor moeten werken.

“Bij mij is dat kort en bondig- als ik iets wil moet ik er zelf voor werken. Ze hebben dan ook hun eisen opgesteld over wat

ze geven aan mij en mijn zus. Wij zullen nooit iets tekort komen he, maar ze willen dat we nooit zo’n snob-reputatie

krijgen.”

Bij diegene bij wie dit het geval was, werd dit niet noodzakelijk als negatief geëvalueerd. Er wordt duidelijk aangegeven dat je hieruit wel leert, o.a. hoeveel geld alles kost, zelfstandig worden door zelf verantwoordelijk te zijn voor inkomsten en uitgaven en hoe je je eigen inkomen moet doseren. Ook wordt door een aantal jongeren aangegeven dat de subjectieve kostprijs van dingen verandert door het werken, en dat ze daardoor omzichtiger met geld omspringen omdat het gelinkt is met de inspanning die ze hiervoor hebben moeten doen.

“Soms heb ik het er wel moeilijk mee, maar uiteindelijk, ge leert daar wel uit, en als ik dan zo zie naar mensen die alles krijgen , dan denk ik, wat ga je later doen, altijd aankloppen

bij de mama en de papa?”

“Ik vind wel, gewoon al werken, als je in de winkel komt, en voordat je moest gaan werken dacht van, ach, dat kost maar

(10)

20 euro, maar als je nu in een winkel komt denk je , daar moet ik zolang voor werken, de kostprijs van dingen beseft ge pas

als ge werkt.”

“ik vind dat wel goed eigenlijk. Mijn nicht is enig kind en zo verwend en als die iets nodig heeft dan is het “”papa” en dan

krijgt die dat. Nu gaat die op kot dus ik denk dat dat heel grappig gaat worden, dat dat een week gaat duren voor die

haar geld erdoor is.”

Een jongere gaf ook aan dat zij tijdelijk verantwoordelijk was voor de uitgaven voor het eten tijdens een verlofperiode, en dat zij zich hierdoor realiseerde wat bepaalde zaken eigenlijk kosten.

Zoals al bleek uit het survey onderzoek, bekostigen jongeren meestal zelf de kost van de ‘leukere’ uitgaven, zoals uit eten gaan, uitgaan, een broodje kopen of ‘een leuk bloesje’, terwijl de meer noodzakelijke uitgaven meestal voor rekening van de ouders zijn.

“Ook als ik iets wil van kleren of tijdens de middag iets gaan eten, dan moet dat wel van mijn eigen geld komen. Maar als ik

bijvoorbeeld 2 of 3 jeansbroeken heb, en die zien er echt niet meer uit, en ik zeg, ‘mama, ik heb echt een nieuwe jeansbroek

nodig’, dan krijg ik dat wel. Maar als ik zou zeggen, mama, ik wil dat jasje, terwijl ik er al zo 5 in de kast heb hangen, dan

moet ik dat zelf betalen.”

“Kleren kopen om echt te kopen is met de ouders, als ge zo eens iets gewoon koopt is dat met vrienden.”

Ouders leggen sterk de nadruk op sparen– heel wat van de jongeren gaven aan dat hun ouders ofwel een vrij directieve manier hanteren om hen aan te zetten tot sparen (zoals hierboven aangegeven, een deel van het zakgeld op een spaarrekening zetten waar ze vaak niet zelf aankunnen), maar ook in de andere gezinnen wordt erg de nadruk gelegd op het belang van sparen, door tips mee te geven wanneer de jongere bv. zelf geld verdient door te werken of een geldbedrag cadeau krijgt voor speciale gelegenheden. Heel wat van de discussies met ouders over geld gaan dan ook over dit sparen (te beperkt sparen, geld van spaarrekening halen), naast geld uitgeven aan onnodige dingen, zakgeld opmaken en vervolgens tekort hebben en geld uitgeven aan te dure uitgaven.

“Als ik voor Kerstmis of Nieuwjaar geld krijg zegt ons mama altijd “we zullen het op de bank zetten” want ik heb het nooit

direct nodig.”

“Dat heb ik ook soms wel. Maar op zich, het geld dat ik op mijn spaarboek heb is geld dat ik erop heb gezet. Maar als ik

dan iets duurder wil kopen maak ik voor mijn eigen uit. Ok,

(11)

voor dat ga ik een beetje van mijn spaarboek pakken, en dan krijg ik direct commentaar, voor wat heb je geld van je spaarboek gepakt, nah nah, en dan denk ik, één, dat is mijn geld, en twee, ik heb dat zelf zo beslist en dat is niet dat dat

geld er niet meer terug op gaat komen. En dan denk ik, weet je wat, zie jij naar uw eigen spaarboek en zie dat die van u onderhouden blijft dan zorg ik wel voor de mijne. Maar ik heb

dikwijls met mijn mama zo het gevoel, jij moet niet meer zeggen wat ik moet doen. Maar ons mama begrijpt dat niet.”

Dit laatste citaat illustreert ook dat de legitimiteit van de ouders op financieel vlak wel bepaald wordt door de mate waarin jongeren hun ouders zelf zien als een goed voorbeeld om met geld om te gaan.

Ook hierin zien we, net als in het kwantitatief onderzoeksluik, dat zeker niet alle jongeren hun ouders als een lichtend voorbeeld beschouwen wanneer het gaat over omgaan met geld. De redenen om hun ouders als slecht of goed voorbeeld te zien zijn erg uiteenlopend. Als slechte voorbeeld vernoemen jongeren: weinig werkethiek, overmatig kopen, schulden hebben, niet bestand zijn tegen reclame of niet goed zijn met geld. Illustraties van goed met geld omgaan zijn: goed kunnen sparen en zoeken naar aanbiedingen.

De mate waarin jongeren inkijk krijgen in de financiële situatie van hun ouders varieert zeer sterk. Een aantal jongeren weet duidelijk wanneer het thuis financieel goed gaat of wanneer er grote rekeningen moeten worden betaald. Zo merkt bijvoorbeeld de dochter van ouders met een eigen zaak duidelijk wanneer een aantal klanten betaald hebben. Andere jongeren daarentegen geven aan hierin geen enkel inzicht te hebben en het eigenlijk ook niet zo interessant te vinden.

“Telefoonrekeningen schuift hij wel onder mijn neus, omdat hij dat zelf wel betaalt maar dan ook van, als je dat allemaal

later moet betalen voor uw kinderen, zie dat maar eens.”

1.2.2.3. Wat willen jongeren weten en leren over omgaan met geld?

Voor dit onderdeel kreeg elke deelnemer een pak kaartjes met diverse onderwerpen over financiële kennis, financiële vaardigheden en financiële moeilijkheden. Hieruit mochten ze er een drietal kiezen om te bespreken. De aangeboden onderwerpen waren: omgaan met verleidingen van reclame en marketing; op eigen benen staan;

budgetteren; dagelijkse financiële administratie; lenen en krediet; sparen &

beleggen; belastingen; verzekeren; pensioen; uitkeringen; inzicht in hoe het is om met schulden/financiële problemen te leven; hulpverleningskanalen en andere dingen.

(12)

1.2.2.4. Op eigen benen staan

Dit was duidelijk hét onderwerp waarnaar de grootste interesse uitging. Het onderwerp wordt door hen zeer breed opgevat, zodat ook zaken zoals verzekeringen hieronder vallen. Jongeren zeggen dat het belangrijk is om zicht te krijgen hierop,

‘voor later’, om voldoende voorbereid te zijn en om te weten hoeveel geld ze moeten voorzien voor dagelijkse uitgaven en daarboven voor allerlei bijkomende kosten, zeker wanneer ze alleen willen gaan wonen (‘je wilt voornamelijk ook weg uit dat huis’). Jongeren geven aan onvoldoende zicht te hebben op uitgaven die meer te maken hebben met het volwassen leven (zoals bv. een auto en alle bijhorende kosten van verzekeringen, wegenbelasting, nummerplaat, tanken, … ).

Ook uitgaven die te maken hebben met het kopen van een huis en de bijkomende kosten hiervan houden jongeren erg bezig. Daarnaast hebben ze heel wat vragen over de kosten in de meer directe toekomst, zoals de kost van verder studeren en kost van op kot gaan.

“… om u voor te bereiden op later, als je alleen gaat wonen, hoeveel alles kost, hoeveel je aan alles moet uitgeven, alle, toch zo ene beetje zien hoeveel procentueel hoeveel dat je

aan alles uitgeeft.”

Hun huidige kennis en inzichten ter zake zijn vrij beperkt, ze zeggen zelf dat ze geen idee hebben hoeveel geld nodig is om alleen te wonen, om een auto te financieren, om op kot te gaan of om te leven. Ook uitgaven waarmee ze in principe wel al ervaring hebben kunnen opdoen, zoals het aankopen van voeding en het benodigde budget hiervoor blijven voor heel wat jongeren nog een grote onbekende.

“Gewoon om een beetje inzicht te krijgen in wat alles nu juist kost om op je eigen benen te staan en of het handig is om te

leren, ik denk dat dat samenhangt met budgetteren, dat je leert hoe je het moet regelen later of als je op kot gaat of zo.

Nu nog niet want je zal nog wel een deel van thuis krijgen.”

De discussie over de doeltreffendheid van het leefloon (817 euro per maand voor een alleenstaande) is hiervoor illustratief. Volgens heel wat scholieren is dit bedrag ruim genoeg om van te leven, volgens anderen werd dit als krap beschouwd, vooral gezien de hoge huurprijzen.

Sommige jongeren gaven aan dat zij hierrond al eerder hebben gewerkt op school.

Zij moesten dan bijvoorbeeld een studentenkot inrichten met een beperkt bedrag, anderen deden een oefening waarbij een gezinssituatie werd uitgewerkt.

“we hebben dat ook wel eens moeten doen bij wiskunde, van dit ben jij en hoeveel verdien jij, en uw man wat verdient die of ben je alleen , en dan als je een huis wil kopen, hoeveel je

kan leven wat is je budget enzovoort, dat vond ik wel interessant dat je dat zo eens ziet, wij hebben samen zoveel

(13)

en we mogen maar voor 1/3 daarvan lenen, dus dan mogen wij maar voor zoiets gaan lenen, dus dan is dat totaalbedrag ongeveer zoiets, we moesten dan ook op 25 jaar gaan lenen ,

dan kon je dat allemaal berekenen, hoeveel je dan nog kon uitgeven, alle ja, om dingen te betalen enzo.“

1.2.2.5. Budgetteren /dagelijkse financiële administratie

Een tweede onderwerp waarvoor de jongeren veel interesse toonden, betrof budgetteren. Budgetteren werd gezien als (proberen) rond te komen met wat je hebt aan inkomen, onder andere door het opvolgen van je uitgaven. Het wordt gezien als belangrijk naar de toekomst toe, om te weten hoeveel je (verhoudingsgewijs) aan alles uitgeeft.

Regelmatig werd hierbij spontaan de link gelegd naar het vergelijken van prijzen, bijvoorbeeld door bij het kopen op internet verschillende sites te vergelijken op prijs en verzendingskosten, prijzen tussen verschillende landen te vergelijken, maar ook voor kleine dagdagelijkse uitgaven als het kopen van een broodje.

“bij eten doe ik dat zelfs. Bij P* betaal je voor een broodje

€3,50, bij R* €2,90 dus dan ga je daarheen.”

Sommige jongeren gaven ook duidelijk aan dat zij moeite hebben met het beheren van hun budget, en vooral met het geld opzij zetten voor en rekening houden met toekomstige uitgaven.

“Bij mij is het zo dat ik leef naar het geld dat ik heb. Moest ik nu 50 euro hebben dan kom ik toe met die 50 euro. Als ik 200

euro per week hebben is die op.”

Heel wat van de deelnemers hebben al eens een poging ondernomen om hun uitgaven voor zichzelf bij te houden. Algemeen wordt het als erg moeilijk ervaren om dit rigoureus te doen en om dit vol te houden. Het ontbreekt hen vaak aan motivatie om hieraan langdurig aandacht te besteden.

“Mama heeft ooit gezegd dat ik een budget moet opmaken.

Dat heb ik een week volgehouden en daarna heb ik het opgegeven omdat ik de hele tijd vergeet alles op te schrijven.”

Eén jongere gaf aan dat het wel lukte wanneer er een zekere verplichting aan vast zat (omdat zij op internaat zat en dit moest bijhouden om later te verrekenen), maar dat het wel behoorlijk wat aandacht vereiste.

Daarnaast is het zeker ook zo dat de ‘volhouders’ aangaven hieruit veel te leren, onder meer over hoe gemakkelijk geld wordt uitgegeven zonder dat je erbij stilstaat.

(14)

“Echt moeilijk, ik schat dat altijd zo fout in, vaak geef ik teveel uit aan iets anders en te weinig aan noodzakelijke dingen, je leert daar veel uit, ik vind dat echt, ik vind dat

iedereen dat zou moeten doen”

Zelfs indien dit enkel gebeurt voor een beperkte tijd of voor bepaalde uitgaven kan dit al zeer leerrijk zijn. Zo vertelde een jongere hoe het registreren van haar uitgaven voor belegde broodjes gedurende één maand ertoe leidde dat ze nu zelf haar boterhammen meebrengt naar school. Een andere deelnemer, die met een eigen budget moet zien te komen, gaf aan dat het bijhouden van inkomsten en uitgaven je leert om te plannen. Dit zorgt er volgens haar mee voor dat je genoeg geld opzij kan zetten voor noodzakelijk uitgaven en je pas daarna je geld aan andere dingen zal besteden. Diegenen die werken voeren veelal wel een beperkte administratie waarin hun inkomsten worden bijgehouden, meestal bestaat dit uit het bewaren van de papieren die door de werkgever worden aangeleverd, zodat ze zicht krijgen op hun jaarinkomsten.

“Ik heb dat ooit zo eens een tijdje bijgehouden wat ik die maand uitgegeven heb en ik dacht “oh my god, ik heb echt

zoveel uitgegeven”, alle ge hebt dat geld gewoon in uw portemonnee zitten en ge geeft dat uit en ge beseft eigenlijk

zelfs echt niet hoeveel dat ge uitgeeft.”

De noodzaak om hieraan op school aandacht aan te besteden wordt dan ook hoog ingeschat.

“Budgetteren, ik vind dat je dat moet aanleren, dat is echt wel handig voor later en dan heb je een beetje van hoeveel

alles kost als je dat dan allemaal zelf moet doen”

Op de vraag hoe dit op school het best aangepakt zou worden werd het voorstel gedaan om op een of andere manier jongeren een week- of maandbudget te geven waarmee ze hun uitgaven moeten doen, en dan na deze periode voor elke leerling individueel te bekijken hoe dit is verlopen en hoe je dit kan bijsturen.

Ook de rol van de ouders hierin werd door enkele jongeren benadrukt.

“Dat zit in de opvoeding. Mijn ouders doen dat met de zaak, en die hebben dat doorgegeven aan ons, die geven ons een budget en dan zien wij aan wat we dat gaan uitgeven, en dan de extra’s van het werk bijkomen die zijn mooi meegenomen.”

Enkele jongeren waren ook enthousiast over televisieprogramma’s die hierrond handelen, zoals ‘Voor hetzelfde geld’ (zie ook 1.2.3) en gaven aan dat het goed zou zijn om dit soort programma’s in schoolverband te bekijken.

(15)

1.2.2.6. Sparen

Zoals eerder aangegeven is sparen een onderwerp waarvan jongeren aangeven dat hun ouders hier veel nadruk op leggen, maar ook zelf vinden ze dit een belangrijk topic. Het hebben van een spaarrekening en regelmatig geld opzij zetten wordt door tenminste een deel van de jongeren als belangrijk aanzien omwille van verschillende redenen. Spaargeld biedt bescherming tegen latere problemen, tegenslagen of ongevallen en ook tegen armoede. Daarnaast vergroot sparen de kans om doelen, zoals het kopen van een eigen woning daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken.

“Sparen ik vind dat wel belangrijk, ik ga nu ook werken en ik heb nu ook een extra spaarrekening voor dat geld. Als je dat geld hebt verdiend en je laat dat staan dan brengt dat ook nog

iets op, alle niet veel, maar op lange termijn brengt wel iets op door niets te doen. Naar later toe is dat ook goed, als je

bepaalde doelen hebt ofzo met uw geld, dan….”

Niet alle jongeren die aan de gesprekken deelnamen, sparen in dezelfde mate. Een aantal onder hen spaart niet, een aantal zet zelf geld opzij, vooral geld dat ze verdienen met werken, sommigen sparen een deel van hun zakgeld, en zoals eerder aangegeven, wordt er voor sommige jongeren gespaard door de ouders, die bijvoorbeeld een deel van het ‘zakgeld’ op een spaarrekening plaatsen. Het geld dat gespaard wordt door anderen (ouders, grootouders) is grotendeels bedoeld voor

‘later’, zonder duidelijk doel. De eigen spaargelden daarentegen zijn meestal bestemd voor een heel specifiek doel, namelijk een auto, een reis of een ticket voor een festival. Sommige jongeren spraken ook de hoop uit dat er nog ergens een spaarrekening voor hen bestaat waarop iemand (ouders, grootouders) geld voor hen spaart zonder dat zij het weten.

“Mijn geld komt op mijn spaarrekening, maar daar kan ik niet aan. Dan is het makkelijk om te sparen.”

“Ik kan dat wel goed sparen. Toen ik nog lesgaf kreeg ik echt keiveel en dan zette ik dat op de bank. Pak dat ik elke keer 20

euro bijhield en de rest allemaal stortte dus. “

“… mijn grootouders en ouders die beleggen geld in mijn spaarrekening voor later, maar die spaarrekening ik nu zelf

heb is voor iets specifiek.”

“Soms denk ik dat wel, want mijn papa, die geeft mij niet veel, en dan denk ik soms wel, die zullen wel ergens een

rekening hebben voor mij ofzo.”

Een deel van de jongeren gaf aan dat zij zelf niets spaarden, bij verdere navraag zegden zij dat ze geen idee hebben hoe te sparen, en ook niet te begrijpen hoe

(16)

anderen er wel in slagen om geld opzij te zetten. Anderen gaven aan het nut niet in te zien van geld opzij te leggen voor later.

“Als ik ga werken tijdens de week vinden ze dat ik daarvan moet sparen omdat ik dat anders nooit ga kunnen, maar ik kan

dat niet.”

“ik heb dat zelf ook wel geprobeerd. Ik zou dat wel willen kunnen, denk dat ik wel zou kunnen sparen, maar mijn ouders

zeggen dat ik een heel groot gat in mijn handen heb”

“Alle, nu vind ik dat moeilijk, maar als ik in de vakantie ga werken ga ik dat wel sparen, alle, dat denk ik toch, ik weet

het niet, ik weet niet zo goed hoe ik dat moet doen”.

“Maar hoe kun je met vakantiewerk sparen? Je gaat feesten en je werkt en je gaat feesten van dat geld en zo.”

“Ja, ik weet dat niet, ik snap dat niet dat ge nu al moet sparen. Ik zou ook niet weten waarvoor.”

Jongeren geven expliciet aan dat sparen een onderwerp is waarrond ze willen bijleren, vooral over hoe sparen effectief in de praktijk kan worden gebracht, met name omdat zij hiermee toch wel moeilijkheden ondervinden.

“Je moet leren hoe je moet sparen.”

Een onderwerp, gerelateerd aan sparen dat ook vaak naar voor kwam, was het idee van pensioensparen.

1.2.2.7. Pensioen

Er zijn bij jongeren heel wat vragen en onzekerheden rond het pensioen, veel daarvan focussen op pensioensparen omdat dit wel een thema is waarmee ze – eerder vaag- bekend zijn. Termen als 1e, 2e, 3e pijler van het pensioensysteem bleken voor iedereen volledig onbekend.

Algemeen heerst het idee dat je niet sterk mag vertrouwen op de overheid als je later fatsoenlijk zal willen leven, en dat je zelf zal moeten zorgen voor je eigen pensioen. De meeste jongeren linken dit ‘zelf zorgen voor je pensioen’ direct aan pensioensparen. Bij een aantal jongeren is ook bekend dat je een bepaald belastingvoordeel kan halen uit pensioensparen. Dit wordt een aantal keren vermeld.

“Pensioen, ik heb daar al keiveel over gehoord in de media en ik vind wel op school dat ze dat mogen aanhalen dat als je als jong persoon aan pensioensparen doet, dat je daar dan echt wel heel veel geld kan uithalen, en als je dan op pensioen zijt.

Zeker met al die zever in de politiek daar rond, dat die pensioenen worden verlaagd, en die krijgt wel pensioen, en

zoals mijn ouders die zijn zelfstandig en die moeten dan

(17)

werken voor hun pensioen dus die zullen dan niet bijgestaan worden, dan vind ik, pensioensparen, dat je dat als jonge mens

echt wel mag starten. Als ik begin te werken, als ik vast werk heb ga ik sowieso direct een rekening openen om te beginnen

pensioensparen.”

“Ook omdat pensioen, dat wordt tegenwoordig altijd maar kleiner, dus later als je oud bent en niet meer moogt gaan

werken of kunt gaan werken, dan moet je zien dat je fatsoenlijk kunt leven. Pensioensparen, als uw pensioen niet

groot genoeg is of als je dat groot genoeg vindt, dat je daar zelf iets aan kan doen.”

“Ik denk zelf wel dat je moet sparen om een goed pensioen te hebben, want als je gewoon wacht op wat je van je werk krijgt

je niet veel zal hebben”

Heel wat van de jongeren zien een pensioen ook als iets wat zij zelf verdienen, en vinden dat mensen die minder of niet werken bijgevolg minder aanspraak mogen maken op een pensioen.

“Ik vind dat wel niet eerlijk, pensioen, sommigen die zo veel harder hebben gewerkt krijgen dan minder dan mensen die

minder hebben gewerkt.”

“Mensen die aan den dop zitten ook he, mensen die minder hebben moeten werken krijgen evenveel pensioen als mensen die, ik zeg maar, alle dagen hard gaan werken, of dat nu fysiek

of mentaal is.”

Enkele jongeren die inmiddels 18 jaar zijn, zeggen dat hun bank hen, toen ze 18 werden, uitgenodigd had voor een gesprek over rekeningen en dergelijke, en dat daar ook pensioensparen aan bod kwam. Op school komt dat soms wel aan bod, maar volgens hen te beperkt.

“Toen ik 18 werd moest ik naar de bank om mijn rekeningen aan te passen enzo en toen begonnen die daar ook al over, over pensioensparen, dat ik zoiets had van, ik ben nog maar

juist 18 geworden, ik ga eerst nog verder studeren.”

“Maar banken geven dat graag mee, omdat die dan zeggen, als je dat hebt, en je doet dat, dan kun je dat van je belastingen aftrekken, en dan zijn er zeker wat jongeren die zeggen, ja ok,

das goed. Alle, ik ken toch veel jongeren die dat doen, pensioensparen. Met jongeren bedoel ik dan de eerste

generatie die werkt.”

De meesten zijn het erover eens dat dit een onderwerp is waaraan op school meer aandacht moet worden besteed, al geven enkele jongeren wel aan dat, hoewel erg

(18)

nuttig, ze het tegelijkertijd bijster interessant thema vinden, of dat ze daar nu toch nog niet echt mee bezig zijn.

“Maar ik vind gewoon, pensioen, als jonge mens denk je daar niet aan, je staat daar niet bij stil. Als ze dat nu zouden vermelden dat je daar zoveel voordeel uit kunt halen als je

dat begint te doen.”

1.2.2.8. Omgaan met verleidingen van marketing en reclame

Een aantal van de jongeren gaf ook dat het thema ‘omgaan met verleidingen van reclame en marketing’ meer aandacht behoefde.

“Omgaan met verleidingen vind ik dat ze dat toch zeker eens zouden mogen zeggen, want die vertellen echt veel leugens...”

In de kwantitatieve studie zagen we dat jongeren van zichzelf vinden dat ze over het algemeen eigenlijk wel vaardig zijn in het omgaan met verleidingen. Ook hier stellen we vast dat dit een interessant onderwerp is voor jongeren, en dat tenminste een aantal onder hen zichzelf niet zo beïnvloedbaar acht. Jongeren hanteren soms ook een zeer enge invulling van ‘reclame en verleidingen’ en zien dit enkel als tv- reclame, waarbij ze van zichzelf vinden dat ze er goed mee omgaan door deze weg te zappen.

“Dat is hoe beïnvloedbaar ge zijt he, dat is voor iedereen anders.”

“Ja, er wordt veel reclame gemaakt voor dingen, en die kosten veel geld, of ze kunnen die goedkoop voorstellen en dat kan

zijn dat er nog bijkomende kosten bijkomen, en daar wordt veel geld aan uitgegeven, veel mensen worden verleid door dingen die op tv komen, daardoor gaan die gemakkelijker geld

uitgeven.”

Desalniettemin gaf een aantal jongeren toch ook wel toe hiervoor vatbaar te zijn, hoewel ze dit niet steeds als problematisch definieerden. Daarnaast bleek dat de leerlingen die dit onderwerp geselecteerd hadden, niet noodzakelijk diegenen waren die aangaven hiervoor vatbaar te zijn.

“En omgaan met verleidingen, vind ik ook redelijk belangrijk dat je dat weet, want je ziet superveel van alles enzo, en je ziet reclame van iets, en je denkt daar heb ik nu zin in en dan ga ik dat kopen in de winkel en dat is nogal dom. Soms hebt je

dan niet nodig ofzo.”

“Ik heb dat wel dikwijls met van die aanbiedingen, als ik zo zie dat kost minder, twee voor de prijs van een, ik moet dat gaan

halen, maar het hangt er ook vanaf met wat.”

(19)

“Kijk, dan kom je door de winkelstraat, waar ik elke keer door moet om de bus te kunnen nemen, en dan zie je daar iets mooi hangen en denk je van ‘oh, dat ga ik halen’ en dan ben ik in de

winkel en doe ik 200 euro per maand op.”

“Je hebt ook nog van die teleshop reclame die ’s nachts altijd op tv is ...en daar kan ik niet zo goed mee omgaan. Ik denk dan

altijd dat dat inderdaad goed werkt en ook eens moet kopen, terwijl ik zoiets al eens heb gekocht en dat nooit werkt.”

Marketing en reclame werden ook regelmatig gelinkt aan de heersende trends en de behoefte om bepaalde merkproducten te bezitten, wat volgens de deelnemers vooral voorkomt bij de iets jongere leeftijdsgroepen.

“Bij mij is dat bij mijn zus, die is 14 en begint pubergedrag te krijgen, maar zij is echt zo van die hebben dat, ik wil dat ook;

die hebben dat merk, ik wil dat merk ook. Die wil dan geen gewone jas van die winkel, maar dat moet van dat merk zijn en dan denk ik, calm down, je bent 14 jaar, ik had dat op mijn 14 ook niet. Dat is grof gezegd maar met mijn zus moet je niet in de H&M binnenstappen, want die moet dat niet hebben. Ik

word daar soms wel kwaad om.”

“Maar reclame dat speelt wel echt in hoor, want mijn broertje van 6 zit nu in de fase dat ieder reclame die op tv komt, ‘k wil dat hebben, ‘k wil dat hebben, en dan denk ik, ja, ik wil ook

zoveel hebben, zeg. En dat blijft zo, elke keer, ik wil dat hebben, wanneer krijg ik dat?”

Op onze vraag over hoe dit onderwerp (kan) worden aangepakt, gaven enkele van de deelnemers aan dat dit onderwerp op een of andere manier reeds wordt aangeraakt in een les, bv. wanneer het gaat over reclame in vakken als bedrijfsbeheer of gedrags- en cultuurwetenschappen. Zo bleek er wel enige kennis rond verkoopstrategieën als impulsaankopen aan de kassa stimuleren, winkelinrichting, verborgen boodschappen, product placement en nog een vrij levendige herinnering aan een vergelijkende waren-test.

“We hebben dat wel bij bedrijfsbeheer gezien gehad, reclame, en ook al eerst kijken is het wel de waarheid wat ze zeggen en zo, want dan zeggen ze het is wetenschappelijk bewezen of 95

% van de mensen, maar dan is dat getest op 20 mensen.”

“Ik probeer daar nu wel wat op te letten, want nu weet ik welke insiders er zijn en dan zie ik dat dit echt wel klopt.”

“Ik heb dat bij TV ook altijd. We hebben ooit eens geleerd dat als ze bij bijvoorbeeld Familie op café een cola aan het drinken zijn dat ze dat ding van cola filmen, dat zoiets ook

reclame is. Sinds ik dat heb geleerd let ik daar wel op”.

Interviewer: “Ga je dan ook minder zin hebben om cola te drinken nu je dat weet?”

(20)

“Nee, natuurlijk niet.”

Tegelijk werd wel aangegeven dat er nog een verschil is tussen enerzijds leren hoe reclame aantrekt, en anderzijds leren hoe je hiermee moet om gaan, en dat dit laatste eigenlijk niet gebeurt.

“Dat de leerkrachten uitleggen hoe dat echt is, reclame strategieën.”

“Wij hebben wel geleerd hoe reclame aantrekt, maar niet echt hoe je daar mee omgaat.”

Sommige menen ook dat betere weerbaarheid tegen reclame en verleidingen gerelateerd is aan het opleidingsniveau, maar dat is iets waar niet iedereen het mee eens is.

“Het valt toch op hoeveel leerlingen van beroeps rondlopen en staan te roken aan het Kruidvat en snoepjes gaan kopen en deo

en van alles kopen, gewoon voor die acties.”

1.2.2.9. Lenen en krediet en inzicht in hoe het is om met geldproblemen/schulden te leven;

Enkele jongeren hadden het onderwerp ‘inzicht krijgen in hoe het is om met geldproblemen/schulden te leven’ geselecteerd. Een onder hen gaf aan dat haar keuze ingegeven was door de eigen ervaring van opgroeien in een gezin met schulden.

“Schulden, omdat we daar zelf inzitten. Mijn mama is gescheiden, nieuwe vriend gekregen en dan terug uit elkaar

gegaan, dus ja, dan wat problemen gehad, ze is ook leerkracht, als kinesist in een school dus die verdient niet

zoveel, ze heeft ook drie kinderen, dus. En die is niet zo geweldig in geld uitgeven dus ja.”

“ik denk dat ook, als je weet wat de problemen zijn of kunnen zijn dan kan je je situaties ook beter inschatten, dan ga je zelf ook beseffen, ik heb dat niet allemaal nodig, als je ziet van,

allez.”

Daarnaast gaven een aantal jongeren aan dat zij het vanuit preventief oogpunt nuttig vonden, omdat te ‘leren’ hoe mensen in schulden geraken en er ook weer uit geraken. Dit kan potentieel anderen hiervoor behoeden en het doet nadenken over het eigen financieel gedrag.

“hoe geraakt ge erin, als ge erover kunt nadenken, van als ik zo doe of dat doe, en over normale mensen, die dan, dat er iets is gebeurd waardoor die in armoede terechtkomen of in zware schulden terechtkomen, hoe dat dan gebeurt, dat je een

(21)

beetje preventie hebt dat je erover kunt nadenken, als dat bij mij …”

“Omdat ik dat wel, allee belangrijk niet echt, maar volgens mij is dat wel interessant om te weten, dat als ge dat dan weet gaat ge volgens mij veel beter met uw geld omgaan, dat

je zo denkt van, kan ik dat nu kopen, maar dan gebeurt er misschien dat.”

Het onderwerp ‘Lenen en krediet’ werd niet vaak geselecteerd, maar sluit hier wel bij aan. De vraag hoe zij schulden zien en hoe mensen in financiële moeilijkheden terecht komen wordt door hen immers regelmatig gelinkt aan lenen en kredieten.

“Ik bedoel, als je alles op krediet gaat kopen is het vrij logisch dat je er in terechtkomt.”

“Lenen, en dingen kopen die je niet kan betalen en kredietkaarten enzo, daar hebben we wel al eens over geleerd,

dat je moet opletten met kredietkaarten enzo, maar ik weet niet meer welk vak dat dat was.”

“lenen en krediet, zowat hetzelfde, dat ge wel goed beseft dat lenen veel geld kost, en dat niet zomaar moet gaan lenen als ge iets wilt, omdat je meestal dan wel veel moet bijleggen

dan wat je gewoon betaalt.”

Andere belangrijke schuldoorzaken en oorzaken van financiële moeilijkheden worden vooral gezien in verslavingsproblematieken, ‘niet goed zijn met geld’, fout gelopen investeringen en beleggingen en risico’s nemen. Slechts enkele jongeren leggen spontaan de link met onverwachte levensgebeurtenissen als ziekte of onvoorziene omstandigheden of opgroeien in een gezin waar men het al moeilijk heeft.

“volgens mij kan dat altijd voorvallen. Sommige mensen zitten van de ene op de andere dag in de schulden. Dan sta je daar

wel he, met je problemen.”

“Of wanneer je opeens ziek wordt en de behandelingen veel kosten. Dat gebeurt ook wel eens.”

In één groep werd aangegeven dat er op school weinig aandacht werd besteed aan dit onderwerp. In de twee andere groepen besteedde men hieraan op school meer aandacht, onder andere door het spel ‘PATS en co’ te laten spelen.

“Nee, bij ons niet, maar ik had dat ook gepakt, juist om die reden, omdat wij daar nooit over praten, en omdat ik dat wel

belangrijk vind dat je dat een beetje weet hoe dat dan is.”

“Ja, ook omdat er volgens mij heel veel mensen in leven, in die situatie van schulden of geldproblemen zitten, er zullen

(22)

wel heel wat mensen zijn die daarin leven, en ook op school en zo zien we dat eigenlijk niet, hoe je daar uit geraakt.”

“ik denk dat wel dat dat helpt om zelf beter met geld om te gaan.”

1.2.2.10. Uitkeringen /Hulpverlening

Deze topics werden niet vaak door de jongeren geselecteerd, maar kwamen gedeeltelijk naar voor bij de bespreking van andere onderwerpen (wat kost alles, schulden, …).

Wanneer het ging over inzicht over hoe het is om met geldproblemen of schulden te leven, werd regelmatig opgemerkt dat er toch allerhande voorzieningen zijn die hiertegen enige bescherming bieden (zoals bepaalde verzekeringen tegen ziektekosten).

“Alle, ik denk wel, dat als ge een beetje logisch nadenkt, dat je wel weet dat daar vanalles aan te pas komt , maar zijn er

nog uitkeringen enzo.”

“Misschien dat dat wel goed is in België, en dat is dat als ge hulp nodig hebt op dat vlak, bijvoorbeeld als ge voor lange tijd

ziek zijt, dat je dan nog altijd wel een uitkering hebt, dat je er niet alleen voor staat”

Tegelijk was het onderwerp ‘uitkeringen’ nogal beladen, omdat een aantal van de jongeren een nogal voorwaardelijke invulling hiervoor leek te prefereren (voorbehouden aan diegenen die al gewerkt hebben, niet voor buitenlanders, …).

“Het is handig als je dat kan krijgen. Stel dat je je rug breekt en niet meer kan werken. Er zijn helaas ook veel mensen die daar misbruik van maken. Die krijgen het geld dat wij aan de

belastingen betalen van het OCMW.”

“Uitkeringen , ik vind dat wel belangrijk, er is een verschil tussen werklozen die er niks voor willen doen en mensen die

wel willen werken maar geen werk kunnen vinden,, en zo’n mensen moeten toch ook wel kunnen leven, voor vandaag de dag fatsoenlijk te kunnen leven dan moet je toch fatsoenlijk

loon hebben. Ziekte-uitkering, leefloon dat is ook wel belangrijk.”

Wat de kennis inzake uitkeringen betrof, was een begrip als leefloon of wachtuitkering bijvoorbeeld niet echt bekend.

“leefloon, is dat niet gewoon het loon dat je krijgt als je werkt?”

(23)

Ook qua hulpverleningskanalen waren de associaties vrij beperkt, vanuit hun eigen leefwereld zien zij het CLB als belangrijke plaats om aan te kloppen bij problemen.

Algemeen komen dokter, CLB, OCMW, mutualiteit en VDAB ter sprake wanneer het gaat over hulpverlening.Toch is het voor heel wat jongeren niet heel erg duidelijk waar ze terecht kunnen met bepaalde problemen en zitten enkelen van hen met heel wat vragen terzake.

“Soms vraag ik mij wel af, wie gaat mij daar allemaal bij helpen? Aan mijn mama moet ik dat niet vragen, want die

weet daar zelf niet veel van.”

“Moest ik nu een probleem hebben, zou ik dat gewoon eerst opzoeken op het internet waar ik daarnaar toe moet, ik zeg nu, maar als dat geldproblemen zijn en dat is dan het OCMW, dan zou ik daar gewoon naartoe gaan en gewoon vragen ’help

mij’.”

Een aantal van de jongeren gaf aan dat zij op één of andere manier geconfronteerd waren geweest met het onderwerp uitkeringen of hulpverlening tijdens hun schoolcarrière, anderen zegden daar geen ervaring mee te hebben.

“… omdat we dat nog niet gezien hebben.”

“Dat is bij ons bij economie wel aan bod gekomen, welke uitkeringen er allemaal zijn, kindergeld dat ge krijgt en

werkloosheidsuitkeringen en ziekte en zo. “

“Een verschrikkelijke lange lijst…al die ondernemingen, het OCMW stond daar ook tussen.”

“Ik heb dat een keer gestudeerd en dat was het.”

Enkele jongeren gaven aan dat zij dit een nuttig onderwerp vonden om in de les te behandelen, al werd dit door sommigen wel meteen als ‘nuttig, maar niet interessant’ bestempeld.

“Ja, gewoon hoe dat in zijn werk gaat, ik weet dat eigenlijk niet.’

“Dat je alles zo wel een beetje weet, niet te diepgaand, want je kan daar later wel zelf naartoe gaan als je het moeilijk

hebt, maar dat je al zo een basis hebt van wat er kan gebeuren, wat de gevolgen zijn en hoe ze kunnen helpen.”

1.2.2.11. Verzekeren

Het onderwerp ‘verzekeren’ kwam een aantal keer ter sprake en werd door elke deelnemers geselecteerd. Op de vraag hier wat meer rond te vertellen kwam vooral de kostprijs van een autoverzekering ter sprake.

(24)

“Ik ben ervan geschrokken dat verzekeringen heel duur zijn. ….

Daar val je echt door van je stoel. Ik denk dat als ik mijn droomauto zou kopen dat ik per jaar toch 1.500 euro aan vaste

kosten zou kwijt zijn, en dan staat die auto nog op naam van ons mama.”

Deze strategie om je wagen te verzekeren op naam van een oudere chauffeur is algemeen gekend (en een wijdverspreide tactiek).

Bij doorvragen over soorten verzekeringen waarmee ze bekend zijn komen brand- en hospitalisatieverzekering en ziekteverzekering spontaan bij de deelnemers op.

De noodzaak om je verzekeren tegen bepaalde tegenslagen wordt wel erkend, maar algemeen wordt dit toch als vrij duur ervaren.

Tegelijk is dit een onderwerp waarmee niet iedereen evenveel bezig is, vooral diegenen die al iets zelfstandiger zijn en bv. een eigen auto bezitten of plannen alleen te gaan wonen geven aan dat zij hierrond nog vragen hebben. Dit is zeker het geval wanneer men thuis niet echt terecht kan hiermee, en ook andere bronnen worden niet onmiddellijk als betrouwbaar aanzien.

“Ik vind dat dan zoiets, ik heb nu een auto, ik moet die binnenkort gaan verzekeren, en ik hoop echt ze mij daarmee gaan helpen want ik zou echt niet weten hoe dat ik dat moet doen. Ook later, als ge een huis hebt, en dan moet ge uw

brandverzekering enzo hebben.”

“Je hebt ook zo hospitalisatieverzekeringen, van de ene hoor ik die heeft dat via zijn werk, de andere moet dat dan zelf, en

dan denk ik, wat moet ik nu later gaan doen. Dus ik vind verzekeren, dat is wel iets waar we over zouden moeten

leren.”

“En als je bij een verzekeraar zit dan wil die u ook dingen aansmeren omdat die daar een premie voor krijgt enzo.”

1.2.2.12. Belastingen

Belastingen is een thema dat weinig wordt geselecteerd als interessant of nodig om hieraan meer aandacht te besteden. Bij navraag blijkt dat heel wat van deze jongeren belastingen vooral zien als ‘geld afgeven aan de overheid’, die ‘afrippers’

genoemd worden. Er is één deelnemer die wel expliciet aangeeft dat belastinggeld geen weggegooid geld is (in contrast met verzekeringspremie).

“Ik snap gewoon niet dat je zoveel geld moet geven aan iets waar je niets aan hebt” .

“Ik denk dat heel veel mensen niet inzien hoeveel belasting je eigenlijk op alles betaald, wat een beetje schandalig is, maar

ja, daar kan je niet echt iets aan doen.”

(25)

“Bij belastingen heb ik het idee dat het geld nog nuttig gebruikt.”

Het onderwerp ‘belastingen’ werd bij sommigen aangehaald in de lessen (bedrijfsbeheer, boekhouden, sociaaleconomische initiaties, …), zij het dat het daar soms gaat over vrij specifieke onderwerpen (BTW en prijsbeheer, bruto-netto berekeningen). De meeste jongeren zijn ook (vaag) bekend met het idee dat pensioensparen op een of andere manier ‘voordeel’ heeft voor je belastingen.

Een aantal van de deelnemers was ouder dan 18 en had al een belastingbrief ontvangen. Het is zeker niet voor iedereen duidelijk wat ze hiermee moeten aanvangen. Sommigen weten dat als je minder dan 50 dagen hebt gewerkt, je hiermee niets moet doen, maar anderen zijn hier minder goed van op de hoogte.

“Nu ook ik heb dit jaar mijn belastingbrief gekregen, ik zou begot niet weten wat ik daarmee moet doen, dat zit nog altijd

ergens in een schuif ergens.”

“Ik heb er eens één aangekregen en ik wist niet of ik daar nu iets mee moest doen. Ik heb dat dan aan mijn ouders gevraagd. Eerst zeiden ze van niet en dus heb ik die brief weggegooid, maar nu zeggen ze opeens van wel. Het zag er ook

niet heel makkelijk uit.”

Op de vraag of het nuttig zou zijn om bijvoorbeeld het invullen van zo’n belastingbrief toe te lichten op school tijdens enkele lesuren wordt bevestigend geantwoord.

1.2.3. Methodieken voor financiële educatie

Naast de inhouden die jongeren interessant en nuttig zouden vinden op vlak v an financiële educatie, vroegen we hen ook wat volgens hen geschikte of ongeschikte manieren waren om te ‘leren’ over deze onderwerpen, of met welke leermethoden ze ervaring hadden wanneer het ging over deze onderwerpen. Uit een reeks kaartjes mochten zij twee a drie werkvormen kiezen om te bespreken. Deze werkvormen waren games en inleefgames, spellen, lespakket, stripverhaal, uitstap, film, toneel, groepsgesprek en ervaringsdeskundige. We overlopen eerst kort de verschillende werkvormen die ter sprake kwamen, en komen dan terug op een aantal elementen van de verschillende werkvormen die uit de gesprekken bleken.

1.2.3.1. Games en inleefgames (digitaal)

Deze werden het vaakst door de jongeren geselecteerd, zij het om uiteenlopende redenen. Een aantal van de jongeren had namelijk ervaring met een bepaald game (‘Pats en Co’) en was daar niet onverdeeld tevreden over en wou dit graag overbrengen.

(26)

Voor diegenen die er niet mee bekend waren klonk het op het eerste zicht vooral

‘leuk’.

“Inleefgames weet ik eigenlijk niet wat het is maar het klinkt wel goed.”

“Ik had dat spel gekozen omdat mij dat wel tof leek.”

Er werden een aantal positieve en negatieve kenmerken van het spelen van dergelijke games aangehaald.

“Dat is wel beter dan een les daarover, dat is een spelletje en anders moet je gewoon luisteren.’

Vooral door diegene die er al ervaring mee hadden worden er een aantal kritiekpunten geformuleerd. Ten eerste wordt het realiteitsgehalte van dergelijke games in vraag gesteld.

“Het blijft een spelletje , als je in zo’n spel aanduidt: ik ga werken en dan krijg je geld, terwijl dat dat in het echt natuurlijk anders is, moet ge niet op een knoppeke drukken.”

Ook het gebrek aan controle over bepaalde beslissingen tijdens het spel werd herhaaldelijk bekritiseerd, maar tegelijk werd door anderen aangegeven dat je in het echte leven ook niet steeds alles onder controle hebt, er je soms met tegenslagen geconfronteerd wordt die tot verdere financiële problemen leiden.

“En die deed dan dingen, die wou dan een tattoo laten zetten en dat kost keiveel geld, maar die had geen geld. Dus eigenlijk

wou ik dat niet , maar die deed dat toch.”

“Maar daar waren dingen waaraan je niet kon doen, dan kwam je op je werk aan en dan zeiden ze , ‘ge zijt te laat , ge zijt

ontslagen’, maar hoe konden wij dat nu weten”.

“Maar dat kan in het echt ook gebeuren, willen ze daar dan mee bedoelen he.”

“Ik vond dat wel realistisch, die werden dan ziek en moesten naar de dokter, dat is in het echt ook, ook dat die ziek

werden en naar de dokter moesten.”

Door een aantal jongeren werd het spel waarmee ze reeds ervaring hadden ook als bijzonder saai ervaren, te traag, teveel uitleg, te weinig interactief of interactief om irrelevante zaken (bv. het inkleuren van een tattoo). Enkele jongeren zegden ook dat ze dit spel hierdoor slechts met beperkte aandacht speelden, dat ze tegelijk muziek luisterden of bezig waren met Facebook.

“Ik vond dat niet goed, je moest eigenlijk niets doen.”

(27)

“Je moest overal maar heen wandelen en dat ging kei traag.”

“ Je kan dat beter niet op de computer doen want dan weet je toch dat ze voor 80% op Facebook zitten.”

Daarnaast werden ook technische problemen en beperkingen als minpunt aangegeven. Het inleefgame waarmee men al ervaring had bleef blijkbaar regelmatig hangen en het geluid was van beperkte kwaliteit.

“Games (pats en co)- ik vond dat wel leuk, zo een meisje en een jongen, dan moesten die werk gaan zoeken en een huis gaan zoeken en naar een sociale dienst voor dat die konden helpen en dan moesten die proberen om geld te hebben.”

1.2.3.2. Spellen

Hierbij aansluitend werden ook spellen (niet-digitaal) door een aantal jongeren geselecteerd. Echt sterke argumenten om deze selectie te maken hadden ze niet, behalve diegene onder hen die al effectief ervaring hadden met een bepaald spel.

De overige keuzes werden voor ingegeven door het feit dat het als minder saai dan les aanzien werd.

“Spellen : ik ken dat niet, maar ik vind dat een interessantere manier dan les volgen.”

“Geen ervaring mee, maar ik vind gezelschapsspelletjes niet zo leuk, ik doe dat echt niet graag.”

Enkele onder hen hadden ervaring met een spel, georganiseerd door een hogeschool waarbij er in groepjes financiële beslissingen rond een onderneming moesten worden gemaakt.

“Dat was een onderneming, jij moest inschatten, hoeveel je aan elk ding ging uitgeven en dan werd berekend of er winst of

verlies was, dat was zo 3 rondes en op het einde van de dag kon je cinematickets winnen. Dat was in groepjes van vijf.”

Een andere deelnemer had dan weer ervaring met een gezelschapsspel rond omgaan met geld.

“Ik heb pas nog zo’n spel gespeeld. Ik geloof dat het zakgeld heette. Dat was kei moeilijk. Je moest dan zo’n kaartje nemen

waar bijvoorbeeld opstond dat je een hamburger hebt gegeten, wat dan 3,25 euro of iets dergelijks kost. Dat moet je

dan betalen aan de bank en dan moet je nog 75 cent terugkrijgen of zo. Voor een kind van 3 of 5 is dat toch moeilijk? Er stond op dat het geschikt was vanaf 3 jaar.”

Wat vooral positief wordt gezien aan ‘real life’ spelletjes, in vergelijking met online games, is het groter realisme.

(28)

“Als je dat spel van Pats & Co zou vergelijken met het echte leven dan denk ik dat het echte leven meer indruk maakt.”

Tegelijk wordt er aangegeven dat het leerrijker is dan theoretische lessen hierrond.

“Ik vond dat wel leuk, dat is een creatieve manier, maar ik heb er wel superveel van geleerd, alle, een budgetplaan was

dan niet , maar een lijst met allemaal dingen die je bewust maken, en uiteindelijk heb ik er veel meer van geleerd dan

allemaal cursussen van bedrijfseconomie enzo.”

1.2.3.3. Uitstap

Ook uitstappen als methodiek wordt regelmatig gekozen, hoewel er geen duidelijk beeld of idee is van een geschikte bestemming voor een uitstap wanneer het gaat over ‘leren over geld’ (de bank, de overheid, ocmw en ‘arme mensen’ worden vermeld). Toch worden een aantal mogelijke voordelen gezien in deze werkvorm, al wordt er wel aangegeven dat het niet noodzakelijk boeiend of interessant hoeft te zijn, enkel en alleen omdat het geen les is.

‘ik heb ook uitstap gekozen omdat ik vind dat een leuke of creatieve manier om ipv theorie dat je dat ziet in praktijk”

“Uitstap, dat kan saai worden of dat kan leuk worden. Geen vragenlijsten!”

“Als je op uitstap gaat onthoud je dat beter dan dat iemand dat komt vertellen denk ik, want dan heb je dat echt gezien”

“Om dat eens te zien. je ziet dat dan bij een uitstap en je krijgt er uitleg bij, dus volgens mij is de combinatie wel

interessant.”

Ervaring met een uitstap waarin gewerkt werd rond een financieel thema was eigenlijk nergens aanwezig. Één deelnemer had in het kader van een project voor het goede doel in een sociaal restaurant gewerkt. Hoewel dit erg in de smaak viel, was er toch ook enige gene omdat de hulp die geboden werd slechts een eenmalig karakter had.

“ik vond dat heel ambetant want dat is dan maar voor 1 keer, als ge zoiets gaat doen dan stapt ge daar binnen en ik kom hier

vrijwilligerswerk doen en dat is voor een project voor school , en dan is dat een keer en dat weer saluut”

1.2.3.4. Ervaringsdeskundige

Een aantal jongeren had ‘ervaringsdeskundige’ als werkvorm geselecteerd. In tegenstelling tot een aantal van de voorgaande werkvormen was deze keuze niet zozeer ingegeven door het feit dat het ‘leuk’ zou zijn, maar vooral omdat dit

(29)

geloofwaardiger, interessanter, boeiender zou zijn en meer impact heeft volgens de leerlingen. Algemeen werd deze werkvorm als zeer positief geëvalueerd.

“ervaringsdeskundige: het is beter om te horen van iemand die al dat meegemaakt heeft , dan is dat veel geloofwaardiger.

Die leerkracht leest dat misschien voor uit de cursus, maar als er iemand voor u staat die dat al heeft meegemaakt dan zijt

ge echt zo, van ja ok, “

“Als er zo iemand die dat heeft meegemaakt heeft zoiets komt vertellen. Dat doet toch iets.”

“daar luistert ge beter naar…”

“als dat iemand is die echt op een boeiende manier kan vertelleen is dat echt veel interessanter dan een leerkracht

die voorbeeldjes komt vertellen die in een boek staan “

“je ouders kunnen wel zegen doe dat niet want dan gebeurt er dit of dat, maar als iemand die dat meegemaakt heeft dat

komt vertellen is dat toch nog anders”

“Een ervaringsdeskundige vind ik ook een goed idee omdat die zoiets het beste kunnen uitleggen. Hij weet hoe het is en kan

mensen die denken dat zoiets toch nooit kan gebeuren op andere gedachten brengen, want het kan dus wel, die zullen

daar wel het meeste van weten”

Er was geen van de deelnemers die zelf ervaring had met ervaringsdeskundigen rond financiële thema’s, maar rond andere topics (drugverslaving, blindheid) hadden sommige jongeren wel al eens iemand in de klas gehad.

Ook een voordracht van een hulpverlener of intermediair met betrekking tot een bepaalde problematiek werd door diegenen die er al ervaring mee hadden, als erg positief beoordeeld. Hier ging het dan bijvoorbeeld over vrijwilligers die in de gevangenis werkten, politie-inspecteur verantwoordelijk voor drugpreventie e.d.

Rond deze onderwerp werd ook gesuggereerd dat er toch enige vorm va gedragsverandering zou gebeuren ten gevolgen van de getuigenissen van deze sprekers.

1.2.3.5. Film/toneel

Hoewel film of toneel door sommige leerlingen vooral gewaard wordt vanwege het feit dat er dan ‘geen les’ is of ze zelfs niet op school aanwezig moeten zijn, geven een aantal andere jongeren toch aan dat zij dit een zinvolle manier vinden om over geld te leren. Ook tv-programma’s, die niet meteen als werkvorm opgenomen waren, worden spontaan vermeld. De redenen voor de grotere impact van film of televisie ligt volgens hen in een zekere mate van herkenbaarheid, het stilstaan bij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN