• No results found

Differentiatie van dienstverlening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Differentiatie van dienstverlening"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 2, behorende bij brief met kenmerk OPTA/T/98/1343

1 Commentaar beleidsbrief

Het college beperkt zich in het commentaar tot de belangrijkste punten. Door OPTA zal onderhands aan HDTP nog enkele (meer technische) opmerkingen toesturen.

Eenheidstarief

Een belangrijk element uit de beleidsbrief is het beperken van de opdracht tot postzendingen waarvoor het eenheidstarief geldt, althans als het niet om het voorbehouden vervoer gaat. Het college

onderschrijft dat daarmee een potentieel concurrentiebeperkend effect wordt weggenomen. Immers voor TNT Post Groep (TPG) geldt dan, net als voor andere vervoerders, dat voor postzendingen die niet tegen het eenheidstarief worden vervoerd, BTW in rekening moet worden gebracht. De OTTO-kwestie (waarbij vervoer voor pakjes afkomstig van postorderbedrijven in het geding is) is daarmee uit de wereld. Toch meent het college dat de beperking dat alle niet voorbehouden post slechts tegen eenheidstarief mag worden vervoerd (althans onder de opdracht), te ver gaat. Het college meent dat deze stap

gerechtvaardigd is voor díe martktsegmenten waar alternatief vervoer een reë le mogelijkheid is. Voor (in elk geval binnenlands vervoer) is dat op de postordervervoersmarkt naar het oordeel van het college het geval. Voor andere segmenten is dat minder duidelijk. Zo heeft TPG op de markt voor drukwerkvervoer de facto een monopoliepositie. Klanten kunnen (althans voorlopig) nauwelijks om TPG heen. Zij zouden daarom aanspraak moeten kunnen maken op ‘rechten’ die voortvloeien uit de Postrichtlijn, ook als zij grote partijen drukwerk willen laten vervoeren. Het college noemt in dit verband de overwegingen 12, 14, 15, 25, 31 en 35 van de Postrichtlijn en de uitwerking hiervan in de artikelen 3, 4, 5, 6, 12, 16 en 19 van de Postrichtlijn.

In dit verband wijst het college in het bijzonder op artikel 12, tweede en derde gedachtenstreepje van de Postrichtlijn (zie ook overwegingen 15 en 25). Het college vraagt zich af of het in de Postrichtlijn neergelegde beginsel van kostenorië ntatie niet met zich meebrengt dat kostenvoordelen die bij de verwerking van partijenpost kunnen ontstaan, in de tarieven (in de vorm van kwantumkortingen) tot uitdrukking zouden moeten worden gebracht. Het college geeft voorts in overweging nader in te gaan op de bepaling in de Postrichtlijn dat ’de toepassing van een uniform tarief niet het recht van de

leverancier(s) van de universele dienst uit[sluit] om met klanten individuele prijsafspraken te maken’. Hoewel deze bepaling op gespannen voet staat met een andere bepaling uit de Postrichtlijn (namelijk dat tarieven transparant en niet discrimenerend moeten zijn), lijkt het er op dat binnen de opgedragen dienstverlening tarieven die afwijken van het eenheidstarief niet zonder meer kunnen worden verboden. Voorts meent het college dat de consequenties van het afschaffen van andere tarieven dan het

eenheidstarief voor internationaal vervoer nader moeten worden onderzocht. Is het bijvoorbeeld zo dat drukwerkpartijen tegen afwijkende tarieven en bestemd voor het buitenland niet onder de gebruikelijke (UPU-)condities aan collega postbedrijven kunnen worden overgedragen? En geldt dat omgekeerd ook voor partijpost die Nederland binnenkomt? M.a.w. mag TPG deze partijen niet als onderdeel van de opdracht in ontvangst nemen en in Nederland bezorgen? Als deze laatste vraag bevestigend moet worden beantwoord, geeft dat geen grote praktische problemen (denk alleen maar aan BTW-verrekening tussen TPG en de buitenlandse collega’s binnen de Europese Unie). Voorts vraagt het college zich af of geen strijdigheid ontstaat met artikel 13, eerste lid van de Postrichtlijn? Gelden voor

grensoverschrijdende partijen post de desbetreffende bepalingen uit de Postrichtlijn niet en zo ja, bemoeilijkt dat niet de harmonisatie van dienstverlening binnen de Unie?

Tenslotte vraagt het college zich af of andere praktische gevolgen voldoende zijn doordacht. Is het in de toekomst bijvoorbeeld nodig om partijen drukwerk vergezeld te laten gaan van vrachtbrieven? Zo ja, welke praktische gevolgen heeft dat? Moet niet overwogen worden om bepaalde zendingen categoriaal vrij te stellen van minder relevante administratieve verplichtingen? Het college meent dat het goed is om op dergelijke aspecten in te gaan.

Differentiatie van dienstverlening

(2)

Bijlage 2, behorende bij brief met kenmerk OPTA/T/98/1343

2 Omvang van het monopolie

Opgemerkt wordt (§ 4 van de beleidsbrief) dat op dit moment de gegevens ontbreken om de omvang van de voorbehouden dienst exact te kunnen vaststellen. Daarvoor bestaat onvoldoende inzicht in de kostenstructuur van de voorbehouden en de overige opgedragen diensten. Het college merkt over dit laatste op dat op basis van het huidige systeem voor toerekening van kosten en opbrengsten wel degelijk inzicht kan worden geboden in kosten en opbrengsten van de monopoliediensten enerzijds en de overige diensten. Wellicht zullen (bijvoorbeeld door steekproeven) nadere gegevens moeten worden verzameld, maar dan lijkt geen onoverkomelijk bezwaar. Belangrijke gegevens die voor een nadere toedeling van kosten nodig zijn, zijn in elk geval beschikbaar en worden ook in de Concessierapportage gepubliceerd. Overigens gaat het college er vanuit dat binnen TPG wel voldoende inzicht bestaat in kosten en

opbrengsten, zoals ook bleek uit de mededelingen die aan de Europese Commissie zijn gedaan in het kader van de overname van TNT door PTT Post. Toen is immers verklaard dat geen subsidie plaatsvond tussen monopolie en overige dienstverlening.

Tarieven

In de beleidsbrief wordt gesteld dat het beginsel van kostenorië ntatie wordt uitgewerkt door een

gescheiden financië le verantwoording van ‘blokken’ van diensten. Dat suggereert dat de verplichting tot kostenorië ntatie beperkt blijft tot de gezamenlijke diensten binnen een blok. Het zou dan dus zijn toegestaan om een of meer diensten binnen een blok met een lage winst (wellicht zelfs verlies?) te exploiteren, terwijl op andere diensten een hoge winst wordt behaald. Een dergelijke uitwerking lijkt het college ongewenst en in strijd met het beginsel van kostenorië ntatie. Ook een klant die slechts een enkele dienst afneemt, heeft er recht op dat de winstopslag niet bovenmatig is. TPG moet zich dan niet achter het argument kunnen verschuilen dat weliswaar op deze dienst een hoge winst wordt behaald, maar dat als een klant maar voldoende gebruik maakt van een andere -te laag geprijsde dienst- hij toch voldoende wordt gecompenseerd. Het college is er dan ook voorstander van om -net als voor KPN Telecom geldt- de eis van kostenorië ntatie te stellen aan élk afzonderlijk tarief.

Niet duidelijk is wanneer de tarieven ook daadwerkelijk kostengeorië nteerd moeten zijn. In de

beleidsbrief wordt het jaar 2000 genoemd als jaar waarin TPG een systeem voor toerekening van kosten en opbrengsten gereed moet hebben. Niet aangegeven wordt wanneer kostengeorië nteerde tarieven moeten zijn ingevoerd. Gelet op het feit dat het huidige toerekeningssysteem al een goede basis biedt voor verdere uitsplitsing van kosten en opbrengsten (zie ook hiervoor), ziet het college overigens geen reden om de data uit de Postrichtlijn strikt aan te houden. Concreet betekent dit dat kostenorië ntatie in elk geval 10 februari 2000 zou moeten zijn geïmplementeerd. Ruim daarvoor zal TPG OPTA de nodige gegevens moeten verschaffen opdat deze datum wordt gehaald.

Totdat de tarieven kostengeorië nteerd zijn, wordt ’de prijscap op nul gesteld’. Niet duidelijk is of de gewogen gemiddelde tarieven van de diensten binnen elk van de twee tariefpakketten niet mogen stijgen, of dat geen enkel individueel tarief (binnen de opdracht) mag stijgen. In het eerste geval zouden tarieven die niet in de pakketten zijn opgenomen onbeperkt mogen stijgen (bijvoorbeeld de internationale tarieven). Onder meer om deze reden is het college voorstander van een verbod op tariefverhoging voor elk afzonderlijk tarief. Zo is dat ook bepaald in de overgangsregeling voor de tarieven van KPN Telecom.

Geschillenregeling

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de stapfrequentie groter wordt, moet ook de eigenfrequentie van de trilling toenemen. • inzicht dat de eigenfrequentie van de trilling moet toenemen

De oppervlakte onder de grafiek tussen 70 s en 160 s kan worden bepaald door een zodanige horizontale lijn te trekken dat de oppervlakte onder die lijn gelijk is aan de

Als het hoofd boven is (situatie A), is de straal van de baan groter en zal het voor de passagier dus meer moeite kosten het hoofd op

− Bij fotonen wordt de meeste energie opgenomen in het gebied voor de tumor en bij protonen niet. − Bij fotonen wordt ook energie opgenomen in het gebied achter de tumor en

• inzicht dat bij het indrukken de wrijvingskracht in dezelfde richting als de kracht van de zuiger werkt en bij het uitschuiven tegengesteld 1.. • completeren van de bepaling

Aangezien de sensor door het branden van de lamp nu een waarde boven de ingestelde waarde van de comparator registreert, gaat de lamp weer uit. Maar nu

De gehele oppervlakte onder de kromme komt overeen met het totaal aantal uitgezonden β-deeltjes. De oppervlakte tussen 0 MeV en 1,0 MeV is het aantal β-deeltjes met een

De halveringstijd van jood-128 is (zeer) veel lager dan die van jood-129, zodat het kernafval veel sneller geen gevaar meer oplevert voor