CRAAND EDU
DENKEN-DURVEN-RESULTAAT
Pagina 1 van 4 MILLIMOL EN EIGENSCHAPPEN VAN ZOUTEN
Tot nu toe hebben we het gehad over een aantal eenheden die gebruikt worden bij het vak Scheikunde. Denk aan gram, kilogram, milligram. Maar ook de mol en molariteit. Net zoals je een milligram hebt (0,001 gram) bestaat er de eenheid millimol. Dit betekent dat 1 millimol gelijk is aan 0,001 mol. Bijvoorbeeld: 1500 mmol = 1,5 mol.
Opgave 1: vul de tabel verder in
1800 mmol mol
104 mmol mol
0,234 mol mmol
0,567 mol mmol
Opgave 2:
Guido en Niels hebben twee oplossingen.
a. 280 mL van een 0,3 M natriumcarbonaat oplossing b. 420 mL van een 0,4 M ijzer(II)nitraat oplossing
Deze oplossingen worden bij elkaar gedaan. Bereken hoeveel mmol neerslag er ontstaat.
CRAAND EDU
DENKEN-DURVEN-RESULTAAT
Pagina 2 van 4 Zouten bestaan uit geladen deeltjes genaamd ionen. Deze
ionen bevinden zich in een rooster. In het rooster gaan een positief en negatief geladen deeltje naast elkaar in het rooster.
Met dit rooster kunnen we de eigenschappen van zouten verklaren. Een zout is hard en bros (weet je nog). De brosheid is goed te verklaren, op het moment dat je in een zout knijpt (met een tang) dan verschuiven de ionen in het rooster. + en + (en – en - ) komen naast elkaar. Deze stoten elkaar af, het zout valt uit elkaar.
De positieve en negatieve lading hebben nog een gevolg. Ze
trekken elkaar sterk aan. Een zout heeft daarom een sterke bindingen. Dit verklaard waarom zouten een hoog kookpunt hebben.
De lading van zouten zorgt er ook voor dat een zoutoplossing een stroom kan geleiden.
Een elektrische stroom is immers het verplaatsen van lading. Zijn er geen geladen deeltjes, dan kan er ook geen stroom lopen. Let op! Metalen geleiden ook stroom, dit heeft te maken met een andere eigenschap van metalen, namelijk vrije elektronen. Hierover leren we later meer.
Opgave 3:
a. Leg uit waarom natriumchloride met een molaire massa ongeveer 58 gram een hoger smeltpunt heeft dan hexaan met een molaire massa van 86 gram. Gebruik in je uitleg het ion rooster.
b. Leg uit, of demiwater een stroom kan geleiden.
c. Leg uit of een natriumchloride oplossing, stroom kan geleiden.
d. De TOA doet 6 gram zilverchloride in 500 mL demiwater. Leg uit of na het toevoegen van zilverchloride en na flink roeren er sprake is van stroom geleiding.
CRAAND EDU
DENKEN-DURVEN-RESULTAAT
Pagina 3 van 4
ANTWOORDEN
Opgave 1:
1 mol = 1000 mmol = 1·103 mmol 1 mmol = 0,001 mol = 1·10-3 mol
1800 mmol 1,800 mol
104 mmol 0,104 mol
0,234 mol 234 mmol
0,567 mol 567 mmol
Opgave 2:
M = mol L-1 of mmol mL-1 (molariteit, eenheid voor concentratie) Oplosvergelijkingen
1 Na2CO3 (s) 2 Na+ (aq) + 1 CO32-
(aq) 1 Fe(NO3)2 (s) 1 Fe2+ (aq) + 2 NO3-
(aq)
NB: Normaal wordt de coefficient 1 niet opgeschreven. Ik heb dit nu gedaan zodat de mol verhoudingen duidelijker zijn. 1 mol Na2CO3 (s) geeft dus 2 mol Na+ (aq) en 1 mol CO32-
(aq).
Oplossing a bevat 280 (mL) · 0,3 (mmol mL-1) = 84 mmol Na2CO3
Oplossing b bevat 420 (mL) · 0,4 (mmol mL-1) = 168 mmol Fe(NO3)2
Na oplossen is aanwezig:
Na+ (aq): 2 · 84 = 168 mmol Na+ (aq) CO32-
(aq): 1 · 84 = 84 mmol CO32-
(aq) Fe2+ (aq): 1 ·168 = 168 mmol Fe2+ (aq) NO3-
(aq): 2 ·168 = 336 mmol NO3-
(aq) Mini versie Binas-tabel 45A:
NO3-
CO32-
Na+ g g
Fe2+ g s
Neerslag reactie:
1 Fe2+ (aq) + 1 CO32-
(aq) 1 FeCO3 (s) Verhouding 1:1 dus:
Er is 84 mmol CO32-
(aq) aanwezig. 84 mmol CO32-
(aq) kan met 84 mmol Fe2+ (aq) reageren. Er is meer dan 84 mmol Fe2+ (aq) aanwezig, dus al het CO32-
(aq) kan reageren tot een neerslag.
CRAAND EDU
DENKEN-DURVEN-RESULTAAT
Pagina 4 van 4 Er is 168 mmol Fe2+ (aq) aanwezig. 168 mmol Fe2+ (aq) kan met 168 mmol CO32-
(aq) reageren. Er is minder dan 168 mmol CO32-
(aq) aanwezig, dus niet al het CO32-
(aq) kan reageren tot een neerslag. Fe2+ (aq) is dus in overmaat aanwezig.
Fe2+ (aq) in overmaat, dus al het aanwezige CO32-
(aq) reageert volgens de eerder gegeven neerslag reactie. Verhouding 1:1:1, dus er ontstaat 84 mmol FeCO3 (s) neerslag.
Opgave 3:
a. Bij moleculaire stoffen hebben we geleerd dat een hogere massa leidt tot een hoger (smeltpunt en) hoger kookpunt. De Vanderwaals kracht tussen de moleculen wordt groter naar mate moleculen zwaarder worden.
Vergelijken met de aantrekkingskracht tussen + en – ionen in zouten is de
Vanderwaals kracht heel zwak. De aantrekkingskracht in een zout waar de + en – netjes om en om zitten, houdt de ionen tot hoge temperaturen in het rooster.
Keukenzout smelt bij 801°C en kookt bij 1465°C.
(plus informatie: De Vanderwaals kracht is eigenlijk ook een elektrische kracht, alleen over hele kleine ladingsverschillen. Vraag je docent hierover als je er meer van wilt weten)
b. Elektrische stroom is verplaatsing van lading. De deeltjes in demi-water (water moleculen) zijn niet geladen. Demiwater kan dus geen stroom geleiden.
c. Natriumchloride is een goed oplosbaar zout (zie Binas-tabel 45A). Bij het oplossen van natriumchloride komen de natrium-ionen en chloride-ionen los uit het ionrooster en kunnen ze onafhankelijk van elkaar bewegen. Hierdoor zijn er vrij beweegbare deeltjes met een lading in de oplossing. Een natriumchloride oplossing kan dus stroom geleiden.
d. Zilverchloride is een slecht oplosbaar zout (zie Binas-tabel 45A). De ionen blijven in het ionrooster en krijgen dus geen bewegingsvrijheid. Water met zilverchloride geleidt dus geen stroom.
(plus informatie: In Binas-tabel 45A wordt de oplosbaarheid versimpeld weergegeven met g, m en s. Een goed oplosbaar zout is ook niet eindeloos oplosbaar. Er kan maximaal 360 gram NaCl in een liter worden opgelost. Een slecht oplosbaarzout kan soms toch een heeeeeeel klein beetje oplossen. Dat zie je bijvoorbeeld bij revieren die langs rotsen stromen. Er vindt erosie plaats. Scheikundig lost er dus een heel klein beetje op, en na duidenden jaren wachten is het ook voor ons zichtbaar.)