• No results found

Vragen stellen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vragen stellen"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vragen stellen

Elke les opnieuw worden zowel door de leerkracht als door de leerlingen veel vragen (aan elkaar) gesteld.

Ook bij sommige specifieke didactische werkvormen (denk bijv. aan het onderwijsleergesprek, het

klassengesprek, bepaalde discussievormen) neemt het stellen van vragen een belangrijke plaats in. Deze vragen zijn geen doel op zich, maar een middel om de leerlingen te helpen bij het leren. In dit licht bezien is het zowel voor de leerkracht als de leerlingen van belang dat ze het vragen stellen goed beheersen. Vragen kunnen bijv. gebruikt worden om informatie te verkrijgen over vorderingen in het leerproces, om leerlingen te beoordelen in hun leerprestaties, om een gesprek op gang te brengen/houden, of om anderen tot een bepaald inzicht te brengen. Naar gelang de aard en de moeilijkheid zullen vragen heel verschillende reacties (bij leerlingen) kunnen oproepen. Deze reacties hangen samen met de denkactiviteit die bepaalde vragen oproept. Deze kan nl. variëren van louter geheugenwerk tot het trekken van conclusies uit tamelijke

complexe gegevens. Vragen dienen aan bepaalde eisen te voldoen. Deze eisen zijn sterk afhankelijk van de doelen die men wil bereiken, van de concrete onderwijsleersituatie en van de inhoudelijke context

waarbinnen de vragen worden gesteld.

We willen hier een aantal eisen noemen, waarbij we onderscheid hebben gemaakt naar de leerkracht (Ik.) en naar de leerlingen (11.). In vele gevallen zullen hun rollen verwisseld kunnen worden.

duidelijkheid en eenduidigheid:

Ik.: de vraag moet duidelijk geformuleerd worden en eenduidig zijn. Het taalgebruik dient zoveel mogelijk aangepast te worden aan het niveau van de leerlingen.

ll.: voor de leerlingen geldt dat hun antwoord duidelijk en eenduidig dient te zijn.

pauze tussen de vraag en het antwoord:

Ik.: nadat de leerkracht de vraag heeft gesteld wacht hij een aantal seconden (ca. 3 tot 5), alvorens een leerling een beurt te geven.

ll.: de (alle) leerlingen gebruiken deze tijd om over het antwoord na te denken, of om een antwoord te formuleren.

relevantie:

Ik.: de vragen dienen duidelijk gericht te zijn op het bereiken van bepaalde doelen en niet afhankelijk te zijn van bijkomstigheden (bijv. tijdvulling).

ll.: als de leerlingen bekend zijn met het doel zullen ze waarschijnlijk trachten de vraag zo goed mogelijk te beantwoorden.

doorvragen:

Ik.: de leerkracht geeft, indien nodig, wenken met de bedoeling om een leerling, die een onvolledig of gedeeltelijk onjuist antwoord heeft gegeven, te helpen. Deze wenken kunnen o.a. bestaan uit verwijzing naar aanwezige kennis, uit het anders formuleren van de vraag, e. d.

ll.: de leerling vult middels argumenten, feiten, voorbeelden e.d. zijn antwoord aan of verbetert zijn foute antwoord.

complexiteit:

Ik.: het is aan te bevelen dat de leerkracht slechts één vraag tegelijk stelt. Opm.: vragen die kunnen leiden tot meerdere goede antwoorden, vragen naar motieven voor bepaalde antwoorden en het doorspelen van een gegeven antwoord naar andere leerlingen biedt daartoe mogelijkheden.

ll.: de leerling beoordeelt de verschillende manieren die mogelijk zijn om de vraag te benaderen en kiest er één van.

Verder is het zinvol om vragen in categorieën onder te brengen. Daardoor wordt men zich bewust van de bedoeling en reikwijdte van bepaalde vragen,tevens kan men dan nagaan of sommige type vragen niet (systematisch) vergeten worden.

We onderscheiden vier categorieën vragen:

kennisvragen:

Dat zijn vragen die een beroep doen op het geheugen. De leerlingen wordt gevraagd om zich bepaalde feiten, definities, ervaringen enz. te herinneren.

Voorbeelden:

• Weet je nog welke kleur de oplossing kreeg toen we hem verwarmden?

• Wie weet wanneer Willem II werd geboren?

(2)

begripsvragen:

Daarbij gaat het om het vragen naar samenhangende gegevens. De leerlingen moeten bepaalde informatie combineren, een beschrijving geven, hoofdzaken bepalen, een vergelijking trekken, enz.

Voorbeelden:

• Schrijf eens op wat er bij die bepaalde proef gebeurde.

• Wat zijn volgens jullie de hoofdzaken van dit hoofdstuk?

• Wat is de overeenkomst tussen een onderwijsleergesprek en een klassengesprek?

Afhankelijk van de denkactiviteit die van de leerlingen wordt gevraagd, kunnen deze vragen zowel onder de kennisvragen als de denkvragen vallen.

toepassingsvragen:

Daarbij gaat het om het kunnen toepassen van bepaalde oplossingsmethoden en regels op problemen die slechts één goed antwoord toelaten.

Voorbeelden:

• Als Els 6 km per uur wandelt, hoeveel kilometer legt ze dan af in 3¼ uur?

• Zoek eens de geografische breedte van Portugal op.

denkvragen:

Aan de hand van bekende informatie moeten de leerlingen komen tot een zelfstandig antwoord, door die informatie te ordenen, te vergelijken e.d.

Denkvragen kunnen worden onderverdeeld in:

Analyse vragen:

• het aangeven van motieven en oorzaken: Waarom zijn er niet zoveel molens meer in Nederland?

• het maken van een gevolgtrekking: Welk standpunt neemt de schrijver in t.a.v. kernenergie?

• het geven van aanwijzingen om een algemene uitspraak, interpretatie of conclusie te ondersteunen: Welke aanwijzingen kun je in dit boek vinden om deze opmerking kracht bij te zetten?

Synthese vragen:

het samenvoegen van elementen tot een geheel waardoor het mogelijk wordt om:

• voorspellingen te doen: Wat zou gebeuren als . . .?

• problemen op te lossen: Hoe kunnen we er achter komen of . . .?

• iets origineels te bedenken of uit te voeren: Kun j e een titel voor deze film bedenken?

Evaluatievragen:

daarbij gaat het om het geven van een oordeel over bepaalde kwesties, opvattingen, oplossingen, enz., in relatie tot de gegeven doelen:

• een mening geven: Zouden brandweerlieden mogen staken?

• de houdbaarheid van een opvatting beoordelen: Denk je dat het goed is dat. . .?

• de waarde van een mogelijke oplossing aangeven: Geloof je dat nivellering tot meer werkgelegenheid leidt?

• het beoordelen van de kwaliteit: Welk gedicht vind je daarvoor het meest geschikt?

Een andere indeling van soorten vragen die vaak gehanteerd wordt is die naar:

Reproductie vragen (ook wel cognitieve geheugenvragen genoemd), waarbij gevraagd wordt naar feiten.

Het gaat daarbij om het geven (herhalen) van een antwoord op dezelfde manier zoals dat geleerd is.

Bijv.: Hoe heet de hoofdstad van Friesland? Wat is een automobiel?

Convergente vragen. Bij dit soort vragen gaat het om een analyse en integratie van gegevens.

Problemen/vragen, waar in principe maar één antwoord op te geven is, moeten d.m.v. redeneren worden opgelost. Bijvoorbeeld: 'hoe komt het dat de waterleiding kan springen als het vriest?'

Divergente vragen. Dit zijn vragen/problemen waar in principe meerdere oplossingen voor te geven zijn.

Belangrijk zijn, naast een analyse van de gegevens, een zekere creativiteit en verbeeldingskracht.

Voorbeelden: 'hoe zouden we kunnen komen naar 'vrede op aarde'?' Bedenk eens een ander vervoermiddel dan de nu bekende.

(3)

Evaluatieve vragen. Hierbij gaat het om vragen waarbij een beroep wordt gedaan op iemands waarden, visie, oordeel of mening. Bijv. 'wat zou je doen als je de beschikking had over 30 miljoen gulden?', 'wat vind je van het houden van kippen in een legbatterij?

'Enkele algemene opmerkingen over het vragen stellen.

• Stel niet te veel vragen aan individuele leerlingen waardoor andere leerlingen niet of nauwelijks aan het denken worden gezet.

• Stel niet alleen vragen aan de meeste actieve of de beste leerlingen.

• Geef leerlingen de tijd om over het antwoord na te denken.

• Soms kan het nodig zijn om een antwoord (gecorrigeerd) te herhalen. Vaak is dat niet nodig. Bovendien kan bij leerlingen een slechte luisterhouding ontstaan want 'de leerkracht herhaalt het toch wel'.

• Geef leerlingen de gelegenheid helemaal uit te spreken, ook al wordt bij de eerste woorden de indruk gewekt dat het antwoord fout zal zijn.

• Zowel goede als foute antwoorden geven vaak de mogelijkheid tot doorvragen of tot doorspelen van de vraag.

• Stel over het algemeen slechts één vraag tegelijk.

• Stel geen vragen die voor verschillende uitleg vatbaar zijn, tenzij dat nadrukkelijk de bedoeling is.

• Maak door een veelheid van woorden de vraag niet moeilijker/complexer dan hij werkelijk is.

Tot slot enkele opmerkingen waar antwoorden van leerlingen aan zouden moeten voldoen.We kunnen noemen:

• relevantie: de leerling beantwoordt de gestelde vraag

• nauwkeurigheid: het antwoord dat de leerling geeft is gebaseerd op correcte (controleerbare) informatie. Er worden bijv. geen feiten verdraaid.

• duidelijkheid: er wordt duidelijk verstaanbaar gesproken, zodat informatie in principe te begrijpen is.

• ondersteuning: er worden voorbeelden of aanvullende argumenten gegeven die het antwoord ondersteunen.

• specificiteit: door de leerling wordt duidelijk gemaakt over wie of wat hij het heeft.

(4)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid mede te delen dat bij decreet van 27 juni 1985 de Vlaamse Raad besloten heeft een beperkte mogelijk- heid van vervoer, opslag

In antwoord op zijn voormelde vragen moet ik het geachte lid mededelen dat de vragen tot wijziging van bestemmingen vastgelegd in een plan van aanleg, in dit geval het

In antwoord op haar vraag heb ik de eer het geachte lid mede te delen dat de thuiswerkende vrouwen die zij viseert, ingedeeld kunnen worden in 2 categorieën, de eerste die, na

In antwoord op zijn vraag verzoek ik het geachte lid hierbij de lijst te vinden van de werken welke in 1988 uitgevoerd werden en deze welke in 1989 gepland zijn in het

In antwoord op zijn vraag deel ik het geachte lid mede dat bij de toepassing van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het on-

In antwoord op de gestelde vragen kan ik het geachte lid meedelen dat wat de Leie-Benedenloop betreft, door de Vlaamse Maatschappij voor Waterzuivering de studies AWP-niveau 3 voor

Zoals vermeld in mijn antwoord op uw vraag van 17 juni 1988 betreffende de overdracht van onroerende goederen van Gemeenschappen en Gewesten, heeft de Vlaamse Executieve op 11 juni

In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid mede te delen dat voor de bedoelde kippenslachterij een exploitatievergunning werd afgegeven door de Be- stendige Deputatie