• No results found

lob 1939-1945

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "lob 1939-1945"

Copied!
771
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN IN DE TWEEDE WERELDOORLOG

1939 - 1945

DEEL

lob

eerste helft

(2)

RIJKSINSTITUUT VOOR OORLOGSDOCUMENTATIE

(3)

DR.

L.

DE JONG

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

IN DE TWEEDE

WERELDOORLOG

DEEL

10

b

HET LAATSTE JAAR II

eerste helft

'S-GRAVENHAGE / MARTINUS NI]HOH / 198 I

(4)

RIJKSINSTITUUT VOOR OORLOGSDOCUMENTATIE

AMSTERDAM

DRUK: STAATSDRUKKERIJ - 'S-GRAVENHAGE

PRINTED IN THE NETHERLANDS

(5)

Inhoud

Eerste helft

Hoofdstuk I - Naar de katastrofe

Vernieling van de havens van Rotterdam en Amsterdam 8

De bezetter en de Spoorwegstaking 10

Steenkooltekort 24

De Wehrmacht grijpt in 32

Putten / Renesse 45

Nederland wordt leeggeroofd 71

Dwangarbeid 85

Terugblik 94

Hoofdstuk 2 - Jacht op de mannen IOO

Oosten en noorden des lands 102

Het westen 108

De Liese-Aktion 129

Het lot der weggevoerden 146

Na de jacht 156

Hoofdstuk 3 - Hongerwinter 160

Daling der rantsoenen 164

De Centrale Keukens 171

Hirschfeld grijpt in 177

De strijd tegen de koude 181

Hongersnood 187

Zwarte markt 221

In bezet gebied georganiseerde hulp 232

Hongertochten 256

Terugblik 275

Hoofdstuk 4 - Seyss-Inquart / De 'foute' sector 280

De gelijkschakeling opgegeven 285

De NSB'ers in Duitsland 291

(6)

INHOUD

Mili tarisa ti e De SS in de aanval Desintegratie van de NSB Seyss-Inquart

Hoofdstuk 5 - Terreur

Apparaat van de SD

De kampen Ommen en Amersfoort Martelingen

Todeskandidaten

Contacten in Den Haag

De zogenaamde aanslag op Rauter

Hoofdstuk 6 - Illegaal werk

Nieuwe moeilijkheden Illegale pers

Hulp aan onderduikers

De Spoorwegstaking en de zorg voor de stakers Telefoonverbindingen

Spionage Crossen 'Pilotenhulp'

Nationaal Steunfonds Gevolgen van verraad Slot

Hoofdstuk 7 - Koot, Thijssen en van Bijnen

Kolonel Koot en de 'Delta's' Six en de OD

Thijssen en de RVV

Van Bijnen en de Knokploegen Slot

Hoofdstuk 8 - De Binnenlandse Strijdkrachten

Steun van buiten Koets moeilijkheden

VI

301

309 312

330

340 343 355 365 381 409 438

448 449 467 480 486 509 5I8 535 543 554 565 573

(7)

INHOUD

De gewestelijke commandanten De droppings

De BS in actie

Prins Bernhard grijpt in

Verzet en illegaliteit in de hongerwinter Terugblik op de BS

694 712

718 734 742

747

Lijst van illustraties 757

Lij

st van kaarten 760

Lijst van tabellen 760

Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten 761

(8)

ISBN 90 2479117

°

(9)

HOOFDSTUK I

Naar de katastrofe

In de bewogen septembermaand van 1944, ruim vier jaar na het begin van de Duitse bezetting, had het overgrote deel van de Nederlandse bevolking tweemaal gehoopt en verwacht dat de bevrijding op handen was: op dinsdag 5 september ('Dolle Dinsdag') toen zich het bericht had verspreid dat de Geallieerde troepen (zij hadden op zondag Brussel en op maandag Antwerpen bereikt) al tot Breda waren doorgedrongen, en op zondag 17 september toen de Londense radio had meegedeeld dat grote Geallieerde luchtlandingen waren uitgevoerd op Nederlands grondgebied. Beide malen was aan die hoop en die verwachting de bodem ingeslagen en dat was de tweede maal nog harder aangekomen dan de eerste. Toen het bericht van de bevrijding van Breda onjuist was gebleken, had men nog kunnen aannemen dat de Geallieerde strijdkrach- ten op korte termijn een machtig offensief zouden inzetten teneinde Nederland even spoedig van Duitsers te zuiveren als zij, na de moeizame strijd in Normandië, met Frankrijk en België hadden gedaan, en inder- daad: dat offensief wèrd ingezet - en liep vast op de barrière der grote rivieren. Zouden de Geallieerden de kracht hebben om, voordat de winter inviel, alsnog daar overheen te komen? Menigeen blééf er op hopen maar het werd november voordat de Wehrmacht uit de gebieden aan weerszij- den van de Wester-Schelde en uit bijna geheel Noord-Brabant -, de- cember voordat zij uit Limburg bewesten de Maas was verdreven.

Hoogst teleurstellend was dit allemaal voor de ca. zeven milj oen Nederlanders die, in tegenstelling tot de ca. twee miljoen in het Zuiden, onder de Duitse overheersing bleven leven, en teleurstellend niet alleen, ook beangstigend. Al vóór de 17de september namelijk (dag waarop in het begin van de middag de Geallieerde luchtlandingen plaatsvonden en in het begin van de avond de Nederlandse regering via de Londense radio opriep tot een algemene spoorwegstaking) was gebleken dat het beleid van de bezetter een geheel ander karakter begon aan te nemen. In het nog niet bevrijde deel van Zuid-Limburg, in Midden- en Noord-Lim- burg, in Nijmegen en Arnhem, in de Achterhoek, in Den Bosch en in West Zeeuws-Vlaanderen werden mannelijke personen tussen zestien en vijftig jaar onder bedreiging met ernstige strafmaatregelen bij duizenden

(10)

opgeroepen om nieuwe Duitse verdedigingslinies aan te leggen (in Zevenaar was bekendgemaakt dat het stadje zou worden platgebombar- deerd als zich niet voldoende 'spitters' kwamen aanmelden); in het westen des lands werden autobussen en vrachtauto's, paarden en wagens alsook binnenschepen gevorderd in een haast en op een schaal die men tevoren niet had gekend; in de Zuidlimburgse steenkolenmijnen, basis van de voorziening van Nederland met steenkool en energie, werden de electrische installaties vernield; de grote reserve-voorraden van het rijks- bureau voor de distributie van textielgoederen werden op vrachtauto's geladen en naar Duitsland getransporteerd; uit de Philips-fabrieken te Eindhoven werd een groot deel van de machinerieën geroofd en werden vitale onderdelen weggenomen uit de overige; hier en daar ging de SD 1 scherper optreden dan ooit tevoren en in de Zaanstreek werden op persoonlijk bevel van Rauter, deHöhere SS- und Polizeiführer, vier illegale werkers doodgeschoten wier lijken enige tijd aan de openbare weg moesten blijven liggen. Zeker, veel van die gebeurtenissen raakten niet bekend buiten de steden en streken waar zij zich voordeden, maar dat een nieuwe en extra-moeilijke fase in de bezetting was aangebroken, was aan de gehele bevolking al duidelijk sinds haar op 4 september in het kader van de afkondiging van de Z.g. Ausnahmezustand (een Duitse staat van beleg) was gelast, voortaan van acht uur 's avonds tot vier uur 's morgens binnenshuis te zijn. Tot kort voor het einde van de scptem- bermaand zaten velen daar in de avonduren bijeen in een mengeling van optimisme en bezorgdheid - na woensdagavond 27 september, toen de Londense radio had bericht dat de Britse luchtlandingstroepen Oester- beek hadden verlaten (de Geallieerde poging om benoorden de grote rivieren door te dringen was dus mislukt), ging de bezorgdheid over- heersen.

Zij zou dat in bijzondere mate hebben gedaan indien men weet had gehad van de instructies van de centrale Duitse overheid welke het beleid van het Reichskommissariat, de SD en de Wehrmacht bepaalden. Van fundamenteel belang was Hiders besluit dat het Derde Rijk zich op Nederlands gebied tot het uiterste zou verdedigen: daardoor werden Midden-Limburg beoosten de Maas ende Nederlandse provincies be-

I Wij hebben in de voorafgaande delen de door de bevolking algemeen gebruikte term 'SD' tussen aanhalingstekens geplaatst omdat SD, afkorting van Sicherheitsdienst, het begrip Sicherheitspo/izei IIl1d SD slechts ten dele weergeeft. De term SD komt in dit deel zo veelvuldig voor dat wij de aanhalingstekens zullen laten vervallen. Om aan te geven dat de term op een Duitse organisatie slaat, zullen wij hem cursiveren.

2

(11)

DUITSE BEVELEN

noorden de grote rivieren in militair opzicht een soort voorterrein van Duitsland. Eind augustus had Hitler gelast dat in Midden- en Noord- Limburg achter de Roer en de Maas, in de Achterhoek achter de Rijn en de Ijssel en dan verder noordwaarts van Zwolle tot Delfzijl nieuwe stellingen moesten worden aangelegd. Er werd rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Duitse troepen in de provincies Utrecht en Noord- en Zuid-Holland zouden worden afgesneden; deed zich die afsnijding voor (uit gevonden documenten wisten de Duitsers dat Field Marshal Montgomery met zijn op 17 september ingezette offensief in eerste instantie het Ijsselmeer had willen bereiken), dan moest de Wehr- macht in het westen des lands standhouden, vooralom te voorkomen dat de Geallieerden gebruik zouden kunnen maken van de havens van Rotterdam en Amsterdam. In beide steden werd op21september begon- nen met de vernieling der haveninstallaties; in de voorafgaande nacht had de Wehrmachtbefehlshaber, General dey Flieger Christiansen, bovendien het bevel doen uitgaan dat in het westen bij dreigende oorlogshandelin- gen alle installaties die noodzakelijk waren voor het in stand houden van vitale bedrijven moesten worden vernield, de installaties voor de drink- watervoorziening en de electrische centrales het laatst.

Meer nog. In een apart bevel dat Schöngarth, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, in aansluiting op eerdere bevelen van Hitler, van het Oberkommando der Wehrmacht en van het Reichssicherheitshauptamt op r r september had doen uitgaan, was bepaald dat bijeenkomsten van illegale werkers 'rücksichtslos' moesten worden overvallen en dat de deelnemers, 'sofern nicht besondere Gründe für eine Festnahme sprechen', ter plaatse afgemaakt ('niedergernacht') dienden te worden en de betrokken woningen opgeblazen en in brand gestoken'; hoe ruim de vrijbriefwerd geïnterpreteerd welke al vóór Schöngarths bevel in de voorafgaande instructies aan de SDwas vervat, bleek op 7 september in Rotterdam waar niet alleen een Duitse deserteur die bij een Nederlander onderdak had gevonden, door SD'ers werd doodgeschoten maar ook zijn gastheer en drie andere in diens woning aanwezige personen, onder wie een groen- teboer die een zakje tomaten had afgegeven en was blijven luisteren naar een Londense radio-uitzending. 'Ziet men', zo merkten wij in ons vorige deelop, 'in het Duitse beleid tijdens de hongerwinter razzia's, roof en terreur, toegepast op de gehele bevolking (en niet dus, als in '41-'43, op de Joodse bevolkingsgroep alléén), als meest tekenende elementen, dan

I Tekst van Sehöngarths Niedermachungsbefehl, Doe 11-260, a-I.

(12)

NAAR DE KATASTROFE

verdient het de aandacht dat die elementen zich al vóór 17 september manifesteerden' - anders gezegd: al vóór de Spoorwegstaking die, toen het door Londen gegeven parool door het overgrote deel van de spoor- wegmannen bleek te zijn opgevolgd, de bezetter wel moest treffen als een bij uitstek gevoelige aantasting van zijn gezag.

*

Juist omdat wij in dit deel zo veel hebben te schrijven over wandaden van de bezetter, lijkt het ons nuttig dat wij de gezagsverhoudingen aan Duitse kant eerst nog eens duidelijk uiteenzetten. Boven spraken wij van 'het beleid van het Reichskommissariat, de SD en de Wehrmacht'. Waren dat dan drie nevengeschikte instanties? Ja, inderdaad. Geen van de drie had formeel iets te zeggen over de andere twee. Seyss-Inquart was rechtstreeks ondergeschikt aan Hitler, Wehrmachtbefehlshaber Christiansen stond onder het Oberkommando der Wehrmacht en de SD ontving zijn algemene instructies van het Reichssicherheitshauptamt, Natuurlijk, een zekere mate van coördinatie was wenselijk. Al had Seyss-Inquart onder de Ausnahmezustand zijn bevoegdheden op de bestuurssector overgedra- gen aan de Generalkommissar fûr Verwaltung und

fustiz,

Wimmer, en op de polities ector aan Höherer SS- und Polizeifûhrer Rauter, hij bleef toch in civielopzicht verantwoordelijk voor wat in bezet Nederland gebeurde' en tegen besluiten van hetzij Christiansen, hetzij Rauter en Schöngarth, welke hem niet zinden, kon hij in beroep gaan bij Hitler dan wel bij de Reichsjûhrer-SS, Himmler. Rauter was trouwens behalve Höherer SS- und Polizeifûhrer óók Generalkommissar jür das Sicherheitswesen en als zodanig een van de vier onder Seyss-Inquart ressorterende Ceneralkommissare.

Wat de overige drie betreft: in de praktijk had Wimmer naar boven slechts met Seyss-Inquart te maken en ons is niet gebleken dat hij van zijn grotere bevoegdheden een duidelijk gebruik heeft gemaakt, laat staan een gebruik waarmee Seyss-Inquart zich niet kon verenigen - daar was Wimmer ook te gemakzuchtig voor. Anders lag het met de fanaticus Rauter die zich

, Zulks dan met uitzondering van de delen van Midden- en Noord-Limburg waar het Duitse civiele gezag begin september was overgedragen aan de Gau/eitervan Essen en van Düsseldorf. Wat zich in die gebieden heeft afgespeeld tot aan hun bevrijding in de laatste dagen van februari en de eerste van maart '45, beschreven wij in deel IOa in de paragrafen 'Ten oosten van de 'Corridor" en 'Venlo en Roermond' van hoofdstuk 7.

4

(13)

DUITS BESTUURSAPPARAAT

van meet af aan veel meer had gevoeld als Himmlers dan als Seyss- Inquarts ondergeschikte. Zo ook Schöngarth: hij volgde de lijn die door het Reichssicherheitshauptamt werd aangegeven en trok zich van Seyss- Inquart weinig aan. Trouwens, ook met Rauter had Schöngarth spoedig na de september-crisis aanzienlijk minder te maken dan voordien; Rauter kreeg namelijk in de loop van oktober een militaire functie. Generalfeld- marschall Model, bevelhebber van de Heeresgruppe B, hield het voor wenselijk dat in Nederland een aparte, uit kleinere eenheden van het leger, de Waffen-SS en de marine bestaande Kampfgruppe werd gevormd die in reserve werd gehouden om bij nieuwe Geallieerde luchtlandingen te worden ingezet, en Rauter werd tot bevelhebber van die Kampfgruppe benoemd; zij werd enkele maanden later uitgebreid met andere eenheden en kreeg toen als (vrij zwak) legerkorps het front te verdedigen van Tiel via Arnhem tot Emmerik. Er vloeide hier uit voort dat Rauter, wiens hoofdkwartier van eind '44 af in Didam was gevestigd, zich slechts eenmaal per week per auto naar Apeldoorn kon begeven om er met Seyss-Inquart overleg te plegen.

Er resten nu nog twee Generalkommissare: Ritterbusch, Generalkommis- sar zur besonderen Verwendung ('voor bijzondere aangelegenheden'), ver- tegenwoordiger in bezet Nederland van de NSDAP(en in die functie de ondergeschikte van de machtige Martin Bormann) en Fischböck, Gene- ralkommissar fur Finanz und Wirtschajt; deze laatste, die tevens alsReichs- kommissar fur die Preisbildung het prijspeil in het Derde Rijk stabiel moest houden, was maar zelden in bezet Nederland aanwezig - als zijn vervan- ger trad er Fiebig op.

In Hitlers bevel over de uitbreiding van de Westwall had Ritterbusch een belangrijke taak gekregen: in het gehele gebied van Emmerik tot Delfzijl moest hij het graafwerk organiseren dat voor het aanleggen van nieuwe stellingen nodig was. Binnen enkele weken werd duidelijk dat hij daar niet in de verste verte de capaciteiten voor bezat - de nieuwe taak werd hem ontnomen en de functie die hij behield: verbindingsscha- kel te zijn tussen Mussert en Seyss-Inquart, had, toen de NSB als politieke beweging in de Dolle Dinsdag-crisis was ineengestort, nog minder om het lijf dan tevoren al het geval was geweest. 'Ich musste es', klaagde Ritterbusch in '47, 'schweigend ertragen, dass man mich jür einen Menschen hielt, der besser nach Hause ginge, der sich aber an sein Amt anklammerte, um nicht seine Existenz zu verlieren+

1 DGBR: p.v. van W. F. A. Ritterbuseh (II aug. 1947), p. 47 (Doc 1-1412, a-4).

(14)

Neen, dan Fiebig! Hij was een man van ongemene bekwaamheid, even snel in zijn handelen als in zijn denken. Sinds begin '43 had hij wat van de Nederlandse industrie restte, met tomeloze energie zoveel mogelijk ingeschakeld in de Duitse oorlogsproductie - nu ging hij volgens de directieven van zijn eigenlijke superieur: Albert Speer, de Reiehsminister [ûr Rüstung und Kriegsproduktion, uit bezet Nederland wegslepen wat nog

voor Duitsland van waarde kon zijn. 'Men zou', zo kregen Hirschfeld, de secretaris-generaal van handel en nijverheid en van landbouw, visserij en voedselvoorziening, en mr. H. L. Woltersom, directeur van de Rot- terdamse Bank en voorzitter van de Raad voor het Bedrijfslevent op 15 september (twee dagen dus vóór de afkondiging van de Spoorwegstaking) tijdens een bespreking in Amersfoort van Fiebig te horen, 'zoveel mo- gelijk gereed product en grondstoffen, welke voor Duitse orders bestemd waren, afvoeren, alsmede bepaalde machines meenemen of op andere wijze veilig stellen, opdat de tegenstanders van Duitsland daarvan niet zouden kunnen profiteren." Geen toeval was het dat Hirschfeld en Woltersom dat nu juist van Fiebig vernamen: op economisch gebied was deze de belangrijkste Duitse autoriteit geworden en dat zou pas eind '44 veranderen toen hij weer een nieuwe taak kreeg: de supervisie over het repareren van de duizenden Duitse locomotieven die elke maand door aanvallen van de Geallieerde luchtmachten zwaar werden beschadigd; hij reed toen kriskras in een eigen trein door heel Duitsland rond.

Zo was, vergeleken met de situatie die tot in de zomer van '44 had bestaan, in de herfst aan de top van het Duitse bestuursapparaat veel veranderd, maar dat apparaat was bovendien in aanzienlijke mate uiteen- geslagen. Alleen Christiansen en zijn staf waren nog niet verhuisd: zij zaten nog in Hilversum; het Reichskommissariat evenwel en de bureaus van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD waren verplaatst: het Reichskommissariat goeddeels naar Delden, Schöngarth en zijn staf naar Zwolle. In totaal waren in de zomer van '44 bij hetReichskommissariat, de bureaus van Seyss-Inquarts Beauftragten in de provinciale hoofdsteden en in Amsterdam en Rotterdam meegeteld, bijna zestienhonderd personen tewerkgesteld - eind september waren dat er nog maar ruim vierhonderd, onder wie een kleine tachtig Nederlandse hulpkrachten.' Dat betekende

I Deze raad was gevormd nadat de Z.g. Organisatie-Cornmissie Woltersom in de jaren '40-'42 het Nederlandse bedrijfsleven had herordend in aansluiting aan het Duitse model. 2 H. M. Hirschfeld: Herinneringen uit de bezettingstijd(1960), p. 138. > Begin februari '45 was het totaal aantal krachten weer tot ruim negenhonderd gestegen.

6

(15)

SEYSS-INQUART

dat Seyss-Inquart veel minder greep had op de situatie dan tevoren.

Delden lag bovendien wel erg excentrisch; dat beviel Seyss-Inquart niet.

Hij nam zijn intrek op het landgoed bij Apeldoorn waar Wimmer woonde, en van daaruit bezocht hij periodiek de verschillende delen van het bezette gebied. Meestal was hij eens in de twee weken in Den Haag om er besprekingen te voeren met zijn Beauftragte, E.A. Schwebel, en af en toe reed hij dan ook wel naar Amsterdam voor contact met zijn Beauftragte in de hoofdstad, dr. H.Schröder. 'Ikzelf', aldus in '46 Schrö- ders medewerker voor persaangelegenheden, prof. dr. G.A. S. Snijder (een van de grote propagandisten van de SS-ideologie, president van de in feite ter ziele gegane Nederlandse Kultuurraad) -

'Ikzelf had in die tijd geen persoonlijk onderhoud meer met Seyss-Inquart, maar ontmoette hem slechts in algemeen gezelschap. Hij maakte toen de indruk zeer somber gestemd te zijn, maar was steeds volmaakt beheerst, rustig en hoffelijk.

Gewoonlijk luisterde hij naar wat kamermuziek, als er na de besprekingen nog wat tijd over was."

'Zeer somber gestemd' - van Seyss-Inquarts vertrouwen in een Duitse overwinning was dus niet veelover. Ook moet hem, zo nemen wij aan, zijn eigen betrekkelijke machteloosheid pijnlijk hebben getroffen. De gelegenheden waarbij hij persoonlijk nog kon bepalen wat in bezet Nederland stond te geschieden, werden steeds zeldzamer - Hitler greep in, Speer greep in, en vooralook: de militairen grepen in. Er werd op N ederlands grondgebied gevochten en dat betekende dat in Seyss- Inquarts gezagsgebied door het Oberkommando dey Wehrmacht, door de Oberbefehlshaber West (Generalfeldmarschall von Rundstedt), door de be- velhebber van de Heeresgruppe B en door de bevelhebber van het (via Zeeland ontsnapte) Duitse Vijftiende Leger beslissingen werden geno- men die diep in de algemene verhoudingen in bezet gebied ingrepen, maar waar hij, de Reichskommissar, in het geheel niet in was gekend.

Een van die beslissingen was geweest, de haveninstallaties van Rot- terdam en Amsterdam grondig te vernielen.

, PRA-Amsterdam: p.V.G. A. S. Snijder (4okt. 1946), p. 39(Doe1-1603, a-r).

(16)

Vernieling van de havens van Rotterdam en Amsterdam

Het was Hitler geweest die besloten had dat de havens van Rotterdam en Amsterdam vernield moesten worden. Zoals wij in deel 10a vermeld- den, ging dat bevel van hem uit op de dag waarop de haven van Antwerpen ongeschonden in Geallieerde handen viel: 4 september. De uitvoering van het bevel werd enige tijd aangehouden; in afwachting daarvan begon de Kriegsmarine op12september Nederlandse arbeiders te ronselen om in de havens van Rotterdam en Amsterdam gaten te maken in de kademuren en daags daarna waren daartoe al vierhonderd arbeiders aan het werk, acht uur per dag. Op dinsdagochtend 19 september kwam bij de Admiral in den Niederlanden von Rundstedts bevel binnen, met de vernielingen te beginnen (alsook de Nieuwe Waterweg en het Noord- zeekanaal te versperren) - de eerste explosies weerklonken op 21 sep- tember. De burgemeester van Amsterdam, E.

J.

Voûte (in' 41 benoemd vanwege zijn pro-Duitse gezindheid), protesteerde onmiddellijk bij Schröder. Daags daarna, 22september (alle Nederlandse arbeiders werden op die dag ontslagen), verscheen Seyss-Inquart in de hoofdstad, belde van daaruit Berlijn op en kreeg te horen dat er niets meer aan de zaak te doen was. 'Het OKWhad beslist dat de vernietiging door moest gaan', tekende Voûte enkele dagen later aan, daaraan toevoegend: 'De levens- ader van Amsterdam is doorgesneden en niet door een chirurg maar door een varkensslachter!!"

Dagenlang deden zich in Rotterdam en Amsterdam enorme explosies voor die tot op tientallen kilometers afstand duidelijk hoorbaar waren."

In Rotterdam werd ruim 13 km kademuur, meer dan een derde van de totale lengte, verwoest; vernield (of weggevoerd) werd bijna de helft van alle grote hijskranen; vernield (of tot zinken gebracht) werden de dokken;

alle petroleumtanks (ze waren leeg) gingen in vlammen op, van de tanks voor eetbare oliën werd een aantal gespaard. Op de linker Maasoever werd bij een deel van de explosies weinig voorzichtigheid betracht: alleen al in de wijk Katendrecht werd zoveel schade aan de woningen toege- bracht dat vijfduizend Rotterdammers dakloos werden; elders in de havenstad sprongen ruiten en waren straten bedekt met glasscherven.

Vernield werden evenwel niet alleen de belangrijkste haveninstallaties

1 E.

J.

Voûte: 'Aantekening', 27 sept. 1944 (eNO, 177 b). 2 Bij Amsterdam werd ook het vliegveld Schiphol vermeld: het stationsgebouw, de startbanen en drie van de vier grote hangars werden opgeblazen, één hangar werd gedemonteerd teneinde afgevoerd te worden; tot die afvoer is het echter niet meer gekomen.

8

(17)

'EEN WEL ZEER ZWARTE WEEK'

maar ook de voornaamste scheepswerven en machinefabrieken in Rot- terdam en in de wijde omgeving; wat op die werven aan materialen en onderdelen gereed lag, bestemd voor de uitvoering van Duitse opdrach- ten, werd op lichters geladen en naar Duitsland getransporteerd samen met de eigen voorraden der werven. Tenslotte werden in de mond van enkele grote Rotterdamse havens en in de Nieuwe Waterweg ter hoogte van Maassluis schepen tot zinken gebracht - er bleef in de Nieuwe Waterweg, nadat later nog enkele schepen tot zinken gebracht waren (de eerste versperring was op een nogalondeskundige wijze uitgevoerd), slechts een smalle geulopen. Met de uitvoering van plannen om ook nog de pieren bij Hoek van Holland op te blazen werd voorlopig gewacht.1 Niet minder grondig waren de vernielingen in en bij Amsterdam:

meer dan 9 kilometer kademuur werd verwoest (ruim 5 kilometer bleef over); van de 280 kranen werden bijna 180 vernield; grote dokken, elevatoren en drijvende bokken werden tot zinken gebracht, het grootste droogdok samen met een Italiaans schip dat er in was geplaatst ter reparatie; alle petroleumtanks gingen in vlammen op; scheepswerven en machinefabrieken werden vernield of leeggeroofd - personeelsleden wisten slechts sommige machines en voorraden te redden door ze haastig op boerderijen te verbergen.

Dat het onbruikbaar maken van de havens de bevolking van Rotterdam en Amsterdam diep schokte, spreekt vanzelf. 'Dit is', schreef op de zevende dag van de explosies een Rotterdams rustend arts in zijn dag- boek,

'een wel zeer zwarte week voor Rotterdam; alles wat in onze tijd in de haven met zoveel ijver en liefde was opgebouwd, al die monumenten van onze ondernemingsgeest, durf, volharding, techniek, waarop iedereen zo trots was, dit alles wordt nu stelselmatig in enkele dagen vernietigd; steeds trillen en schom- melen onze huizen, zodat sommigen er zeeziek van worden."

Diezelfde dag schreef een tweede Rotterdammer, een journalist: 'In het havenkwartier is het de gehele dag druk op de straten. Een onrustige bevolking beweegt zich ... al maar heen .en weer. Scholen zijn gesloten.

1 In december '44 wist de Admiral in den Niederlanden, die tegenstander was geweest van de havenvernielingen, te bereiken dat een bevel tot vernieling van de havens van Scheveningen, Katwijk en Den Helder werd ingetrokken. 2 H. Mees: Mijn oorlogs- dagboek,10mei1940-8 mei1945 (1945), p. 517.

(18)

NAAR DE KATASTROFE

Er wordt nergens gewerkt ... De bevolking is hier en daar wezenloos"

- wezenloos van angst voor de toekomst. De explosies die men hoorde, de rookwolken die men zag opstijgen, toonden aan dat de vijand opper- machtig was; velen waren bovendien van mening dat hij tot zijn immense vernielingen was overgegaan om de gehele naoorlogse wederopbouw van Nederland vrijwelonmogelijk te maken. Hoe zou men weer werk kunnen krijgen en zijn brood kunnen verdienen als Nederland ter zee geïsoleerd was?

Ook onder de Duitsers waren er die het fanatisme dat uit de haven- vernielingen bleek, allerminst toejuichten. Met name Seyss-Inquarts Beaufiragter in Rotterdam, dr. C. Völckers, had zich met hand en tand, maar vergeefs, tegen de vernieling van de Rotterdamse haven verzet. Op een van de laatste septemberdagen wist hij Seyss-Inquart naar Rotterdam te halen voor een gesprek waaraan ook de Rotterdamse Kampfleommandant zou deelnemen. Toen de Reichskommissar, aldus later Völckers, 'uit de auto stapte en ik hem voor mijn woning begroette, trapte hij op de glasscherven van de door de luchtdruk vernielde deurruit van mijn woning.' De Kampjkommandant stelde voor dat men de vernielingen die nog steeds gaande waren, van een schip af zou gadeslaan. 'Aber meine Herren', antwoordde Seyss-Inquart, 'das ist doch kein Schauspiel, das man sich ansicht" 'Toen ik', aldus weer Völckers, 'bij zijn vertrek de Reichskommissar in zijn jas hielp, drukte hij mij zwijgend de hand en zei daarop: 'Das geht allerdings gewaltig auf die Nerven.' '2

Wel te verstaan: de havenvernielingen waren, gelijk reeds gezegd, buiten Seyss-Inquart om gegaan.

Voor de Duitse reactie op de Spoorwegstaking gold dat niet.

De bezetter en de Spoorwegstaking

Eerder schreven wij dat de Spoorwegstaking de bezetter wel moest treffen als een bij uitstek gevoelige aantasting van zijn gezag. Dat deed zij inderdaad. In Seyss-Inquarts op 5 september gepubliceerde bekendma- king over de Ausnahmezustand was o.m. gezegd: 'De bevolking moet orde en rust bewaren ... Ieder verzet, iedere verstoring van de openbare orde,

I H. Diemer: Op de rand van leuen en dood. De laatste negen bezettingsmaanden: de barre winter van 1944-1945 en het dodelijk angstige voorjaar 1945 (1946), p. 12-13. 2 Gemeen- tepolitie Rotterdam: p.v.C.Völckers (3 I juli 1946), p. 33-34 (Doe 1-1808, a-z).

10

(19)

RICHTLIJN AAN DE PERS

ieder benadeling van het arbeidsproces en ieder optreden dat de voor- ziening in gevaar brengt, wordt gestraft met de dood of zware vrijheids- straffen.' Maar ziet: op zondagavond 17 september gaf de Nederlandse regering via de Londense radio 'naar aanleiding van een uit Nederland ontvangen vraag' (een openlijk onderstrepen van het bestaan van geheime contacten) 'en na overleg met het Opperbevel' (het Geallieerde!) 'instruc- tie ... tot een algemene staking van het spoorwegpersoneel, teneinde het vijandelijk vervoer, .. zoveel mogelijk te beletten', en daags daarna, op maandag, waren er grote delen van het land, met name ook in het westen, waar de stations verlaten waren en geen trein meer reed. Ingrijpen op aanzienlijke schaal tegen de duizenden stakers was de bezetter onmogelijk - hij kon slechts pogen om, met verzwijging van de onmiddellijke nadelen welke voor de Wehrmacht voortvloeiden uit het wegvallen van de treintransporten naar de frontgebieden, er op te wijzen dat een spoorwegstaking de voedselvoorziening van het Nederlandse volk in gevaar kon brengen. Dittmar, de perschef van het Reichskommissariat, gaf op maandag het (van het begin der bezetting af volledig gelijkgeschakel- de) Algemeen Nederlands Persbureau opdracht, de hoofdredacties van de nog verschijnende dagbladen het volgende telexbericht te doen toe- komen.':

'De perschef van de Rijkscommissaris deelt mee:

De bladen worden verzocht, in de eerstvolgende editie een beschouwing te schrijven over de spoorwegstaking in de geest van hetgeen hier volgt:

Stilstand van de spoorwegen betekent stilstand van het levensmiddelenver- voer. Niet voor de bezettingstroepen; die beschikken over genoeg middelen om zich van het nodige te voorzien. Spoorwegstaking betekent echter voor het eigen volk gebrek als het even langer duurt en hongersnood als zij aanhoudt.'

Dittmars verzoek werd slechts door Het Nationale Dagblad, het dagblad van de NSB, ingewilligd, ten dele ook door de Nieuu/e Rotterdamse

Courant waarin de hoofdredacteur, mr.

J.

Huijts, Völckers aan het woord liet - de hoofdredacteuren van de overige bladen legden het naast zich neer. Algemeen werd op die maandag verwacht dat de grote Geallieerde luchtlandingen van de vorige dag tot een snelle bevrijding van heel Nederland zouden leiden - de betrokken hoofdredacteuren beseften dat het hun extra zwaar kon worden aangerekend als zij steun verleenden

! Tekst in Hirschfelds verslag d.d.25 sept. 1944: 'Bespreking met de heer von der Wense op22sept.1944',p.10(Collectie-Hirschfeld (RvO)).

(20)

NAAR DE KATASTROFE

aan de Duitse poging om een staking te doen afbreken welke gelast was door de Nederlandse regering na overleg met het Geallieerde opperbevel.

Wat moest Dittmar doen? Strafmaatregelen nemen tegen vrijwel de gehele dagbladpers? Hij besefte dat het geen zin had, onmiddellijk de verhoudingen toe te spitsen. Hij wachtte enkele dagen en droeg er op vrijdag 22 september (de BritseAirbornes hadden inmiddels de Rijnbrug te Arnhem moeten prijsgeven) zorg voor dat het ANP een eigen persbe- richt op de telex zette van de volgendè inhoud 1 :

'Naar aanleiding van de ernstige stremming in het verkeer, veroorzaakt door de spoorwegstaking, hebben wij (ANP) ons tot de bevoegde autoriteiten gewend om inlichtingen over de voedselvoorziening.

Algemeen ziet men de toestand zeer somber in, vooral voor de honderddui- zenden mensen in de steden. Er liggen hier en daar voorraden, doch deze zijn slechts voor korte tijd voldoende om in de behoeften te voorzien. Wanneer het personeel van de spoorwegen niet zeer spoedig het werk hervat, wordt een groot deel der Nederlandse bevolking, waaronder ook de gezinnen van talrijke spoor- wegmannen, met hongersnood bedreigd. Algemeen sprak men de wens uit dat de stakers thans tot bezinning komen om te voorkomen dat de reeds ernstige moeilijkheden bij de voedselvoorziening tot een algemene katastrofe leiden.'

Wie waren de geciteerde 'bevoegde autoriteiten'? Hirschfeld en de directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. S. L. Louwes, deden, zodra zij omtrent het tweede bericht in kennis waren gesteld, aan de pers weten dat geen enkele instantie terzake overleg met hen had gepleegd.

Het tweede bericht verschilde van het eerste in zoverre dat er in gesproken werd van 'de ernstige stremming in het verkeer'. Kennelijk was die stremming een grote hinder voor de Wehrmacht - reden te meer voor een aantal hoofdredacteuren om het tweede bericht niet op te nemen, ook niet toen zij via het ANP vernamen dat de getergde Dittmar die opneming verplicht had gesteld. HetAlgemeen Handelsblad enHet Volk behoorden tot de dagbladen die het tweede bericht wèl plaatsten, maar in De Telegraaf en de Haagse Courant verscheen het niet en dit had voor laatstgenoemd blad, dat nu eenmaal in Dittmars standplaats werd gedrukt, ernstige gevolgen.

Het personeel had op vrijdag geweigerd, het door de hoofdredacteur John Ch.A. Coucke persklaar gemaakte bericht te zetten en te drukken en had (Coucke had de Duitsers gewaarschuwd) en masse met beide directeuren en alle redacteuren het gebouw verlaten; toen nu op maandag

I Tekst: a.v., p.I I.

12

(21)

MAATREGELEN TEGEN DE PERS

bleek dat redactie en technisch personeel, op twee personen na, niet bereid waren de arbeid te hervatten en dat de beide directeuren waren ondergedoken, werden de technische installaties van de Haagse Courant door de bezetter vernield; alles wat verder van waarde was, de auto's incluis, werd gekonfiskeerd.

Ook tegen De Telegraaf werden maatregelen genomen. Hoofdredac- teur

J. c.

Fraenkel die eind augustus alle zeggenschap had verloren over het nevenblad van De Telegraaf, De Courant/Het Nieuws van de Dag (daarvan was de hoofdredactie door de directeur, ex- Waffen-SS-vrijwil- liger H.Holdert jr., toevertrouwd aan de vroegere SS-oorlogsverslagge- ver Wim Sassen), werd na een tweede weigering om in de door de bezetter gewenste geest op de Spoorwegstaking te reageren, ontslagen en, nadat NSB- en SS-krachten enige tijd achter de schermen hadden touwgetrokken I,ook al door een SS-oorlogsverslaggever vervangen. Een en ander betekende dat de twee dagbladen van het Holdert-concern wat hun topleiding betrof, min of meer bij de SS waren ingelijfd" (vrijwel alle redacteuren namen ontslag en werden door pro-Duitse figuren vervangen) - dat wekte bij de overgebleven abonnees extra ergernis.

Wat de pers in het algemeen betrof: natuurlijk was de bezetter zich bewust dat zij geen enkele uitdrukking meer gaf aan wat in de bevolking leefde; voor hem waren de dagbladen nog van belang als vehikels van het Duitse oorlogsnieuws, maar hij besefte dat hij, als hij reële krachten tegen de Spoorwegstaking wenste te mobiliseren, heel andere personen moest inschakelen dan gediscrediteerde hoofdredacteuren; hij besefte óók dat er twee waren die daartoe voor hem van bijzonder belang konden zijn omdat zij op de economische sector nog steeds een stevige greep hadden op de gehele Nederlandse overheid: Hirschfeld en Louwes.

*

I Tijdens dat touwtrekken schoof Dittmar Coucke naar voren als hoofdredacteur van De Telegraaf(dat zal wel bedoeld zijn geweest als beloning voor Coucke's houding in de crisis van de Haagse Courant) - die candidatuur werd evenwel door Holdert jr.

afgewezen; ruim twintig jaar eerder was Coucke bij De Telegraaf ontslagen wegens malversaties. 2 Toen Sassen later in de hongerwinter de bewoners van de Amster- damse volkswijken aanspoorde, op plundertocht te gaan in de wijken der beter- gesitueerden, werd hij op aandrang van de Beauftragte en van de SD ontslagen; de hoofdredacteur van De Telegraaf werd toen weer tevens hoofdredacteur van De Courant/Het Nieuws van de Dag.

(22)

Niet alleen het Duitse maar ook het Nederlandse overheidsapparaat was, toen zich de crisis van september' 44 voordeed, lelijk uiteengeslagen.

Begin '43 had de bezetter de departementen van binnenlandse zaken, van algemene zaken, van justitie en van opvoeding, wetenschap en cultuur- bescherming naar Apeldoorn en omgeving laten evacueren; het departe- ment van financiën naar Deventer, dat van koloniën naar Zutfen, dat van waterstaat naar Utrecht, die van sociale zaken en van bijzondere econo- mische zaken naar Amsterdam, grote delen van de twee economische departementen naar Amersfoort en het afwikkelingsbureau van defensie naar Velp. In Den Haag was toen slechts het departement van volksvoor- lichting en kunsten achtergebleven maar daar hadden Hirschfeld en mr.

KJ.

Frederiks (binnenlandse zaken) een soort kern-departement mogen handhaven; Frederiks was begin september ondergedoken - nadien was Hirschfeld van de vóór de bezetting benoemde secretarissen-generaal de enige die nog in Den Haag in functie was.

In functie, met acute zorgen, en die waren er al vóór de Spoorwegsta- king. De energievoorziening berustte op steenkolen (aardolieproducten werden nauwelijks ingevoerd) en steenkolen waren bovendien nodig om alle werk- en woonruimten te verwarmen. Al die steenkolen waren afkomstig uit de Zuidlimburgse mijnen, maar naIseptember kwam door allerlei stremmingen in het vervoer de aanvoer uit Zuid-Limburg te vervallen en in het midden van die maand drongen de Amerikanen in Zuid-Limburg door, hetgeen betekende dat men, als niet heel Nederland spoedig werd bevrijd, met een langdurige onderbreking van de aanvoer rekening moest houden. Slechts een deel van de bevolking had toen een gedeelte van de huisbrand ontvangen die onder de distributieregeling was toegezegd. Bij de kolenhandel lag begin september in het gehele land nog 250000 ton steenkool - die voorraad werd door Hirschfeld onmiddellijk geblokkeerd. De aflevering van huisbrand werd stopgezet;

wat nog aan kolen bij de handel lag, werd gereserveerd voor de Centrale Keukens (bedoeld om gekookt voedsel af te leveren als de burgerij dat zelf niet meer kon toebereiden) en voor de tuinbouwkassen. Men moest er van uitgaan dat de electrische centrales en de gasfabrieken benoorden de grote rivieren na eind september nog maar een korte tijd in werking zouden kunnen blijven en dat ook aan het overgrote deel van de industrie geen steenkool meer zou kunnen worden verstrekt. Hirschfeld hoopte intussen dat men met een deel van de beschikbare voorraden en met invoer uit Duitsland (als de bezetter tenminste tot die invoer bereid was!) bedrijven en fabrieken die voor de voedselvoorziening van belang waren, aan het werk kon houden: de bakkerijen, de gistfabrieken, de maalde-

14

(23)

HIRSCHFELDS ZORGEN

rijen, de zuivelindustrie, de oliefabrieken, de suikerraffinaderijen, de fabrieken voor het vervaardigen van gort en havermout, alsook de koelhuizen en abattoirs. Met dat al stond reeds begin september voor Hirschfeld, Louwes en hun naaste medewerkers vast dat, als de oorlog niet spoedig eindigde, een redelijke voedselvoorziening van Nederland zelfs op een laag peil alleen maar mogelijk zou zijn als er hulp van buiten kwam. Louwes onderhield al geruime tijd regelmatig contact met het hoofd van de spionagegroep-'Peggy' (onderdeel van de spionagegroep- 'Kees'), H.

J.

de Koster, en deze kreeg op 8 september van hem te horen dat het 'de hoogste tijd (wordt), dat men in Engeland gaat inzien dat er deze winter internationale maatregelen worden getroffen om een mini- male voedselvoorziening te waarborgen ... De toestand bij ons (is) vrijwelondraaglijk geworden.' Midden oktober, zo verwachtte Louwes, zouden de electrische centrales en gasfabrieken de productie voor het overgrote deel moeten staken.I

Toen Hirschfeld en Wolters om op IS september in Amersfoort het eerder al gememoreerde overleg pleegden met Fiebig, wees Hirschfeld op het wegvallen van de steenkolentoevoer uit Zuid-Limburg; Fiebig zegde toe dat de Duitse mijnen steenkool aan Nederland zouden gaan leveren, beperkte hoeveelheden evenwel. Het transport zou plaatsvinden per trein - kanaalverbindingen waren er niet. Duidelijk was dat Fiebigs toezegging op losse schroeven kwam te staan toen de Spoorwegstaking uitbrak, en het was van de kant van de bezetter dan ook een redelijke veronderstelling dat hij Hirschfeld bereid zou vinden, de nadelen van die staking publiekelijk te onderstrepen. Door het Reichskommissariat werd besloten dat een van de Duitse hoofdambtenaren die steeds een open oog had gehad voor de belangen van de Nederlandse voedselvoorzie- ning, een beroep zou doen op Hirschfeld alsook op Louwes; dit was

J. c.

G. van der Wense, hoofd van de Hauptabteilung Ernàhruny und Landwirtschajt van het Ceneralkommissariat für Finanz und Wirtschajt.

In de loop van vrijdag22september werd Hirschfeld van Enschede uit opgebeld door von der Wense die Louwes en hem namens Seyss-Inquart met spoed te spreken vroeg. Zij verklaarden zich tot dat gesprek bereid.

Von der Wense arriveerde des avonds om elf uur per auto in Den Haag en sprak er bijna vier uur lang met de twee Nederlanders. Hij begon met een waarschuwing. De Spoorwegstaking moest afgebroken worden; 'de

1 H.J.de Koster: 'Herinneringen' (1945), p. 63 (Doe 1-956 A, a-r).

(24)

NAAR DE KATASTROFE

maatregelen die men van Duitse zijde zou willen overwegen, zouden', aldus het verslag dat Hirschfeld enkele dagen later opstelde',

'daarop neer komen, dat in ieder geval alle toevoer naar de grote steden stopgezet zou worden en dat men de hand zou leggen op bepaalde voorraden die daar nog - aanwezig zijn om op die wijze het Nederlandse volk onmiddellijk voor het vraagstuk van de honger te stellen en op deze wijze eventueel de Spoorwegstaking te breken. Daarom was het verzoek of wij stappen zouden kunnen ondernemen teneinde de Spoorwegstaking, althans wat betreft de voedselvoorziening, te kunnen doen beëindigen, door bijvoorbeeld een oproep te richten in de een of andere vorm tot het Nederlandse spoorwegpersoneeL Wij moesten ons realiseren dat wij er met een lijdelijke houding zo maar niet af zouden komen, aangezien deze aangelegenheid van bepaalde Duitse zijde zeer hoog opgenomen werd' -

doelde dat op Seyss-Inquart, de Wehrmacht, de SD, of soms op Hitler?

Von der Wense liet dat in het midden.

Hirschfeld en Louwes wezen zijn beroep af: interventie van hun kant lag niet op hun weg en zou, gegeven de bij de volksmassa's levende gevoelens (het nagenoeg algemeen karakter dat de staking had aangeno- men, was een duidelijke vingerwijzing), alleen maar beschouwd worden als laakbare hulp aan de bezetter en dus 'onze autoriteit bij het Neder- landse volk ten enenmale breken, waardoor de laatste mogelijkheid om nog iets in het belang van de voedsel- en kolenvoorziening te doen, zou zijn gebroken. Wanneer', vervolgden Hirschfeld en Louwes, 'de militaire ontwikkeling ... niet overeenkomstig de verwachtingen en wensen der Geallieerden zou plaatsvinden' (de Londense berichtgeving had al doen uitkomen dat de positie der Airbornes bij Arnhem zeer moeilijk was), 'dan', zo betoogden zij, 'zou bij hèn de verantwoordelijkheid voor het leed der Nederlandse bevolking liggen en zouden zij ook hun houding eventueel moeten herzien' (oproepen dus tot afbreken van de staking).

'Ieder ingrijpen van de zijde van de Duitse autoriteiten in deze materie, voorzover het de Nederlandse sector betreft, zou', zeiden zij tenslotte,

'de verantwoordelijkheid van de gehele calamiteit op de Duitse autoriteiten afwentelen. Wij waren van mening dat in deze omstandigheden van de Duitse autoriteiten de wijsheid verwacht zou mogen worden, zich van het geïncrimi- neerde ingrijpen te onthouden en zich te beperken tot het opvangen van de nadelen die de staking eventueel voor de Duitse oorlogvoering zou hebben.'

I H. M. Hirschfeld: Verslag d.d.25sept.J944:'Bespreking met de heer von der Wense op22sept.J944'.

r6

(25)

DUITS BERAAD OVER REPRESAILLES

Von der Wense keerde met lege handen naar Seyss-Inquart terug.

Over de besluitvorming aan Duitse kant die op von der Wense's vergeefse stap volgde, zijn onze gegevens onvolledig. Dat er op de zzste nog geen definitief besluit was genomen, is duidelijk uit de woorden die hij gebruikt had; hij had immers gesproken van een 'overwegen' van het stopzetten van 'alle toevoer naar de grote steden.' Aanwijzingen zijn er dat het hier een nogal ver uitgewerkt plan betrof, opgesteld op een bespreking bij Christiansen te Hilversum, gehouden op donderdag 21

september, waar Christiansen volgens zijn stafchef, Generalleutnant H. H.

von Wühlisch, gezegd had: 'Ich bin für Angriff" Lages, hoofd van de Aussenstelle Amsterdam van de Sicherheitspolizei und SD, stelde in '50 op schrift dat zijn bureau evenals alle andere Duitse bureaus in Amsterdam 'kurz nach Beginn des Eisenbahnerstreiks' een als'geheime Reichssache' aange- duid bevel van Seyss-Inquart had ontvangen hetwelk inhield dat Am- sterdam hermetisch van de buitenwereld zou worden afgesloten (aange- zien von der Wense van 'de grote steden' had gesproken, nemen wij aan dat voor Rotterdam, Den Haag en Utrecht hetzelfde zou gelden); de hongersnood zou tot oproeren leiden; die oproeren zouden door Wehr- macht en Ordnungspolizei telkens met geweld worden onderdrukt en, aldus Lages,'dieser Zustand wird so lange ausgedehnt, bis sich durch die Not der Verhdltnisse dieniederländischen Eisenbahnbeamten bequemen, die Arbeit u/ieder geregelt aufzunehmen.' Lages zou zich in Ouderkerk vestigen, Beaufiragter Schröder in Hilversum, 'die technischen Telex-Anlagen wurden bereits verlegt und andere technischen Massnahmen streng geheim durchgeführt.' Lages en Schröder zouden zich op praktische en humanitaire gronden met kracht tegen de definitieve uitvoering van dit bevel hebben verzet en, aldus Lages,'in der entscheidenden Sitzung beim Reichskommissar' (volgens A.

J.

C.

Rüter, de historicus van de Spoorwegstaking, was dit een bespreking in Den Haag, waar ook de Haagse Beaufiragte Schwebel ernstige bezwaren uitte") "u/aren dann unsere herangetragenen Argumente so stark, dass sagar Seyss-Inquart van den Folgen und Ausführungen beeindruckt war und seinen BefehZ in Zetzter Minute zurûckzog'?

Wij houden het relaas van Lages voor aannemelijk. Van belang lijkt ons intussen dat het er na de eerste stakingsweek reeds naar uitzag dat Bahnbevollmächtigter Selzer er met het in bezet Nederland aanwezige en het uit Duitsland ontboden Duitse spoorwegpersoneel in zou slagen,

I Aangehaald door (RvO) A.J.C.Rüter: Rijden en staken. De Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd(1960), P.27I. 2 A.v., p. 272. 3 Brief, 17 juni 1950, van W. Lages aan het RvO.

(26)

voldoende Duitse treinen te laten rijden op het Nederlandse net - de Spoorwegstaking zou dus geen belangrijk nadelig effect meer hebben op de Duitse belangen in engere zin. Hoe dat zij, het besluit tot het herme- tisch afsluiten van de grote steden in het westen werd niet uitgevoerd.

Er viel een ander besluit waarop volgens von der Wense vooral Rauter en Fiebig zouden hebben aangedrongen: alle voedseltransporten naar het westen des lands zouden onmogelijk worden gemaakt; vermoedelijk is dit besluit op woensdag 27 september in werking getreden - het kan dus één of enkele dagen eerder zijn genomen. De uitvoering was betrekkelijk eenvoudig. Voor de bedoelde voedseltransporten kwamen slechts bin- nenschepen in aanmerking - het werd die schepen onmogelijk gemaakt, het Ijsselmeer over te steken; veel schepen werden daarbij in beslag genomen en die inbeslagnemingen, volgend op die welke zich eerder in september hadden voorgedaan (toen waren schepen gevorderd met het oog op het overzetten van het Duitse Vijftiende Leger over de Wester- Schelde), leidden er toe dat talloze schippers zich met hun schip verbor- gen; sommige schippers lieten hun schip zelfs zinken.

Niet alleen het voedselvervoer naar het westen des lands had Seyss- Inquart verboden, maar ook dat vervoer inhet westen. Dat laatste vervoer werd door een van von der Wense's ambtenaren toegelaten, maar ging desondanks spoedig haperen. In het westen had de actie ten behoeve van de oversteek van het Vijftiende Leger de schippers al schichtig gemaakt - berichten van wat in de IJsselmeerhavens geschiedde, versterkten hun wens om met hun eigendom uit Duitse handen te blijven. Daar kwam nog bij dat de vliegtuigen van de Second Tactical Air Forcein het gebied van de grote rivieren en op de Zuidhollandse en Utrechtse wateren menigmaal schepen onder vuur namen waarbij opvarenden het leven verloren. Ook auto's die bij de voedselvoorziening in het westen waren ingeschakeld, werden beschoten - dergelijke auto's werden trouwens ook in grote getale door de Wehrmacht gevorderd. Talrijke transportonderne- mers volgden het voorbeeld van de schippers: zij lieten hun transport- materiaal onderduiken.

Omtrent het Duitse vervoersembargo werd niets gepubliceerd. Eind september geïnterviewd door de hoofdredacteur van deDeutsche Zeituno in den Niederlanden, beperkte Seyss-Inquart zich er toe, zijn' Sorge um das Land und seine Beu/ohner' te onderstrepen (notabene!) en er op te wijzen dat de Wehrmacht ' in dem Augenblick, in dem die Eisenbahner auf Aufforderung des Feindes den Streik ... begannen, ... auf aile Verkehrsmittel zurückgreifen (musste), um ihre eigenen Bela ngefü r jeden Fall zu u/ahren, So werden in u/eni- gen Weehen sich ernste Schwierigkeiten für die Bedarfsdeckung des Landes, sou/ohl

IS

(27)

HET VERVOERSEMBARGO

hinsichtlich der Ernàhrunç wie auck der Kohlenuersorgung ergeben ... Das Reich uräre trotz des Verlustes del' Limburger Kohlengruben bereft, den äusserst not- u/endiçen Bedarf an Kohlen ZUl' Verfügung zu stellen, allerdings nul' unter der selbstuerständlichen Voraussetzuno, dass alle Verkehrsmittel !ür diesen Zu/eck benutzt uierden konncn' (de Spoorwegstaking moest dus worden beëin- digd). 'Au! unsere weitere Frage, welches Urteil der Reichskommissar nach den Erfahrungen der letzten Wochen im allgemeinen über die Haltuug der nieder- ldndischen Bevölkerung habe, eru/iderte Reichsminister Seyss-Lnquart, er konne auch heute der Bevolleerunç nur das Zeugnis ausstellen, dass sie, abgesehen uon einzelnen, van Feindagenten angezettelten Terrorakten, sehr ruhig und besarmen geu/esen ist", en diezelfde bevolking werd in het westen des lands slacht- offer van het embargo waartoe diezelfde Seyss-Inquart had besloten!

'Men krijgt de indruk', schrijft Rüter terecht, 'dat het embargo dat de honger in zijn gevolg hebben zou, Seyss-Inquart, Rauter en andere Duit- sers aantrok als een vorm van witte terreur. Het kostte de Duitsers weinig inspanning, er vloeide geen bloed bij en het effect zou nog drastischer zijn dan een toch altijd beperkt aantal arrestaties of executies' (arrestaties of executies van spoorwegstakers ): 'ruim vier milj oen mensen' (het waren er drie-en-een-half miljoen") 'zouden het aan den lijve ervaren."

Het embargo had ten doel, de Spoorwegstaking te breken. Dat doel werd niet gerealiseerd (wij komen op de problemen van de staking nog uitgebreid terug), wèl deed zich het door elk van de betrokken Duitsers voorziene en gewenste effect voor: het liep spaak met de Ievensrnidde-

1 Deutsche Zeitung in. del! Niederlanden, 30sept. 1944. 2 Het gevaar van hongersnood dreigde niet voor de plattelanders in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. In Noord-Holland waren er op een totale bevolking van 1699000 zielen 340000 plattelanders en I 359000 'stadsbewoners' (nl. in de distributiekringen Alk- maar, Amsterdam, Beverwijk, Bloemendaal, Bussum, Haarlem, Heemstede, Hilver- sum, Laren, Nieuwer Amstel, Velsen, Weesp, Wormerveer en Zaandam). In Zuid- Holland waren er op een totale bevolking van 2 162000 zielen 366000 plattelanders en 1795000 'stadsbewoners' (nl. in de distriburiekringen Boskoop, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, 's-Gravenhage, Hillegom, Katwijk, Krimpen aan de Ijssel, Leiden, Leidschendam, Maassluis, Naaldwijk, Oegstgeest, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven, Sliedrecht, Vlaardingen, Voorburg, Wassenaar, Woerden en Zwijn- drecht). In Utrecht waren er op een totale bevolking van 503 000 zielen 16! 100 plattelanders en 342900 'stadsbewoners' (nl. in de distributiekringen Amersfoort, Baarn, De Bilt, Maartensdijk, Soest, Utrecht, Zeist en Zuilen). Wij ontlenen deze gegevens aan een lijst van de distributiekringen die in aanmerking kwamen voor het z.g. Zweedse wittebrood. (dep. van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, Rijks- bureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, 7). 3 Rüter: Rijden en staken, p.

273·

(28)

lenvoorziening van de steden in het westen des lands. Anderzijds werd in de loop van oktober (het aantal in Nederland werkzame Duitse spoorwegmannen werd toen van duizend tot vijfduizend uitgebreid) duidelijk dat voldoende Duitse treinen gebruik konden maken van het Nederlandse net. Zulks leidde er toe dat Seyss-Inquart besloot, het embargo met ingang van 8 november gedeeltelijk op te heffen: in beginsel werden voedseltransporten naar het westen weer toegestaan.

Seyss-Inquart dacht daarbij speciaal aan het vervoer van aardappelen.

Midden oktober had hij trouwens al goedgevonden dat speciale maatre- gelen werden getroffen om er voor te zorgen dat in het noordoosten des lands voldoende aardappelen zouden worden gerooid.

*

Voor de voorziening van het westen met aardappelen (het weekrantsoen van de z.g. normale verbruiker was 3 kilo en men had, van dat rantsoen uitgaande, in het westen per week dus ca.13500 ton aardappelen nodig) was aanvoer uit het noordoosten onontbeerlijk; in september '44 had bijvoorbeeld de aanvoer uit Drente de helft gevormd van de totale aardappelaanvoer naar Amsterdam - Drente had er nog meer kunnen leveren als de z.g. aardappeltreinen niet na het uitbreken van de Spoor- wegstaking waren weggevallen. In diezelfde maand gingen zich ove- rigens bij het rooien met name in deze provincie grote moeilijkheden voordoen. Er was tevoren al een tekort aan landarbeiders en dat tekort nam toe toen de bezetter in het gehele oosten des lands duizenden mannen ging dwingen tot het spitwerk voor de verlenging van de

Westwall welke eind augustus door Hitler was gelast. Berichten omtrent deze dwangarbeid drongen tot het westen door; daar werd trouwens ook bekend dat in de eerste week van oktober in Apeldoorn, Utrecht en Amersfoort grote razzia's waren gehouden (zij komen nog ter sprake). Al dat nieuws hield slechts één waarschuwing in: 'Blijf uit handen van de Duitsers!' Wilde men evenwel het rooien van de aardappelen in Drente, Groningen en Friesland versnellen, dan was het noodzakelijk om uit het westen des lands grote aantallen rooiers het Ijsselmeer te laten overste- ken. Hoe kon men ze bijeenkrijgen?

Die vraag werd met goedvinden van Seyss-Inquart op15oktober door von der Wense besproken met Hirschfeld, Beauftra$ter Schwebel en de

20

(29)

AARDAPPELRO or-ACTI E

burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam: Voûte en de NSB'er ir.

F. E. Müller.' Daags daarna sprak Hirschfeld opnieuw met von der Wense en nu ook met Louwes, vervolgens in een breder beraad met Woltersom, met de Haagse burgemeester: de NSB'er prof. dr.H.Westra, en met ir.

F. Q. den Hollander, voorzitter van de onder de Raad voor het Bedrijfs- leven ressorterende Hoofdgroep Industrie. 'Uit industriële kring blijkt reeds', noteerde Hirschfeld, 'het wantrouwen om mede te werken, omdat men vreest dat aardappelrooiers voor weermachtswerken zullen worden gelokt of misbruikt. Van Duitse zijde legt men de verklaring af dat de aardappelrooiers ongemoeid gelaten zullen worden." Ja, maar wat was zulk een verklaring waard? Bij enkele leiders van grote Haagse onder- nemingen met wie Hirschfeld op de I7de sprak, bleek van 'veel wan- trouwen."

Diezelfde avond lieten Voûte en Müller in de plaatselijke bladen een oproep opnemen die in menig opzicht aanlokkelijk klonk: wie als aard- appelrooier vertrok, zou door de Nederlandse Heidemaatschappij onder dak gebracht worden; zijn voeding zou bonloos zijn (het gezin zou de bonnen van de betrokkene dus voor eigen gebruik kunnen behouden);

hij behield zijn salaris of wachtgeld, zou apart loon ontvangen en zou per hectare aardappelen die hij oogstte, niet minder dan 250 kilo voor eigen gebruik krijgen; de tewerkstelling zou niet langer dan vier weken duren en het Reichskornmissariat had toegezegd dat diegenen die zich zouden aanmelden, slechts voor het rooien zouden worden ingezet. In de Am- sterdamse bladen volgde op die oproep een betuiging van instemming, ondertekend door de industriëlen ir. M.H.Damme Sr. (directeur van het metaalbedrijf Werkspoor), D. Goedkoop Dzn (directeur van de Neder- landse Scheepbouw Maatschappij) en mr. D. U. Stikker (directeur van Heinekens Bierbrouwerij), in de Rotterdamse bladen ontbraken derge- lijke adhesiebetuigingen (voorzitter en secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel: mr. K. P. van der Mandele en mr. W. F. Lichte- nauer, hadden alle medewerking geweigerd), in de Haagse pers werd louter van de Amsterdamse actie melding gemaakt.

Eén dag later, 18 oktober, kwamen de vier nog in bezet gebied

1 Twee weken tevoren, op de avond van 30 september, had Hirschfeld die was teruggekeerd van. een bespreking met Fiebig te Beilen (die bespreking komt nog aan de orde), telefonisch Voûte verwittigd, 'de indruk te hebben', noteerde deze laatste, 'en het was hem onder bedekte termen door de heer Fiebig meegedeeld, dat de Duitsers ons Nederlanders bewesten de I]ssellieten verrekken.' (E.J.Voûte: 'Aante- kening', z.d. (vermoedelijk lokt. 1944) (CNO, 177 b)). 2 H. M. Hirschfeld: 'Dag- boek', 16 okt. 1944. 'A.v., 17 okt. 1944.

(30)

aanwezige leden van de Contact-Commissie der Illegaliteit: W. Drees (voorzitter), dr.

J.

A. H.

J.

S. Bruins Slot (rechter-sectie), 1. Neher (mid- den-sectie) en drs.

J.

Meijer (linker-sectie)' in Amsterdam bijeen. 'De illegaliteit', zo legden zij hun standpunt vast (het werd aan alle aangeslo- ten illegale groepen doorgegeven),

'kan geen geloof hechten aan het bonafide-zijn van Duitse of door Duitsers gesanctioneerde voorstellen ... Het accepteren van het rooi-aanbod brengt zonder twijfel risico's van wegvoering der arbeiders met zich ... Niettemin wordt het niet verantwoord geacht, de rooi-actie speciaal tegen te werken'? -

een uitspraak welke, wat de laatste zin betrof, vooral beïnvloed was door inlichtingen van medewerkers van Louwes en van voormannen van het Medisch Contact, de verzetsorganisatie der artsen. 'Zeggen we: Neen!

dan', zo gaf Bruins Slot de argumenten pro en contra weer, 'zou men ons in de zeker komende voedselnood kunnen beschuldigen. Zeggen we: Ja!

dan zou men ons bij een eventuele wegvoering van de arbeiders of in beslagname der geoogste producten eveneens kunnen beschuldigen."

De Contact-Commissie maakte haar standpunt niet kenbaar aan de regering; daarbij nam zij aan dat de regering haar om advies zou vragen, als zij zelf zou willen reageren. Die reactie kwam, heel spoedig zelfs. In de nacht van IS op 19oktober maakte de geheime agent jhr. mr. R. de Brauw, die de verbinding tussen het Bureau Inlichtingen (BI) en de Contact-Commissie (alsmede het College van Vertrouwensmannen) on- derhield, BI attent op de oproep van Voûte. Voor kapitein rnr. C.1. W.

Fock, hoofd van het Londense bureau van BI, en A. den Doolaard, chef van Radio Oranje, stond vast dat voorkomen moest worden dat duizen- den Amsterdammers in de val lie pen - een conclusie die de instemming had van de minister-president, prof. mr. P. S. Gerbrandy. Gevolg was dat Radio Oranje reeds in de middaguitzending van de rede een fel betoog van den Doolaard uitzond waarin het, vooralook gezien het feit dat de oproep voor het aardappelrooien 'niet afkomstig (was) van de verant- woordelijke en bekende voedselautoriteiten', 'hoogst onwaarschijnlijk' werd genoemd dat de gerooide aardappelen

'ooit de hongerige hoofdstad zouden bereiken. Waarschijnlijker is dat ze ... in

, Mr. C.J.F.Caljé, de vertegenwoordiger van de OD in de Contact-Commissie, had op 4 oktober Amsterdam verlaten op weg naar Eindhoven en Londen. 2 GAC-CC:

Notulen, 18okt. 1944,p.I (GAC, IA). 3 'Mededelingen van het CB der LO', 23 okt. I944 (LO/LKP, IA).

22

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Duitsland wenste dat de in mei '40 in Neder- lands-Indië geïnterneerde Duitsers vrijgelaten, althans minstens volgens de internationaal aanvaarde regels behandeld zouden worden,

heeft ons dat veel kwaad ge- daan." Toen namelijk in opdracht van de Ältestenrat (die op zijn beurt bevelen van de Lagerleemmandant kreeg) van eind september '44 af vele

1 Er deden zich gevallen van desertie voor en bij een van die schepen moest men toen een derde machinist aanstellen die, aldus Bezerner, 'zijn technische kennis op- gedaan (had)

2 Toen Gerbrandy in die tijd eens onderweg was naar Maidenhead voor een bespreking met de koningin, ontplofte een V-l niet ver van zijn auto die door de luchtdruk opzij werd gezet;

2 Niet ten gunste van de Volksbeweging maar wel tegen de voortgezette verzuiling schreef het weekblad Het Parool dat aanvankelijk onder hoofdredactie stond van Gerard Knuvelder

Injanuari '45 deed dejointvan Amerika uit aan de Nederlandse regering in Londen weten dat zij de hulpverlening aan Joden die Nederlandse staatsburgers waren, voortaan aan die

Inderdaad, het was, zoals van Starkenborgh zich bewust was geweest, in 1942 bijna driehonderdvijftig jaar geleden dat de eerste Nederlanders in de Indische archipel waren

heid en van zijn opdracht, eerst Azië en vervolgens de gehele wereld tot vrede te brengen; wat in dat geheel -de functie was van het Nanj(}- offensief, werd uiteengezet in