Vraag nr. 43
van 19 december 1996
van de heer FELIX STRACKX
G e b r e v e t t e e rde verpleegkundigen – Kaderoplei-ding hoofdverpleegkundige
In 1994 wordt aan twee gebrevetteerde verpleeg-kundigen in een rust- en verzorgingstehuis in het Waasland voorgesteld om op vrijwillige basis een tweejarige kaderopleiding te volgen voor hoofd-v e r p l e e g k u n d i g e. Ze gaan akkoord en worden tij-dens die twee jaar aangesteld als waarnemend h o o f d v e r p l e e g k u n d i g e. In 1996 leggen ze examen af, waarvoor ze met glans slagen.
Op 12 augustus 1996 komt er echter een omzend-brief van de minister van Cultuur, Gezin en We l-z i j n , waarin wordt gesteld in punt 1.8 : "Na onder-zoek heeft de administratie Gezondheidszorg van de Vlaamse Gemeenschap meegedeeld dat enkel gegradueerde verpleegkundigen als hoofdverpleeg-kundige kunnen aangesteld worden. Dit standpunt stemt trouwens overeen met de algehele logica van de krachtlijnen." Met andere woorden : de perso-nen in kwestie zijn eraan voor de moeite !
Weet de minister of er veel gelijkaardige gevallen zijn ?
Waarom is er niet in een overgangsregeling voor-zien voor gebrevetteerde verpleegkundigen die op basis van de vorige reglementering en volledig te goeder trouw veel tijd en energie hebben gestoken in een kaderopleiding ?
Antwoord
De uitoefening van de verpleegkunde is wettelijk gereglementeerd in het koninklijk besluit (KB) nr. 78 van 10 november 1967 "betreffende de uitoefe-ning van de geneeskunst, de verpleegkunde, d e paramedische beroepen en de geneeskundige com-missies".
In uitvoering hiervan werd in artikel 2 van het KB van 18 januari 1994 "houdende de lijst van de bij-zondere beroepstitels en bijbij-zondere beroepsbe-kwamingen voor de beoefenaars van de verpleeg-k u n d e " , de functie van hoofdverpleger of hoofd-verpleegster gereglementeerd : deze functie wordt beschouwd als een "bijzondere beroepsbekwa-ming" en komt uitsluitend toe aan de houders van het diploma of de titel van gegradueerd verpleger of gegradueerd verpleegster en aan de houders van het brevet of de titel van (gebrevetteerd) verpleger of verpleegster.
Op basis van deze federale reglementering komen gebrevetteerde verpleegkundigen dus in aanmer-king voor de functie van hoofdverpleger of -ver-p l e e g s t e r, mits zij aan de – nog niet wettelijk omschreven – voorwaarden voldoen.
In verband met de te volgen opleiding werd bij "omzendbrief aan de beheersorganen der verzo-ringsinstellingen" gesteld dat "de bijkomende scholing voor deze functie bij voorkeur wordt gevolgd in instellingen die reglementair onderwijs o r g a n i s e r e n . Deze opleiding wordt best gespreid over een periode van minstens 2 jaren".
Op basis van de huidige wettelijke bepalingen kun-nen gebrevetteerde verpleegkundigen die een tweejarige kaderopleiding voor hoofdverpleegkun-digen volgden nog steeds worden aangesteld als hoofdverpleegkundige.
Niettemin wordt er bij de inspectie van verzor-gingsvoorzieningen al geruime tijd op aangedron-gen bij de aanstelling van nieuwe hoofdverpleeg-kundigen voorrang te geven aan gegradueerde ver-pleegkundigen.
In de ziekenhuissector wordt vastgesteld dat nage-noeg alle instellingen inmiddels zelf deze norm s t e l l e n . In de rust- en verzorgingssector is deze ten-dens minder uitgesproken, onder meer omdat hier proportioneel meer gebrevetteerden werkzaam zijn.
Het advies om voorrang te geven aan gegradueer-de verpleegkundigen steunt louter op kwalitatieve g r o n d e n , doch is, zoals reeds gesteld, niet afdwing-b a a r. De meeste verzorgingsinstellingen ervaren dergelijk adviezen vooral als een ruggesteun in hun streven naar een kwaliteitsvolle zorgverlening. Bij gebrek aan een sluitende reglementering – onder meer op het vlak van de opleidingseisen – is er dus evenmin een wettelijk vastgestelde over-gangstermijn.