• No results found

The human being : when philosophy meets history. Miki Kiyoshi, Watsuji Tetsuro and their quest for a New Ningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The human being : when philosophy meets history. Miki Kiyoshi, Watsuji Tetsuro and their quest for a New Ningen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

The human being : when philosophy meets history. Miki Kiyoshi, Watsuji Tetsuro and their quest for a New Ningen

Brivio, C.

Citation

Brivio, C. (2009, June 9). The human being : when philosophy meets history. Miki Kiyoshi, Watsuji Tetsuro and their quest for a New Ningen. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/13835

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/13835

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

238

Samenvatting

Aan het begin van dit proefschrift stond een onderzoek naar de manier waarop en de mate waarin twee twintigste-eeuwse Japanse filosofen, Miki Kiyoshi (1897-1945) and Watsuji Tetsur (1889-1960), hebben bijgedragen aan de ideologie van het Japanse oorlogsregime. Hun achtergrond was zeer verschillend; Miki was een intellectueel die een deel van zijn leven wijdde aan de studie van het Marxisme en die de concepten ‘dialectiek’ en

‘klasse’ vanuit een zeer vernieuwend perspectief benaderde. Watsuji was een conservatieve intellectueel die de vorming van een nieuw nationaal karakter nastreefde ten aanzien van de crisis, die in zijn optiek door de ‘Westerse moderniteit’ naar Japan was gebracht. Een plotselinge omslag in hun ideeën in de jaren veertig van de twintigste eeuw bracht de filosofische systemen van Miki en Watsuji uiteindelijk samen, toen zij er beiden toe overgingen de expansiepolitiek van Japan te ondersteunen. De hoofdvragen waren daarom hoe twee zozeer verschillende standpunten zowel filosofisch als politiek konden versmelten, en in hoeverre zij hun waarde verloren toen Japan werd verslagen in 1945. Op methodologisch niveau werd dit vraagstuk gereflecteerd in de kwestie of de relatie tussen filosofie en intellectuele geschiedenis zo zwak was dat het onmogelijk was om deze twee te scheiden, of dat, anderzijds, een nieuw methodologisch instrument nodig was om een brug tussen de twee te slaan.

Mijn stelling is daarom dat het antwoord op deze vragen moet worden gezocht in de manier waarop Miki en Watsuji het concept ‘mens’ (ningen) gedurende hun carrière theoretisch hebben vorm gegeven en verder hebben ontwikkeld. Ook ben ik van mening dat hun idee van ‘medianity’, dat hun uitwerking van ningen onderbouwt, de meest diepgaande en fundamentele fout was waardoor hun systemen in 1945, samen met het regime, ten onder gingen. Ik toon aan dat de overwinning er niet alleen in militair en historisch opzicht niet in slaagde tastbaar te worden, maar ook op filosofisch vlak. Het ‘geloof’ in de morele bestemming van Japan waar Miki en Watsuji blijk van gaven en dat werd belichaamd door het idee van het escaton wat betreft de overwinning in de Tweede Wereldoorlog, werd niet verwezenlijkt op de manier die zij zich hadden voorgesteld. Zo waren hun filosofische systemen gedoemd te mislukken om twee redenen: de mens die zij vormgaven was een weergave van de betekenis die de Japanse staat voor hen had, en hij was bovendien in ruimte en tijd gebaseerd op een Japanse locus die was gericht op een denkbeeldige toekomstige overwinning. De Tweede Wereldoorlog, met de crisissfeer die deze met zich mee bracht, leidde tot het failliet van de verwachtingen en ideeën van Miki en Watsuji.

(3)

239 Op politiek vlak werd deze Japanse mens weerspiegeld in de expansiepolitiek van Japan, en, in het geval van Watsuji, zelfs in het politieke klimaat van de naoorlogse periode.

Ondanks de persoonlijke en intellectuele verschillen tussen Miki en Watsuji vonden zij elkaar in politiek opzicht in hun theorievorming van ningen, hun vertrouwen in het escaton en hun idee van ‘medianity’. Ik zal laten zien dat wat zij verzuimden te doen was ervoor te waken dat hun systemen afgleden tot ultranationalisme en imperialisme. In plaats daarvan gingen zij er gewoon in mee.

Om mijn hypothese methodologisch te ondersteunen maak ik gebruik van zowel intellectuele geschiedenis als filosofie, en breng deze onder bij filosofiegeschiedenis. In feite bleek noch intellectuele geschiedenis noch filosofie alomvattend genoeg om te bepleiten dat ideeën en geschiedenis gezamenlijk kunnen instorten. Enerzijds kan intellectuele geschiedenis, met haar gerichtheid op de contextualisering van de productie van een bepaalde auteur, niet volledig antwoord geven op de vraag of de auteur en zijn productie een heimelijke verstandhouding kunnen hebben met de historische realiteit. Anderzijds omvat het bereik van de filosofie niet noodzakelijkerwijs het historisch milieu of de historische impact die bepaalde ideeën hadden. Door de historische en intellectuele ontwikkeling van het idee van ningen bij Miki en Watsuji te schetsen, probeer ik daarom de kwestie te behandelen van een mogelijke oplossing voor het probleem van de verhouding tussen filosofie en geschiedenis. Met het oog op de specifieke historische omstandigheden van de Tweede Wereldoorlog is deze kwestie nog prangender wanneer we de manier willen begrijpen waarop intellectuelen actief deelnamen aan het ontstaan van de ‘banaliteit van het kwaad’ van deze oorlog.

In de tweede plaats ben ik van mening dat er een belangrijk probleem is in de wijze waarop men de filosofie van de ‘Kyto School’ tot nu toe heeft benaderd. Alle studies die tot op heden zijn verschenen richten zich hoofdzakelijk op de vraag naar collaboratie. De verhouding tussen intellectuele geschiedenis, filosofie en de productie van ideeën moet echter nog degelijk worden geproblematiseerd. Daarom moet, in het bijzonder in het geval van deze twee denkers, de kwestie niet blijven steken bij hun vermeende collaboratie, hun vermeende tenk (afzwering) of hun vermeende politieke onschuld (en, zo zou ik willen bepleiten, naïviteit). Eerder zou de kwestie moeten zijn op welke manier zij allebei opschoven in de richting waar de Japanse regering op aanstuurde. De ‘kloof tussen intellectuele historici en godsdienstfilosofen’ zal nooit worden overbrugd als het onderzoek niet ophoudt hardnekkig vast te houden aan deze twee polariserende posities. Wanneer bovendien de fundamentele vraag achterwege wordt gelaten hoe een bepaald idee in een bepaald filosofisch systeem kan veranderen in een politiek wapen, wordt voorbij gegaan aan de belangrijke rol die

(4)

240

intellectuelen hadden in de totstandkoming van de ultranationalistische ideologieën van de afgelopen eeuw, met hun naargeestige politieke en historische gevolgen. Om deze kwestie op te lossen heb ik ervoor gekozen om het onderzoek naar het concept van de mens bij Miki en Watsuji zowel vanuit het perspectief van de intellectuele geschiedenis als dat van de filosofie te benaderen. Door de interne ontwikkeling na te gaan van drie fundamentele elementen die de theoretische basis vormen van het concept ningen, te weten ‘medianity’, Angst en religie, laat ik zien dat mijn benadering nauwer verwant is met filosofiegeschiedenis dan met intellectuele geschiedenis of filosofie.

Voor Miki en Watsuji geeft ‘medianity’ zowel de ontologische als de historische positie van de mens weer, waar de ningen zichzelf geplaatst ziet tussen totaliteit en oneindigheid bij Miki, en totaliteit en bijzonderheid bij Watsuji. De theorievorming van een alomvattend menselijk wezen als ‘median’ die de eenheid van subject en object weergeeft, van logos en pathos, van lichaam en geest was erop gericht het epistemologisch onderscheid tussen ‘subject’ en ‘object’ op te heffen. Deze mens had als bijzondere eigenschap dat hij bij Miki zijn onderbouwing vond in geschiedenis en praxis (vervolgens poiesis), en bij Watsuji in geschiedenis en klimaat. Precies echter het feit dat deze mens de specifieke geschiedenis van Japan grondvestte, en dat in een specifiek Japans klimaat, maakte dat hij geen complete vernieuwing kon ondergaan die in staat was zich te ontwikkelen tot een ander soort potentiële

‘geschiedenis’ dan die welke de Japanse natie heeft ondergaan.

Ten tweede ontwikkelden Miki en Watsuji ‘medianity’ als een antwoord op de intellectuele en spirituele crisis die zij als alomtegenwoordig ervoeren in de Japanse maatschappij tussen de jaren twintig en de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De historische crisis was aangewakkerd door de onzekere politieke stemming die volgde op de Eerste Wereldoorlog, en die de weg vrij maakte voor de opkomst van het ultranationalisme in Japan.

Miki zag dit weerspiegeld in de ‘irrationele krachten’ die de overhand kregen in de vorm van fascisme (MKZ X: 400-2). Watsuji beschouwde dit in termen van de gevaren die de

‘Westerse moderniteit’ en het ‘Westerse’ kapitalisme vormden voor de pure en ‘traditionele’

Japanse cultuur. Verder werd hij dit opnieuw gewaar in de Japanse nederlaag in 1945 en in de Amerikaanse bezetting die hierop volgde en die aanhield tot 1952. Het was hierom dat beide denkers de crisis (of crises) van hun tijd interpreteerden als een teken van de diepgaande historische verandering die zich in die periode meester maakte van Japan. ‘Medianity’ kwam dus niet alleen op als een middel voor vernieuwing op filosofisch niveau, maar ook als een product van en een poging tot een oplossing voor de historische context waarin het was ontstaan. Als we Gramsci echter moeten geloven, die zei dat, in de tijd van crisis, ‘het oude

(5)

241 sterft en het nieuwe nog niet kan worden geboren’, en dat ‘in dit interregnum een enorme verscheidenheid aan morbide symptomen opkomt’, dan wordt duidelijk dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat ‘medianity’ zich geen machtig instrument betoont om ultranationalistische tendensen te contrasteren (Gramsci 1971: 276). In feite is het mogelijk om ‘medianity’ te beschouwen als een ‘morbide symptoom’ van het ophanden zijnde rijk.

In de derde en belangrijkste plaats is er het element religie dat behoorlijk sterk naar voren komt in de systemen van Miki en Watsuji. Beiden geloofden dat de Japanse overwinning in de Tweede Wereldoorlog zich zou hebben gerealiseerd in de vorm van een intellectueel escaton. Aan het einde van de oorlog zou een nieuwe, vernieuwde Japanse ningen leiding hebben gegeven aan heel Azië, tegenover de Europese en Amerikaanse mens.

Het geloof in hun land dat zij aan de dag legden, en hun overtuiging dat dit de bestemming was waar Japan moreel recht op had, zijn er nu juist de oorzaak van geweest dat hun opvatting van de mens een noodlottige slag kreeg toegebracht door de loop van de geschiedenis. In de kern is het een probleem van godsdienstig geloof, zij het dan niet in de zin van theologie, maar meer in de zin dat Miki en Watsuji geloofden in een religie van de mens, met alle implicaties van dien, predestinatie incluis. Toch verschillen het escaton van Miki en dat van Watsuji enigszins van elkaar in hun historische realisatie. Miki overleed in september 1945 en zou de Amerikaanse bezetting van Japan en de intellectuele en fysieke reconstructie van zijn land niet meer meemaken. Zo stierf zijn idee van de vernieuwde mens met hem, en bleef deze idee kenmerkend een religieus escaton. Watsuji daarentegen overleefde de oorlog en bleef schrijven tot aan zijn dood in 1960. Omdat zijn idealen samen met Japan waren verslagen in augustus 1945, moest hij een ander model van ningen voorstellen, dat de nieuwe uitdagingen van de naoorlogse periode tegemoet kon treden. Daarom besloot hij om de idee van

‘betweeness’ te omarmen. De mislukking van zijn escaton in 1945 deed vervolgens een nieuwe vorm van escaton ontstaan die erop gericht was dat Japan zich zou verheffen in het nieuwe geopolitieke klimaat van de Koude Oorlog. Het escaton van Watsuji nam zowel een politieke als een religieuze vorm aan en belemmerde de mogelijkheid om fouten uit het verleden toe te geven nog meer.

Deze drie elementen vormen de essentie van de filosofische innovaties van Miki en Watsuji, en gezamenlijk hebben zij hun systemen naar de ondergang geleid. Van daar toon ik aan hoe de filosofische ondernemingen van Miki en Watsuji als geheel gedoemd waren te mislukken door een combinatie van de interne wisselwerking van genoemde elementen en de externe kracht van de historische context. Op deze manier probeer ik te laten zien dat filosofische systemen kunnen botsen met de geschiedenis naarmate die zich ontvouwt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Thus, by sketching the historical and intellectual development of the idea of ningen in Miki and Watsuji, I will attempt to address the issue of how it is possible to

My objective is to show that the idea of ningen, as elaborated in the philosophy of Miki Kiyoshi and Watsuji Tetsur, colluded with the historical period of the Second World

This trend continues in the first volume of Study of Ethics (Rinrigaku, 1937), where the ‘betweeness’ of the human being is posited at the centre of human existence,

With the introduction of the Marxist view of historical development Miki was able to link history to nature and to human existence. History and historicity become deeply

As we shall see, already from Philosophy of History, Miki is concerned with the central question of the historical existence of the human being, which he finds in the..

Thus, the postwar Japanese constitution does not undermine the principal role of the emperor which is to represent the will of the people and national unity. The main problem

The moral destiny of Japan is the creation of the Greater East Asian Co-Prosperity Sphere and this specific, national destiny will be fulfilled only when the faith

In this thesis I have attempted to answer the questions of how Miki and Watsuji created a concept of the human being that could not but eventually collapse into the