• No results found

Van de Worp namens VEMW Mevr

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van de Worp namens VEMW Mevr"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

102411.31

Bezwaar Codewijziging diverse gasvoorwaarden

Mevr. Anemaet Juridische Dienst, voorzitter

Dhr. Maandag Juridische Dienst, lid hoorcommissie Dhr. Van der Meulen Energiekamer, lid hoorcommissie

Dhr. Zelhorst namens Gas Transport Services BV (‘GTS’) Dhr. Geertsema namens Gas Transport Services BV

Dhr. Van de Worp namens VEMW

Mevr. Van Splunter Bajol Tekst & Interpretatie i.o.v. Verslagdienst NMa

De voorzitter opent de hoorzitting en heet de aanwezigen welkom. De hoorzitting is georganiseerd op basis van art. 7:2 Algemene wet bestuursrecht (‘Awb’) inzake het bezwaar tegen het besluit van de Raad van bestuur van de NMa (‘de Raad’) van 20 februari 2008, zaaknummer 102411.31. In dat besluit zijn de wijzigingen van de transportvoorwaarden Gas LNB en de TarievenCode Gas vastgesteld. Het besluit is op 21 februari 2008 in de Staatscourant gepubliceerd. Gas Transport Services BV (‘GTS’) heeft bezwaar tegen dit besluit aangetekend op 28 maart 2008 en dit aangevuld op 21 april 2008. Vervolgens heeft de Raad een wijzigingsbesluit genomen op 16 juni 2008. Dit betreft de vervanging van de verwijzing naar Platts door APX TTF Hi-DAM All day index.

Zij stelt de leden van de hoorcommissie voor.

Zij schetst de gang van zaken ter zitting.

Van de zitting wordt een verslag gemaakt, dat betrokkenen zal worden toegezonden. Commentaar op de redactie van het verslag leidt niet tot wijziging ervan, doch wordt toegevoegd aan het dossier.

Zij nodigt GTS uit haar bezwaar toe te lichten.

Dhr. Zelhorst geeft een toelichting op de in het bezwaarschrift genoemde punten.

Opwaardering afschakelbare capaciteit. De reden om de automatische upgrade te laten vervallen lijkt te zijn geweest dat shippers een keuzemogelijkheid moeten hebben. In theorie zijn er shippers die aanvullend op interruptible capaciteit maatregelen hebben gecontracteerd. Als deze partijen vervolgens zouden worden geconfronteerd met een automatische upgrade, zou dat tot een kleine tariefsverhoging leiden voor de desbetreffende partij. VOEG heeft dit punt, dat ook in het besluit is aangegeven, aangebracht. Dit is inderdaad een theoretische mogelijkheid, maar niet meer dan dat.

In het verleden heeft een aantal maal een upgrade plaatsgevonden. In de praktijk hebben alle partijen de upgrade geaccepteerd, om de eenvoudige reden dat zij liever firm capaciteit willen dan interruptible capaciteit. Dat is ook altijd de grondslag geweest achter GTS’ systematiek: eerst firm, dan interruptible. Op zich is het dus een theoretische mogelijkheid. Iedereen heeft natuurlijk liever meer dan minder keuzemogelijkheden, maar in het kader van zorgvuldige besluitvorming was het naar GTS’ mening van belang geweest dat de NMa had onderzocht wat de consequenties zouden zijn van het niet automatisch upgraden. GTS heeft in haar bezwaarschrift aangegeven dat dit leidt tot een aanzienlijke IT-investering, in ieder geval enkele tonnen extra als GTS die upgrades niet meer automatisch kan doen. Dat heeft te maken met de timestamps. Normaal kan iedereen gewoon opschuiven bij automatische upgrading. Als daarvan partijen moeten worden uitgesloten, ontstaat er een soort haasje-over in de timestamps. Dat betekent een behoorlijke aanpassing aan het systeem. GTS is van mening dat een belangenafweging had moeten worden gemaakt tussen de kosten voor het aanpassen van het systeem en de wens van enkele shippers om in theoretische

(2)

gevallen liever niet te willen upgraden. Een zorgvuldige afweging had ook de vraag aan GTS moeten omvatten hoe vaak het in de praktijk is voorgekomen dat bij het aanbieden van een upgrade

partijen hebben aangegeven niet te willen upgraden. In het onderhavige besluit is niet terug te vinden dat een dergelijke afweging heeft plaatsgevonden. In dat opzicht is het besluit volgens GTS in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Daarbij komt dat de Europese verordening nr. 1775/2005 vereist dat er een relatie is tussen het in rekening gebrachte tarief en de kans op afschakelen. In het voorliggende besluit blijft daar waar firm capaciteit beschikbaar komt en partijen niet willen

upgraden en de interruptible capaciteit firm wordt, het door partijen betaalde voor de beschikbaar komende capaciteit tarief interruptible. Die situatie kan niet in stand blijven. In het besluit is gesteld dat onderscheid zou zijn tussen het tarief op het moment van contracteren en het tarief op een later moment. Na zorgvuldige bestudering blijkt dat de Verordening deze nuance niet kent.

GTS gaat er daarom van uit dat er op ieder moment een relatie moet zijn tussen het tarief dat een partij betaalt en de kans op afschakelen.

Looptijd shorthaul. In het besluit is het voorstel opgenomen om de looptijd van shorthaul te verlengen van drie naar tien jaar. Inmiddels hebben de gezamenlijke netbeheerders een voorstel gedaan om shorthaul af te schaffen. Dat betekent dat de discussie wat academisch aan het worden is. In het besluit is de redenering dat er partijen zijn die voor drie tot vijf jaar tot eigen leidingaanleg overgaan. Dat zou zijn gebaseerd op informatie van VEMW. GTS heeft die informatie nog steeds niet gezien en hecht eraan om nogmaals aan te geven dat zij het ten principale onjuist vindt dat partijen tijdens een hoorzitting of een zienswijze ongestaafde beweringen doen die kunnen leiden tot aanpassing van het besluit. Indertijd werd een en ander gekoppeld aan de gijzelingsdiscussie die VEMW ook een aantal maal heeft vermeld. Daarop heeft GTS ook nooit een antwoord gezien.

Tijdens een hoorzitting is op dat dossier expliciet aan VEMW het verzoek gedaan om met feitelijke informatie te komen. GTS is zeer benieuwd of die informatie inmiddels al is binnengekomen. Een tweede punt dat speelt bij shorthaul is de koppeling met het reguleringskader, die GTS steeds maakt. GTS is van mening dat shorthaul niet meer kan bestaan zonder het totale plaatje in acht te nemen. Het reguleringskader vereist kostenoriëntatie voor GTS. Dat is vastgelegd in de brief van 29 maart 2007 van de minister van Economische Zaken en zal ongetwijfeld binnenkort worden

bevestigd in de beleidsregel. Dat betekent dat de totale hoeveelheid geld die GTS mag verdienen, uiteindelijk vaststaat. Om van die hoeveelheid geld te komen naar tarieven zijn aannames over de te verkopen hoeveelheden nodig. Voor shorthaul zal de hoeveelheid die in een methode van regulering zal komen nul zijn, omdat gedurende al de tijd dat GTS dit aanbiedt, zij het nog nooit heeft verkocht. Er kan zich evenwel de situatie voordoen – zolang het in de voorwaarden blijft opgenomen – dat zich uiteindelijk een partij meldt voor shorthaul. Het tarief voor shorthaul is per definitie lager dan het corresponderende entry-exittarief. Aangezien GTS’ volumevoorspelling voor shorthaul nul is en de hoeveelheid – die GTS wel moet aanbieden en verkopen – dus geboekt is als normale entry-exit, leidt dit in dat jaar en het vervolg van de reguleringsperiode tot te weinig inkomsten voor GTS. Een dergelijke situatie is onaanvaardbaar. Er zijn situaties denkbaar waarbij shorthaul verdedigbaar is en waarbij het entry-exitsysteem tot onrechtvaardige resultaten zou leiden. Men kan echter niet alleen regelen dat er shorthaul moet zijn en niet regelen dat de

eventuele uit shorthaul voortvloeiende minderopbrengsten langs een andere route moeten worden gecompenseerd. Dat is de kern van de zaak, dan gaat het niet meer om een periode van drie of van tien jaar, hoewel GTS ook dat een principieel punt vindt, omdat zij veronderstelt dat niemand een eigen leiding aanlegt voor een periode van drie jaar.

Toepasselijkheid artikel 1.1 TSC. De Transmission Service Conditions (‘TSC’) zijn de algemene voorwaarden bij bilaterale contracten tussen GTS en de klanten. Artikel 1.1. TSC hield in dat zodra een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders naar de NMa was gestuurd, dat voorstel geacht werd deel uit te maken van de TSC. Dat liep dus voor op de definitieve goedkeuring van de NMa, met uiteraard de aantekening dat waar het voorstel niet zou worden goedgekeurd, dit met terugwerkende kracht zou worden aangepast. In het besluit is aangegeven dat het toepassen van dit artikel onrechtmatig zou zijn. Dat heeft als consequentie dat enkele zaken gaan veranderen, zeker ook in het licht van het totale plaatje. Gebleken is dat de definitieve besluitvorming inzake de voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders heel lang duurt. Het is voorts zeker niet zo dat alle voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders worden overgenomen. Sterker nog, zoals in het

(3)

onderhavige besluit blijkt dat relatief weinig voorstellen zijn overgenomen. Bovendien is het moment van invoeren van een voorstel tamelijk random , namelijk op het moment dat een besluit is genomen. Dit totaalpakket levert een situatie op waarmee de gezamenlijke netbeheerders niet meer kunnen leven. In het vervolg zullen de gezamenlijke netbeheerders als volgt te werk gaan. Bij elk voorstel zal een invoeringsmoment worden aangegeven. Dat zal een floating invoeringsmoment zijn, dat wil zeggen dat de gezamenlijke netbeheerders pas aan de slag gaan als het voorstel is goedgekeurd door de Raad – theoretisch zouden zij ook kunnen zeggen ‘we doen het pas als het besluit niet meer in rechte aantastbaar is’, maar dat vinden zij wat al te dol. Dat betekent dat waar IT-aanpassingen moeten plaatsvinden, er een redelijke termijn voor moet staan. De praktijk leert dat dat al gauw een half jaar tot negen maanden is. Zij zullen voorstellen doen in de trant van:

‘Indien het besluit wordt goedgekeurd voor 1 april van enig jaar, volgt invoering per 1 januari van het daaropvolgende jaar.’ En andersom: ‘Indien goedkeuring plaatsvindt na 1 april, volgt invoering per 1 januari één jaar en driekwart jaar daaropvolgend.’ Inmiddels zijn er geluiden dat bij de voorziene wijziging in de Gaswet geen termijn komt waaraan de NMa zich zou moeten houden.

Kan de hoorcommissie deze geruchten bevestigen? GTS vindt het een bijzonder spijtige situatie dat de NMa niet zou zijn gehouden aan termijnen van besluitvorming in dezen. De systematiek die nu zal moeten worden gevolgd, betekent een verstarring en verlamming van de gasmarkten.

Prijzenmandje. GTS meende dat het prijzenmandje al lang en breed was geaccepteerd, gezien het feit dat het twee eerdere besluiten had overleefd, te weten het besluit balanceringsregime en het besluit op bezwaar balanceringsregime. In een derde variant is het prijzenmandje als donderslag bij heldere hemel verdwenen. GTS vindt dat onbegrijpelijk, gezien de omstandigheden die hebben geleid tot de twee hiervoor genoemde besluiten. Waarom is het prijzenmandje in eerste en tweede instantie wel oké bevonden en in derde instantie niet? Uit het besluit blijkt ook niet waarom hierover ineens anders wordt gedacht. GTS licht kort toe wat de ratio is achter het prijzenmandje en de koppeling met andere aspecten in het balanceringsregime. Het woord arbitrage is al vaak gevallen. Daaronder verstaat GTS: ‘Ik heb gas op punt A en ik kan dat naar punt B of naar punt C brengen. Afhankelijk van de prijzen op punt B en punt C breng ik het naar punt B of punt C .’ Dat is handel, het gas stroomt naar de plek waar een shipper er de hoogste prijs voor kan krijgen. Hier betreft het een heel andere zaak. Een shipper heeft geen gas, maar laat het ten koste van het systeem van de landelijk netbeheerder naar punt B of punt C stromen. Als het prijsverschil tussen het systeem van de landelijk netbeheerder en punt B of punt C heel groot is, trekt de shipper gewoon het systeem leeg. Om die reden heeft GTS voor volumeverrekening het prijzenmandje geïntroduceerd. De richting waarheen het gas kan stromen is naar de UK of naar België; in de toekomst zullen misschien nog Duitse indicatoren aan het prijzenmandje worden toegevoegd.

Waar afgerekend wordt tegen de prijs uit de concurrerende markt geeft het dan geen voordeel om het systeem leeg te trekken, of vol te stoppen – het omgekeerde kan zich immers ook voordoen.

Daarom heeft GTS gezegd: ‘Daarvoor heb ik een prijzenmandje nodig.’ Dat prijzenmandje geldt nu ook voor de afrekening van volumina binnen de dagmarge. Daarvan kan men zeggen dat dit eigenlijk niet noodzakelijk is, omdat een shipper op dagbasis in balans dient te zijn en er helemaal geen sprake is van tolerantie. Voor die kleine meetverschillen die zich daar zouden voordoen, is geen prijzenmandje nodig. GTS is van mening dat dit een correcte constatering is en dat als de dagmarge uiteindelijk op 2 procent ligt, de noodzaak van het hebben van een prijzenmandje voor de afrekening binnen de dagmarge zal vervallen. De dagmarge ligt echter nog op 36 procent, ook al hebben de gezamenlijke netbeheerders voorgesteld om in 2007 18 procent te hanteren en in 2008 10 procent. Inmiddels ligt er een ontwerpbesluit waarin wel in een afbouw van de dagmarge is voorzien voor 2009, maar daarvan is de uiteindelijke uitkomst nog niet bekend en het is op zijn vroegst in juli 2009 dat er iets gaat gebeuren. Shippers zullen aanvoeren dat zij niet zo goed kunnen sturen, maar uit de grafieken die GTS heeft laten zien bij de evaluatie balancering 2006, blijkt dat shippers in ieder geval in de tweede helft van 2006 prima konden sturen, er zijn nauwelijks onbalansboetes meer gevallen. Dat betekent dat partijen prima in staat zijn om hun portfolio’s te managen en dus ook om misbruik van het systeem te maken, als dat mogelijk zou zijn. Dat gaat dan toch nog om substantiële hoeveelheden, het betreft immers 36 procent van de maximale capaciteit. Dat is 36 procent van 30 miljoen kuub per uur. Dat is op dagbasis 10 miljoen kuub, dus een heel substantiële hoeveelheid. GTS kan verzekeren dat het systeem die hoeveelheid op dagbasis niet aankan. Er moet kortom een voorziening zijn om, zolang de dagmarge op 36

(4)

procent ligt, een bescherming te bieden tegen misbruik van het systeem door shippers. Zodra de dagmarge zich op het niveau van 2 procent bevindt, zullen de gezamenlijke netbeheerders een voorstel indienen om afrekening binnen de dagmarge te laten plaatsvinden op basis van de neutrale gasprijs.

Buiten de dagmarge ligt de zaak anders. Dan gaat het al om misbruik van het systeem, omdat partijen dan de marges overschrijden die binnen het systeem zijn toegestaan. Het oorspronkelijke voorstel was de heffingen te baseren op het prijzenmandje en de commodityafrekening te laten plaatsvinden tegen de neutrale gasprijs.

Dhr. Geerstema corrigeert dat de oorspronkelijke situatie was dat de heffingen en het volume buiten de dagmarge het prijzenmandje betrof en binnen de dagmarge neutraal. In het voorstel waarover het hier gaat zou de heffing op neutrale gasprijs worden afgerekend en het volume zowel binnen als buiten de dagmarge tegen het prijzenmandje.

Dhr. Zelhorst vervolgt dat het door de gezamenlijke netbeheerders gedane voorstel een verbetering betekende voor shippers. Het was niet twee keer het prijzenmandje, maar één keer het

prijzenmandje plus de heffing. GTS vindt dit belangrijk omdat het wederom gaat om misbruik van het systeem tegen te gaan. Als beide gaan tegen twee keer de neutrale gasprijs, de TTF-prijs, kunnen situaties waarin het verschil tussen twee markten meer is dan twee keer de gasprijs, niet meer worden gehanteerd. Concreet komt dit erop neer dat als prijzen in de UK twee keer zo hoog zijn als in Nederland – dat is mogelijk en die situatie heeft zich ook in de praktijk voorgedaan – het systeem van twee keer de neutrale gasprijs waarmee een shipper te maken krijgt als hij in onbalans gaat, geen garantie meer biedt voor de landelijk netbeheerder. Dan kan een shipper ongestraft het systeem leegtrekken en daarmee geld verdienen. Dat kan niet de bedoeling zijn van het

heffingensysteem dat in de voorwaarden is vastgesteld. Om die reden moet in een van beide componenten tegen het prijzenmandje worden afgerekend – dat mag de heffing zijn of de verrekening van de commodity. Vanuit oogpunt van consistentie hebben de gezamenlijke netbeheerders gemeend de volumeverrekening te moeten doen tegen het prijzenmandje en de heffing op basis van de neutrale gasprijs. Omgekeerd mag buiten de dagmarge net zo goed, maar er moet meer zijn dan twee keer de neutrale gasprijs, omdat die situatie kan voorkomen en als deze voorkomt, kan een shipper, als hij echt misbruik gaat maken van het systeem, de systeemintegriteit volledig in gevaar brengen. En als er grof geld valt te verdienen is er geen reden waarom partijen dat niet zouden doen.

Backhaultarief. In de Verordening is bepaald dat het tarief van afschakelbare capaciteit de kans op afschakelen dient te weerspiegelen. Er is een tranche backhaul waarin de kans op afschakelen nul procent is. Dat betekent volgens GTS dat het tarief gewoon het firm tarief moet zijn. Dat is een tarief van 100 procent en niet van 90 procent. GTS is het spoor bijster hoe het mogelijk is dat een product dat feitelijk geen kans op afschakelen kent, een tarief kent dat lager is dan het firm tarief.

De voorzitter interrumpeert dat backhaul voor GTS minder kost dan firm. Dat kan worden doorberekend aan de shippers. Backhaultransport is dus goedkoper. Backhaul kan worden aangeboden als er voldoende forward flow is, maar dat is niet een soort van afschakelen, het is er of het is er niet. Als een shipper de dienst heeft kunnen contracteren en dan afschakelbaar is, dan komt de categorie van prijzen met een minder percentage, de afschakelbare backhaul. Firm backhaul is al minder duur dan gewone firm.

Dhr. Geertsema reageert dat firm backhaul niet bestaat.

De voorzitter vraagt waarom GTS het dan aanbiedt.

Dhr. Zelhorst antwoordt dat GTS backhaul aanbiedt met een afschakelkans van nul. Uit de grond van het product kan het niet firm worden genoemd, omdat het alleen bestaat bij de gratie van een forward flow.

De voorzitter merkt op dat het verschil zit in het taalgebruik en dat daarmee de hele discussie wordt vertroebeld. Het is niet ineens afschakelbaar als het voorwaardelijk bestaat. Er kan firm backhaul worden aangeboden.

Dhr. Zelhorst kan zich erin vinden dat de terminologie zou moeten worden aangepast.

De voorzitter acht dan een en ander in dat geval duidelijk.

Dhr. Zelhorst geeft de voorzitter gelijk dat de discussie over de term ´firm´ wellicht een

semantische is. Ook firm capaciteit kent een bepaalde mate van kans dat het niet doorgaat. Het net

(5)

is niet zodanig gedimensioneerd dat de kans dat GTS niet aan de vraag kan voldoen, kleiner is dan eens in de miljoen jaar.

De voorzitter bedoelt dit niet. Daarmee wordt immers bij contractering geen rekening gehouden. In firm diensten hoeft geen rekening te worden gehouden met calamiteiten. Dat komt daarna.

Dhr. Zelhorst merkt op dat het niet zozeer om calamiteiten gaat. In een situatie waarin de landelijk netbeheerder niet meer aan alle knoppen van de productie zit en partijen hun stromen laten gaan naar gelang de commerciële posities, ontstaat er een situatie waarin de landelijk netbeheerder niet meer onder alle omstandigheden alle flows aankan. Daarvoor zou een veel groter net nodig zijn dan er nu is. Dat betekent dat ook over firm een som wordt gemaakt waarin een bepaalde normstelling zit. Voor transport is die dat eens in de 25 jaar het systeem mag falen. Op grond daarvan wordt uiteindelijk het net gedimensioneerd. Bij backhaul is het niet zozeer een dimensioneringskwestie, maar het principe dat eens in de X jaar het product er niet is, is niet anders. Beide kunnen wel gaan vallen onder de vlag firm, maar de ene firm heeft een wat andere toonzetting dan de andere. Daarom heeft GTS het interruptible backhaul met nul kans op afschakelen heeft genoemd en daaraan een 100 procenttarief gekoppeld.

De voorzitter begrijpt dat dit 100 procent van het backhaultarief betreft.

Dhr. Zelhorst bevestigt dit: het backhaultarief is het volle tarief.

De voorzitter merkt op dat GTS de klacht heeft geuit dat de procedures zo lang duren, maar dat komt ook omdat veel zaken zo mistig worden voorgespiegeld, zoals in dit geval.

Dhr. Zelhorst toont zich verheugd dat deze mist in ieder geval is opgehelderd. Overigens werd in de hoorzitting over het onderhavige besluit aangekondigd dat het besluit zou plaatsvinden in december 2006. De NMa mag klagen over mist, maar die duurt bij de gezamenlijke netbeheerders geen anderhalf jaar. Een ander punt is de vraag of er vanuit het kostenveroorzakingsbeginsel niet een ander tarief voor backhaul zou moeten worden geïntroduceerd. Dan komt er een separaat backhaultarief. GTS heeft hiernaar gekeken en geconcludeerd dat er geen reden is voor aanpassing van de backhaul anders dan het volle tarief. Er is kortom een product met een afschakelkans van nul procent waarvoor GTS graag het volle tarief van 100 procent in rekening zou willen brengen.

Overige. Inzake kwaliteitsconversie ziet GTS naar aanleiding van de recente ontwikkelingen op dat gebied af van verdere opmerkingen daarover. Ook was er het punt van vervanging van de TTF-prijs door de Platts-prijs. Daarbij was wellicht ook sprake van mist, maar daarop is het spreekwoord

‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’ van toepassing. In een recent besluit is de vervanging van TTF door Platts ongedaan gemaakt, hetgeen heel mooi is. Voor de

overschrijdingsvergoeding geeft hij het woord aan de heer Geertsema.

Dhr. Geertsema licht toe dat de gezamenlijke netbeheerders hebben voorgesteld om de maandfactoren aan te passen. Dat voorstel is geaccepteerd, hetgeen betekent dat de maandfactoren ongeveer zijn gehalveerd. Aangezien het tarief voor overschrijdingen was

gedefinieerd als 0,5 keer de maandfactor maal het tarief, was GTS van mening dat de maandfactor 0,5 daarin kon wegvallen, zodat de incentive om overschrijding tegen te gaan ongeveer op hetzelfde niveau zou blijven. Helaas is dat onderdeel in het besluit gesneuveld.

Inzake kwaliteitsconversie vult hij aan dat het artikel met betrekking tot overschrijding van interruptible kwaliteitsconversie om onduidelijke redenen niet in het besluit is opgenomen.

De voorzitter dankt de heren Zelhorst en Geertsema voor hun toelichting. Zij nodigt VEMW uit te reageren.

Dhr. Van de Worp gaat allereerst in op de periode van drie of tien jaar voor shorthaul. In het bedrijfsleven is het vrij gewoon om investeringen te doen met een terugverdientijd van één tot drie jaar. Soms is die periode langer, maar het is dus geen uitzondering dat infrastructuur wordt gerealiseerd met een dergelijk korte terugverdientijd.

GTS heeft opmerkingen gemaakt over het doen van ongefundeerde en ongestaafde beweringen, hetgeen ook is terug te lezen in het bezwaarschrift van GTS. VEMW schaart deze opmerkingen in de categorie opmerkingen die in het licht staan van de frustratie van GTS, die worden gevoed door

(6)

emotie. Dat heeft wellicht te maken met gecreëerde verwachtingspatronen. VEMW kan zich daar moeilijk tegen verdedigen. In de onderhavige en vergelijkbare procedures moet echter worden gekeken naar argumenten en niet naar deze verdachtmakingen. Als VEMW vragen krijgt voorgelegd om zaken te onderbouwen, zal zij daarop antwoord geven. Als zij die ter plekke niet kan

beantwoorden en een schriftelijk verzoek krijgt om een of ander te onderbouwen, dan doet zij dat graag.

GTS heeft aangegeven dat zaken toetsbaar moet zijn en dat VEMW beweringen doet. VEMW stelt daar tegenover dat het de rol van de NMa is om de beweringen die VEMW of GTS doen te toetsen.

Als de NMa van mening is daarover onvoldoende gegevens te hebben, kan zij bezien op welke wijze zij aan de gegevens kan komen. Daarnaast is het zo dat beweringen die VEMW doet niet alleen hoeven zijn te gefundeerd op de praktijk maar ook kunnen zijn gevoed door principiële uitgangspunten, zoals systeemkeuze en de uitleg daarvan. Voor de vraag of de uit het principe naar voren gebrachte situaties ook in de praktijk voorkomen is het zo, dat VEMW zakelijke

netgebruikers, maar geen shippers vertegenwoordigd. Zij maken niet dagelijks gebruik van het gastransportsysteem. Uiteraard hebben zij daarmee te maken en zijn zij daarin belanghebbend, maar zij handelen niet in dagelijks in gastransport. Daardoor hebben zij ook een achterstand in informatie en kunnen zij dat ook niet altijd even goed beoordelen op basis van de wijze waarop het systeem dagelijks in de praktijk functioneert. Daarom kijkt zij ook naar het principe van het

systeem. De vraag is dan ook of de leden van VEMW dat kunnen beoordelen of dat de zaak meer ter beoordeling van de shippers is.

Met betrekking tot de TSC merkt VEMW op dat de wereld met de gereguleerde toegang is gewijzigd. De NMa heeft een rol gekregen waarmee de positie van GTS ook is veranderd. In die nieuwe wereld zijn de omstandigheden gewijzigd: het is nu de NMa die besluiten neemt en niet GTS die besluiten aan de markt oplegt. Daarbij plaatst VEMW de kanttekening dat ook zij vanuit het gebruikersplatform via de gezamenlijke brief van een aantal maanden geleden aan de NMA heeft aangegeven dat ook zij het wenselijk acht dat procedures helder zijn, in die zin dat er ook een eindetijd moet zijn voor het nemen van een besluit. Dat geeft de markt zekerheid over het moment waarop veranderingen plaatsvinden en wat deze inhouden. Dat is soms inderdaad onduidelijk;

soms duurt het anderhalf jaar voordat er een besluit wordt genomen en is het ook niet duidelijk dat dit over anderhalf jaar wordt genomen en wordt men geconfronteerd met die anderhalf jaar.

In het bezwaarschrift haalt GTS op pagina 10 een andere hoorzitting aan waarin inzake het

prijzenmandje ook gesproken wordt over de APX-index. Ook VEMW heeft daarvoor gepleit: de APX is als beurs aangewezen door de Minister. Het lijkt VEMW dan ook goed dat de overheid op grond daarvan ervan uitgaat dat de APX-beurs voldoende vertrouwen moet kunnen genieten van de markt.

De voorzitter dankt de heer Van de Worp voor zijn reactie. Zij kondigt een reeks vragen van de hoorcommissie aan.

Dhr. Van der Meulen vraagt GTS naar de frequentie van upgrading van interruptible capaciteit naar firm.

Dhr. Zelhorst geeft aan dat dit grosso modo één à twee keer per jaar voorkomt.

Dhr. Van der Meulen vraagt of dit dan een shipper betreft of een bepaald gebied.

Dhr. Zelhorst preciseert dat het dan om één of meerdere punten gaat. Het komt ook niet zo heel veel voor dat bestaande capaciteit vrijvalt. Denkbare situaties zijn die waarin een partij failliet gaat of dat er iets wordt gedaan aan een bottleneck in het systeem waardoor er wat extra firm capaciteit beschikbaar komt op een ander punt. Het gaat dan meer om het reguliere vervangingstraject.

Dhr. Van der Meulen legt de volgende situatie voor. Een shipper heeft interruptible capaciteit gecontracteerd omdat er geen firm capaciteit meer was. Het risico om te worden afgeschakeld probeert hij op te lossen door met een aangeslotene contractueel af te spreken dat deze in geval van afschakeling door aanpassingen in zijn bedrijfsvoering af gaat schakelen. Denkbaar is dat daarvoor een lager tarief in rekening wordt gebracht. De aangeslotene zal op basis daarvan een

(7)

businesscase maken om te bezien of het voordeel de kosten dekt. Als er een automatische upgrade plaatsvindt moet ofwel de shipper ofwel de aangeslotene een hoger tarief betalen, terwijl de kosten voor de investering niet meer zijn af te dekken. Dat leidt ertoe dat het financiële risico bij de shipper of de aangeslotene terechtkomt. Hoe zien VEMW en GTS dit aspect?

Dhr. Van de Worp reageert dat dit risico direct of indirect bij de aangeslotene neerkomt. In die zin maakt het niet uit. Het gaat om een risicopremie waarover afspraken worden gemaakt. De vraag is of de eindgebruiker in de gelegenheid is om daarover afspraken te maken. Er zijn veel situaties denkbaar waarin die mogelijkheid niet bestaat of waarin de kosten dermate hoog zijn dat het niet kan. Dat moet dan altijd in overleg gebeuren.

Dhr. Zelhorst erkent dat dit een theoretische mogelijkheid is, zoals GTS al eerder heeft aangegeven.

In de praktijk is echter altijd gebleken dat partijen liever wilden upgraden dan blijven zitten op interruptible capaciteit. Blijkbaar doet dit probleem zich in de praktijk niet voor. Dan is het wel de vraag of het gerechtvaardigd is dat de landelijk netbeheerder voor een paar ton het IT-systeem moet aanpassen voor de theoretische mogelijkheid dat er zich ooit een shipper meldt die het anders wil. Daarbij moet ook worden betrokken dat na open season 2005 en open season 2012 de hoeveelheid verkochte interruptible capaciteit heel klein zal zijn.

Dhr. Van der Meulen vraagt of het mogelijk zou zijn dat er een ruil plaatsvindt van shippers die geen behoefte hebben aan de upgrade en shippers die daaraan wel behoefte hebben.

Dhr. Zelhorst acht dat wel mogelijk, maar dan blijft het probleem met het IT-systeem bestaan. Dat ontstaat met de ‘haasjes-over’, met verschuivende timestamps. Het hele systeem is erop gebaseerd dat de volgorde van contracten zit op timestamps. De plaats in die volgorde bepaalt ook het

moment van afschakelen. Het gaat er hier om dat een contract met een latere timestamp eerder moet worden afgeschakeld of andersom. Daarin moet worden gerommeld en dat kost een IT- aanpassing. Over de ruilbeurs zou kunnen worden nagedacht, maar het lost de investering in ieder geval niet op.

De voorzitter wijst op art. 8 van de Verordening inzake verhandeling van capaciteitsrechten. Is niet in het IT-systeem mee te nemen dat de shipper dit zelf kan aangeven?

Dhr. Zelhorst antwoordt dat capaciteit wel degelijk kan worden verhandeld, maar de timestamp verandert daarmee niet. De timestamp wordt verkregen op het moment dat het allereerste contract wordt afgesloten. Bij overdracht van het contract verandert deze niet. De volgorde in de

prioriteitstelling blijft hetzelfde.

Dhr. Van der Meulen tracht de kwestie verder te doorgronden. Een timestamp betreft tijd, het is een tijdstempel, en hier gaat het om een soort ranking list.

Dhr. Zelhorst verduidelijkt dat de timestamp de rangorde bepaalt op de ranking list.

De voorzitter vraagt of het tijdstempel niet tijdelijk kan zijn, zodat het kan worden verhandeld en een shipper in een bepaalde afschakelmodus blijven staan, terwijl anderen die firm willen voorgaan.

Dhr. Zelhorst merkt op dat dit mogelijk is al er partijen zijn die firm capaciteit willen. Als deze er niet zijn, heeft dat geen enkel effect en krijgt een partij firm terwijl hij interruptible betaalt.

De voorzitter haalt GTS’ stelling aan dat de Verordening geen aanknopingspunt biedt voor het onderscheid. Dan is het dus het moment van contracteren. In de Verordening wordt geen onderscheid gemaakt voor de gehele tijd die de dienst kan duren.

Dhr. Zelhorst merkt op dat het dan een kwestie is van interpretatie. GTS veronderstelt dat een redelijke interpretatie niet zal zijn dat een partij tien jaar interruptible heeft gecontracteerd en dan nog steeds in jaar tien geldt dat dit hetzelfde product is. Naarmate men verder in de tijd komt wordt de argumentatie dat het potentieel een financieel nadeel is voor de shipper, steeds onwaarschijnlijker. Als een partij voor tien jaar interruptible koopt en voor de zekerheid een voorziening voor het eerste jaar met een eindverbruiker regelt, doet zij dat niet tien jaar vooruit in de tijd, ervan uitgaande dat de omstandigheden nog wel een keer zullen veranderen. De

rechtvaardiging voor de uitzondering begint dan steeds dunner te worden.

De voorzitter haalt het voorbeeld aan van fruit- of tomatentelers die niet de hele tijd een continue flow van gas nodig hebben en het wel best vinden als die even uitvalt omdat zij eigen systemen hebben om op terug te vallen.

(8)

Dhr. Zelhorst geeft toe dat dit op zich best mogelijk zou zijn. Alleen kent Nederland tot nu toe geen situatie van afschakelbare eindverbruikers. Het enige geval waarin wat was geregeld betrof

elektriciteitscentrales. In het aangehaalde voorbeeld is sprake van een beetje flexibiliteit: gedurende de dag wat minder en in de nacht wat meer. Dat kent echter zijn grenzen. In de discussies die over het balanceringsregime worden gevoerd, zijn ook de tuinders vertegenwoordigd. Daarin wordt aangegeven dat zij in intraday flexibility wel wat mogelijkheden hebben – dat kan helpen – maar dat is wat anders dan dat men twee dagen niet over gas kan beschikken omdat het entrypunt wordt geïnterrupt. Nederland kent geen historie van contracten met een afschakelbaar karakter. Dat is heel anders dan bijvoorbeeld in België, daar zit het er wel in, maar dat is vanuit de aard. Nederland is veel meer een gasgeoriënteerd land dan de omringende landen; afschakelbaarheid is hier bijna geen issue. Men moet afwachten of zich dat in de toekomst wel gaat voordoen, nu is dat in ieder geval nog niet het geval.

Dhr. Van de Worp reageert dat dit zich in de toekomst inderdaad kan voordoen. Dan kan ook de parallel worden getrokken met elektriciteit waarbij afschakelbaarheid al wel een issue is. Daaruit is ook lering te trekken. Er zijn voorbeelden van contracten met eindverbruikers die onder bepaalde condities afschakelbaar zijn waartegenover een bepaalde vergoeding staat. Dat zijn er echter maar enkele en wel heel grote, die over de benodigde mogelijkheden beschikken. Zolang dat niet nodig is, moet men het niet doen, maar als het in de toekomst wel nodig is, zou daaruit lering zijn te trekken.

De voorzitter had een vraag over backhaul, maar nu het tarief hetzelfde blijkt te zijn moet hierover verder worden nagedacht. Het leek een eenvoudige zaak door het tekstdeel aan te passen. Nu er geen verschil is in tarief tussen backhaul en firm ligt de kwestie toch weer anders.

Dhr. Maandag gaat in op de TarievenCode Gas. Punt 6 daarvan, overschrijding contract, ziet op de art. 3.2.1.5, 3.2.2.6, 3.2.4.4. en 3.2.6.3. In het bestreden besluit is het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders om de factor van 0,5 te wijzigen in 1 niet overgenomen. De reden voor dat voorstel had te maken met de verlaging van de maandfactoren. De gezamenlijke netbeheerders hebben gesteld dat de heffing gelijk zou blijven. De Raad heeft zich de vraag gesteld of deze prikkel inderdaad in absolute zin gelijk zouden blijven. De maandfactoren zouden weliswaar worden verlaagd, maar de plafondformule is ook aangepast. In reactie daarop hebben de gezamenlijke netbeheerders aangegeven dat de plafondformule inderdaad is aangepast maar dat deze geen enkele invloed zou hebben op de hoogte van de prikkel. In hun reactie houden de gezamenlijke netbeheerders evenwel een heel betoog over de plafondformule. Kan GTS de relatie tussen de plafondformule en de heffing nader verduidelijken?

Dhr. Geertsema reageert dat in de genoemde artikelen een formule staat voor de hoogte van de heffing. Deze werd aangegeven als 0,5 keer de maandfactor keer het tarief voor de betreffende dienst. Daarmee is duidelijk dat de plafondformule daarbij geen enkele rol speelt. In de maand waarin de overschrijding plaatsvindt wordt de heffing enkel door de maandfactor van die maand bepaalt. Door verlaging van de maandfactor met een factor 2 is die 0,5 niet meer nodig.

Dhr. Maandag vraagt of de conclusie juist is dat de plafondformule geen enkele relatie meerheeft met die formule.

Dhr. Geertsema bevestigt dat de maandfactorformule geen relatie heeft met de heffing.

Dhr. Maandag vraagt zich af waarom de gezamenlijke netbeheerders dan in hun reactie op de wijzigingsopdracht een hele verhandeling hebben gehouden over de plafondformule. Dit betreft niet het bezwaarschrift.

Dhr. Zelhorst kan zich een en ander niet geheel herinneren, maar wil hierop wel reageren als de stukken bij de hand zijn.

De voorzitter schorst de hoorzitting voor een korte pauze, zodat GTS de genoemde stukken kan bestuderen.

---- De voorzitter heropent de hoorzitting.

(9)

Dhr, Zelhorst licht toe dat de gezamenlijke netbeheerders hebben gereageerd op het wijzigingsverzoek. Daarin komt de volgende passage voor: ‘Aangezien een onderbouwing onderbreekt ten aanzien van de mate waarin de aangepaste maandfactor en overschrijdings- vergoeding beter bijdragen aan het doelmatig handelen van de afdeling en zo beter de kosten weerspiegelen, kan de Raad zich geen oordeel vormen. (…) De Raad verzoekt de gezamenlijke netbeheerders derhalve om hun onderbouwing op dit punt aan te vullen en daarbij specifiek in te gaan op de redelijkheid van de aangepaste maandfactoren en overschrijdingsvergoeding.’ De gezamenlijke netbeheerders hebben dit verzoek geïnterpreteerd als een dubbele vraag, te weten de redelijkheid van de aangepaste maandfactoren en de redelijkheid van de overschrijdingsvergoeding.

De redelijkheid van de maandfactoren moet in haar totaliteit worden beschouwd. Wat betaalt een partij nu als hij voor X maanden contracteert, waarbij X kleiner is dan een jaar? Dat kan men pas doen als ook de plafondformule daarbij in ogenschouw wordt genomen. Die zet immers een maximum op het tarief dat in rekening wordt gebracht bij een X aantal maanden. Daarom is begonnen met wijze waarop is gekomen tot de maandfactoren en tot de plafondformule. In het laatste stuk is ingegaan op de hoogte van de prikkel en de ontwerpcondities.

Dhr. Maandag gaat vervolgens in op de hoogte van de prikkel. Deze zou omgekeerd evenredig moeten zijn. Dit staat ook in de aangehaalde brief. De heffing zou volgens de gezamenlijke netbeheerders daarom 100 procent moeten zijn. Valt dat te rijmen met de eerdere stelling van de netbeheerders dat de prikkel gelijk zal blijven?

Dhr. Geertsema antwoordt dat de eerder vastgestelde prikkel blijkbaar de goede hoogte had. Die hoogte hebben de gezamenlijke netbeheerders in stand gehouden. Daarmee lijkt er geen reden om de prikkel aan te passen.

Dhr. Maandag doelde op het verband met de stelling dat de hoogte van de prikkel omgekeerd evenredig zou moeten zijn. GTS stelt dat er uiteindelijk inhoudelijk niets verandert. Hoe verhoudt zich dat met de stelling inzake de omgekeerde evenredigheid?

Dhr. Zelhorst legt de achtergrond uit. In de ontwerpcondities wordt uitgegaan van een voorkomen eens in de vijftig jaar. Om effectief te kunnen zijn zou dan een heffing op zijn minst vijftig keer het tarief moeten bedragen – anders kan een partij 49 jaar lang speculeren op het voorkomen daarvan en als zij dan in het vijftigste jaar het vijftigvoudige aan haar broek krijgt, is zij over vijftig jaar gezien nog steeds neutraal. Dus de heffing zou op zijn minst vijftig keer moeten zijn en misschien nog wel hoger, maar GTS weet ook wel dat zij daarmee in de praktijk niet ver zou komen. Zeker gegeven het feit dat twee keer al is gesneuveld, is vijftig keer misschien ook voor GTS te ambitieus.

Daarom heeft zij gezegd dat twee keer acceptabel is, mede omdat zij in de praktijk ziet dat er weliswaar capaciteitsoverschrijdingen zijn, die echter een tamelijk beperkte omvang en frequentie hebben. Dat betekent dat de hoogte van de prikkel volgens GTS zich nu op een adequaat niveau bevindt.

Dhr. Maandag gaat in op punt 8 in het bezwaarschrift, de aanpassing van de overschrijdingsheffing van de kwaliteitsconversie. Dat betreft art. 3.5.1.4 TarievenCode Gas. Ook daar is het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders inzake de heffing van 200 procent van de gasprijs niet

overgenomen. De Raad heeft indertijd een opdracht gegeven en de gezamenlijke netbeheerders om een onderbouwing verzocht in verband met twijfels of deze heffing wel kostengeoriënteerd zou zijn.

De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun reactie gesteld dat de dubbele heffing noodzakelijk is omdat zowel bij H-gas als bij G-gas een onbalanssituatie ontstaat. In het bezwaarschrift stellen zij dat zij de redenering dat ook voor heffingen kostenorriëntatie geldt niet kunnen volgen. Kan GTS dit nader onderbouwen in het licht van de preambule bij Verordening 1775/2005?

Dhr. Zelhorst reageert dat het in de Verordening gaat om de berekening van de tarieven voor de toegang van de netten. Er is ook geen enkele discussie dat die in principe op kosten georiënteerd zouden moeten zijn, behalve daar waar de Verordening ruimte biedt voor andere vormen van tariefstelling. Hier gaat het echter om het geval dat partijen iets doen dat volgens de regels niet is toegestaan. Een partij heeft een hoeveelheid kwaliteitsconversie gecontracteerd waarvoor hij een kostengeoriënteerd tarief betaalt – dat is thans voor 50 procent gesocialiseerd en in de toekomst wordt dat wellicht op een ander niveau gesocialiseerd. Vervolgens gaat die partij haar

contractgrenzen te buiten. Dus moet er een prikkel zijn om die partij te stimuleren binnen die

(10)

contractgrenzen te blijven. GTS leest niet in ‘recital 7’ bij de Verordening dat ook overschrijdings- vergoedingen moeten zijn gebaseerd op werkelijke kosten.

Dhr. Maandag vraagt VEMW om een reactie.

Dhr. Van de Worp antwoordt dat VEMW in principe vindt dat kostenoriëntatie de grondslag moet vormen. Verder is het vooral een juridische kwestie, waarop VEMW niet nader kan ingaan.

De voorzitter merkt op dat de kostenoriëntatie van de heffingen ook bij de balancering zitten.

Dhr. Zelhorst antwoordt dat bij balancering specifiek wordt genoemd dat de onbalanskosten kostengeoriënteerd moeten zijn. Dat ondersteunt GTS’ stelling. Anders was het bij transport ook separaat opgenomen.

De voorzitter oppert de mogelijkheid dat het dermate evident is dat niet nog eens apart wordt vermeld dat dit geldt.

Dhr. Zelhorst vraagt zich af waarom het bij balancering dan wel moest.

De voorzitter oppert de suggestie dat hier de praktijk uit de klauwen loopt.

Dhr. Zelhorst acht dit mogelijk. Aan de andere kant kan dan ook worden gekeken in hoeverre de hiervoor besproken prikkel inzake overschrijding op transportcapaciteit kostengeoriënteerd is.

Voorts is het zo dat het totaal wel kostengeoriënteerd blijft. In die zin is het ook een beetje een kwestie van vestzak-broekzak. Als een zekere hoeveelheid boetes wordt verondersteld op

kwaliteitsconversie, moet GTS die op voorhand in de haar toegestane omzet verdisconteren. Het is niet zo dat het totaal van kostenoriëntatie wordt losgelaten op het moment dat niet-

kostengeoriënteerde boetes worden opgelegd.

Dhr. Maandag gaat in op het prijzenmandje. Kennelijk doelde GTS ook op flexdiensten. Recent is een besluit op bezwaar genomen waarin dat onderwerp ook speelde. Op verzoek is art. 4.1.6.4 aangepast. De Platts heeft de Raad laten varen en de APX is daarvoor in de plaats. Verandert dat iets aan de principiële bezwaren van de gezamenlijke netbeheerders?

Dhr. Zelhorst zegt dat dit daaraan niet verandert, omdat het daar gaat om de neutrale gasprijs. Met betrekking tot de neutrale gasprijs is GTS altijd een voorstander geweest van de APX-prijs. Dat laat onverlet dat een prijzenmandje nodig is om de in het bezwaarschrift gegeven en ter zitting nader toegelichte redenen.

De voorzitter sluit dit onderdeel af. Ook de NMa vindt dat een en andere zeer lang duurt en streeft daarin verbetering na. Zij stelt partijen in de gelegenheid een laatste opmerking te maken.

Dhr. Zelhorst gaat in op de door VEMW gemaakte opmerking over emoties en dergelijke. Dat speelt geen rol, maar een principieel punt is wel dat waar wijzigingen worden gesuggereerd of routes voorgesteld dit zo veel mogelijk dient te worden onderbouwd met gegevens. GTS heeft alleen willen aangeven dat het niet zo kan zijn dat op grond van algemene beweringen heel andere keuzen worden gemaakt dan in de oorspronkelijke voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders.

In hun bezwaarschrift hebben de gezamenlijke netbeheerders aangegeven dat in de hoorzitting op 21 augustus 2007 de NMa VEMW heeft verzocht om concrete gevallen van gijzeling inzake GTS vertrouwelijk bij de NMa te melden, zodat de NMa deze in ogenschouw kan nemen. GTS wil daarom VEMW de vraag stellen of dat inderdaad is gebeurd. Dat heeft niets met verdachtmakingen te maken, maar GTS wil graag dat waar besluiten worden genomen, dit op concrete informatie gebeurt en niet op basis van zachte beweringen, zolang deze niet zijn onderbouwd.

Een ander punt is de nieuwe wereld van de gereguleerde toegang. Sommige werelden zijn beter dan andere werelden en niet iedere stap in de tijd is een vooruitgang. GTS erkent natuurlijk dat er een andere wereld is ontstaan en dat er een systeem van gereguleerde toegang is. Zij vindt alleen niet dat dit ertoe zou moeten leiden dat een markt die nu en in de komende jaren nog volop in beweging is, zou moeten blijven zitten met starre en verlammende besluitvormingsprocedures.

Met betrekking tot het prijzenmandje lijkt het GTS goed om te trachten over de grenzen te kijken naar het omringende buitenland. Zowel in België als in Duitsland wordt een prijzenmandje

gehanteerd. Dus zo gek is dat niet. GTS verzoekt de NMa ook in het besluit op bezwaar expliciet in te gaan op de vraag waarom dat in het buitenland wel zou moeten en in Nederland niet. GTS heeft

(11)

gesteld dat buiten de dagmarge prijsverschillen van twee keer de gasprijs voorkomen. Uiteraard is GTS gaarne bereid om, als dat in het kader van zorgvuldige besluitvorming noodzakelijk wordt geacht, grafisch toe te lichten.

Dhr. Maandag dankt de heer Zelhorst voor het aanbod en zal daar graag op ingaan indien dat tijdens de bestudering van de zaak noodzakelijk blijkt.

De voorzitter merkt ten aanzien van de TSC op dat er een gebied ligt bij de vooruitgang in de markt zonder dat dit direct strijdig is met de hogere regelgeving. Er is dus een bepaalde mate van

onzekerheid, maar GTS kan toch ook zelf veel doen om die marktwerking beter op gang te helpen zonder dat het knelt.

Dhr. Zelhorst vraagt zich af of dit een suggestie is om een en ander niet via de route van de gezamenlijke netbeheerders te doen. Die uitnodiging neemt GTS met beide handen aan.

De voorzitter wijst erop dat GTS alles on hold wil zetten tot definitieve besluitvorming door de NMa., maar zij heeft evengoed een probleem als het besluit daarna door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (‘CBb’) wordt afgeschoten.

Dhr. Zelhorst vindt dat wat anders. De gezamenlijke netbeheerders doen voorstellen waarvan zij denken dat zij goed zijn. Dat komt in zorgvuldige besluitvorming binnen GTS en in veel gevallen ook met marktpartijen tot stand. Helder is dat er ook niet zoiets is als ‘de markt’. Er is een grote diversiteit aan meningen. Dat betekent dat de risico’s voor GTS te groot worden om op voorhand zaken in te kunnen voeren. Het zou helpen als men met elkaar in staat was om een en ander binnen redelijke tijd te doen. Dan was het ook niet erg, maar nu wordt het helaas vertraagd.

De voorzitter heeft hiervoor wel begrip, maar misschien helpt het om een en ander beter met de markt te bespreken, zodat de NMa niet pas in bezwaar hoort wat eraan schort.

Dhr. Zelhorst reageert dat de markt niet op één lijn is te krijgen, zoals bij de OV-exitcontractering waarvoor het voorstel in brede samenspraak met de markt is gedaan – zonder de aangeslotenen erbij te betrekken, waarvoor al eerder excuses zijn aangeboden aan VEMW. Er is niet één markt en in bepaalde gevallen zal GTS ook tegenover de markt staan. Waar het gaat om bestaande rechten, zoals de afbouw van de dagmarge, kan GTS nog zoveel overleggen met de markt, maar niemand zal zeggen: ‘Nee, goed, joh, doe die dagmarge naar beneden.’ Zo werkt het niet. Verondersteld kan worden dat GTS daaraan heel veel meer kan doen, maar gegeven de twee aspecten dat GTS het over bepaalde onderwerpen nooit eens zal worden met de markt en dat er niet één markt is, zullen er altijd in de besluitvorming discussies komen en moet er altijd worden afgewogen. GTS ziet echter niet in waarom afweging anderhalf jaar moet duren.

De voorzitter gaat over tot de afronding van de hoorzitting. De Raad streeft ernaar in september een beslissing op bezwaar te nemen. Zij dankt de aanwezigen voor hun komst en inbreng. Zij sluit de hoorzitting.

---

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat Thijs Smit het boegbeeld kan worden genoemd van de interne accountancy in Nederland, heeft hij niet alleen te danken aan zijn inspanningen voor de IIA, natio- naal en

Vande Putte «Als mijn moeder belde om te horen hoe het met papa was, kreeg ze te horen: ‘Ik ga het niet nog eens allemaal uitleggen, ik heb met uw dochter gebeld: bel maar

Wanneer niet alle vier de groepen worden genoemd 0

[r]

In de notitie wordt een aantal bevolkingscijfers gepresenteerd, dat duidelijk maakt dat de gemeente snel uitvoering moet gaan geven aan beleid op dit terrein.. Wij stellen voor om

Daarnaast zou Van der Meer zou volgens Kuijpers bezig zijn met één van de grootste stedelijke omwente- lingsoperaties van Nederland op dit moment, waar bouwen aan de

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Het gebruik van sociale media in de fase van de uitvoering en de beëindiging van de arbeidsrelatie. Controle door de werkgever op het gebruik