• No results found

Opbrengstvergelijkingsproef van op tomaat geënte aubergines 1955

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opbrengstvergelijkingsproef van op tomaat geënte aubergines 1955"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

cV Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A

06

B 82

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

O PBRENGSTVERGE LI JONGS PROEF VAN OP TOMAAT GEENTE AUBERGINES. 1955. door: IR. L. BRAVENBOER Naaldwijk, 1956

C0- £

(2)

Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder glas te'Naaldwijk#

o / / / 3 :

X

i( "

2 9 J AN 5T % \

i, -Ä % •

%

%

e

OPBRENGSTVERGHIJKINGSPROEF VAN OP TOMAAT GEENTE AUBERGINES* ÎS5&» .»«»==»«======»«»====,==»«« ==o «« =«===* F»»> «.«»»«a ^-£=

o

Inleiding.

Tijdens een bezoek Tan Dr E. Polack uit Joegoslavië §an het Proefstation kwam het enten van aubergines op tomaten ter sprake» Volgens haar wordt in Joegoslavië veelvuldig gebruik gemaakt van tomaat als onderstam voor aubergi­

nes. Hiermee zou een opbrengstvermeerdering van meer dan 100$ verkregen wor­ den. In aansluiting op dit gesprek is een proef opgezet, waarbij de opbrengst van ongeënte aubergines vergeleken is met dit van aubergines geënt op 2 ver­ schillende tomatenonderstaramen.

Opzet en uitvoering.

De proef werd genomen in WIV en omvatte de volgende objecten» 1. Aubergine geënt op stam G (een knolresistente tomaat).

2» Aubergine geënt op Verticillium Resistent 34-14 (deze bezat bij proeven ij 1954 ©en hoge mate van resistentie tegen Ver­ ticillium) .

3. Aubergine ongeënt.

De proef werd in 3-voud opgezet en elk object was 1 pootje lang en 1 kap breed. Voor de ligging der objecten zie plattegrond. Per object werden 20 planten uitgeplant.

Op 5 en 12 maart werden de tomaten, die voor onderstam dienst zouden doen gezaaid. De aubergineplanten werden van een kweker betrokken.

Op 26 april werden van elke groep een 70-tal planten geënt. Het enten slaag­ de bijzonder goed, doordat de aubergines na het enten praktisch niet verwelk­ ten. Het slagingspercentage was dan ook praktisch 100^. Op 14 mei werden zo­ wel de geënte als de niet geënte planten uitgeplant in V IV.

Op 29 september werd de proef beëindigd. Resultaten.

jStand van he^t gewas gedurende hejfc groei-seizo^n.

Op 21 juni en 30 juni werd de stand van het gewas gecontroleerd en aan elk vak een standcijfer gegeven. Deze standsljfers zijn in onderstaande tabel samengevat«

(3)

2. i 21 juni 30 juni IA 7 7 1B 6 6 1G 8 7 CM 6 2B } 7 6 2C ! 9 ' •

t

8 3A

j

8 8 3B t 5 I 5 30 j 7 7

Gemiddeld is er dus bij de verschillende groepen geen verscit.il in stand waar te nemen. Alleen het vak 3B heeft een vrij laag cijfer. Bit moet echter waarschijnlijk geweten worden aan bodemverschillen. Ook in het verdere ver­ loop van de proef zijn geen verschillen in stand waargenomen.

Opbrengsjt._

Tijdens het seizoen is vijf maal geoogst. Bij de laatste oogst ( op 28 september) zijn praktisch alle vruchten van het gewas afgeoogst. Deze waren echter vrij klein van stuk»

De oogstgegevens zijn samengevat in tabel I en grafiek I. Heeds bij de eerste oogstdatum is er een groot verschil in opbrengst tussen de geënte en de ongeënte planten. Terwijl) er van de ongeënte planten op deze datum onge­ veer 2 kg aubergines geoogst is, is dit van de geënte planten ongeveer 4 kg. Deze verschillen worden in de loop van het seizoen steeds groter, zodat er aan het einde van de teelt van de ongeënte planten ongeveer 8 kg geoogst is

en van de aubergines geënt op Yerticillium Sesistent 34-14 bijna 16 kg en van die getint op stam C ruim 18 kg. Dit is dus een opbrengstvermeerdering van meer dan 100^. In hoeverre de verschillen in opbrengst tussen de auber­ gines geënt op Verticillium Resistent 34-14 en stam C betrouwbaar zijn, is niet met zekerheid te zeggen. Onderling zijn er geen grote verschillen tusser de parallellen. Alleen bij de ongeënte groep zijn deze verschillen wat grotei Vooral parallel 3B heeft een lage opbrengst, hetgeen overeenkomt met het lage

standcijfer dat aan deze parallel is toegekend.

Deze grote verschillen in opbrengst tussen de geënte en de ongeënte planten zijn louter en alleen het gevolg van het groter aantal vruchten, dat van de geënte planten geoogst is. Van de ongeënte planten zijn n.l. totaal 170 vruchten geoogst en van de geënte 398 en 373« Set gemiddeld vruchtge­ wicht is door het enten niet beinvlóed, zoals blijkt uit tabel II en grafiek II. Hoewel het gemiddeld vruchtgewicht van de aubergines geënt op stam C wat groter is dan van de beide andere is dit verschil toch zo klein, dat het ver­ waarloosd kan worden.

(4)

3.

Beoordeling der wortels»

Bij het oprooien der planten is de ontwikkeling der wortels beoordeeld evenals de aantasting door kurkwortel en knol.

Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht.

¥ ort elontwikke1ing Kurkwortel Knol 1 A vrij zwaar, matig aantal dikke wor­ matig + geen

tels, matig aantal fijne

1 B vrij zwaar, enkele zeer dikke wortels matig geen matig aantal fijne

1 C vrij zwaar, enkele zeer dikke wortels!vrij ernstig geen matig aantal fijne

2 A vrij zwaar, vrij veel dikke wortels matig matig,dikke knollen 2 B vrij zwaar, vrij veel dikke wortels vrij ernstig matig, dikke knollen 2 C vrij zwaar, vrij veel dikke wortels matig geen

3 A vrij zwaar, zeer veel fijne wortels geen zeer licht 3 B vrij zwaar, zeer veel fijne wortels* geen licht

3 0 zwaar» zeer veel fijne wort41s geen matig, kleine knolle­ tjes

Er zijn vrij grote verschillen in wortelontwikkeling tussen de 3 groe­ pen. Dit komt ook duidelijk tot uiting op de foto's 1, 2 en 3. Over het ge­ heel genomen is het wortelstelsel van de aubergine het best ontwikkeld en het gezondst. De verhoogde opbrengst is dus niet terug te voeren op de ont­ wikkeling der wortelstelsels* maar moet te danken zijn aan andere factoren. Het is niet uitgesloten, dat het enten alleen de vruchtvorming en de vrucht­ zetting gunstig beinvloed heeft, (vergelijk het enten van aardappelen op tomaat, dat bij de planten veredeling wordt toegepast om betere bloei van aardappelen te verkrijgen).

Samenvatting.

1. Het enten van aubergines op tomaten heeft een opbrengstvermeerdering van meer dan 100$ gegeven.

2. Er is geen verschil van betekenis in opbrengst, wanneer gebruik gemaakt wordt van een knol- of een Verticilliumresistente onderstam.

3« De opbrengstvermeerdering is niet het gevolg van een verbetering in de ontwikkeling van het wortelstelsel.

8-3-156. JB.

De Proefnemer, Ir L.Bravenboer,

(5)

Plattegrond» 1 l 3C

i

1 1B 2A 2C 3B IA IC i i 2B 3A 1. 2.

3.

Aubergine ge'ént op stam C«

Aubergine ge'ént op Verticillium Besistent 34-14» Aubergine onge'ént.

(6)

fabel I«

Oogstgegevens gesommeerd per oogstdatum per 20 planteni

Oogst- I Parallel A jParallel B datum i Aan- „ . , J Aan- ! . , ,

f tal igeu:LclltiUsl j, !! Parallel C Aan­ tal gewicht Totaal Aan­ tal gewicht Gemiddeld Aan­ tal gewicht No.l 26 juli 9 aug. 25 aug. 13 sept. 28 sept. Ho.2 26 juli 9 aug. 25 aug. 13 sept. 28 sep$. No.3 26 juli 9 aug. 25 aug. 13 sept. 28 sept» 29 57 73 120 140 24 39 67 111 138 16 30 42 67 82 4700 8700 11700 18250 19590 3560 5950 10600 I625O I795O 3OOO 5OOO 729O IO99O 12210

26

44 59 107 131 20 31 44 90 110 7 13 15 34 42 503O

7860

IO48O 17990 19590 3540 5400 7450 13540 14670 720 1440

1880

4530 25 41 65 96 127 27 33 50 85 125 11 11 22 35 46 4150 6150 9850 14450 I64OO 48OO 556O 8610 1271O I46IO 158O 158O 3650 55OO 6400

80

142* 197 323 398 71 103 161 286 373 34 54 79 136 170 1388O 22710 32030 50690 55580 11900 I6910 26660 425OO 47230 5300

8020

12820 21020 23620 27 47

66

108

133 24 34 54 95 124 11

18

26 45 57 4630 7570

10680

I69OO I853O 3970 5640 8890 14170 15740 1770 2670 4270 7010 7870

(7)

Tabel II.

Gemiddeld vruchtgewicht van de totale oogst op 13 en 28 sept.

1. Tot 13 sept. Tot 28 sept. 2. Tot 13 sept. Tot 28 sept. Tot 13 sept. Tot 28 sept. A » ! „ B 1 i G Totaal Gemiddeld I52 168 151 471 157 I4O 149 129 418 139 I46 150 149 445 148 I3O 133 117 380 127 I64 133 157 454 151 149 119 139 407 136

1.« Aubergine geënt op stam C ("knol"-resistent). 2.« Aubergine ge^nt op Verticillium resistent 34-14« 3#« Aubergine onge'ént.

(8)

A&2£/iû/A/£S IVur /ssf

{jraAe /

JT

Ó'f/f. aSW/C/tTjfpï/l 3 PA71J/Af /<£., ££Jû/7rf£jT7U) P£7? MÛSTJï/m/n.

/ /luleryïnes, J£ïa/

s fa*» £ yOf/sW- r<^sis/e>ifj

j2~ u.&efyi sics, pèr<?À/ ^6

: Si»

\3. /lulcrƒ i x es, a/t^ectt / iCûn /rd/ej.

W/cht

//V

/C.6

m

(9)

sef/-ÓraAetJZ:

V7?ù>£f/r££M/C/jr M/ &Mf?/7£W óP /3 J£7>r&i2J?X.

/ft A

/So

-AT

/âû

-

//-So­

ls-fit

.... 4±i J ' ; 1

m

I

/

2

6

/

-

jfjaje/ytne ye en/ ajb j/an C£//no

/ -

rCTZ-s/e* /J*

2 ~

„ Ve?-/ici/?ittm. TTesis/en/ .

(10)
(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This is why many scholars believe that in African thought, religion is the foundation of morality and that the moral imperative is derived from the deity; thus that faith gives

Want net als de logica is ook de metho- dologie geen beschrijving van iets (van wat voor mysterieus object dat zelf buiten de logica en de methodologie ligt zouden zij ook

getracht het gevaar der bodemverwildering te bezweren door den inbreng van de genoemde plantensoorten, doch deze bleken ook daar waar zij slaagden, niet aan het doel te

Voor beide niveaus geldt dat bij een toename met een faktor n van het aantal doden de kans een faktor n-kwadraat kleiner moet zijn. Omdat mensen aan risico's van

concentraties PM2.5, maar een ander moment van overlast (2 uren met een score van 2) valt niet in een periode van hoge concentraties fijn stof (10-11 μg/m³).. In deze casus zou

Voor natte Europese veengebieden op gematigde breedten is er een zeer sterk verband tussen de aanwezigheid van planten met aërenchym en gemeten methaanemissies (Couwenberg et al.,

In tijden van corona ligt het van deur tot deur gaan wat minder voor de hand.. Een idee is aan te sluiten bij participatiebijeenkomsten die de gemeente organiseert rondom

prysdrukkende invloed hiervan te voorkomen. De export van agrarische producten van Frankryk was na de oorlog echter niet dermate belang- ryk, dat wy het pr ij sr e gelande effect