• No results found

Bepaling van enige hydrologische bodemconstanten in de polder "De Oude Korendijk" : uit metingen in ongeroerde monsters

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bepaling van enige hydrologische bodemconstanten in de polder "De Oude Korendijk" : uit metingen in ongeroerde monsters"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

~· IN.'iTIT"üUT VOOR CULTUURTECHNIEK EN HATERHUISHOUDING, ldagenin{;'en

Concept NOTA no. 189 dd. mei 1963 Bepaling van enige hydrologisohar bodemconstanten in de polder

"De Oude Korendijk" uit meti.ngen in ongeroerde monsters

K .~.1.</i t

(2)

INSTITUU1' VOOE CULTUURTECtiNIEK EN ./ATERHUISHOUDING Concept NOTA no.1Ü9 dd, mei

196)

Bepaling van eniae hydrolorrische bodemconstanten in de polder "De Oude Korendijk"

uit metin.c;en in ongeroerde monsters

K.E.Wit

Inleiding

AL TERRA, Wageningen Universiteit & Resean::h t

Omgevingswetenschappen Centrum Water & Klimaot

Team Integraal Waterh·''

Ten behoeve van het geo-hydrologisch onderzoek zijn een a:mtal diepboringen uitgevoerd, enerzijds voor het stellen van peilfilters, anderzijds om gegevens te verkrijgen omtrent de verbreiding en de dik-te van wadik-tervoerende en slecht doorladik-tende lagen.

In een aantal van deze boringen zijn ongeroerde monsters verza-meld, waarin in het laboratorium de doorlatendheid is gemeten. Uit deze gegevens is óe verticale weerstand van slecht doorlatende lagen en de kD-waarde van watervoerende lagen berekend.

Kaast bovengenoemde methode kunnen de formatieconstanten worden bepaald door het uitvoeren van pompproeven en uit de voortplanting van de getijbewegingen. In de i'IO'l'A no. 190 en 191 zijn de hiermede verkre-gen resultaten behandeld.

Het verzamelen van ongeroerde monsters

Voor het nemen van ongeroerde monster is een steekapparaat ge-bruikt, waarmee monsters ter lengte van 30 cm kunnen worden verkregen.

Bij het begin van de boorcamfagne verkeerde dit apparaat nog in een proefstadium, als gevolg waarvan bij H5 en E6 r;een monsters van de grofzandige afzettingen zijn verzameld.

In het algemeen is om de halve meter een monster ce.>token.

In figuur 1 is de ligging van de boringen aangegeven, waarbij

onderscheid is ;:;emaakt tussen puls-, spoel- en kernboringen. Het laboratoriumonderzoek

Aan de monsters zijn in het labore:torium c;.chtereenvolgens de volgenèe metingen en handelingen verricht:

bepaline van de vertiqale doorlaatfactor • bepaling van de houzontale doorlastfactor • bepaling van het poriënvolume

(3)

2

-• het fotograferen van de halve boorkernen in enigszins natte toestand

• het maken van lakprofielen

1. Bepaling van de verticale doorlaatfac~or

In alle monsters is de verticale doorlaatfactor bepaald. In de grond in natuurlijke ligging worden grondwaterstromingen veelal ge-schematiseerd, als zijnde een verticale in slecht doorlatende legen en een horizontale in goed doorlatende lagen.

2. Bepaling van de horizontale doorlaatfactor

In grofzandige afzettingen is de erendwaterstroming veelal hori-zontaal. Als gevolg van de gelaagdheid, die in elke afzettin;; in meer of mindere mate aanwezig is, is de verticale doorlatendheid o<leiner dan de horizontale. Voor het berekenen van de kD-waarde, waar k de horizontale doorlatendheid voorstelt en D de laagdikte en de verhou-ding kh/kv is een meetmethode ontwikkeld, volgens welke de

horizon-tale doorlaatfactor ~ kan worden bepaald.

Gedurende de bepalingen is laatstgenoemde meetmethode vereen-voudigd, terwijl door het toepassen van andere filters de betrouw-baarheid tevens is verhoogd. De verkregen resultaten dienen don ook met enig voorbehoud te worden beschouwd.

In tabel 1 zijn de gemeten kh en kv en de verhouding kh/k" aan-gegeven van monsters, afkomstig uit zandige afzettingen.

(4)

Tabel 1

De gemeten horizontale (kh) en de verticale (kv) door-latendheid en de verhouding kh/kv va:n zandige monsters

l>1i dde l'~rof zand lilatig grof zand Matig fijn zand

u

20-30

u

30-50

u

50-80

k k

k/kv kh k k/kv ]eh k kh/kv

h V V V

(m/ dag) ("'/dag) (m/dag)(m/dag) (m/dag)(m/dag)

46,4

24 '8

1 '87

10,6

4,9

2' 16

3,2

1 '9

1,68

33,4

30,5

1 '10

16,6

11 ' 1

1.

so

I

2,8

1 '7

1,65

37' 1

26,6

1,30

10,2

11,j:

0,901

4,0

1 '2

5,33

27,6

1

o,

4

2,65

15,2

12,6

1 ,21

2,7

2,0

1,35

29,7

11 , 1

2,67

18,3

'19' 5

0,94

2,7

1,)

2,07

24 '6

12' 1

2,05

25,4

8,2

3,10

4,4

4 77

c'

94

25,5

11

,o

2,32

10,5

4.4

2,36

17,1

14,5

1,16

39,3

23,5

1 '67

22,0

22, 1

1,00

19,0

2,5

7,60

Gemiddeld"'

2,00

21,2

15,0

1 '4 1

7,0

2,3

3,04

Kediaan "'2,

00

24,2

23,8

1,02

1,9

1 '7

1,12

15,5

15,0

1

,oo

1,3

1,5

0,88

19,8

11,7

1,69

2,2

2,9

0,76

21 '1

15,0

1 ,41

21 ' 1

11,7

1, 81

22,2

23,1

0,96

16,8

16,7

1,00

-Gemiddeld"" .1..2Q

6,3

3,2

1

,n

Mediaan"' 1.t.2Q

23,0

17,3

1, 33

20,4

14,3

1 ,4 3

4,5

o,

77 5' 85

9.5

2,7

3,52

Gemiddeld

",2,30

Me d i:wn "., .L..4Q

In geval geen horizontale doorlatendheid is bepa.•,ld, is

hier-voor een waarde genomen gelijk aan 2 k •

(5)

5

-5·

Het maken van lakorofielen

Bij zandmonsters treedt de gelaagdheid niet altijd duidelijk naar voren, in dit geval kan door het maken van lakprofielen de veelal zeer fijne gelaagdheid zichtbaar worden gemaakt.

Het maken van foto's en lakprofielen is zeer geschikt voor het verkrijgen van een overzicht van de factoren, die de horizontale en verticale doorlatendheid bepalen.

De verticale weerstand Cc-waarde)

De intensiteit van de kwel wordt bepaald door de verticale weer-stand van het afdekkend pakket en de potentiaal gradiënt in verticale richting.

De potentiaal gradiënt kan worden bepaald door het plantsen van peilfilters onder en boven de slecht doorlatende laag.

De verticale weerstand c van het afdekkend pakket wordt gevonden door de verticale weerstand van de verschillende lagen te sommeren, c ~ c

1 + c2 + ••••• cn' Van elke laag afzonderlijk wordt de verticale weerstand berekend uit de laagdikte en de verticale doorlaatfactoren. De laagdikte volgt uit de boorbeschrijving, terwijl de verticale doorlaatfactor in het laboratorium wordt bepaald.

In een homogene laag zal de spreiding in de gemeten doorlaatfac-toren klein zijn, terwijl de gemeten waarden bovendien een normale

verdeling hebben. De gemiddelde verticale doorlatendheid

k

van de

V

laag wordt dan als volgt berekend!

!L

k

V 1 k 2 + V

De verticale weerstand c wordt:

C a 1?_

k

V ••••• k 1 n V ( 1) (2)

De gemeten doorlaatfactoren zijn in eerste instantie alleen represen-tatief voor de naaste omgeving van het boorgat. In homogene lafen zul-len de gevonden waarden wellicht celden voor een groter gebied.

In heterogene lagen, waarin de verticale doorlaatfactoren een grote spreiding vertonen, ie het de vraag, welke kansverdeling deze waarden hebben. Het eEntal waarnemingen zal meestal te klein zijn, om tot een verantwoorde uitspraak hieromtrent te komen.

(6)

i'ianneer in een laag, die in verschillende boringen is aange-troffen, de verticale doorlaatfactoren een toevalsspreiding hebben, dus de extreem lage doorlaatfactoren, die hoofdzakelijk de a-waarde bepalen kOJten willekeurig in de laag voor, dan is het niet aanneme-lijk dat de lc-agjes met een hoge a-waarde een aaneensluitend s;eheel vormen. Deze veronderstelling wordt bevestigd door foto's van het ge-laagd complex. In de fijne laminaire gege-laagdheid vormen de dunne kleilaagjes niet altijd een aaneengesloten geheel.

Om uit de gemeten verticale doorlaatfactoren in een laag, een a-waarde af te leiden, die geldig is voor een beprè:Jld gebied, is de mediaan m bepaald. Dit is de doorlaatfactor kv(m), waarvoor geldt dat

de kans op het voorkomen van grotere doorlaatfactoren r:elijk is .:!an

die op het voorkomen van kleinere.

Voor het berekenen van de c-Na&rde woràt dan onderstaande for-mule gebruikt:

D

(3) 0 ~ k (m)

V

In figuur 2 tot en met 8 zijn de a-waarden aangegeven van slecht en minder goed doorlatende lagen, berekend met de laatste formule.

r:e vraag kan worden gesteld in welke mate de c-waarden, berekend volgens (2) en (3) uiteenlopen. Van het gelaagd complex, dat in alle boringen is a&ngetroffen, blijkt de gemiddelde weerstand van dec.e laag volgens ( 2) ruim een factor 1, 5 kee1· groter te zijn dan volgens ( 3). Daar niet continu is bemonsterd, is het mogelijk dat dunne lae·en (10

tot 20 cm) in sommige boringen niet zijn bemonsterd. Een derpelijke laag is het basisveen, dat op een diepte van 17 à 18 m beneden maai-veld voorkomt. In dit geval is kv(m) bepa~ld van alle monsters, die van deze laag zijn verkregen,

In tabel 3 zijn de berekende a-waarden van alle kernberinf'en van het ufdekkend pakket weergegeven.

(7)

7

-Tabel 3

De verticale iveerstand van het afdekkend rakket

Boring c (daf'en) Boring c (dagen)

H.!b 4340 (4250) H18 900

!!5 460 H22 5400

E6 610 R24a 650 (11600)

H16 2500 H30 2700

H17 3900 H32a 3100 (2600)

In bovenstaande tabel zijn tevens de resultaten van de drie kernborinc;en ii2b, il24a en H32a aangegeven. Tussen haakjes is de c-waarde vermeld, die uitsluitend betrekking heeft Oi' metingen in monsters van de aangegeven boringen. Bij de andere c-waarden van de laatstgenoemde boringen is eveneens gebruikgemaakt van metingen in monsters van andere boringen. liet betreft hier speciaal de veen-lagen en een enkele dunne kleilaag.

Uit de verrichte boringen blijkt dat het afdekkend pakket een vrij uniforme dikte heeft en in opbouw plaatselijk slechts geringe

variaties vertoont.

Uit tabel 3 volgt een gemiddelde c-waarde, geldig voor het on-der;;ochte gebied van ""2500 dagen.

In de meeste boringen is op een diepte van 25 tot 30 m een enige meters dikke stugge kleilaag aangetroffen. Deze lagen hebben een rela-tief hoge weerstand van 10000 tot 50000 dagen. Uit de verrichte pomp-proeven blijkt dat deze slecht doorintende lagen geen mmeenr,esloten geilee 1 vormen, zodat ze voor de r;rondwa terstromingen sleehts pla,q tse-lijk van betekenis zijn.

Het horizontaal r;eleidingsvermogen (kD-waarde)

I:e grofzandige wa te_rvoerende laag is gelegen op een diepte van

ongeveer 18 tot 25mbeneden maaiveld, ~oals reeds in het voorgaande

is vermeld, dient men voor het berel<enen van de kD-waaràe, over gege-vens te beschikken betreffende de horizontale doorlatendheid. Laar voor het bepalen van deze bodemfactor een mec,tmethodiek moest worden ontwikkeld, zijn de verkregen resultaten niet altijd even betrouwbaar•

In grootte~orde zuller, àe afwijl<;ingen echter klein zijn.

De klJ-waarde van bovengenoemde watervoerende laag is gevonden door van iedere laag de produkten van de laar;dikte en de horizontale

(8)

doorlatendheid te so~neren.

In tabel

4

zijn de op deze manier verkregen kD-waarden samen-gevat.

Tabel 4

De kD-waarde van de eerste watervoerende laag

Boring

kD

(m2/dag) Boring

kD

(l//ctag)

H2~ 270 H22 480

H16 160 H24a 310

H17 210 H30 150

H18 280 H32a 530

Bij H17 en H22 zijn geen kleilagen aangetroffen op een diep te van 25 m, H32a is verder in een geul gesteld,

De gemiddelde kD-waarde van de overige boringen is '" 230 m2 /dag, hieraan kan worden toegevoegd dat in de monsters, afkomstig uit H2b, H24a en H32a, de horizontale doorlatendheid op een later tijdstip is bepaald, toen de hiervoor ontwikkelde meetmethodiek gereed was geko-men. De kD-waarde zal wellicht ook iets groter zijn en ligf;en tussen 250 en 300m2/dag.

Van de tweede watervoerende laag op een diepte van 35 tot

90

m zijn alleen gegevens verkregen van de eerste meters. :Ce g-emiddelde horizontale doorlatendheid is "' 6 m/dag. Nemen we ,deze waarde voor cie gehele laag, dan krijgen we een kD-waarde van "'330 m2 /dag.

:Ce mogelijkheid is echter niet uitgesloten dat in genoemde laac beter doorlatende lagen voorkomen, wat betekent dat

k~D

2

~

22Q

m2/dag.

<

-Saménvatting

In het voorgaande zijn de resultaten besproken, verkregen uit metingen in ongeroerde monsters.

:Ce kD-waarde van de grofzandige afzettingen en de verticale weerstand c van de slecht doorlatende lagen is in een aantal boringen berekend. Hieruit is een gemiddelde waarde afgeleid voor de gehele pol-der.

Doordat de verticale weerstand van het afdekkend pakket is be-paald, kan de intensiteit van de kwel op eenvoudige wijze worden bere-kend, wanneer de potentiaal gradiënt in verticale richting is gegeven.

In slibhoudende fijnzandige tot kleiige efzet tingen is de diepte van invloed op de doorlatendheid en het poriënvolume,

(9)

I

LOCATIEKAART FIG. 1

()

0 . 200 <~00 GOO 63c. 69. 2/7b

(10)

ZONTALE (kh) EN DE VERTIKALE (kv) DOORLAAT FACTOREN

BORING H 5

0 ,---,---.---.--,---, k v<mldag) kh(m/dag) c(dagen) k D(m2;dag)

5 10 1 0.003 2.57 0.012 0.012 0,04 0,08 0.015 8.1Ö4 0.70 0. 015 1. 93 0.38 0,002 8.1Ö5 0.07 4.42 0.86 0.06 0.07 o.o9 0.008 0.005 0.015 0.015 0.003 0.21 0.006 1.22 0.23 0.69 o. 87

I

·1

I : : : :I

1::::::

:I

u 20 _ 30 middel grof zand u 30 _ 50 matig grof zand u 50_ 80 matig fijn zand

~ ... ... OOH HHHJ

··· u 80_120 middel fijn zand

slibgehalte in •/o

:=::;;::::1

~~ 2 _ 5

rl ,-,-"'1

~=I

~I

5_ 10

I

V V

I

I 11

1o_25

I

~ ~

"' I

I I I

25_4o

I - - -1

I I lil

40_55

1111111111

55_70 se he I pgruis schelpen venig humus veen grint 80

+

90

t

20 L:c: 460 40 230 63c. 58.4 I 7b . ~ •· r

(11)

0

5

10

1

20

FIG. 3 KERNBORING H 6 MET DE GEMETEN HORIZONTALE

(kh) EN DE VERTIKALE (kv) DOORLAATFACTOREN. BORING H 6 kv(m/dag) 0.29 0.62 0.015 0,04 0.05 0.73 1. 0 0.11 0.61 2.03. 0.72 0.69 0.37 2.4 2.0 1.B 0.02 0.01 kh(m/dag) 0.64 0.1:>5 1 • 1 O.B6 0.95 0.89 2.1 4.0 1. 4 0.06 0.26 0.005 0.14 0.02 0.32 0.04 0.21 0.17 . . . 8.3

...

o .... •0"

·o ·o ·a

c;' • d . d

...

·o· · · 'd

...

0 0 0.04 3,1Ö4 5,1Ö4 3.1Ö4 0·003 0.36 c(dagen) kD(rrf/dag) 130 10 11 2c = 61

o

150 270

(12)

te.~.

1.8 2.7

;x;,k.

0.19 1 .0 0.16 160 ~--· 0.006

+

2c= 12190 0.05 0.66 6,165 I 2.104 6580

+

5.1Ö4 30 0.015 0.48 0.003 0.03 80 15.1Ö4 1.81 2.56 0.98 ().89 0.98 2.4 2 .1 2.3 4.4 10 46 2,3 0.67 2,8 9.1

40

3.2 2.8 4.5 0.7 0.7 1. 4 50 1 .3 1 . 7

T

2 .1 1.2 2.0 1.7 2.8 4 22 6.5

l

1 . 7 2.3 4.2 0·006 0·008 0·004 0.02 380 o.oo8

I

o.oos 63a.58. 2/?b

(13)

FIG 5 KERNBORING H 17 /vlET DE GElvlETEN HORIZONTALE

! kh) EN DE VERTIKALE (kv) DOORLAATFACTOREN

BORING H 17 c(dagen) kD(m/dag) 2

0· ky(m/dag)

I

I

i

I

5 15 20 25 30 -4 17.10 0.005 ".016 'j ·54 0.15 0·23 o.o17 8·104 0.013 0.20 0.80 7·104

=

19.1Ö4 0.26 0·003 85105 0.12 1 - 0.47 ·4 -- 5.1()4 '""'-~--··""' -- 14.10 :o::: o:: :q 0 \~' 0· - 0.009 22 .1Ö4 0.038 0.12 ·4 . 17.10 0.001 --- 26.104 32.1Ö4 57.1Ö4 J4.164 o. 011 52,104 - 0.009 0.18 1Ö5 165 - 2,0 -15.0 - 8.2 41.5 23.5 2.5 2,3 0.46 1. 7 1. 5 2.9 2,2 4.4 26,2 1--+:0~. -,---+-~ _ 23. 3 , , \ J 22.1 .o. _Q. _11.7 _16.7

...

- 3.2 1.1 2.2 11.9 25.4 39.3 19·0 7.0 1. 9 1.3 2,2 2.9 10.5 22.0 21 . 1 16,8 6.3

r

270 170

t

40

--+--

610 L:c~ 3850

T

520 . 7 1050

l

910 280

_l

64

--+--43

t

52

r

39

--t--18 63o 58 5/7b

(14)

(kh) EN DE VERTIKALE (kv) DOORLAATFACTOREN BORING H 18

0 .---.----.----.-,-,

5 15 20 25r ... ::::::: ;?.;;;:: :::: ::!:::: \..:.t.::: :::: ::::::: :~:::: :;:;::::

;nnn

JIT~n~ ~~u

::::::: ::::::: :::: ... ::::::: ::::::::::: :::::::::::::::::: ~~~~~~~ ~~~jjj ~~~~ ::::::: ... ::::::::::: ;g~jjj jf!jjjj ;;; ; ::::::::::::::::::

\llll\\[~[[1\1\!_

"'""'·

·"···· ....

-HITH HWH

rrn

-==~== ::::::: ~== :::::::::::::::::

:::-::::::::::

~== ... 0 . . 0

..

0 V' ö 0 • • •

.

'

...

kv(m/dag) kh(m/dag) c(dagen)

0.64 0.01 O.OOB 0'.026 0.017 o.OJ7 O.OOB

o.oo

o.o3 0.04 0.29 0.014 O.OOB 0.019 0.24 0.015 O.OB1 0.036 0.015 0.003 0.056 0.001 52 .1Ö4 0.04 16 .1 Ö4 0.067 32 .1Ö6 0.097 o.06 0.032 B4.1Ö4 0.41 1. 9 24. B 19.2 30.0 0.36 0.26 1. 2 1.0 1.4 0,16 0,13 B.O 3.2 46.4 30.5 33.4 2B.6 14.9 30.1 30.1 23.5 11 . 6 15·7 12.3 -5 8.10 23.1Ö5 1B.1Ö5 37.1 210 30 390 50

T

4840 kD(nf/dag) 10 233 2.kD= 2BO 40 63c 5B 6/ 7b

(15)

FIG 7 KERNBORING H 22 MET DE GEMETEN HORIZONTALE (kh) EN DE VERTIKALE (kv) DOORLAATFACTOREN

Boring H 22 kv(m/dag) kh(m/dag) c(dagen) kD(m2/dag)

0

r----çç::::çq

5 10 15 20 25 - 0.009 26.104 17.104 14 .104 0.011 -4 11.10 0.011 -2?.1Ö4 o.o2 6 7. 1Ö4 0.057 0.24 31.104 --- o.012 -- 0.009 38 JÖ4 Q.(J11 0.095 22.164 71. 1

ó

4 0·02 0·045 0·024

041 3.3 1.6 0· 26 2.8 0· 056 0.42 83·164 37. 1

ó

5 o. 027 o. 011 3 .1Ó4 23.1

ö

4 74 .1Ö5 85.105 47 .1Ö4 0.12 1 3 ·1Ó4 12 .1Ö4 3 ·1 10· 3 13.2 0 0 26·3 • 0 '0. - 2 2 ·2 ,0 60.0 , Q {) _41·1 t---e. ,7, 7-:, ,-c, -cc •• cel 17 ,J _14.3 0.83 1.1 11. 2 23.0 20.4 1750

t

410

1

90

T

2c=5370 70 2420

j_

0

=1no

330 14

r

106

+

53

(16)

20

25

30

35

40 45

I I

0 0 Q 0 '() ,0 D 12 1 ó 3 .1 10·3 13· 2 26· 3 _22 2 60.0 _41.1 17.3 14·3 18-8 15·0 39.0 26·0 15.5 1.•)' 23.8 1.')' ·0· ·0·

:o:

\,l,O, \ ) \,.'). 0 ~-) ·0· 0 ·0· o ·o· ::::::::::: _19.1 _11.9 15.0 11 . 7 15.0 12.2 20·0 23.1 0.04 0.20 1 6 0.33 0-13 0.65 0-22 0-50 0-14 1. 7 0.046 0-50 4.1 0-26 ~ ·~ 0.50 ~· r- ... -· ... J...'-; ~. '"..} -:-, ...t. ·-· ,-; .""'I'.-. .,. 0-35 0-056 0-36 1 4 0-77 1 5 0-49 7-9 2.7 11. 2 23.0 20.4 21. 2 24.2 15.5 19·8 21. 1 22.2 3.4 3·6 2.9 4·5 3·3 12-9 1 .3 8.3 1 .5 1. 3 4.5 9.5

l

w 14

r

106

t

53 239

T

2:kD=480 20 13 20 53 63 a 58 717b

(17)

FIG 8 KERNBORING H30 MET DE GEMETEN HORIZONTALE ( kh) EN DE VERTIKALE (kv) DOORLAATFACTOREN. B?ring H30 0 5 10 15

....

20 ·o· b · d · • • • • • 0

: :0:

9 : :

24.1Ö5 34.1Ö5 0.023 0.021 53.1Ö4 0.003 0.024 13.104 14.1Ö4 65.1Ö5 59.1Ó4 14.1 Ö4 0.013 0.08 63.1Ö5 0.055 Q.Q24 Q.Q13 25.1Ö4 48.1Ö4 0·027 0.044 0.96 0.028 0.10 0.022 0.059 o.oo9 0.03 0.009 0.013 42.1Ö4 -4 27·10 12.1Ö4 58.1Ö5 0.32 0.14 0.27 3.1Ö4 15.1ö5 0.07 12.6 19·5 22.1 0.024 Q.072 0.27 0.28 0.11 0.46 0.84 15.2 18.3 c( dagen) 150

+

70

-t-so

---lr-f

70

T

170 2 kD(mïdag) 220 :Z:c= 2730 190

j

970

-+

30

~~60

390

(18)

15 20 25 30 35 40 • • • 0

...

'

....

.

.

.

.

....

"0' b. d

...

: p:

i> : •

: p:

9:

o.o27 0.022 0.009 0.03 o.oo9 0.013 42.1Ö4 -4 27·10 12·104 58.165 0.32 0.14 0.27 3.1Ö4 15.165 0.07 12.6 19·5 22.1 39.2 14.5 48.1Ö5 0.09 39.1Ö5 43.1Ö4 34.1Ö4 25.105 36.1Ó5 5.1Ö4 47·1Ó4 32.164 12 .1 Ó4 23.164 28.1Ó4 71 .1Ó4 44.165 17 .1Ó4 57 .1Ó5 14 .1Ó4 0.007 32.1Ö4 48.1Ö4 0.59 0.32 3.7 3.4 2.1 2.4 0.10 0.059 0.024 0.072 0.27 0.28 0.11 0.46 0.84 15.2 18.3 17. 1 0.019 0.032 0.15 0.62 5.4 970

+

30

t~60

390 4520

+

360

_L

~

3230

--+-630

T

970

~

380

-

1940

I

1000 98 _tkD=150

tJ

;:;:c = 13730

T

1

T

11

_1_

ç

tg.

(19)

70

60 50 40 30 20 10

FIG. 9 VERBAND TUSSEN HET PORIËN-VOLUME, SUB-GEHALTE. EN DE DIEPTE BENEDEN MAAIVELD.

SI

i

bgehalte in %

Po= 60°/o p0 =50 °/o

I

I

I I

i

I

49.8

I

68.9 / 0

I

0 613 ",",.

I

r---"

5:>9

I

0 45.9 56.3 0 0

I

5 4 5 / .!Y

- - - -

-46.10 45.60 4~

/

45.5 46.6o /3~ 0 ---~

f

--

45.4 0 3:>2 0

-36.8 41J 0 0 333 0 p 0:40°/o

I

I • 37.8 35.4

I

I

I

I

I

/

0 41.2

I

I

. 39A 0

r - - - · -

1 -"M\o--;;;_-

;r

-r--:....: co \!) 35.2 (\! C") (\J (")

•••

0 0 ~6

monster met houtresten 2~3

slecht gesorteerd monster

38.0 0 p 0 =35°/o

I

\

\

\

\

\\.

·,

~",

~

1.?·6 '

,,

...

...

' -37.6

-0 032.2

----

- - P0 =35°/o 4 0 . 7

-+

5 10 15 20

25

30 35 40 45 50

Diepte in m beneden maaiveld

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de werkzaamheden voldoen aan de gestelde eisen, laat hij het eigen werk afstempelen door zijn leidinggevende volgens voorgeschreven procedures in de daarvoor bestemde

Hij werkt volgens tekeningen, procedures, arbo-regels, veiligheidsvoorschriften en geldende bedrijfsregels, administreert de voor de bedrijfsvoering vereiste gegevens correct

In de mengsels met Engels raai- gras steeg het aandeel klaver na de eerste snede naar 20 procent en na juli naar zo’n 65 tot 85 procent.. De goede prestaties van de mengsels

While the social capital created on the field of the guild certainly reflected the collective consciousness of an entire urban group of artisans, the network strategies of

'De' Nederlanders op hun beurt hebben onder leiding van diezelfde Willem I bijna een decennium lang een in hun ogen legitieme volhardingspolitiek gevoerd om het Verenigd Koninkrijk

Minder bevalt het me dat de auteurs hun boekje menen te moeten presenteren als nuttige achtergrondkennis voor het maatschappelijke debat over de verschillende posities

Naast de genoemde maatregelen zijn tijdens de bijeenkomst nog tal van suggesties geuit die bruikbaar zijn voor het voorkomen en terugdringen van dakloosheid en het verbeteren van

Kennis van de eigenschappen van een veelvoud van materialen en de daaruit voortvloeiende eisen voor de meest geschikte bewerkingstechnieken, de keuze van het meest geschikte