• No results found

Effect van bekalken op cadmiumopname door gewassen; resultaten van de veldproeven in het eerste jaar en tweede jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effect van bekalken op cadmiumopname door gewassen; resultaten van de veldproeven in het eerste jaar en tweede jaar"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Effect van bekalken op cadmiumopname door gewassen.

(2) In opdracht van projectbureau AbdK. 2. Alterra-rapport 1297.

(3) Effect van bekalken op cadmiumopname door gewassen Resultaten van de veldproeven in het eerste jaar en tweede jaar. R.P.J.J. Rietra J. Japenga L. Bouwman P.F.A.M. Römkens. Alterra-rapport 1297 Alterra, Wageningen, 2006.

(4) REFERAAT R.P.J.J. Rietra, J. Japenga, L. Bouwman, P.F.A.M. Römkens, 2006. Effect van bekalken op cadmiumopname door gewassen; resultaten van de veldproeven in het eerste en tweede jaar. Wageningen, Alterra rapport 1297, 42 blz 9 fig.; 3 tab.; 12 ref. Onderzocht is het effect van het verhogen van de pH van de bodem op de cadmium- en zinkopname door de landbouwgewassen: prei, schorseneer, aardappel, tarwe en gras. Op een locatie in de Kempen met een relatief hoge cadmiumverontreiniging (1,5 a 2 mg Cd.kg-1 grond) is de pH van de bodem verhoogd met behulp van kalk en cement. In 2004 en 2005 zijn bodem- en gewasmonsters geanalyseerd waaruit blijkt dat de cadmium- en zinkopname over het algemeen daalt als functie van de behandeling. De gewasnormen voor cadmium worden overschreden bij alle gewassen. De overschrijding is bij prei en schorseneer hoog. Onder invloed van de behandeling met kalk dalen de cadmiumgehalten bij alle gewassen behalve gras. Onder invloed van de behandeling met cement dalen de cadmiumgehalten bij alle gewassen en worden alleen de normen nog overschreden bij prei en schorseneer. Bij schorseneer wordt naast cadmium ook de norm voor lood overschreden, ook na behandeling met kalk of cement. De geconstateerde effecten van de zuurgraad op de cadmium- en zinkgehalten zijn consistent met de verschillen in metaalgehalten die gevonden zijn bij landbouwgewassen bij agrariërs in de Kempen, en geven daarmee een belangrijke experimentele onderbouwing voor de eerder vastgestelde relatie tussen zuurgraad van de bodem en de cadmium- en zinkopname door gewassen.. Trefwoorden: zware metalen, cadmium, zink, prei, schorseneren, aardappelen, tarwe, gras, Weert, Cranendonck, de Kempen, kalk, cement ISSN 1566-7197. Dit rapport kunt u bestellen door € 20,- over te maken op banknummer 36 70 54 612 ten name van Alterra, Wageningen, onder vermelding van Alterra-rapport 1297. Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten.. © 2006 Alterra Postbus 47; 6700 AA Wageningen; Nederland Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: info.alterra@wur.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. 4. Alterra-rapport 1297 [Alterra-rapport 1297/maart/2006].

(5) Inhoud. Samenvatting. 7. 1. Inleiding. 9. 2. Proefopzet 2.1 Planning 2.2 Opzet werkzaamheden. 11 11 13. 3. Resultaten 3.1 Effecten behandeling op de opbrengst van de gewassen 3.2 Effecten behandeling op de bodem 3.3 Effecten behandeling op zware metaalopname door gewassen 3.4 Discussie. 15 15 17 19 22. 4. Conclusies. 25. 5. Aanbevelingen. 27. Literatuur. Bijlagen. 1 Data bij bemestingsonderzoek in 2004 2 Gewassen in veldproef jaar 2004 3 Gewassen in veldproef jaar 2005 4 Bemesting 2004 5 Bemesting 2005 6 Oogst en droge stofgehalten 2004 7 Oogst en droge stofgehalten 2005 8 Samenvatting analyseresultaten 2004 9 Samenvatting analyseresultaten 2005 10 Analyseresultaten 2004 11 Analyseresultaten 2005 12 Werkzaamheden in 2004 13 Werkzaamheden in 2005 14 Gehalten nutriënten in 2004. 29. 31 31 31 32 32 33 33 34 35 36 38 40 41 42.

(6)

(7) Samenvatting. In 2004 is een grootschalig veldonderzoek gestart naar het effect van bodemadditieven op de cadmium- en zinkopname door diverse gewassen. Dit onderzoek is gebeurd in navolging van een meerjarig kleinschalig onderzoek waarin de effecten van kalkrijke rivierklei en cement is onderzocht bij sla, lupine en radijs. In het in 2004 gestarte onderzoek wordt het effect onderzocht van kalk en cement op de cadmium- en zinkopname bij prei, schorseneren, aardappelen, tarwe en gras. In 2004 en 2005 zijn bodem- en gewasmonsters geanalyseerd waaruit blijkt dat de cadmium- en zinkopname daalt onder invloed van kalk en cement. De gewasnormen voor cadmium worden bij alle gewassen benaderd of overschreden. De overschrijding bij prei en schorseneer is hoog. Onder invloed van de behandeling met kalk dalen de cadmiumgehalten bij alle gewassen, behalve bij gras. Onder invloed van de behandeling met cement dalen de cadmiumgehalten bij alle gewassen en worden alleen de normen nog overschreden bij prei en schorseneer. Bij schorseneer wordt naast cadmium ook de norm voor lood overschreden, ook na behandeling met kalk of cement. De geconstateerde effecten van de zuurgraad op de cadmium- en zinkgehalten zijn consistent met de verschillen in metaalgehalten die gevonden zijn in landbouwgewassen bij agrariërs in de Kempen, en geven daarmee een belangrijke experimentele onderbouwing voor de eerder vastgestelde relatie tussen zuurgraad van de bodem en de cadmium- en zinkopname door gewassen.. Alterra-rapport 1297. 7.

(8)

(9) 1. Inleiding. In 2004 is een veldonderzoek gestart naar het effect van kalk en cement op de cadmium- en zinkopname door diverse landbouwgewassen (plots van 90 en 180 m2). Dit onderzoek is gebeurd in navolging van een meerjarig onderzoek naar de opname van cadmium en zink door diverse gewassen sla, lupine, radijs onder invloed van de toevoeging aan de bodem van kalkrijke rivierklei en cement (plots van 16 m2). De voorafgaande experimenten (Japenga et al., 2005) tonen aan dat de bodemaddities o.a. resulteren in een verhoogde pH van de bodemoplossing, verlaagde beschikbaarheid (concentraties) van Cd en Zn in de bodemoplossing, verhoogde gewasoogst en verlaagde gehalten aan Cd en Zn in de gewassen. Dit meerjarige veldexperiment beoogt te demonstreren dat landbouwgewassen succesvol verbouwd kunnen worden ondanks de aanwezige bodemverontreiniging. Op relatief grote schaal en met behulp van gangbare landbouwkundige praktijken is getoetst of zowel kwalitatief (cadmium- en zinkgehalten in gewassen) als kwantitatief (oogstgewicht) met succes landbouwgewassen kunnen worden verbouwd, eventueel na toevoeging van bepaalde bodemadditieven: kalk of cement. Cement is gebruikt vanwege de goede ervaringen hiermee in het kleinschalige veldexperiment. In vele potproeven is getest in hoeverre bekalken van relatief zure grond leidt tot een verlaging van de cadmiumopname door gewassen. Op praktijkschaal is het aantal demonstaties gering en bovendien zijn de effecten van het bekalken op cadmium niet eenduidig (McLaughlin et. al., 1999). De redenen voor het verschillen tussen de poten veldproeven zijn onduidelijk en zijn mogelijk gerelateerd aan de gebruikte gronden gewassoorten, en maken toetsing van het effect van bekalking in de praktijk zeer zinvol. Doordat in 2004 pas laat is gestart was de proefveldvoorbereiding onvoldoende. Na het scheuren van de grasmat is snel overgegaan tot het toedienen van de bodemadditieven en het inzaaien of poten van de gewassen. Tijdens het groeiseizoen van 2004 is hinder ondervonden van onkruidontwikkeling welke bij de tarwe en bij het gras niet bestreden kon worden. Gezien deze gang van zaken moet dan ook aan de oogstopbrengst in dit eerste jaar niet te veel betekenis worden gehecht. In 2005 is de onkruidbestrijding succesvol geweest. In dit rapport worden de resultaten van het veldexperiment van 2004 en 2005 gepresenteerd: de gewasopbrengst, de bodemanalyses van de pH in CaCl2 extract, Cd, Zn en Pb in het HNO3 extract, organische stofgehalte, en de gewasanalyses van Cd, Zn en Pb. In 2004 zijn ook bodemanalyses uitgevoerd van Cd, Zn en Pb in CaCl2 extracten. Alle resultaten van 2004 en van 2005 zijn in de bijlagen volledig weergegeven. Alterra-rapport 1297. 9.

(10)

(11) 2. Proefopzet. 2.1. Planning. De proeflocatie ligt nabij de Kempenweg in de gemeente Weert. Het ligt in een perceel dat beschreven is in een onderzoek door Grontmij (Brouwer en Bosch, 2002). De locatie ligt naast het omrasterde kleinschalig proefveld. Het veld van 2500 vierkante meter wordt onderverdeeld in 15 plots met daartussen “paden” van 0.5-1 meter breed. Het schema is hieronder weergegeven. In een matrix worden vijf gewassen (aardappelen, gras, tarwe, prei en schorseneren) en drie bodembehandelingen onderzocht, conform het schema in Figuur 1. Plotnummer, gewas en behandeling. 4. 5. 6 9. 1 behandeling onbehandeld kalk cement onbehandeld kalk cement onbehandeld kalk cement onbehandeld kalk cement onbehandeld kalk cement. 2 gewas 2004 1 prei 2 prei 3 prei 4 schorseneer 5 schorseneer 6 schorseneer 7 tarwe 8 tarwe 9 tarwe 10 gras 11 gras 12 gras 13 aardappel 14 aardappel 15 aardappel. 12. 15. 3 gewas 2005 1 schorseneer 2 schorseneer 3 schorseneer 4 prei 5 prei 6 prei 7 aardappel 8 aardappel 9 aardappel 10 tarwe 11 tarwe 12 tarwe 13 gras 14 gras 15 gras. 8. 7. 11. 10. 14. 13. Behandeling: bruin = cement, groen = kalk en geel = onbehandeld. Figuur 1 Opzet veldproef: vijf gewassen en drie behandelingen (elk vakje is 1x1 m). De oppervlakte van de plots is respectievelijk 190 m2 (17 x 11 meter) voor gewas 1, 2 en 4 en 80 m2 (6 x 13 meter) voor gewas 3 en 5. De code geeft de nummers van de plotjes.. Alterra-rapport 1297. 11.

(12) De drie bodembehandelingen zijn als volgt: cement, kalk, en onbehandeld (zie Figuur 1). Bij de "behandeling" onbehandeld is het uitgangspunt dat de pH een zodanig niveau heeft dat de ondergrens (van de pH) voor goede gewasgroei is bereikt. Dat kan voor elk gewas verschillend zijn. We hebben in 2004 bij deze behandeling geen kalk aan de bodem toegevoegd. In 2005 is nogmaals bekalkt omdat eind 2004 is gebleken dat het effect van de bekalking te klein was, en omdat de gewasopbrengst van prei en schorseneer bij “onbehandeld” klein was. In 2005 zijn de dus de plots “kalk”, en de plots “onbehandeld” voor prei en schorseneer behandeld met kalk. De reden voor de gekozen bodembehandelingen met kalk en cement zijn: Een laag bekalkingsniveau (geen kalk in 2004 en in 2005 kalk op plots voor prei en schorseneer) levert gegevens op over de opname van cadmium door de gewassen bij de laagste landbouwkundig verantwoorde pH. In feite een “worst case scenario”, omdat de opname van cadmium door planten hoger wordt bij een lagere pH. De toegepaste bekalking is dusdanig dat een pH bereikt wordt die in de reguliere landbouw normaal is, en de behandeling met cement geeft een pH welke bij jarenlange intensieve bekalking bereikt wordt en geeft het resultaat aan dat maximaal mogelijk is in de landbouwpraktijk. De cementbehandeling geeft een groter pHbereik aan de gehele proef (het pH effect wordt iets meer uitvergroot). Daarnaast wordt gezorgd voor een voor elk gewas optimaal bemestingsniveau (dus vier verschillende bemestingsniveaus). Dit laatste kan enige invloed hebben op de pH. Aan de verschillende gewassen is op basis van de bemestingsadviezen van BLGG Oosterbeek, Gerard Derks (bedrijfsleider PRI) en Phillip Ehlert (bemestingsdeskundige Alterra) de in Bijlage 3 en 4 gegeven hoeveelheden stikstofen kalimeststof toegediend als KAS en als patentkali (PK). `. 28-4-2004 Toediening cement. 28-4-2004 Inwerken cement met frees. Figuur 2 Toedienen van kalk en cement op de percelen en het inwerken van de kalk en cement.. 12. Alterra-rapport 1297.

(13) 2.2. Opzet werkzaamheden. In 2004 zijn voorafgaand aan de werkzaamheden (bekalken en inzaaien/poten van de gewassen), verspreid over het veld vijf grondmonsters genomen van de ploeglaag om de bemestings- en bekalkingsbehoefte na te gaan (gegevens in Bijlage 1). Op basis hierna is het proefveld bemest en bekalkt en verder ingericht conform het schema in Figuur 1. Het inzaaien, poten en onderhoud is volgens landbouwkundige normen uitgevoerd (Bijlage 2 t/m 5) in goed overleg met Alterra uitgevoerd door de firma Beerten. Op het landbouwkundig meest geschikte moment is geoogst. Dit is afhankelijk van de gewassoort (zie Bijlage 6 en 7). Vlak voor de oogst zijn door Alterra monsters genomen van de gewassen en van de bodem in de bewortelde zone, verdeeld over de ploeglaag van 30 cm. In 2004 is ook de bodemlaag hieronder bemonsterd (30-60 cm). Om een goed beeld te krijgen van de ruimtelijke variatie en om het effect van de zuurgraad voor de verschillende gewassen voldoende te kunnen valideren worden op elk plot 5 gewasmonsters en 5 monsters van de ploeglaag genomen. Daarnaast is het gras twee maal bemonsterd (in 2004 de 1e en de 2e snede, en in 2005 de 2e en de 3e snede), en is bij tarwe het stro en de aren apart bemonsterd. De vijf gewasmonsters per plot zijn op verschillende plekken, verspreid over het veldje, genomen. De grondmonsters zijn bij de gewasmonsters genomen. De bodemen gewasmonsters horen dus bij elkaar. Er kunnen verschillen optreden als binnen een plot verschillen zijn.. 30-8-2005 Dag van oogst. 13-7-2005. Eén maand voor de oogst. 13-7-2005 Eén maand voor de oogst. Figuur 3 Prei, aardappel en tarwe in 2005. Alterra-rapport 1297. 13.

(14)

(15) 3. Resultaten. 3.1. Effecten behandeling op de opbrengst van de gewassen. 350. kg per plot. 300 250. schorseneer. 200. tarwe. 150. aardappel prei gras tarw e schorseneer. 100 50 0. ld de an h be on. 4 04 04 00 20 20 t2 k l n e ka m ce. ld de an h be on. gras prei aardappel. 5 05 05 00 20 20 t2 k l n e ka m ce. Figuur 4 Opbrengst van gewassen in kg per plot. De hoogste opbrengsten bij aardappel, prei, gras, tarwe zijn respectievelijk ongeveer 50, 50, 75, 25% van opbrengst bij landbouwbedrijven.. Alvorens de effecten van de behandelingen op de cadmium- en zinkopname te bespreken worden eerst de effecten besproken op de opbrengst en de kwaliteit van de gewassen, en de bodem. Bepaald zijn de effecten van de behandeling (onbehandeld, kalk, cement) op de gewaskwaliteit, de opbrengst en de droge stofgehalten. In 2004 en 2005 zijn de gewasopbrengsten en de drogestof gehalten van de gewassen bepaald (Bijlage 6 en 7). In 2004 zijn ook de Cu, Mg, P en K gehalten bepaalt als een maat voor de kwaliteit van de gewassen. De drogestofgehalten veranderen niet onder invloed van de behandeling, behalve bij gras. Bij gras zijn de droge stofgehalten (zie Bijlage 6 en7) steeds iets lager bij de cement behandeling en hoger bij de onbehandelde percelen. De opbrengsten zijn bij elke snede verschillend waarbij niet één behandeling consistent de laagste of de hoogste opbrengst heeft. Bij prei, schorseneer, tarwe en aardappel verschillen de opbrengsten als functie van de behandeling (zie Figuur 3). De verschillen zijn niet bij alle gewassen consistent als we 2004 vergelijken met 2005. Bij tarwe is de opbrengst in 2004 het hoogste bij het onbehandeld veld, en in 2005 bij het met cement behandelde veld. Bij prei zijn in 2004 grote verschillen tussen de opbrengsten als functie van de behandelingen. In 2005 zijn de verschillen onder invloed van de behandeling gering. Schorseneer heeft in 2004 en 2005 een zeer slechte opbrengst. In 2005 konden we op het onbehandelde plot geen monsters nemen.. Alterra-rapport 1297. 15.

(16) In 2005 zijn de opbrengsten van prei en aardappel beduidend hoger dan in 2004. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door een beter onderhoud, en in geval van aardappel (en mogelijk ook prei) ook doordat het cement nu langer in de grond zit en direct contact tussen de pootaardappel en de grond minder is. In 2004 zijn de Cu, Mg, P en K gehalten van de gewassen bepaalt als maat van de kwaliteit van de gewassen. Bij enkele elementen en gewassen zijn er verschillen tussen de onbehandelde plots en de met cement behandelde plots. De verschillen zijn voor geen van de elementen consistent bij alle gewassen, behalve een toename van kalium in de gewassen bij cement. Deze toename wordt veroorzaakt door de kalium in de bodem met behulp van cement.. 30-8-2005. 13-7-2005. 4-10-2005. Figuur 5 Gras op drie tijdstippen in het jaar. Op 13-7-2005 is de eerste keer het gras geoogst, en op 30-8-2005 de tweede keer. Grasmonsters t.b.v. analyse zijn genomen op 30-8-2005 en 4-10-2005. Van de eerste oogst op 13-7-2005 zijn de monsters niet geanalyseerd omdat er relatief veel kruiden tussen het gras groeide.. 16. Alterra-rapport 1297.

(17) 3.2. Effecten behandeling op de bodem. In Figuur 6 is te zien dat de pH in de onbehandelde grond in 2004 pH 4.2 à 4.4 was. In 2005 was de pH 4.2 à 4.5 (zie ook alle gegevens in Bijlage 8 en9, en behandelingen in Bijlage 4 en 5). In Figuur 6 is het effect van de pH verhoging in 2004 op het extraheerbaar cadmium (CaCl2 extract) te zien: op de bekalkte veldjes daalt het extraheerbaar Cd sterk en op de met cement behandelde veldjes zijn de extraheerbare hoeveelheden cadmium en zink zeer laag geworden. In 2005 zijn geen analyses gedaan van het in CaCl2 extraheerbaar cadmium en zink. 10 cement bekalkt. 150. Zn in CaCl2 (mg/l). Cd in CaCl2 (ug/l). 200. onbekalkt. 100. 50. 0. 5. 0 4. 5. 6 pH. 7. 8. 4. 5. 6. 7. 8. pH. Figuur 6 Effect van pH verhoging met kalk en cement op de extraheerbare heoveelheden cadmium en zink (Cd en Zn in CaCl2-extracten).. Door de behandeling met kalk in 2004 is de pH verhoogd tot 4.7 à 5.2. In 2004 was de pH van de bekalkte grond was lager (pH≈5) dan gepland (pH≈6). Vooral de bekalking bij de aardappel, tarwe en gras was te gering in 2004 om voldoende verschil te krijgen met de onbehandelde plots. De plots die in 2004 kalk ontvingen zijn daarom nogmaals bekalkt in 2005 waardoor de pH uit is gekomen op 5.5 à 5.8. In 2004 was de pH in de met cement behandelde plots 6.9 à 7.4 in de bovenste laag, en in 2005 is de pH 6.9 à 7.1. Het resultaat is dat er in 2005 een goed bereik aan pH waarden is in de plots: een pH van ongeveer 4.3 bij onbehandeld plots, en ongeveer 5.6 na behandeling met kalk, en een pH van 7.0 met cement. Het "totaalgehalte" (HNO3 extraheerbaar) van cadmium in de bodem varieert van 1.6 tot 2.1 mg/kg en van zink van 65 tot 105 mg/kg in de bovenste 30 cm (zie Tabel 1). In de diepere (30 tot 60 cm) bodemlagen zijn de gehalten lager: cadmium varieert van 0.5 tot 1.0 mg/kg en zink van 40 tot 50 mg/kg. Al met al is er dus enige variatie binnen het perceel. Een deel van de variatie kan veroorzaakt zijn door het ploegen en inwerken van de kalk en cement tot een diepte van 30 à 40 cm diepte maar waarschijnlijk was de variatie al aanwezig. De in 2004 en 2005 bepaalde cadmiumgehalten per plot komen overeen met elkaar. De verschillen tussen de plots komen dus niet voort uit variaties in de analysemethode maar komen voort uit. Alterra-rapport 1297. 17.

(18) verschillen in het veld. De verschillen zijn goed gecorreleerd met het organisch stofgehalte. Zink en lood bevestigen dit beeld al zijn hier wel verschillen tussen de bodemanalyses in 2005 en 2004. De zink- en loodanalyses zijn 10% lager dan in in 2004. Het is bij deze bepaling (HNO3 extractie) niet bekend wat de herhaalbaarheid is. Tabel 1 Bodem: cadmium, zink en loodgehalten (HNO3-extraheerbaar in mg.kg-1) in boven en ondergrond van verschillende plots in 2004 en 2005 (met standaardafwijkngen). 2004. 2005. 2004. 2004. 2005. 2004. 2004. 2005. plot. 0-30 cm. 0-30 cm. 30-60 cm. 0-30 cm. 0-30 cm. 30-60 cm. 0-30 cm. 0-30 cm. 30-60 cm. nr. Cd. Cd. Cd. Zn. Zn. Zn. Pb. Pb. Pb. 1. 1.9 ± 0.1 1.8 ± 0.1 1.7 ± 0.1 1.9 ± 0.2 1.8 ± 0.1 1.8 ± 0.1 1.8 ± 0.3 1.9 ± 0.2 2 ± 0.2 1.6 ± 0.2 1.8 ± 0.1 2 ± 0.1. 1.9 ± 0.3 1.8 ± 0.1 1.8 ± 0.2 2.1 ± 0.2 1.8 ± 0.1 1.6 ± 0.2 1.8 ± 0.1 1.9 ± 0.2 1.9 ± 0.1 1.7 ± 0.2 1.8 ± 0.1 1.8 ± 0 1.8 ± 0.1 1.7 ± 0.1 1.8 ± 0.1. 0.5 0.6 0.7 0.5 0.5 0.6 0.7 1.0 0.8 0.7 0.8 0.9. 89 ± 10 85 ± 10 74 ± 3 89 ± 8 77 ± 5 74 ± 6 65 ± 7 68 ± 6 73 ± 7 69 ± 5 70 ± 8 75 ± 7. 89 ± 20 79 ± 6 74 ± 6 105 ± 6 85 ± 11 69 ± 7 81 ± 4 84 ± 7 87 ± 10 81 ± 5 83 ± 5 84 ± 5 81 ± 2 76 ± 3 79 ± 7. 24 32 48 56 33 34 39 44 39 38 39 48. 40 ± 4 42 ± 3 37 ± 1 41 ± 5 38 ± 2 33 ± 4 37 ± 6 38 ± 4 38 ± 3 33 ± 4 34 ± 2 41 ± 1. 39 ± 4 43 ± 4 41 ± 1 47 ± 8 42 ± 5 36 ± 5 43 ± 2 42 ± 5 42 ± 2 37 ± 6 39 ± 6 44 ± 3 36 ± 2 35 ± 1 48 ± 3. 2 3 4 3 4 6 7 9 7 4 9 7. 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15. 18. 2004. Alterra-rapport 1297.

(19) 3.3. Effecten behandeling op zware metaalopname door gewassen. Cadmium en zink 0.9. 0.7 prei 2004. 0.6. 0.7. Cd gewas (mg/kg vers). Cd gewas (mg/kg vers). 0.8. 0.6 0.5 0.4 0.3 schorseneer 2004 schorseneer 2005. 0.2 0.1. prei 2005 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0. 0 4. 5. 6. 7. 8. 4. 5. 6. 7. 8. pH. pH. Cd gewas (mg/kg vers). 0.3 0.25 0.2 0.15 0.1 aardappel 2004. 0.05. aardappel 2005 0 4. 5. 6. 7. 8. pH. Figuur 7 Cadmiumgehalte van schorseneer, prei en aardappel in 2004 en 2005 als functie van pH. De cadmiumgehalten zijn gegeven op basis van versgewichten zodat een eenvoudige vergelijking met de warenwetnorm mogelijk is (stippellijn) (bekalkte veldjes: bij schorseneer met 4.7<pH<5.6; bij prei 5.2<pH<5.7 in 2004 en 5.5 < pH<5.7 in 2005).. Bij schorseneer, prei en aardappel is de warenwetnorm voor cadmium (in Figuur 2) relevant. De norm voor lood is ook relevant en wordt op het einde van de paragraaf besproken. In Figuur 2 is het effect van bekalking en cement op cadmium in prei en aardappel goed te zien. Vooral bij prei is de daling onder invloed van de behandelingen groot. Ondanks de zeer sterke daling bij prei voldoet prei nog steeds niet aan de norm voor Cd in dit gewas. Bij aardappel is het effect van kalk niet groot maar dat van cement wel. Bij de behandeling met cement voldoet aardappel beide jaren aan de norm voor cadmium in gewas. Bij de onbehandelde en bekalkte plots is er significant verschil tussen de cadmiumgehalten in 2004 en 2005. Bij schorseneer is het effect van de behandeling met kalk en cement onzeker. De opbrengst van. Alterra-rapport 1297. 19.

(20) 1.4. 300. 1.2. 250 Zn gewas (mg/kg ds). Cd gewas (mg/kg ds). schorseneer in 2005 is - zoals eerder gezegd -heel laag, en bij de onbehandelde plots konden we geen monsters nemen. De cadmiumgehalten in aardappel kunnen vergeleken worden met de opzoektabellen in Alterra-rapport 1167. Bij 2 mg Cd.kg-1 in de bodem worden bij pH’s lager dan 5.5 overschrijdingen van de cadmiumgehalten in aardappel voorspelt. Dat komt overeen met de resultaten van 2004 (Figuur 7). In 2005 zijn de cadmiumgehalten hoger in de proeftuin beduidend hoger.. 1 0.8 0.6 0.4. tarweaar 2004. 0.2. tarweaar 2005. 0. 200 150 100 tarweaar 2004. 50. tarweaar 2005. 0 4. 5. 6. 7. 4. 8. 5. 7. 8. pH. pH 5. 600. 4.5. tarwestro 2004. 4. tarwestro 2005. 500 Zn gewas (mg/kg ds). Cd gewas (mg/kg ds). 6. 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0. 400 300 200 tarwestro 2004. 100. tarwestro 2005. 0 4. 5. 6 pH. 7. 8. 4. 5. 6. 7. 8. pH. Figuur 8 Cadmium- en zinkgehalte van tarweaar en stro in 2004 en 2005 als functie van pH. De cadmium- en zinkgehalten zijn gegeven op basis van droge stofgehalten zodat een directe vergelijking met diervoederwetgeving mogelijk is (stippellijnen).. Bij gras en tarwe zijn de cadmium- en zinknormen voor diervoeder relevant (1 mg.kg-1 bij vochtgehalte van 12%, oftewel 1.1 mg Cd.kg-1 droge stof). Indien tarwe gebruikt wordt voor brood is de warenwet van toepassing. De norm voor specifiek tarwe is 0.2 mg Cd.kg-1 vers, wat bij een droge stofgehalte van 75% overeenkomt met 0.27 mg Cd.kg-1 droge stof (zie Bijlage 8 en 9). In Figuur 3 is het effect van de behandeling met kalk en cement te zien op de tarwe (tarweaar=korrels). Voor de volledigheid worden ook de gehalten in stro gegeven. De behandelingen met kalk en. 20. Alterra-rapport 1297.

(21) cement geven een sterkere daling van de cadmium- en zinkgehalten in stro dan bij de tarweaar. De cadmium- en zinkgehalten in stro zijn hoger dan in de aar, vooral bij de onbehandeld plots. De tarweaar voldoet steeds aan de norm voor cadmium en zink, behalve een aantal monsters bij de onbehandelde plot net niet voor cadmium. De effecten van de behandeling op cadmium zijn sterk vergelijkbaar met zink. In Figuur 8 is het effect van de behandeling met kalk en cement op de cadmium- en zinkgehalten in gras te zien. Gras is in 2004 en 2005 twee keer bemonsterd. In 2004 zijn de 1e en de 2e snede (oogst) bemonsterd terwijl in 2005 de 2e en de 3e snede bemonsterd zijn. Het pas ingezaaide gras bevat in het begin relatief veel kruiden wat na de eerste oogst sterk vermindert. In 2005 is daarom niet de 1e bemonsterd maar liever de 2e en de 3e snede. Een aantal grasmonsters van de 1e snede in 2004 heeft beduidende hogere cadmiumgehalten dan de rest van de monsters in 2004 en 2005. De behandeling met kalk en cement heeft een gering effect op de cadmiumgehalten in gras terwijl het effect van cement op de zinkgehalten in gras significant zijn. Net als bij tarwe voldoen een aantal monsters niet aan de norm voor cadmium, in dit geval ook een aantal monsters in de bekalkte plots. 300. 1.5. Zn gewas (mg/kg ds). Cd gewas (mg/kg ds). 250 1. 0.5. 1e gras 2e gras 2e gras 3e gras. 0 4. 2004 2004 2005 2005. 5. 200 150 100. 1e gras 2e gras 2e gras 3e gras. 50. 2004 2004 2005 2005. 0 6 pH. 7. 8. 4. 5. 6. 7. 8. pH. Figuur 9 Cadmium- en zinkgehalten in 2004 en 2005 van gras als functie van pH. De cadmium- en zinkgehalten zijn gegeven op basis van drogestofgehalten zodat een directe vergelijking met de diervoederwetgeving mogelijk is (zie stippellijnen). De codering, 1e, 2e, en 3e gras heeft betrekking op de 1e, 2e, en 3e oogst (snede) van het gras in een jaar. In de linkerfiguur zijn drie metingen door de schaal van de y-as niet zichtbaar: het betreft cadmiumgehalten tussen de 1,5 en 3 mg Cd.kg-1 bij de 1e oogst van 2004 .. Alterra-rapport 1297. 21.

(22) Lood Tabel 2 Loodgehalten (mg.kg-1 vers) bij prei, schorseneren en aardappel in 2004 en 2005 (vet: normoverschrijdingen). 2004 2005 gewas behandeling Pb Pb norm 0.10 0.10 prei onbehandeld 0.01 0.03 kalk 0.02 0.03 cement 0.03 0.03 schorseneren onbehandeld 0.46 kalk 0.48 0.59 cement 0.27 0.46 aardappel onbehandeld 0 0.06 kalk 0.01 0.06 cement 0.01 0.05. Naast cadmium en zink zijn ook de loodgehalten bepaald van de gewassen omdat in het onderzoek bij de moestuinen (Alterra-rapport 1129) normoverschrijdingen van lood aangetroffen bij sla en sporadisch ook bij prei, wortel en andijvie. In Tabel 2 is te zien dat lood in schorseneren de norm overschrijdt: de gehalten variëren van 0.27 tot 0.59 mg Pb.kg-1 vers materiaal (norm is 0.1). De loodgehalten in prei en aardappel zijn veel lager. De laagste gehalten worden gevonden in de met cement behandelde plots. De loodgehalten in gras en tarwe zijn veel lager dan de norm voor veevoeder (10 mg Pb.kg-1 bij 12 % vocht). Voor broodtarwe zou het niet geschikt zijn vanwege de aangetroffen Pb gehalten in de tarweaar van 0.11 á 0.27 mg Pb.kg-1 vers (zie Bijlage 8 en 9).. 3.4. Discussie. In 2004 zijn enkele hoge cadmiumgehalten aangetroffen in de 1e snede van het gras. Dit heeft mogelijk te maken met de sterke opkomst van andere kruiden dan gras. Door het maaien is het onkruid teruggedrongen en bevatte de 2e snede relatief meer gras. Het is bekend uit de literatuur dat monocotylen (grassen) minder cadmium opnemen dan dicotylen (Matthews en Thornton, 1982; Schröder, 2005). Bij de interpretatie van de gegevens kunnen de gegevens van de 1e snede daarom beter genegeerd worden. De verschillen in cadmiumgehalten van de gewassen in 2004 en in 2005 zijn het grootste bij aardappel, maar zijn steeds kleiner dan een factor 2. De opbrengst zou hierbij een rol kunnen spelen. Bij prei is echter het verschil in opbrengst in 2004 en 2005 groot maar zijn er nauwelijks verschillen in cadmiumgehalten. In de literatuur worden verschillen tussen jaren voornamelijk toegeschreven aan verschil in transpiratie (Ingwersen en Streck, 2005) en het effect daarvan op de passieve opname van cadmium door de plantenwortels. Eventuele verschillen in transpiratie tussen 2004 en 2005 zouden echter bij alle gewassen zichtbaar moeten zijn en dat is niet het geval. De transpiratie van het meest nabije KNMI weerstation geeft tevens aan de. 22. Alterra-rapport 1297.

(23) verschillen tussen 2004 en 2005 gering zijn1. Het rationaliseren van verschillen in cadmium- en zinkgehalten in verschillende jaren is zeer belangrijk omdat de metingen bij agrarische bedrijven (Alterra-rapport 974 en 1167) in maar één jaar per gewas zijn geweest. Als in zo’n jaar alle gewassen relatief laag of hoog in cadmiumgehalten zijn geweest dan heeft dat gevolgen voor de geschatte cadmiumgehalten en pH waarden waarbij de normen in gewassen net niet overschreden worden. In Alterra-rapport 974 en 1167 zijn de bodem-gewasrelaties gegeven op basis van onderzoek van bodem- en gewasmonsters bij landbouwgewassen in de gemeente Cranendonck. De meest gebruikte relatie is relatie [1] waarbij het cadmium- of zinkgehalte in het gewas (in mg Cd of Zn per kg gewas op basis van droge stof gewicht) voorspeld wordt basis van het organische stofgehalte (als % op basis van gloeiverlies), pH (pH bepaald in 0,01 M CaCl2 extract) en het cadmium- of zinkgehalte in de bodem (als mg Cd of Zn per kg grond bepaald in 0,43 M HNO3 extract). Log(metaal-gewas) = Intercept + a*log(organische stof) + b*pH + c*log(metaal-bodem). [1]. Bij het vaststellen van de parameters uit vergelijking [1] op basis van bodem en gewasgegevens dienen de gebruikte gegevens onafhankelijk van elkaar te zijn: bijvoorbeeld monsters met hoge organische stofgehalte moeten niet ook allemaal hoge pH hebben. Om dergelijke effecten uit te sluiten is het onafhankelijk vaststellen van de parameters, en dan met name het effect van de zuurgraad via experimenteel onderzoek relevant. Uit de gegevens van de veldproef kan de parameter (b) die het pH effect beschrijft in relatie [1] berekend worden omdat het organische stofgehalte en het metaalgehalte relatief constant is in het proefveld. In Tabel 3 worden de berekende waarden gegeven, die vergeleken kunnen worden met het onderzoek aan dezelfde landbouwgewassen in de gemeente Cranendonck (gras in Alterra-rapport 974, aardappel in Alterra-rapport 1167, en prei in Alterra rapport 1129; dit laatste onderzoek betreft moestuinen). In Tabel 3.19 van Alterra-rapport 974 worden de waarden gegeven voor de parameter die de afhankelijkheid van de zuurgraad beschrijft voor gras uit verschillende onderzoeken (datasets) (b in [1]). De waarde varieert van –0.11 (maasoever), -0.17 (landelijk), tot –0.38 (kempen) waarbij die laatste waarde gevonden wordt bij het onderzoek in de Kempen. In het huidige onderzoek blijkt de waarde afhankelijk van de jaar van onderzoek en de snede van het gras tussen de – 0.04 en –0.12 te liggen. Hieruit blijkt dat de eerder gevonden waarde van –0.38 waarschijnlijk tot stand is gekomen onder invloed van één of meer uitschieters waarbij het beperkte verschil in pH bij de landbouwbedrijven een belangrijke rol speelt (pH varieert van 4.9 tot 5.5).. 1 De openbaar beschikbare meteologische gegevens betreffen de transpiratie per dag terwijl eigenlijk alleen gekeken moet worden naar de transpiratie bij daglicht als de huidmondje van planten open staan.. Alterra-rapport 1297. 23.

(24) Tabel 3 Overzicht van resultaten voor de parameter b die pH afhankelijkheid beschrijft in regressiemodel [1]. Voor de leesbaarheid is tevens wordt hieruit berekend wat de procentuele daling in Cd of Zn gehalte in een gewas is bij de verhoging van de pH met 1 eenheid (volgens noot 2).. jaar 2004 2005 2004 2005 2005 2004 2004 2005 2005 2004 2005 2004 2004 2005. gewas tarwe stro tarwe stro tarwe aar tarwe aar schorseneer schorseneer prei prei gras 3e snede gras 2e snede gras 2e snede gras 1e snede aardappel aardappel. Cd Cd Cd Regressieparameters Cd b R2 se Y-est 0.05 -0.14 0.9 0.12 -0.21 0.8 0.05 -0.07 0.7 0.09 -0.11 0.6 0.07 -0.10 0.6 0.07 0.00 0.0 0.06 -0.16 0.9 0.9 0.09 -0.25 0.14 -0.12 0.5 0.06 -0.09 0.7 0.2 0.11 -0.04 0.20 -0.10 0.3 0.05 -0.11 0.9 0.09 -0.16 0.8. Cd % (2) 27 38 15 22 20 0 31 44 23 18 8 21 23 30. Zn Zn Zn Regressieparameters Zn b R2 se Y-est 0.9 0.05 -0.15 0.8 0.12 -0.23 0.7 0.04 -0.05 0.7 0.11 -0.15 0.8 0.09 -0.19 0.9 0.04 -0.11 1.0 0.04 -0.18 0.9 0.09 -0.26 0.6 0.11 -0.11 0.8 0.07 -0.11 0.8 0.07 -0.11 0.8 0.05 -0.08 0.7 0.04 -0.05 0.9 0.03 -0.09. Zn % (2) 30 41 11 30 36 22 35 45 23 23 23 17 10 18. In Tabel 3.2 van Alterra-rapport 1167 worden de waarden gegeven voor de parameter die de afhankelijkheid van de zuurgraad beschrijft voor aardappel (b in [1]). De waarde varieert van -0.32 voor Cd tot -0.08 voor Zn. In het huidige onderzoek is de waarde voor Cd -0.11 in 2004 en -0.16 in 2005, voor Zn -0.05 in 2004 en -0.09 in 2005. In geval van Cd is de hier gevonden pH afhankelijkheid van de cadmiumopname door aardappel dus iets kleiner dan die in het onderzoek bij landbouwbedrijven. In Tabel 4.2a van Alterra-rapport 1129 worden de waarden gegeven voor de parameter die de afhankelijkheid van de zuurgraad beschrijft voor prei (-0.57). In het huidige onderzoek is de waarde voor Cd –0.16 in 2004 en –0.25 in 2005. De sterke pH afhankelijkheid van de Cd opname bij prei die in dit onderzoek gevonden wordt, is dus kleiner dan de pH afhankelijkheid in het onderzoek in de moestuinen. In 1984 (Luit, 1986) is in een bekalkingsexperiment in de Kempen prei geteeld op 4 locaties (met Cd gehalten van 0.5 tot 1.8 mg.kg-1). Bekalking leidde in dit experiment ook tot lagere Cd gehalten in prei.. 2. Gegeven als (Cd-gewas pHx+1 - Cd-gewas pHx)/ Cd-gewas pHx x 100%= (1- 0.1-b)x100%. 24. Alterra-rapport 1297.

(25) 4. Conclusies. In twee opeenvolgende jaren zijn de warenwetnorm van cadmium voor aardappel, prei en schorseneer sterk overschreden. De diervoedernorm voor tarwe en gras wordt in een beperkt aantal monsters overschreden. De toestand op de proeflocatie weerspiegelt de situatie in de directe omgeving rondom de zinkfabrieken als er weinig bekalkt is. De gewasopbrengsten zijn in het huidige onderzoek niet steeds optimaal door onder andere vraat en de late start van de veldwerkzaamheden. Onder invloed van bekalking nemen de cadmium- en zinkgehalten af, al zijn de effecten voor cadmium in gras onduidelijk. Bij een normale landbouwkundige pH van minimaal 5 komen de cadmiumgehalten in tarwe en gras onder de norm. Bij een pH van rondom 6 komt aardappel onder de norm en bij een pH van ongeveer 7 prei. De teelt van schorseneer op de proeflocatie in in beide jaren niet goed gelukt. De geconstateerde effecten van de zuurgraad op de cadmium- en zinkgehalten zijn consistent met de verschillen in metaalgehalten die gevonden zijn bij landbouwgewassen bij agrariërs in de Kempen, en geven daarmee een belangrijke experimentele onderbouwing voor de eerder vastgestelde relatie tussen zuurgraad van de bodem en de cadmium- en zinkopname door gewassen.. Alterra-rapport 1297. 25.

(26)

(27) 5. Aanbevelingen. De proeflocatie geeft werkelijke normoverschrijdingen te zien welke bij de onderzoeken bij agrarische bedrijven zelden te zien zijn. Het geeft daarmee een duidelijke “worst-case” situatie weer. Door de slechte opkomst van schorseneer is het onzeker of de gevonden cadmium- en loodgehalten van toepassing zijn voor de landbouwpraktijk. Aangezien nog niet bekend is hoe de cadmiumgehalten in waspeen en winterwortel veranderen onder invloed van bekalking zodat eventueel wortel in plaats van schorseneer geteeld kan worden. Tevens zijn de verschillen tussen de huidige geteelde rassen onbekend. Voortzetting van de proef geeft de mogelijkheid om te toetsen of de effecten van behandeling relatief duurzaam zijn. Het zou heel goed zijn als verschillen in de cadmiumgehalten tussen de jaren verklaard zouden kunnen worden op basis van algemene meteologische gegevens.. Alterra-rapport 1297. 27.

(28)

(29) Literatuur. Adams, M.L., F. J. Zhao, S. P. McGrath, and B. J. Chambers (2004) Predicting cadmium concentrations in wheat and barley grain using soil properties. J. Environ. Quality 33, 532-541. Brouwer, R.J. en C. Bosch (2002) Nader onderzoek Kempenweg Weert. Rapport NB/000/0053 Grontmij Advies &Techniek, Eindhoven. Japenga 2005 notitie binnentuin Luit, B. van (1986) Tussentijdse balans bekalkingsonderzoek Brabantse Kempen. Nota Instituut voor Bodemvruchtbaarheid (nr. 151), Haren. McLaughlin, M.J., D.R. Parker, J.M. Clarke (1999) Metals and micronutrients - food safety issues. Field Crops Research 60 (1999) 143-163. Rietra, R.P.J.J. , P.F.A.M. Römkens, J. Japenga (2005) Vervolgonderzoek naar relatie tussen cadmium en zinkgehalte in de bodem en in het gewas in de gemeente Cranendonck, Alterra rapport 1167, Wageningen. Rietra, R.P.J.J, P.F.A.M. Römkens J. Japenga (2004) Onderzoek naar relatie tussen cadmium en zinkgehalte in de bodem en in het gewas in de gemeente Cranendonck. Alterra rapport 974, Wageningen. P.F.A.M. Römkens, R.P.J.J. Rietra, J.P.A. Lijzen, P.F. Otte, en R.N.J. Comans (2004) Cadmium opname door gewassen in moestuinen in de Kempen: risico-inventarisatie en maatregelen Alterra rapport 918, Wageningen. P.F.A.M. Römkens, G.W. Schuur, J.P.A. Lijzen, R.P.J.J. Rietra & E.M. Dirven- van Breemen (2004) Risico's van cadmium en lood in moestuinen in de Kempen. Alterra rapport 1129, Wageningen. Ingwersen, J. en T. Streck (2005) A Regional-Scale Study on the Crop Uptake of Cadmium from Sandy Soils: Measurement and Modeling J. Environ. Qual. 34:1026– 1035. Matthews, H. en I. Thornton (1982) Seasonal and species variation in the content of cadmium and associated metals in pasture plants at Shipham. Plant and Soil 66, 181193. Schröder, T.J. (2005) Solid-solution partitioning of heavy metals in floodplain soils of the rivers Rhine and Meuse.: field sampling and geochemical modelling. Phd thesis Wageningen University, Wageningen, The Netherlands.. Alterra-rapport 1297. 29.

(30)

(31) Bijlage 1 Data bij bemestingsonderzoek in 2004. 1 2 3 4 5. N-tot. Pw. P-AL. K. SLV. Mg. mg/kg. mg P2O5 per liter. mg P2O5/100 g. mg/kg. mg/ha/seizoen. mg/kg. 1138 1480 1399 1692 1380. 74 53 63 62 55. 34 37 38 45 43. 29 31 34 42 36. 12 12 11 12 13. 93 95 89 110 107. pH. OS %. 4.4 4.5 4.6 4.7 4.7. 4.5 4.7 4.2 4.6 4.9. Bijlage 2 Gewassen in veldproef jaar 2004 gewas. Ras. 1. Aardappel. Doré. 2. Gras. BG3 graszaadmengsel Zomerprei Ras Farinto. 3. Prei 4. Tarwe 5. Schorseneer. Lavet Prodola RZ. Hoeveelheid zaadgoed In rijen gepoot, 70 cm tussen rijen, afstand tussen aardappel: 40 cm. Breedwerpig gezaaid is 800 g/plot In rijen gepoot, 40 cm tussen rijen, afstand tussen preiplanten: 10 cm. (4000 planten, in 12 rijen) Breedwerpig gezaaid is 4 kg/plot In rijen gezaaid, met een afstand van 40 cm tussen de rijen. Datum inzaaien/poten 28 april 28 april 18 mei 28 april 28 april. Bijlage 3 Gewassen in veldproef jaar 2005 gewas. Ras. 1. Aardappel. Doré. 2. Gras. BG3 graszaadmengsel Zomerprei Ras Roxton. 3. Prei 4. Tarwe 5. Schorseneer. Lavet Prodola RZ. Alterra-rapport 1297. Hoeveelheid zaadgoed In rijen gepoot, 60 cm tussen rijen, afstand tussen aardappel: 40 cm. Breedwerpig gezaaid is 800 g/plot In rijen gepoot, 40 cm tussen rijen, afstand tussen preiplanten: 20 cm. (4000 planten, in 12 rijen) Breedwerpig gezaaid is 4 kg/plot In rijen gezaaid, met een afstand van 40 cm tussen de rijen. Datum inzaaien/poten 27 april 2005 27 april 2005 11 mei 2005 27 april 2005 12 mei 2005. 31.

(32) Bijlage 4 Bemesting 2004 veld behandeling. gewas. nr.. opp cement m2. 1. onbehandeld. prei. 80. 2. kalk maximaal. prei. 80. 3. cement. prei. 80. 4. onbehandeld. schorseneren. 80. 5. kalk maximaal. schorseneren. 80. 6. cement. schorseneren. 80. 7. onbehandeld. tarwe. 190. 8. kalk maximaal. tarwe. 190. 9. cement. tarwe. 190. 10. onbehandeld. gras. 190. 11. kalk maximaal. gras. 190. 12. cement. gras. 190. 13. onbehandeld. aardappelen. 190. 14. kalk maximaal. aardappelen. 190. 15. cement. aardappelen. 190. kalk. KAS. Patentkali. 27/apr/04. 28/apr/04. kg/plot. kg/plot 175. 400 175 400 315 800 315 800 315 800. KAS. KAS. KAS. 18/mei/04. Patentkali. 15/jul. 31/aug. kg/plot. kg/plot. kg/plot. 3.4. 7.7. 2.5. 1.25. 3.4. 7.7. 2.5. 1.25. 3.4. 7.7. 2.5. 1.25. 3.4. 7.7. 1.6. 3.4. 7.7. 1.6. 3.4. 7.7. 1.6. 6.7. 10.8. 6.7. 10.8. 6.7. 10.8. 2.0. 5.7. 2.0. 5.7. 2.0. 5.7. 9.4. 16.1. 9.4. 16.1. 9.4. 16.1. Cement: ENCI Portlandcement CEM I 32.5R. Kalk: dologran (15% MgO).. Bijlage 5 Bemesting 2005 veld behandeling. gewas. nr.. opp cement m2. 1. onbehandeld. prei. 80. 2. kalk maximaal. prei. 80. 3. cement. prei. 80. 4. onbehandeld. schorseneren. 80. 5. kalk maximaal. schorseneren. 80. 6. cement. schorseneren. 80. 7. onbehandeld. tarwe. 190. 8. kalk maximaal. tarwe. 190. 9. cement. tarwe. 190. 10. onbehandeld. gras. 190. 11. kalk maximaal. gras. 190. 12. cement. gras. 190. 13. onbehandeld. aardappelen. 190. 14. kalk maximaal. aardappelen. 190. 15. cement. aardappelen. 190. kalk. KAS. Patentkali. 27/apr/04. 28/apr/04. kg/plot. kg/plot 175. 400 175 400 315 800 315 800 315 800. KAS. KAS. KAS. 18/mei/04. Patentkali. 15/jul. 31/aug. kg/plot. kg/plot. kg/plot. 3.4. 7.7. 2.5. 1.25. 3.4. 7.7. 2.5. 1.25. 3.4. 7.7. 2.5. 1.25. 3.4. 7.7. 1.6. 3.4. 7.7. 1.6. 3.4. 7.7. 1.6. 6.7. 10.8. 6.7. 10.8. 6.7. 10.8. 2.0. 5.7. 2.0. 5.7. 2.0. 5.7. 9.4. 16.1. 9.4. 16.1. 9.4. 16.1. Cement: ENCI Portlandcement CEM I 32.5R. Kalk: dologran (15% MgO).. 32. Alterra-rapport 1297.

(33) Bijlage 6 Oogst en droge stofgehalten 2004 veld behandeling. gewas. nr.. opp cement m2. Kalk $. KAS. 15 april 2005 kg/plot. 1. Patentkali. KAS. na inzaaien/planten kg/plot. kalk minimaal. schorseneren. 80. 40. 2. kalk maximaal. schorseneren. 80. 40. 3. cement. schorseneren. 80. kg/plot. 3.0. 7.7. kg/plot. 3.0. 7.7. 1.6. 3.0. 7.7. 1.6. kalk minimaal. prei. 80. 40. 3.4. 7.7. 2.5. 5. kalk maximaal. prei. 80. 40. 3.4. 7.7. 2.5. 6. cement. prei. 80. 3.4. 7.7. 2.5. 7. onbehandeld. aardappelen. 190. 9.4. 16.1. 8. kalk maximaal. aardappelen. 190. 9.4. 16.1. 9. cement. aardappelen. 190. 9.4. 16.1. 10. onbehandeld. tarwe. 190. 6.7. 10.8. 11. kalk maximaal. tarwe. 190. 12. cement. tarwe. 190. 13. onbehandeld. gras. 190. 14. kalk maximaal. gras. 190. 15. cement. gras. 190. 100. 100. KAS. KAS. kg/plot. 1.6. 4. 100. Patentkali. 13.7.2005. 6.7. 10.8. 6.7. 10.8. 2.0. 5.7. 4. 2.0. 5.7. 4. 2.0. 5.7. 4. Roundup is gebruikt bij het aardappelveld en tarweveld.. Bijlage 7 Oogst en droge stofgehalten 2005 Product of 1e oogst gras veldje nr. oogst gewas. behandeling. totaal geoogst. week. Stro of 2e oogst gras. droge stof. oogst totaal. (%). stdev. geoogst. kg. kalk minimaal. 4.10.2005. *. 2 schorseneren. kalk. 4.10.2005. *. 22. 3 schorseneren. cement. 4.10.2005. *. 20. 1. 4 prei (Roxton) #. kalk minimaal. 30.8.2005. 243. 10. 0. 5 prei (Roxton). kalk. 30.8.2005. 297. 10. 1. 6 prei (Roxton). cement. 30.8.2005. 276. 11. 1. 7 aardappel (dore) onbehandeld. 9.8.2005. 316. 21. 1. 8 aardappel (dore) kalk. 9.8.2005. 337. 21. 2. 9.8.2005. 350. 20. 1. 9.8.2005. 18. 69. 6. 9 aardappel (dore) cement onbehandeld. (%). stdev. week kg. 1 schorseneren. 10 tarwe (Lavet). droge stof. 0. 63. 7. 11 tarwe (Lavet). kalk. 9.8.2005. 21. 74. 2. 65. 3. 12 tarwe (Lavet). cement. 9.8.2005. 32. 74. 2. 67. 5. 13 gras (BG3). onbehandeld. 30.8.2005. 156. 24. 6. 4.10.2005. X. 23. 2. 14 gras (BG3). kalk. 30.8.2005. 138. 20. 1. 4.10.2005. X. 22. 0. 15 gras (BG3). cement. 30.8.2005. 193. 17. 2. 4.10.2005. X. 19. 1. opmerkingen *. vrijwel geen oogst : tevens 24 kg slechte prei X: niet geoogst, wel bemonsterd. #. Alterra-rapport 1297. 33.

(34) Bijlage 8 Samenvatting analyseresultaten 2004 Gewasnorm heeft betrekking op het gehalte op basis van vers- of drooggewicht (zie grijze vlakjes). Normoverschrijdingen worden vet aangeduid. In geval van tarwe kan de aar (=korrel) niet alleen beoordeeld als diervoerder maar ook in de zin van de warenwet (indien het dient voor brood). Gehalten op basis van drooggewicht zijn direkt vergelijkbaar met diervoedernormen veldje nr. Bodem CaCl2 gewas. behandeling. pH Cd [µg/l]. Bodem HNO3 Zn [mg/l]. Pb. Cd. Zn. Pb. [mg/kg]. 1e Gewas (bij gras: 1e snede gras) (bij tarwe: stro) Cd Zn. Pb. 2e gewas (bij gras: 2e snede gras) (bij tarwe: aar) Cd Zn Pb. [mg/kg drooggewicht]. norm. Gehalte op basis van versgewicht zijn direkt vergelijkbaar met warenwetnormen gewas Cd. Pb. [mg/kg versgewicht]. 1.1. 284. 11. 1.1. 284. 11. 0.1. 0.1. 1. prei. onbehandeld. 4.2. 117. 6.75. 1.9. 89. 40. 5.2. 248. 0.12. 0.50. 0.01. 2. prei. kalk. 5.4. 33. 1.79. 1.8. 85. 42. 3.6. 152. 0.19. 0.36. 0.02. 3. prei. cement. 7.4. 2. 0.02. 1.7. 74. 37. 1.6. 63. 0.25. 0.17. 0.03. 4. schorseneren. onbehandeld. 4.2. 114. 6.70. 1.9. 89. 41. 2.4. 190. 2.02. 0.56. 0.46. 5. schorseneren. kalk. 5.2. 43. 2.39. 1.8. 77. 38. 2.9. 144. 2.11. 0.67. 0.48. 6. schorseneren. cement. 7.0. 3. 0.06. 1.8. 74. 33. 2.6. 94. 1.18. 0.60. 7. tarwe. onbehandeld. 4.2. 102. 6.06. 1.8. 65. 37. 3.7. 411. 1.92. 1.0. 154. 0.00. Aar. 0.7. 0.27 0.0. 8. tarwe. kalk. 4.7. 64. 3.66. 1.9. 68. 38. 3.1. 333. 1.67. 1.1. 140. 0.00. Aar. 0.8. 0.0. 9. tarwe. cement. 6.9. 3. <0.005. 2.0. 73. 38. 1.6. 159. 1.24. 0.7. 112. 0.00. Aar. 0.5. 0.0. 10. gras. onbehandeld. 4.4. 100. 6.01. 1.6. 69. 33. 0.9. 185. 1.18. 0.6. 190. 0.91. 0.21. 11. gras. kalk. 4.9. 59. 3.56. 1.8. 70. 34. 1.8. 191. 1.42. 0.6. 172. 0.77. 0.23. 12. gras. cement. 6.9. 3. <0.005. 2.0. 75. 41. 0.6. 120. 1.02. 0.4. 100. 0.50. 13. aardappel. onbehandeld. 4.3. nb. nb. nb. nb. 0.7. 43. 0.00. 0.15. 0.00. 0.14. 14. aardappel. kalk. 4.7. nb. nb. nb. nb. 0.7. 41. 0.05. 0.14. 0.01. 15. aardappel. cement. 7.0. nb. nb. nb. nb. 0.4. 33. 0.06. 0.07. 0.01. Betreft in geval van tarwe de gewasnorm voor veevoeder (1,1 mg Cd per kg op basis van drooggewicht ). De norm voor humane consumptie is 0.1 mg Cd per kg op basis van versgewicht. 34. Alterra-rapport 1297.

(35) Bijlage 9 Samenvatting analyseresultaten 2005 Gewasnorm heeft betrekking op het gehalte op basis van vers- of drooggewicht (zie grijze vlakjes). Normoverschrijdingen worden vet aangeduid. In geval van tarwe kan de aar (=korrel) niet alleen beoordeeld als diervoerder maar ook in de zin van de warenwet (indien het dient voor brood). Gehalten op basis van drooggewicht zijn direkt vergelijkbaar met diervoedernormen veldje nr. Bodem CaCl2 gewas. behandeling. Bodem Bodem org. stof HNO3. pH. Cd %. Zn. Pb. [mg/kg]. 1e Gewas (bij gras: 2e snede gras) (bij tarwe: stro) Cd Zn. Pb. 2e gewas (bij gras: 3e snede gras) (bij tarwe: aar) Cd Zn Pb 1.1. [mg/kg drooggewicht]. norm. Gehalte op basis van versgewicht zijn direkt vergelijkbaar met warenwetnormen gewas Cd. Pb. [mg/kg versgewicht]. 1.1. 284. 11. 284. 11. 0.1. 0.1. 1. schorseneren. kalk minimaal 4.6. 4.8. 1.92. 89. 39. 2. schorseneren. kalk. 5.5. 4.7. 1.83. 79. 43. 2.5. 66. 2.7. 0.55. 0.59. 3. schorseneren. cement. 7.1. 4.5. 1.82. 74. 41. 1.8. 33. 2.2. 0.36. 0.46. 4. prei (Roxton). kalk minimaal 4.8. 4.9. 2.11. 105. 47. 3.8. 197. 0.3. 0.38. 0.03. 5. prei (Roxton). kalk. 5.6. 4.6. 1.84. 85. 42. 2.7. 128. 0.3. 0.27. 0.03. 6. prei (Roxton). cement. 6.7. 4.4. 1.63. 69. 36. 1.2. 57. 0.2. 0.13. 0.03. 7. aardappel (dore) onbehandeld. 4.4. 4.5. 1.77. 81. 43. 1.1. 44. 0.3. 0.24. 0.06. 8. aardappel (dore) kalk. 5.6. 4.7. 1.92. 84. 42. 1.1. 38. 0.3. 0.23. 0.06. 9. aardappel (dore) cement. 7.1. 4.9. 1.88. 87. 42. 0.4. 26. 0.2. 0.09. 0.05. 10. tarwe (Lavet). 4.5. 4.5. 1.68. 81. 37. 2.9. 528. 0.9. 1.0. 193. 0.2. Aar. 0.66 0.11. onbehandeld. 11. tarwe (Lavet). kalk. 5.8. 4.8. 1.79. 83. 39. 2.5. 424. 0.9. 1.0. 166. 0.3. Aar. 0.64 0.16. 12. tarwe (Lavet). cement. 6.8. 5.0. 1.83. 84. 44. 0.9. 145. 0.8. 0.6. 83. 0.4. Aar. 0.38 0.27. 13. gras (BG3). onbehandeld. 4.2. 4.6. 1.76. 81. 36. 0.9. 176. 1.0. 1.2. 171. 3.9. 14. gras (BG3). kalk. 5.8. 4.4. 1.71. 76. 35. 1.1. 152. 0.8. 1.3. 167. 3.1. 15. gras (BG3). cement. 7.1. 4.8. 1.84. 79. 48. 0.7. 82. 0.5. 0.5. 80. 2.0. Betreft in geval van tarwe de gewasnorm voor veevoeder (1,1 mg Cd per kg op basis van drooggewicht ). De norm voor humane consumptie is 0.1 mg Cd per kg op basis van versgewicht. Alterra-rapport 1297. 35.

(36) Bijlage 10 Analyseresultaten 2004 bodem HNO3 extractie nr 1-A 1-B 1-C 1-D 1-E 2-A 2-B 2-C 2-D 2-E 3-A 3-B 3-C 3-D 3-E 4-A 4-B 4-C 4-D 4-E 5-A 5-B 5-C 5-D 5-E 6-A 6-B 6-C 6-D 6-E 7A 7B 7C 7D 7E 8A 8B 8C 8D 8E 9A 9B 9C 9D 9E 10A 10B 10C 10D 10E 11A 11B 11C 11D 11E 12A 12B 12C 12D 12E. 36. gewas prei prei prei prei prei prei prei prei prei prei prei prei prei prei prei schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer schorseneer tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe tarwe gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras gras. pH 4.47 4.09 3.93 4.22 4.10 5.26 5.55 5.60 5.19 5.53 7.32 7.32 7.48 7.38 7.37 4.03 4.13 4.24 4.42 4.42 5.66 4.77 5.58 4.85 5.08 6.83 6.99 7.05 7.06 7.18 4.27 4.23 4.31 4.21 4.08 4.60 4.54 4.94 4.68 4.89 6.65 6.82 6.91 6.97 6.98 4.50 4.40 4.46 4.31 4.33 4.87 5.04 4.88 4.82 4.68 6.65 6.89 6.82 6.94 7.03. Cd Zn µg/l mg/l 80 5.43 107 6.42 143 7.74 117 6.57 136 7.58 40 2.11 29 1.54 28 1.51 40 2.58 29 1.25 2 0.02 2 0.02 1 0.01 2 0.02 2 0.02 156 7.87 137 7.25 92 6.18 92 6.33 94 5.86 28 1.39 54 3.38 34 1.84 55 3.20 44 2.12 5 0.10 3 0.05 3 0.06 4 0.06 2 0.02 77 5.137 97 6.132 106 5.844 109 6.350 121 6.835 71 3.803 88 4.601 50 3.123 61 3.885 47 2.905 3 0.001 3 0 3 0 3 0 3 0.003 93 6.138 109 5.972 91 6.173 109 5.822 97 5.928 60 4.166 48 2.521 58 3.529 71 3.884 61 3.699 3 0 3 0 3 0 3 0 3 0. Cd. Zn Pb mg/kg 1.97 103 44 1.93 91 41 1.68 77 34 1.92 87 43 1.85 85 38 1.84 84 40 1.84 90 45 1.74 87 40 1.78 96 42 1.70 69 45 1.69 75 39 1.64 72 36 1.79 74 37 1.70 72 37 1.80 79 37 1.78 79 37 2.19 89 49 1.75 87 36 1.90 101 40 1.89 91 41 1.81 77 38 1.78 84 35 1.75 74 36 1.77 78 38 1.91 70 40 1.78 75 37 1.72 73 32 1.88 80 37 1.86 79 32 1.73 65 28 1.27 54 27 1.73 69 35 1.93 65 39 2.13 71 41 1.72 63 41 1.75 58 34 2.25 69 45 1.91 74 37 1.74 68 37 1.86 72 36 2.22 77 39 1.80 65 34 2.10 81 40 1.88 67 35 1.92 76 41 1.45 69 30 1.77 68 36 1.68 78 33 1.81 66 38 1.47 64 29 1.79 83 31 1.76 63 33 1.75 69 36 1.94 69 36 1.59 64 34 2.02 68 43 1.94 68 40 1.95 82 42 2.13 83 39 1.91 77 42. gras: 1e oogst gras tarwe: stro Cd Zn Pb mg/kg 4.51 211 0.24 5.08 246 0.10 4.96 276 0.11 5.76 255 0.11 5.91 250 0.06 3.84 150 0.14 3.62 150 0.10 2.46 115 0.18 3.89 185 0.22 4.31 161 0.29 1.36 60 0.28 1.72 61 0.21 1.68 65 0.20 1.51 63 0.32 1.85 68 0.24 2.60 182 1.66 2.85 224 2.91 2.46 204 2.44 2.01 176 1.56 2.21 163 1.54 3.00 148 2.22 2.83 154 2.00 2.70 121 2.02 2.73 143 1.91 3.44 154 2.39 3.25 117 1.56 2.40 90 1.07 2.60 90 1.22 2.56 91 1.06 2.20 81 1.00 3.73 348 1.46 4.57 464 1.77 3.29 367 1.96 3.29 423 2.00 3.81 452 2.41 2.92 323 1.56 3.38 347 1.95 2.90 332 1.31 3.29 324 1.75 3.17 339 1.80 1.58 177 1.16 1.23 123 1.18 1.83 177 1.47 1.55 160 1.32 1.74 159 1.07 0.97 202 1.01 0.87 172 1.24 0.67 169 0.86 1.02 224 1.22 0.82 160 1.58 3.07 204 1.90 1.94 187 1.58 0.88 171 1.06 1.14 213 1.58 2.00 181 0.99 0.76 123 1.06 0.81 115 1.19 0.47 126 0.74 0.66 125 1.13 0.48 113 0.96. gewas gras: 2e oogst gras Bij tarwe: aar ds Cd Zn Pb ds % mg/kg % 9 9 10 9 10 10 9 10 10 10 12 10 11 11 10 23 23 22 23 23 23 24 23 23 22 24 23 23 24 22 70 1.20 154 0 72 68 1.13 161 0 61 72 0.89 137 0 73 73 0.93 154 0 76 73 0.98 164 0 78 70 1.09 125 0 65 74 1.09 130 0 76 72 1.10 124 0 66 76 1.11 159 0 79 76 1.09 161 0 77 75 0.66 113 0 74 74 0.62 105 0 71 77 0.80 110 0 77 76 0.66 102 0 76 74 0.75 131 0 68 13 0.63 223 0.94 14 0.66 197 1.09 15 0.66 200 0.78 14 0.63 150 0.82 15 0.59 181 0.93 13 0.70 198 0.77 14 0.56 160 0.64 13 0.72 202 0.79 13 0.70 163 0.95 13 0.54 136 0.69 12 0.41 106 0.57 10 0.36 84 0.47 11 0.33 92 0.44 10 0.37 97 0.47 12 0.52 119 0.54. Alterra-rapport 1297.

(37) bodem HNO3 extractie nr. gewas. pH. 13A aardappel 4.20 13B aardappel 4.24 13C aardappel 4.20 13D aardappel 4.29 13E aardappel 4.34 14A aardappel 4.49 14B aardappel 4.82 14C aardappel 4.82 14D aardappel 4.66 14E aardappel 4.72 15A aardappel 7.10 15B aardappel 7.05 15C aardappel 6.95 15D aardappel 6.92 15E aardappel 7.11 Grondmonster van 30-60 cm 1-30/60 4.34 2-30/60 4.49 3-30/60 4.75 4-30/60 4.23 5-30/60 4.39 6-30/60 4.68 7-30/60 4.46 8-30/60 4.52 9-30/60 4.55 10-30/60 4.37 11-30/60 4.43 12-30/60 4.70 13-30/60 14-30/60 15-30/60. Alterra-rapport 1297. Cd µg/l. 69 76 60 76 70 67 86 97 78 98 96 91. Zn mg/l. 3.65 4.30 4.83 8.70 4.53 4.10 6.208 6.237 5.044 6.357 5.430 5.305. gras: 1e oogst gras tarwe: stro Cd Zn Pb Cd Zn Pb mg/kg mg/kg 0.73 45.7 0 0.73 41.7 0 0.73 44.1 0 0.71 43.7 0 0.77 41.8 0 0.83 47.7 0.03 0.69 46.2 0.14 0.79 38.6 0.09 0.70 36.0 0 0.67 38.4 0.04 0.31 32.2 0.01 0.40 31.1 0.13 0.48 30.0 0.15 0.41 33.4 0 0.32 36.0 0.03 0.47 0.62 0.66 0.54 0.53 0.59 0.69 0.99 0.82 0.67 0.83 0.85. 24 32 48 56 33 34 39 44 39 38 39 48. gewas gras: 2e oogst gras Bij tarwe: aar ds Cd Zn Pb % mg/kg 21 20 21 20 20 19 19 19 19 17 19 18 18 18 20. ds %. 2 3 4 3 4 6 7 9 7 4 9 7. 37.

(38) Bijlage 11 Analyseresultaten 2005 bodem. gewas. HNO3 extractie nr. gewas. pH. org.stof %. Cd. Zn. Pb. Bij gras: 2e oogst gras Bij tarwe: stro Cd. mg/kg. Zn. Pb. mg/kg ds. 1-A. schorseneer. 4.54. 4.6. 1.69. 75. 1-B. schorseneer. 5.46. 4.9. 2.16. 109. 40. 1-C. schorseneer. 4.9. 4.6. 1.98. 89. 38. 1-D. schorseneer. 3.88. 4.9. 1.58. 64. 39. 1-E. schorseneer. 4.44. 5.1. 2.17. 107. 44. Bij gras: 3e oogst gras Bij tarwe: aar ds %. schorseneer. 5.36. 4.7. 2.00. 87. 37. 2.8. 70.4. 2.8. 22. 2-B. schorseneer. 5.67. 5.1. 1.69. 81. 47. 2.1. 61.6. 2.5. 23. 2-C. schorseneer. 5.57. 4.7. 1.86. 73. 45. 2-D. schorseneer. 5.78. 4.5. 1.85. 83. 42. 2-E. schorseneer. 5.3. 4.6. 1.74. 73. 43. 3-A. schorseneer. 7.02. 4.6. 1.73. 69. 42. 1.7. 26.6. 3.0. 20. 3-B. schorseneer. 7.24. 4.2. 1.58. 66. 40. 1.3. 26.4. 2.1. 21. 3-C. schorseneer. 7.25. 4.6. 2.01. 75. 42. 1.9. 32.8. 2.3. 21. 3-D. schorseneer. 7.13. 4.5. 1.96. 81. 41. 1.8. 31.4. 1.9. 21. 3-E. schorseneer. 7.04. 4.5. 1.84. 79. 42. 2.1. 48.1. 2.0. 19. 4-A. prei. 4.43. 4.5. 2.13. 103. 43. 3.96. 208. 0.4. 10. 4-B. prei. 4.49. 5.0. 2.00. 115. 43. 3.83. 183. 0.3. 10. 4-C. prei. 4.95. 5.0. 2.23. 100. 53. 3.70. 192. 0.4. 10. 4-D. prei. 4.5. 5.1. 2.41. 105. 57. 3.89. 198. 0.4. 10. 4-E. prei. 5.52. 4.8. 1.77. 101. 37. 3.86. 203. 0.3. 10. 5-A. prei. 5.61. 5.1. 1.91. 90. 49. 3.33. 143. 0.3. 10. 5-B. prei. 5.79. 4.6. 1.70. 75. 42. 2.22. 112. 0.3. 9. 5-C. prei. 5.31. 4.4. 1.78. 83. 37. 2.56. 125. 0.3. 12. 5-D. prei. 5.63. 4.4. 2.04. 102. 44. 2.31. 110. 0.3. 9. 5-E. prei. 5.66. 4.6. 1.77. 78. 38. 2.90. 149. 0.4. 10. 6-A. prei. 6.6. 4.3. 1.71. 78. 43. 1.16. 59. 0.2. 10. 6-B. prei. 6.64. 4.4. 1.86. 75. 38. 1.17. 52. 0.2. 10. 6-C. prei. 6.75. 4.6. 1.61. 66. 36. 1.06. 50. 0.2. 12 12. 6-D. prei. 6.5. 4.4. 1.49. 63. 32. 1.26. 64. 0.3. 6-E. prei. 6.85. 4.2. 1.48. 61. 31. 1.16. 58. 0.2. 9. 7A. aardappel aardappel. 4.37. 4.7. 1.64. 87. 42. 1.12. 46. 0.3. 21. 4.47. 4.2. 1.75. 79. 45. 1.13. 47. 0.2. 23. 7C. aardappel. 4.28. 4.4. 1.83. 78. 45. 1.10. 39. 0.3. 20. 7D. aardappel. 4.23. 4.3. 1.85. 78. 41. 1.29. 48. 0.3. 21. 4.55. 4.9. 1.80. 83. 41. 1.06. 42. 0.2. 21. 5.77. 4.5. 1.85. 84. 39. 1.05. 35. 0.3. 22. 4.89. 4.5. 1.65. 77. 36. 1.25. 42. 0.2. 22. 5.84. 4.5. 1.99. 80. 45. 0.94. 37. 0.2. 19. 5.73. 4.9. 2.28. 95. 50. 1.00. 38. 0.3. 20. 5.69. 4.9. 1.84. 84. 42. 1.16. 39. 0.3. 23. 7E. aardappel. 8A. aardappel. 8B. aardappel. 8C. aardappel. 8D. aardappel. 8E. aardappel. 38. Zn mg/kg ds. Pb. ds %. 34. 2-A. 7B. Cd. Alterra-rapport 1297.

(39) bodem HNO3 extractie nr. gewas. pH. org.stof %. Cd. Zn. Pb. Bij gras: 2e oogst gras Bij tarwe: stro Cd. mg/kg. Zn. Pb. mg/kg ds. gewas. ds. Bij gras: 3e oogst gras Bij tarwe: aar Cd. %. 9A. aardappel. 7.1. 5.0. 2.06. 95. 42. 0.46. 26. 0.1. 21. 9B. aardappel. 7.08. 5.1. 1.86. 95. 43. 0.44. 26. 0.2. 21. 9C. aardappel aardappel. 7. 4.9. 1.97. 90. 43. 0.41. 26. 0.3. 21. 9D. 7.09. 4.8. 1.82. 81. 43. 0.40. 24. 0.3. 21. 9E. aardappel. 6.99. 4.8. 1.67. 71. 38. 0.49. 27. 0.3. 19. Zn. Pb. mg/kg ds. ds %. 10A. tarwe. 4.42. 4.6. 1.48. 79. 32. 2.74. 504. 0.8. 58. 1.0. 208. 0.1. 59. 10B. tarwe. 4.48. 4.8. 1.43. 76. 31. 2.92. 523. 1.0. 70. 1.0. 197. 0.2. 71 69. 10C. tarwe. 4.59. 4.4. 1.73. 84. 39. 3.41. 565. 1.0. 55. 1.2. 205. 0.2. 10D. tarwe. 4.41. 4.5. 1.92. 87. 42. 2.80. 568. 0.8. 63. 1.0. 164. 0.1. 71. 10E. tarwe. 4.42. 4.4. 1.88. 78. 43. 2.76. 482. 0.9. 68. 1.0. 192. 0.2. 73. 11A. tarwe. 5.94. 4.6. 1.65. 79. 31. 2.87. 458. 1.0. 66. 1.1. 187. 0.4. 74. 11B. tarwe. 5.73. 5.2. 1.86. 89. 46. 2.63. 442. 0.8. 64. 0.9. 158. 0.2. 74 70. 11C. tarwe. 5.55. 4.1. 1.75. 76. 36. 2.36. 436. 0.8. 61. 0.9. 167. 0.1. 11D. tarwe. 5.84. 4.9. 1.82. 88. 39. 2.15. 361. 0.7. 69. 0.9. 145. 0.2. 73. 11E. tarwe. 5.85. 4.9. 1.88. 84. 42. 2.56. 423. 0.9. 64. 1.1. 172. 0.3. 76. 12A. tarwe. 6.94. 4.8. 1.79. 79. 42. 0.83. 141. 0.8. 70. 0.6. 103. 0.5. 73. 12B. tarwe. 6.78. 4.8. 1.77. 79. 43. 1.03. 179. 0.7. 60. 0.8. 116. 0.4. 72 72. 12C. tarwe. 6.99. 4.8. 1.87. 85. 49. 0.86. 129. 0.7. 65. 0.5. 58. 0.4. 12D. tarwe. 6.71. 5.2. 1.86. 89. 42. 0.83. 145. 0.7. 70. 0.5. 80. 0.3. 76. 12E. tarwe. 6.69. 5.6. 1.83. 87. 43. 0.98. 132. 1.1. 71. 0.5. 61. 0.3. 75. 13A. gras. 4.13. 4.5. 1.69. 78. 37. 0.85. 184. 1.2. 21. 1.1. 158. 3.8. 24. 13B. gras. 4.18. 4.9. 1.60. 83. 36. 0.76. 184. 1.0. 18. 0.9. 165. 3.6. 21. 13C. gras. 4.23. 4.4. 1.78. 79. 34. 0.86. 174. 1.0. 33. 1.4. 176. 4.6. 25. 13D. gras. 4.37. 4.5. 1.76. 81. 33. 1.06. 175. 0.9. 25. 1.2. 175. 3.6. 24. 13E. gras. 4.2. 4.8. 1.97. 83. 38. 0.84. 162. 1.0. 24. 1.1. 179. 3.8. 22. 14A. gras. 5.72. 4.1. 1.73. 74. 34. 0.96. 166. 0.8. 20. 1.5. 172. 3.4. 22. 14B. gras. 5.81. 4.4. 1.64. 77. 34. 1.07. 148. 0.7. 18. 1.3. 155. 2.8. 21. 14C. gras. 5.77. 4.6. 1.80. 81. 37. 1.15. 171. 0.8. 22. 1.3. 184. 2.9. 21. 14D. gras. 6.02. 4.3. 1.70. 73. 36. 1.14. 143. 0.8. 20. 1.2. 175. 3.2. 21. 14E. gras. 5.91. 4.7. 1.69. 74. 35. 1.25. 134. 0.8. 22. 1.3. 147. 3.4. 22. 15A. gras. 7.1. 4.7. 1.76. 73. 47. 0.53. 78. 0.4. 17. 0.5. 67. 2.1. 20. 15B. gras. 7.19. 4.7. 1.82. 75. 45. 0.52. 72. 0.4. 17. 0.5. 67. 2.2. 20. 15C. gras. 6.99. 5.0. 1.98. 92. 51. 0.74. 98. 0.5. 19. 0.5. 109. 1.7. 20. 15D. gras. 7.13. 4.9. 1.79. 77. 46. 0.88. 83. 0.7. 18. 0.6. 74. 2.7. 19. 15E. gras. 6.91. 4.8. 1.83. 79. 52. 0.62. 79. 0.5. 15. 0.5. 83. 1.5. 18. Alterra-rapport 1297. 39.

(40) Bijlage 12 Werkzaamheden in 2004 Begin april werd het met gras begroeide beoogde proefveld gescheurd. Op 28 april werden de plots uitgezet, werden kalk en cement ingewerkt (gefreesd) in de bouwvoor (30 cm) en werden de plots bemest met KAS (N) en patentkali (K), terwijl een fosfaatbemesting achterwege kon blijven. De gewassen gras, tarwe (breedwerpig) en schorseneren (op rij) werden gezaaid en de aardappels gepoot. Op 18 mei werd de prei gepoot en werd begonnen met het handmatig wieden in de percelen met aardappels, schorseneren en later prei. De aardappelen kwamen reeds op en ook gras en tarwe waren gekiemd op alle percelen. Op 15 juli werd de prei voor de tweede keer bemest en werd geconstateerd dat gras en tarwepercelen zwaar besmet waren met onkruid, vooral kweek. De prei was op de met cement en kalk verrijkte plots matig aangeslagen, op het onbehandelde plot zwak en voor schorseneren werd hetzelfde geconstateerd. Bij de aardappels werd aardappelziekte (Phythophthora infestans) geconstateerd, reden waarom op 19 juli het aardappelloof werd gemaaid en afgevoerd. Op 3 augustus werden per behandelingsveld (3) op 5 random gekozen plekken 4 stammen aardappels geoogst ten bedhoeve van de bepaling van het gehalte aan zware metalen (Cd en Zn) en op dezelfde plek werd een grondmonster (0-30 cm) genomen.De aardappels bleken in een goede conditie en niet aangetast door phythophthora. Per veld werd 1 mengmonster grond uit de laag 30-60 cm genomen. Per veld werd op 5 random plaatsen een grasmonster van ca 300 g genomen en werden op dezelfde wijze als voor de aardappelplots grondmonsters genomen. De velden met gras en tarwe waren zwaar gecontamineerd met onkruid, op de overige velden was het onkruid handmatig verwijderd. Op 4 augustus werd het gras geoogst. Op 31 augustus werd het gewas gras opnieuw bemonsterd t.b.v. de gehalten zware metalen bepaling op dezelfde plekken als de eerste bemonstering en ook werden weer grondmonsters genomen. Tarwe werd eveneens geoogst t.b.v. de zware metalen gehalte bepaling op dezelfde wijze als gras werd gemonsterd. Hiertoe werden op 5 plekken per veld 100 halmen geoogst. Grondmonsters werden eveneens op dezelfde wijze als voor de percelen gras genomen. De prei was inmiddels goed tot ontwikkeling gekomen (niet op het onbehandelde veld) en zo ook de schorseneren (niet op het onbehandelde veld). Het schorseneren loof was ernstig aangetast door witte roest (Albugo trapogonis) die niet bestreden is. De prei werd opnieuw bemest. In de loop van september werd het gras voor de tweede keer geoogst. Op 12 october werden gewasmonsters prei en schorseneren geoogst en grondmonsters genomen op de gangbare wijze (5 plekken per veld). Hiertoe werden uit twee naast elkaar gelegen rijen over een lengte va twee meter (2 x 1 meter) alle preien en schorseneren geoogst. Op het onbehandelde veld was deze oogstmethode vanwege de dunne stand van het gewas niet haalbaar en moesten de gewasmonsters vanaf een veel ruimer oppervlak worden verzameld.. 40. Alterra-rapport 1297.

(41) Bijlage 13 Werkzaamheden in 2005 In maart is roundup gebruikt om het aardappelveld en tarweveld voor 2005 onkridvrij te maken.. Additioneel is nog bekalkt (zie Bijlage 5) op locaties waarvan de pH in 2005 nog onvoldoende verhoogd was. Op 27 en 28 april zijnalle plots omgeploegd en zijn daarna de plots uitgezet, gras, tarwe zijn gezaaid, en aardappelen zijn gepoot. De grond bij gras in na het zaaien aangereden/gedicht. Op 11 mei is de prei gepoot. Het effect van de additionele bekalking is getoetst (pH boven 5,5) en goed bevonden. Foto’s zijn gemaakt. Hierna is de bemesting toegediend (zie Bijlage 5). Op 11 mei is de prei (roxton) geplant. De prei is geleverd in een potje en bevatten dus een kluitje veengrond. De prei is geplant in gaten van 10 cm diep. Hierna is bemest. Op 12 mei zijn de schorseneren gezaaid. Het veld is van te voren vochtig gemaakt en ook daarna bewaterd. Hierna is bemesting toegediend. De tarwe en het gras zijn goed opgekomen (5 a 10 cm). Op 19 mei is contact opgenomen met de beheerder. Volgens hem komen de aardappelen goed op, en is de prei bewaterd. Op 2 mei zijn de aardapels aangeaard. De schorseneren komen op. De grasgroei is traag. Prei komt goed behalve in het onbehandelde veld. Op 22 mei wordt gemeldt dat het al lang droog is. Het gras is slecht opgekomen en kan niet geoogst worden. Prei doet het goed behalve in het onbehandelde veld. Tarwe en aardappel doen het goed. Bij schorseneren is veel uitval. Er is genoeg om te bemonsteren. Op 13 juli is gras geoogst. Vanwege de droogte is de oogst beperkt. Op dezelfde plekken als waar gras wordt geoogst wordt grond bemonsterd (gepaard). De plekken worden gemarkeerd zodat de volgende grasoogst op dezelfde plekken kan gebeuren. Er is veel onkruid, met name herderstasje en melde, vooral in veld 15 en deels ook in het aangrenzende deel van veld 14. De grasmonsters worden vooralsnog niet geanalyseerd (1e snede niet, 2e en 3e snede wordt wel geanalyseerd om hoeveelheid onkruid in grasanalyse beperkt te houden). Tarwe is niet zo hoog als in 2004. Er is veel onkruid, vooral in veld 12. De aardappelen doen het goed. Er is colorado kever aangetroffen waartegen gespoten zal worden. De prei doet het goed: zeker 1 a 2 cm dik. Het eerste gedeelde van veld 4 blijft achter, de rest doet het goed. De schorseneren doen het slecht. Na opkomst is de groei sterk achtergebleven, mogelijk door de droogte. Veld 1 bevat vrijwel geen gewas, veld 2 iets meer, en veld 3 bevat het meeste (echter maar 5 cm hoog). Op 19 juli is er nog niet bemest omdat het nog niet voldoende geregend heeft. De aardappels zijn gespoten tegen coloradokever. De tarwe raakt vergeeld. De schorseneren groeien haast niet. Op 4 augustus is nog een keer gespoten tegen coloradokever. De aardappels en tarwe zijn oogstrijp. Op 9 augustus zijn de tarwe en aardappelen geoogst. Op het oog zijn er geen verschillen tussen de aardappelen als functie van de behandeling. De aardappelen zijn geoogst door steeds 3 stammen van twee rijen te oogsten en bijbehorende grond. Bij tarwe is 5 keer 1 m2 geoogst per behandeling. De tarweopbrengst is slecht. Er is te veel onkruid. Op 30 augustus is de prei en het gras (2e keer) bemonsterd. Het onkruid bij het gras is bijna weg. Het gras bij de cementbehandeling oogt groener en hoger. De prei is op het onbehandelde veld deels achtergebleven. Hier is niet geoogst. Steeds zijn 5 keer per plot 12 preien geoogst (6 per rij). Op dezelfde plaatsen zijn Alterra-rapport 1297. 41.

(42) grondmonsters genomen. Op 31 augustus is het gras nog een keer geoogst, en op 12 september de prei. Op 4 oktober zijn de schorseneren bemonsterd. Veld 1 bevat geen schorseneren. Van veld 2 zijn 2 mengmonsters genomen. Van veld 3 zijn 5 plekken bemonsterd. Per behandeling zijn vijf grondmonsters genomen. Alleen in veld 3 op dezelfde plekken als het gewas. Er is nog gras bemonsterd. Het gras is niet meer geoogst om zodoende in 2007 minder onkruid te hebben.. Bijlage 14 Gehalten nutriënten in 2004 Gehalten Cu, Fe, K, Mg en P en verschil tussen onbehandeld en met cement-behandelde plots1. Vetgedrukte zijn verschillen groter dan 25%. gewas aardappel. Behandeling onbehandeld cement. 1e snede gras. onbehandeld cement. 2e snede gras. onbehandeld cement. prei. onbehandeld cement. schorseneer. onbehandeld cement. Tarwe stro. onbehandeld cement. tarwe aar. onbehandeld cement. Cu. Fe. 4 3 18% 16 13 22% 18 10 55% 3 5 -57% 2 4 -97% 3 6 -71% 4 3 20%. 27 22 20% 60 64 -7% 58 69 -17% 49 46 7% 10 19 -56% 49 46 7% 51 49 3%. Gehalten in 2003 bij gewassen van landbouwbedrijven (Alterra-rapport 974)2 aardappel 8 46 gras 10 104. K mg.kg-1 ds 15256 17107 -11% 31545 36113 -14% 31165 35761 -14% 32565 34262 -5% 12063 14217 -16% 4665 6553 -34% 3675 4145 -12% 25654 35749. Mg. P. 734 749 -2% 2699 2033 28% 2893 1934 40% 1674 1278 27% 1362 1168 15% 1215 896 30% 1474 1432 3%. 1692 1343 23% 4337 4017 8% 4680 4289 9% 3947 2813 34% 2262 2885 -24% 711 565 23% 4123 4145 -1% 1251 2632. 2609 3961. 1 De met kalk behandelde plots zijn niet meegenomen in deze tabel omdat de verschillen met onbehandeld gering zijn (effect van bekalking op pH is in 2004 klein) 2 Bij tarwe en schorseneren zijn in voorgaande onderzoeken geen nutrientgehalten bepaald.. 42. Alterra-rapport 1297.

(43)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verpligte aftrede op ’n voorafvasgestelde ouderdom word soms po- sitief waardeer, omdat werkers vooruit weet wanneer hulle moet af- tree en wat die voorwaardes sal wees.. Hierdie

This rapid review was directed to reflect the principles policy makers and influencers have to consider when developing an ethical code for a new speciality field in South Africa,

Die inligting oor die aanbod- gedeelte word opgebou deur die getalle van die bestaande personeel in diens, asook die re kru te-in-opleiding, te bepaal; die geskatte

Bij belasting van sediment met PAK zal de adsorptie wel groter kunnen worden naarmate er meer organische stof aanwezig is, maar de hoeveelheid organische stof zal niet bepalend

Prevalente patiënten lijken niet te zijn meegenomen in de berekeningen, terwijl deze wel voor deze behandeling in aanmerking zullen komen als het middel voor vergoeding in

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

The evalution of rate constants for the transport between the respective compartments, and their sizes (i. the amount of cadmium in the com- partment) from the