• No results found

De Gallo-Romeinse nederzetting onder het laat-Romeins grafveld van Oudenburg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Gallo-Romeinse nederzetting onder het laat-Romeins grafveld van Oudenburg"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

ARCHAEOLOGIA

BELGICA

/

179

Ingeborg CREUS

DE GALLO-ROMEINSE NEDERZETTING

ONDER HET LAAT-ROMEINS

GRAFVELD VAN OUDENBURG

BRUSSEL

1975

(2)

DE GALLO-ROMEINSE NEDERZETTING

(3)

-

--\

-

---0 200m

Luchtfoto van Oudenburg met aanduiding van het castellum en van de grafvelden.

(4)

1 1 1 1 1 1 1 1

ARCHAEOLOGIA

BELGICA

179

Ingeborg CREUS

Bibliotheek van OE

1143

11111111111111111 IIIII IIII IIII

DE GALLO-ROMEINSE NEDERZETTING

ONDER HET LAAT-ROMEINS

GRAFVELD VAN OUDENBURG

BRUSSEL 1975

(5)

-I

~

l

! ' ARCHAEOLOGIA BELGICA Dir. Dr. H. Roosens

Studies en verslagen uitgegeven door de ationale Dienst voor Opgravingen

Jubelpark 1 1040 Brussel 1

1

Etudes et rapports édités par le Service national des F ouilles

Pare du Cinquantenaire 1 1040 Bruxelles

©

Nationale Dienst voor Opgravingen D/1975/0405/11

(6)

INLEIDING

Tijdens de jaren 1962-1968 werd langs de Kasteeldreef (kadastraal perceel B 800) (afb. 1 en afb. 2, 10) een uitgestrekt laat-Romeins grafveld onderzocht, waarbij 216 graven werden vrijgelegd 1. Bij deze systematische opgravingen werden onder het grafveld de puinen van houten en stenen constructies ge-vonden, alsook de bijhorende afvalkuilen en waterputten, daterende uit de

N

î

1 1

Afb. 1. - Kadasterplan van westsector van Oudenburg.

1

J.

MERTENS & L. VAN IMPE, Het laat-Romeins grafveld van Oudenburg (Archaeologia

(7)

6 INLEIDING 0 200m 3

î

OUDENBURG

8 • 7

-

-

-.

---

-

·-·-·-

·-.

Afb. 2. - Kaart van Oudenburg met aanduiding van de verschillende vindplaatsen.

vroeg-Romeinse periode (Pl. I). Buiten de bespreking van deze gebouwen be-oogt dit opgravingsverslag ook een overzicht te geven van het hierbij behorende

archeologisch materiaal 1. Deze vondsten bevestigden het bestaan van

Ro-meinse bewoning te Oudenburg, bewoning die reeds bij de opgravingen van

1956-1960 onder het castellum werd aangesneden 2

1 Een overzicht van de vaststellingen en van het materiaal werd reeds gegeven in onze licentiaatsverhandeling, voorgebracht in 1973 aan de K.U. Leuven.

(8)

1

\

GRONDSPOREN I . Paalsporen

In de hoger vermelde nederzetting werden een aantal paalsporen opge-graven, die voornamelijk in twee groepen kunnen onderverdeeld worden (Pl. II).

a) Een eerste groep paalsporen, f tot en met 1, was gelegen langs de westkant van het stenen gebouw. De paalsporen f tot en met k lagen op één rij; paalspoor 1 (30 X 30) lag op een afstand van ongeveer 6,50 m westwaarts, ongeveer ter hoogte van f. De vulling van deze kuilen bestond hoofdzakelijk uit zwart-bruingrijs zand, waarin hier en daar mortelafval was vermengd; deze donkere vlekken tekenden zich duidelijk af tegen het gele oerzand; op twee plaatsen blijken de palen op een zeker ogenblik te zijn vervangen : dit is het geval voor paalgat h, waar in de vulling een scherf DRAG. 29 (afb. 7, 31) werd aangetroffen; ook in i troffen we hetzelfde geval aan : hier was de tweede paal ongeveer vierkant (1 X 1,25 m), deze laatste paalkuil bevindt zich onder de uitsprong van vertrek

H

van het stenen gebouw. De vierkante paalkuil f (90 X 65) werd aangetroffen midden in de ruimte A van hetzelfde gebouw : hieruit mag worden geconcludeerd dat deze eerste groep palen ouder is dan het stenen gebouw.

Verder westwaarts (ter hoogte van i en j), op ongeveer 2,30 m afstand werden twee ronde verkleuringen m en n opgemerkt; hierin was echter geen paalspoor zichtbaar; in n was veel mortel en brandafval aanwezig. Tussen jen n werd een 75 cm brede wandgreppel opgemerkt.

De uiterste palen liggen op ongeveer 17,50 m van elkaar. De diepte der palen variëerde van ongeveer -100 tot -150 cm 1 . In de nabijheid van de palen werd vlek 9 aangef:nedcn, die veel huttenleem bevatte, waarschijnlijk afkomstig van de wandconstructie.

Alhoewel deze enkele paalkuilen geen enkele reconstitutie van een plan toelaten, mogen we toch veronderstellen dat ze behoorden tot een rechthoekig gebouw, ongeveer noord-zuid - oost-west gericht en ouder dan de stenen constructie.

b) Verder westwaarts werd een tweede groep paalsporen vastgesteld : o tot en met t; ze bevatten een zwart-bruingrijze vulling, met soms enkele schelpen. Deze paalkuilen waren alle tot op ongeveer 1,20 m diepte uitgegraven. Hun afmetingen variëerden van 55 X 45 tot 45 X 35; de afstand tussen o en p

(9)

8 GRONDSPOREN

bedraagt 1,25 m; evenwijdig eraan, 1,50 m westwaarts, hebben we de reeks q-t met een globale lengte van 7 m.

De paalkuilen u-v-w-x-y lagen errond zonder duidelijke schikking : u-v-w

waren ongeveer 130 cm diep. Bij x werden nog twee kleine paalkuiltjes vast-gesteld. Groep x en paal y, met respectievelijke afmetingen van 32 X 25; 32 X 25; 29 X 32 en 38 X 35 waren minder diep aangezet, nl. - 87. Hun vulling bestond uit grijze aarde; de aanduiding van de palen was hier onduidelijk. Tussen x en y loopt een ongeveer 4, 75 m lange en 75 cm brede greppel 28; het betreft misschien een wandgreppel.

Enkele paalkuilen werden ook nog aangetroffen aan de oostrand van het grafveld; hun diepte schommelde tussen 160 en 180 cm: e ( 45 X 40), a-b-c-d: in de drie laatste was geen aanduiding van paal zichtbaar.

2. Stenen gebouw (Pl. I-II)

Tijdens de opgraving werd 001< een stenen gebouw aangesneden; het is noord-zuid - oost-west gericht en vormt een langgestrekte rechthoek van 21,60 op ongeveer 10 m; langs de westgevel is hieraan een vierkante ruimte A ver-bonden, die de totale breedte van het gebouw op ongeveer 15,50 m brengt. Van dit gebouw bleven slechts uitbraaksporen over, alle ongeveer 75 cm breed, hier en daar vanaf - 65 cm zichtbaar in het profiel, de diepte van de uit-gebroken muursporen variëert van - 110 tot - 130 cm. Het gebouw was reeds een tijd verlaten, daar het met zand overstoven lag, toen het laat-Romeins grafveld werd aangelegd : op de plaats van dit gebouw werd geen enkel graf aangetroffen.

De vierkante aanbouw A (5,50 op 5 m) omschreef een cirkelvormige ruimte van 4, 75 m diameter. Binnen deze ruimte werd geen afbraak gevonden, de grond bestond er uit grijs-wit zand en humus.

In

de hoek, gevormd door de zuidgevel van A en de westgevel van het hoofdgebouw, werd een rechthoekig uitbraakspoor aangetroffen van 2,50 X 3,50 m. De ruimte B (7,50 X 3, 75 m), was geheel opgevuld met afbraak. Hierbij sluit de langgestrekte ruimte C aan, die waarschijnlijk het gevolg is van een uitbreiding van B, wat de globale breedte van het vertrek brengt op 5,25 m. Ten zuiden hierbij aansluitend hebben we de kleine langwerpige ruimte

D

van 4,25 X 2, 10 m. De volgende vertrekken E en F, ongeveer 3,75 m lang, zijn respectievelijk 4,75 en 3 m breed. Van dit laatste vertrek kon echter slechts de zuid-westhoek worden gelokaliseerd. De oostelijke en noordelijke muren bestonden uit losse uitbraak. De meest zuidelijke vertrekken Hen G ten slotte, hebben een lengte van 6 m en waren respectievelijk 5 en 3 m breed. Aan de westkant van

H

was een uitsprong van binnenwerks 2, 10 X 1, 25 m aangebouwd. Zoals bij F was ook bij G slechts de noord-westhoek duidelijk zichtbaar; de oost- en zuidmuren waren losse afbraak.

(10)

GRONDSPOREN 9

De uitbraaksporen bevatten een mengsel van Doornikse blauwe kalksteen, lokale veldsteen, tufsteen uit het Rijngebied en roze of witte mortel. Hier en

daar werden brokken vloerbekleding aangetroffen, bestaande uit een 20 cm

dikke laag grove, roze mortel; ook resten van wandbeschildering kwamen aan het licht (o.a. in kamer G en in de gracht 31), gemaakt in witte mortel, met baksteengruis vermengd, wit beschilderd en met roze en zwarte banden ver-sierd. Op twee plaatsen werd nog parement in situ vastgesteld : aan de

zuid-oosthoek van

B

bestond het uit schuingeplaatste tufsteenblokken; aan de

zuidmuur van

A

waren de veldstenen in visgraatverband geplaatst.

Uit het bouwmateriaal voor zover dit in de uitbraaksporen werd aan-getroffen, zou kunnen blijken dat verschillende fasen te onderscheiden zijn. Oorspronkelijk bestond het gebouw uit een onregelmatige rechthoek, ingedeeld

in verschillende ruimten (B-D-E-F-G-H), opgetrokken in Doornikse steen.

Het vertrek

A

schijnt later aangebouwd, daar de uitbraak hier bijna uitsluitend

groene veldsteen bevatte. Bij deze verbouwingen werden waarschijnlijk de

hoek en de westmuur van D uitgebroken en met A verbonden. Tegelijkertijd

werd de westmuur van B westwaarts verlegd in de verlenging van E en H,

waardoor de kleine ruimte

C

ontstond, die echter slechts op het plan voorkomt

maar in werkelijkheid nooit heeft bestaan. Deze uitbreiding werd echter in Doornikse steen opgetrokken, misschien herbruikt materiaal.

Ten noord-oosten van het gebouw kon het afwateringskanaal 31 op een

lengte van ongeveer 27,50 m gevolgd worden; het lag op een diepte van 170 à

175 cm. De vulling bestond uit grijs-zwart zand, gemengd met mortel, stukken

pan en afbraak. Dicht tegen het gebouw was de constructie nog in situ

be-waard : hoogte 36 cm, breedte ongeveer 40 cm; de steenpakking was gevat in

gele en roze mortel; zij omsloot twee op elkaar geplaatste imbrices, afgedekt met een dekplaat in kalksteen; onderaan waren sporen van hout aanwezig.

Wat de functie van het gebouw betreft,zou, het gedeeltelijk als badgebouw

kunnen hebben gediend, waarbij het vertrek

B

/

C

op hypocaust was aangelegd;

ten voordele van een interpretatie als badgebouw spreekt ook de riolering ver-trekkend uit

B

en de kleine rechthoekige nis in

H.

De functie van

A

is in dit geval niet nader te preciseren (caldarium ?).

3. Waterputten

Bij de opgravingen werden twee, misschien drie waterputten aangetroffen (Pl. II, 32, 33, 34).

Aan de oostrand van het grafveld bevatte vlek 32 waarschijnlijk een waterput; deze werd niet verder onderzocht; in de vulling kwamen enkele

tufstenen voor. Het grondwaterpeil bevond zich hier op - 220.

Waterput 33 was aangelegd in een trechtervormige kuil met lichtbruine

(11)

10 GRONDSPOREN

eikenhouten planken van 28 cm breed. Aan weerszijden van de put werden grachten aangesneden. De vulling van de put zelf bestond uit donkere aarde, die vele stukken dakpan, tufstenen en scherven bevatte.

Meer zuidwaarts lag waterput 34 (afb. 3). Deze put van ongeveer 1 X 1 m, was gedeeltelijk ingestort; vanaf - 2,60 m was hij nog in situ bewaard. De houten bekisting (1), bestaande uit planken van 9 cm dikte, was omgeven door een steenpakking (2) in zwarte grond gezet. De vulling van de put (3) bestond uit donkere, bijna zwarte grond, gemengd met scherven en een frescofragment. Boven de vulling hadden we geel en bruin zand met brokken klei ( 4), hier en

B

(12)

1

GRONDSPOREN 11

daar aardewerkscherven en ook een frescofragment. Deze laag was licht

ge-scheiden van laag 7, die ook uit gemengde grond bestond. In laag 8, bestaande

uit gemengde geelbruine grond, werden twee graven (5-6) aangelegd, die tot het laat-Romeins grafveld behoren. Hierboven was de één m dikke bovenlaag gespreid (9).

4. Afvalkuilen en grachten

Verspreid rond het stenen gebouw werden verscheidene afvalkuilen aan-getroffen (l-27); ze waren onregelmatig van vorm en hun diepte schommelde tussen 110 en 180 cm; ze waren bijna alle opgevuld met grijs-zwarte aarde, humus en houtskool. De meeste leverden veel materiaal op : hoofdzakelijk

scherven, twee terracottabeeldjes, enkele ijzeren nagels en sleutels, verder nog

stukken dakpan, huttenleem, frescofragmenten, mortel en afbraakmateriaal;

bovendien allerlei keukenafval, als oester-, mossel- en cardiumschelpen, huisjesslakken en dierenbeenderen 1 . Ook houtskool en brandafval kwam voor,

vooral in put 9, die enkele verbrande terra sigillatascherven opleverde. Bij

sommige afvalputten werden recentere (middeleeuwse ?) verstoringen

vast-gesteld.

Naast de afvalkuilen werden eveneens een ganse reeks grachten

gelokali-seerd : 29, langs de noordrand van het grafveld en 30 even ten zuiden ervan,

hierin werd eveneens een imbrexfragment gevonden (als buis ?).

1 A. GAUTIER, Dierenresten van het laat-Romeins grafveld te Oudenburg, Helinium XII,

(13)

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

1. Aardewerk

A. INHEEMS AARDEWERK

31,20

%

van het gevonden aardewerk te Oudenburg was inheems aarde-werk of soms betiteld als kustaardeaarde-werk of" Menapische waar". Deze keramiek bestaat uit een ruwwandige, grofkorrelige, grijze tot grauwbruine klei ; sterk vermengd met keitjes en zand; ruw van vorm en meestal met de hand gevormd. Meestal zijn ze geglad aan hals, rand en schouder; op buik en schouder

ver-siering zoals kam- en/of gepolijste strepen. Ook voorkomend zijn de rij

in-kervingen op de schouder: uitzonderlijk geval is afb. 4, 1 : versierd met in-gedrukt blad : waarschijnlijk middeleeuws.

Een speciale soort nog te vermelden is het gesmookt aardewerk: 30

frag-menten: het vertoont sporen van zwarte vlekken die gepolijst werden, meestal schilfert deze laag af.

Een vijftal vormen werden onderscheiden :

22 fragmenten van kookpotten met uitslaande rand en rechte bodem: cfr.

type G1LLAM nr. 120 (afb. 4, 2 en 3).

- Urnen: tiental fragmenten: cfr. vorige doch groter.

- Dolium : 1 randscherf.

- Kom: 4 fragmenten: (afb. 4, 4).

- Borden: 56 fragmenten; lichtjes naar binnen gebogen rand, rechte bodem,

meestal gepolijst aan binnen- en buitenkant, cfr. type Kortrijk graf 52 (1), 18.

- Deksels: twa1.lftal randen: (afb. 4, 5 J.

b. TERRA SIGILLATA (27,95 %)

On versierde

CuRLE 2: 1 randscherf, Zuid-Gallië.

DRAG. 18: 12 scherven, enkele met guillochisversiering; gestempelde: afb. 4,

6: OF CEN (Censor: La Graufo;enque, 70-95 n. Chr.: HoFMANN p. 16).

DRAG. 18/31 : 26 fragmenten, 2 schalen; enkele met guillochisversiering; ge-stempelde: afb. 4, 7: BUCCUS F (Buccius: Lezoux, Trajanus-laat-Antonij::ien, OswALD, Stamps, p. 49); afb. 4, 8: BILL USF (Billicus: Zuid-Gallië, Claudius-Vespasianus, OswALD, Stamps, p. 43); RABIUS M (?);afb. 5, 9: RUCATANI (Ruccatanus: Trier, Antonijnen, OswALD,

(14)

6

7

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

2

~

3 4

f

(~____,

~

)

5

i

~

.

Afb. 4. - Inheems aardewerk (1-5) en terra sigillata (6-8). Sch.:1/3; stempels: 1/1. 13

(15)

14 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

F

1

1---

---=--'5

7

t::;

Cf§i 1'1.f

,-r

~W

'

,

~

:..,...---

/

11 \ 1 16 ~ 15

,

19

(16)

1

1

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 15

Stamps, p. 268); afb. 5, 10: ... ISSUS F (Melissus, Oost-Gallië, laat-Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 304); afb. 5, 11: BUCCUS F (cfr. hoger). Eén scherf met graffito: afb. 5, 12.

DRAG. 31: 16 fragmenten; enkele met guillochis; gestempelde: afb. 5, 13:

TERTIUS F (Tertius: Oost-Gallië, Hadrianus-Antonijnen, OswALD,

Stamps, p. 315-16); afb. 5, 14: PIINTI M (Pentilius, Lezoux, Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 237); afb. 5, 15: TERTII/: (cfr. hoger); afb. 5, 16:

/NAT LUS F ( ?) ; afb. 5, 1 7 : ... T 1VUS (Primitivus ? , Rheinzabern, Hadrianus-laat-Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 247).

LuoowicI Tq: 2 bodemfragmenten, 1 met einde van stempel /ISF.

LuoowicI Sb: 1 gestempelde voet: afb. 5, 18: DRUCA/ (Drusus, Lezoux, Trajanus-Hadrianus, OswALD, Stamps, p. 112).

LuoowicI Sa: 2 gestempelde schalen: afb. 5, 19: VER US FEC (Verus, Oost-Gallië, Antonijnen-laat-Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 322); afb. 6, 20 :.

CRUMMUS F (Crummus: Rheinzabern, laat-Antonijnen, OswALD,

Stamps, p. 99).

RITTERLING 26 : 2 fragmenten.

Niede·rbieber Sa: gestempelde voet: afb. 6, 21 : SUSS/ (Susus: Lezoux, Domitianus-Trajanus, OswALD, Stamps, p. 310).

CuRLE 23: gestempelde voet: M UST IISFEC (Memor et Iustus, Lavoye, Hadrianus-Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 201).

DRAG. 27: 10 fragmenten; 2 gestempelde: afb. 6, 22: B SSINIM (Bassinus: Zuid-Gallië, flavisch, OswALD, Stamps, p. 38); IU/ (Iulius-Iulianus ?,

Rheinzabern, eerste helft IIIe eeuw); 1 gestempeld potje: afb. 6, 23:

OFCELSI (Celsus: La Graufesenque: Claudius-Vespasianus, OswALD,

Stamps, p. 71).

DRAG. 32 : 14 fragmenten, één schaal. Niederbieber 56 : 4 randfragmenten.

DRAG. 33: 29 fragmenten, enkele gestempeld: afb. 6, 24: NICEPHOR

(Nicephor: Lezoux, flavisch-Trajanus, OswALD, Stamps, p. 218); afb. 6, 25: CARANT (Carantus: La Graufesenque, flavisch, OswALD, Stamps,

p. 60); 1 potje: afb. 6, 26: GIAMAT F (Giamatus: Oost-Gallië,

Hadria-nus-Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 137). Eén scherf met graffito. DRAG. 40 : 3 fragmenten.

Niederbieber 10 : 1 randscherf. DRAG. 38: 3 scherven.

DRAG. 35: 5 randscherven; 1 gestempelde schaal: afb. 6, 27: PO/ (Oost-Gallië).

(17)

16

1

HET ARCHEO LOGISCH

~

Afb. 6. _ Terra sigillata • S C h .. · 1/3 ; stempels: 1/1.

MATERIAAL

e

t

.

' - - >

-

~

23 22 24

(18)

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 17

iF

~~

~

\

~

L

. -

~

~

28

1

~32

34

(19)

1 . l

18 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

DRAG. 35/36: 1 randscherf. DRAG. 36: 6 randscherven.

Niederbieber 19 : 1 randscherf.

Niederbieber 216: randscherf: afb. 7, 28. DRAG. 52: 2 scherven: afb. 7, 29. DRAG. 43 : 5 fragmenten.

DRAG. 43/45: 10 fragmenten. DRAG. 45 : 12 fragmenten, 1 pot. CuRLE 21 : 2 randscherven.

Niederbieber 24a: 1 randscherf. DRAG. 46 : 1 randscherf.

Versierde

DRAG. 29:

- Afb. 7, 30: randscherf in bruinroze klei en bruine glazuur, twee rijen guillochisversiering, eronder schuine golfbandjes, Zuid-Gallië.

- Afb. 7, 31: scherf in bruine klei, bruinoranje blinkende glazuur; de fries is ingedeeld in twee, door een dubbele parelrij. Bovenaan hond n.l., erachter pijl; onder: golvende rank eindigend op zevenledig blad en knoop, onder-aan de boog palmbladeren, Zuid-Gallië.

DRAG. 30:

- Afb. 7, 32: scherf in bleekoranje klei en rode glazuur, eierlijst, dubbele medaillon met zittende leeuwin n.r., Oost-Gallië.

- Afb. 7, 33: randscherf in oranje klei en bruinoranje glazuur, eierlijst, medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, ernaast Venus met opgeheven linkerhand (R.F., p. 41, nr. M 5 la), Oost-Gallië, cfr. KARNITSCH,

Ovilava, Taf. 179 ( 4), eerste-derde kwart IIIe eeuw.

- Afb. 7, 34-35: pot in oranje klei en glazuur, eierlijst, metopenstijl gevormd door geribde lijn: 1. gedrapeerde dame met opgeheven linkerhand, staat op masker, korf op hoofd (OswALD, Figure-types, pl. LVII, nr. 1197), masker (OswALD, pl. LIX, nr. 1343), krijger met speer en schild n.l. (R.F., p. 79, nr. M 117), leeuwin n.r. (OswALD, pl. LXIII, nr. 1518); 2. halve medaillon gevormd door twee gladde halve cirkels, erin leeuwin n.r., fluit-speler n.r. (R.F., p. 74, nr. M 165), Rheinzabern, Commodus-Elagabal; stempel: COMITIALIS FI (Comitialis: Rheinzabern, eerste helft IIIe eeuw).

- Afb. 8, 36: randscherf in oranje klei en glazuur, eierlijst, metopenstijl ge-vormd door lelies-'(R.F., p. 214, nr. P 148), geribde kruisen eindigend op

1

1

(20)

40

~

~

46 HET AR CHEOLOGISCH

0

) MATERIAAL

r

~

42 43 45

'~

..

A

l

Afb. 8. - Terra sigillata. Sch.: 1/3.

(21)

1

20 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

lelies met masker ertussen (OswALD, pl. LVIII, nr. 1266), Lezoux, Traja-nus; La Madeleine (FöLZER, Saalburger Jahrbuch, 8, Taf. 7 (73).

- Afb. 8, 37-38: pot in oranje klei en glazuur, eierlijst, eronder golflijn, me-topenstijl gevormd door geribde verticale lijn eindigend op bollen: 1.

springende dame (OswALD, pl. XL, nr. 819a), gladiator (OswALD, pl. L, nr. 1059); 2. medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, erin diertje, eronder krijger (OswALD, pl. XL, nr. 177), rondom driehoekjes; 3. dame (OswALD, pl. XV, nr. 288), eronder dubbele spiraal; 4. halve me-daillon met leeuwin n.r. (OswALD, pl. LXIII, nr. 1518), arend (OswALD, pl. LXXXIII, nr. 2167), ertussen twee kleine cirkels; Lezoux, Hadrianus-Antonijnen.

- Afb. 8, 39: bodemfragment in bruine klei en matte glazuur, eierlijst, er-onder geribde lijn, metopenstijl gevormd door geribde streep eindigend op bol, twee bladeren boven elkaar (DÉCHELETTE II, p. 163, nr. 1158), halve medaillon gevormd door twee halve cirkels met figuur erin, eronder vis n.r. (OswALD, pl.

LXXXVIII,

nr. 2383), medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, erin hartvormig blad (R.F., p. 195, nr. P 55), Lezoux, tweede helft Ile eeuw.

DRAG. 37

- Afb. 8, 40: scherf in oranje klei en glazuur, eierlijst, eronder geribde lijn, kruis in geribde lijnen gescheiden door drie lelies (R.F., p. 212, nr. P 142a), Rheinzabern, Trajanus-Hadrianus.

- Afb. 8, 41 : scherf in bruinachtige klei en glazuur, metopenstijl gevormd door geribde lijn eindigend op bloemetje, links hondje, medaillon met ? , Midden-Gallië.

- Afb. 8, 42: scherf in bruine klei, mat bruine glazuur, eierlijst, metopenstijl gevormd door geribde lijn, medaillon gevormd door twee concentrische cirkels en erin een kleine medaillon bestaande uit twee geribde cirkels met erin een dier n.r., Oost-Gallië.

- Afb. 8, 43: randscherf in roze klei en mat bruine glazuur, eierlijst, metopen-stijl met fluitspelende sater (KARNITSCH, Lauriacum, Taf. 24 (3), p. 96- 7, Cerialis I-stijl, Rheinzabern, Antonijnen).

-- Afb. 8, 44: scherf in bruinoranje klei en glazuur, festoenen, eronder rand bestaande uit geribde lijn, ertussen spiralen, eronder geribde lijn, Oost-Gallië, (FöLZER, Taf. 1 (24).

- Afb. 8, 45: scherf in bruinoranje klei en mat bruine glazuur, springende haas n.r. (R.F., p. 158, nr. T 158), Rheinzabern.

- Afb. 8, 46: scherf in bruinoranje klei en mat bruine glazuur, eierlijst, metopenstijl gevormd door overvloedshoorn (R.F., p. 241, nr. 0 160a), me-daillon bestaande uit twee concentrische cirkels, één met zeepaardje

'

1

(22)

"

1

'

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 21

(KARNITSCH, Lauriacum: Taf. 36 (2), p. 120-21, Comitialis VI, late

Anto-nijnen), andere met boogschutter (KARNITSCH, Ovilava: Taf. 131 (6),

Co-mitialis IV, eerste kwart IIIe eeuw), Rheinzabern.

- Afb. 8, 47: scherf in bruinroze klei en bruine glazuur, zittend man (OswALD, pl. XLI, nr. 840), Oost-Gallië, Antonijnen.

- Afb. 8, 48: scherf in bruinoranje klei en oranje glazuur, kussen met bloem erin (STANFIELD, p. 2, fig. 2 (9), eronder halve medaillon met bol, Midden-Gallië.

- Afb. 8, 49: fragment van voet, zwart verbrand, hert n.l., eronder hert dat omkijkt en n.r. loopt (R.F., p. 142, nr. T ll 1), vóór hoofd een bladje, Oost-Gallië, Hadrianus-laat-Antonijnen.

- Afb. 8, 50: scherf in beige klei, bruinoranje glazuur, eierlijst, in midden

van fries staande man (Bacchus) onder boog (OswALD, pl. IX, nr. 144), boven hem hondje n.l., links van man soort zuil of altaar, erboven hond n.l., rechts van man dier en vis en erboven boogschutter n.r., Lavoye, Hadrianus.

- Afb. 9, 51: randscherf in bruine klei en oranje blinkende glazuur, ornament (R.F., p. 250; nr. 0 221), twee pygmeeën met speer n.l. (OswALD, pl. XXXIV nr. 698), krijger (OswALD, pl. X, nr. 160), bestiarius met zweep n.l.

(OswALD, pl.

LIII,

nr. 110), Iulius II - Iulianus I-stijl, Rheinzabern, einde IIe - eerste kwart IIIe eeuw, gelijkaardig stuk te Lauriacum (KARNITSCH, Taf. 98 (7).

- Afb. 9, 52: scherf in bruinoranje klei en glazuur, halve medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, erin drie pijnappels aan tak (R.F., p. 243, nr. 0 169), rechts stempel IULIA/ (Iulianus, OswALD, Stamps, p. 150,

Rheinzabern, eerste helft IIIe eeuw).

- Afb. 9, 53: randscherf in bruinoranje kleien glazuur, eierlijst, metopenstijl gevormd door geribde lijnen: 1. links medaillon bestaande uit twee con-centrische cirkels; 2. twee putti's n.l. (R.F., p. 67, nr. M 1426), eronder ever n.l. (R.F., p. 130, nr. T 66), daaronder gezeten leeuwin n.r. (R.F., p. 121, nr. T 35a); 3. medaillon gevormd door twee concentrische cirkels met ezel n.l. (R.F., p. 133, nr. T 82a); 4. boven putti (cfr. hoger), eronder

boog-schutter n.r. (OswALD, pl. XIV, nr. 272), Comitialis V - Latinni-stijl, KARNITSCH, Ovilava, Taf. 134 (4), Rheinzabern, eerste helft IIIe eeuw.

- Afb. 9, 54: scherf in bruinoranje klei en matte glazuur, achterpoten en

staart van leeuw n.l. (OswALD, pl. LXI, nr. 1451), eronder soort beer, Paternus-Censorinusgroep, KARNITSCH, Ovilava, Taf. 54 (7), Oost-Gallië,

Antoninus Pius - M. Aurelius.

- Afb. 9, 55: scherf in bruine klei en bruinoranje glazuur, poot van leeuw, pygmee met speer n.l. (R.F., p. 70, nr. M 153), vaas (R.F., p. 221, nr. 0 24),

(23)

22 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

l

~

~

52

~

55 ~

1

56 66 68 65

(24)

l

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 23

figuur, LunowICI kataloog VI, Taf. 220 (19), Iulius II - Iulianus, Rhein-zabem, eerste helft IIIe eeuw.

- Afb. 9, 56: scherf in bruine klei en mat bruine afschilferende glazuur, eierlijst (R.F., p. 297; nr. E 6), medaillon gevormd door geribde cirkel, in medaillon krijger n.r. (R.F., p. 92, nr. M 210), tussen medaillons bladkelk (R.F., p. 207, nr. P 113), Rheinzabem, Trajanus-laat-Antonijnen.

- Afb. 9, 57: scherf in oranje klei, bruinoranje matte glazuur, eierlijst (R.F., p. 302, nr. E 25), medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, links ervan een springend hert n.r. (R.F., p. 139, nr. T 98), Rheinzabem, Hadria-nus-laat-Antonijnen.

- Afb. 9, 58: scherf in oranje klei en glazuur, eierlijst, eronder drie vijfdelige

bladeren (R.F., p. 198, nr. P 72), Rheinzabem.

- Afb. 9, 59: scherf in bruinoranje klei, oranje glazuur, metopenstijl: kruis in geribde lijnen eindigend op bloemetje, midden op kruis grote bloem, Ianuarius, (KARNITSCH, Veldidena, Taf. 3 (3)), Heiligenberg, Hadrianus-Antoninus Pius.

-- Afb. 9, 60: scherf in bruinoranje klei, bruinrode blinkende glazuur, twee zones gescheiden door geribde lijn: 1. putti met boog geknield (OswALD, pl. XXIV; nr. 501), ernaast vaas, voeten van personage; 2. halve medaillons gevormd door twee halve cirkels, La Graufesenque, Claudius-Domitianus. - Afb. 9, 61: scherf in bruine klei en glazuur, golflijntje, twee halve

medail-lons gevormd door twee halve cirkels, ertussen soort bladkelkmotief, La Graufesenque.

- Afb. 9, 62: scherf in oranje klei en glazuur, eierlijst, eronder gladde streep,

blad (R.F., p. 199, nr. P 75), Oost-Gallië.

- Afb. 9, 63: randscherf in bruinachtige klei en mat oranje afschilferende

glazuur, eierlijst, guirlandes in geribde halve bogen, voortschrijdende amor

(R.F., p. 57, nr. M 110), Oost-Gallië, Antonijnen.

- Afb. 9, 64: scherf in oranje klei en glazuur, eierlijst (R.F., p. 302, nr. E 25), metopenstijl gevormd door geribde lijnen: halve medaillon bestaande uit geribde halve cirkel met vis erin (R.F., p. 168, nr. T 193), Rheinzabem, Hadrianus-laat-Antonijnen.

- Afb. 9, 65: scherf in oranje klei, bruinoranje glazuur, eierlijst, eronder twee bollen, twee parallelle meanderlijnen: berg en dal zijn gevuld met gedrapeerde boogschutter n.r. en hond (OswALD, pl. VII, nr. 105), Trier, laat-Antonijnen.

- Afb. 9, 66: scherf in bruinachtige klei, donkerrode glazuur, eierlijst, me-daillon gevormd door twee concentrische cirkels (R.F., p. 266, nr. K 20a),

erin zeepaardje n.r. (R.F., p. 165, nr. T 187), en diertje (R.F., p. 161, nr. T 171), buiten medaillon een vogeltje n.r. (R.F., p. 185, nr. T 259), eronder

(25)

24 HET AR

81

CHEOLOGISCH MATE RIAAL

86

Afb.10 . - Terra sigillata . S h C .: J/3.

(26)

1

1

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 25

gedrapeerde figuur n.r. (R.F., p. 106, nr. M 24 7), Comitialis IV-stijl, Oost-Gallië, eerste kwart Ile eeuw.

- Afb. 9, 67: voet in oranje klei en matte glazuur, metopenstijl gevormd door geribde lijn; medaillon bestaande uit twee concentrische cirkels, erin zee-paardje n.l. (R.F., p. 165, nr. T 188), blad (R.F., p. 199, nr. P 75), astragal (R.F., p. 247, nr. 0 207), Rheinzabern, Hadrianus-laat-Antonijnen.

- Afb. 9, 68 · scherf in bruinroze klei en bruinrode glazuur, eierlijst, zestien-stralige rosette (R.F., p. 229, nr. 0 55), poten van dier, Oost-Gallië.

- Afb. 9, 69: scherf in fel oranje klei en blinkende glazuur, twee amazonen-schilden (R.F., p. 219, nr. 0 17), Rheinzabern, Heleniusstijl, tweede helft Ile-eerste kwart IIIe eeuw.

- Afb. 9, 70: scherf in oranje klei en mat bruine glazuur, medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, erin zittend leeuwke n.r. (OswALD, pl. LXIV, nr. 1532), beer op achterste poten (R.F., p. 128, nr. T 58), spits-vormig blad (R.F., p. 192; nr. P 38), Rheinzabern, Antonijnen.

- Afb. 10, 71: scherf in oranje klei en mat bruine afschilferende glazuur, medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, eronder leeuwin n.r. (OswALD, pl.

LXIII,

nr. 1518), Rheinzabern, Antonijnen.

- Afb. 10, 72: scherf in bruinoranje klei en glazuur, omkijkende hinde (R.F., p. 133, nr. T 78), Oost-Gallië, Trajanus-Antonijnen.

- Afb. 10, 73: scherf in bruinoranje klei en bruine blinkende glazuur, eier-lijst, metopenstijl gevormd door geribde lijn begrensd door bloemetje (R.F., p. 227, nr. 0 48), halve bogen eindigend op blad (R.F., p. 192, nr. P 37), eronder boompje (R.F., p. 186, nr. P 4), Oost-Gallië.

- Afb. 10, 74: scherf in oranje klei, bruinoranje glazuur, eierlijst, medaillon gevormd door twee concentrische cirkels (R.F., p. 266, nr. K 20a), mannen-hoofd erin (masker van Pan) (R.F., p. 32, nr. M 9), blad (R.F., p. 199, nr. P 75), Rheinzabern, Antonijnen.

- Afb. 10, 75: scherf in oranje klei en glazuur, metopenstijl gevormd door geribde lijn, ertussen dubbele haken in geribde lijnen (R.F., p. 240; nr. 0 156), Rheinzabern, Trajanus-Antonijnen.

- Afb. 10, 76: scherf in bruine klei en matte glazuur, metopenstijl, links haan?, eronder gegolfde lijn, Midden-Gallië.

- Afb. 10, 77: scherf in bruine klei, bruinoranje blinkende glazuur,

metopen-stijl gevormd door geribde lijnen eindigend op bolletje, afwisselend Mars

op masker (R.F., p. 47, nr. M 75), gedrapeerde figuur (OswALD, pl. XL, nr. 826), sirene met fluit (OswALD, pl. XLI, nr. 862a), Lezoux, tweede helft Ile eeuw, stempel ALB/ (Albucius: Midden-Gallië, tweede helft Ile eeuw, KARNITSCH, Veldidena: p. 18; of Albinus: HoFMANN: p. 28).

- Afb. 10, 78: randscherf in oranje klei en bruinoranje matte glazuur,

eier-1

(27)

26 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

lijst, vrije stijl: twee honden n.l. (R.F., p. 151, nr. T 139), hartvormig blad (R.F., p. 192, nr. P 37), achterpoten van beer n.r., stempel COMITIALIS FII (Comitialis V, Rheinzabern, eerste helft IIIe eeuw).

- Afb. 10, 79: scherf in roosachtige zandige klei, bruinoranje glazuur, eier-lijst, metopenstijl gevormd door pijlen, ertussen medaillon bestaande uit geribde cirkel en erin jong springende ree (OswALD, pl. LXXIII, nr. 809), Trier, laat-Antonijnen.

- Afb. 10, 80: randscherf in fel oranje klei en blinkende glazuur, eierlijst, twee zesstelige bloemen (R.F., p. 223, nr. 0 34a), twee pauwen (OswALD, pl. LXXXVIII, nr. 2374), pygmee met speer (R.F., p. 70, nr. M 153), Rhein-zabern, cfr. LunowicI Katalog VI, Taf. 235 (5), Victor 111-stijl, eerste kwart IIle eeuw.

- Afb. 10, 81: scherf in roosachtige klei en mat bruine glazuur, voeten van

een visser? (OswALD, pl. XLVI, nr. 958), La Graufesenque, flavisch.

- Afb. 10, 82: scherf in oranje klei en glazuur, bestiarii met zweep, links zweepslinger met de rug toegekeerd (R.F., p. 87, nr. M 2016), rechts nog een zweepslinger (R.F., p. 88, nr. M 202); stempel IUL/ (lulius II en/of lulianus I, Rheinzabern, laatste kwart Ile - begin Ille eeuw.

- Afb. 10, 83: randscherf in beige-oranje klei en bleekoranje matte afschil-ferende glazuur, eierlijst, guirlandes gevormd door geribde halve cirkels. - Afb. 10, 84: scherf in beige-oranje klei, bleekoranje matte afschilferende

glazuur, eierlijst, eronder gladde horizontale lijn, arcade gevormd door twee geribde halve cirkels, man eronder, naast arcade vogeltje.

- Afb. 10, 85: randscherf in oranje klei, bruinoranje matte glazuur, eierlijst, verticaal geribde lijnen die vertrekken vanuit de eierlijst, lulianusstijl, Rheinzabern, laat-Antonijnen - begin Ille eeuw.

- Afb. 10, 86: scherf in bruine klei en matte glazuur, eierlijst (OswALD-PRYCE, nr. 11 ), eronder golflijn, halve metopen gevormd door twee halve cirkels met ertussen rij bolletjes, erin sluier (FöLZER, Taf. XVI (2) uit Jünkerath), Trier, Censorinusstijl, 175-225 n. Chr..

- Afb. 10, 87: scherf in oranje klei, bruinrode matte afschilferende glazuur, metopenstijl gevormd door geribde lijnen eindigend op kelkvormig blad (R.F., p. 207, nr. P 113a), medaillon bestaande uit geribde cirkel, erin man

met speer n.r. (R.F., p. 79, nr. M 178a), Rheinzabern,

Hadrianus-laat-Antonijnen.

- Afb. 10, 88: scherf in bruine klei en bruinoranje glazuur, eierlijst, (R.F., p. 312, nr.

E 70), eronder geribde streep, metopenstijl

gevormd door lelie (R.F., p. 210, nr. P 129), medaillon gevormd door twee concentrische cirkels, erin?, Rheinzabern, lanuariusstijl, Trajanus-Antonijnen.

(28)

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 27

#\

101

~

~

~

1

~

~i

100

Afb. ll. - Terra sigillata (89-100), gewoon aardewerk (101-102) en Belgische waar (103). Sch.: 1/3; stempels: 1/1.

(29)

28 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

(R.F., p. 297, nr. E 5), medaillon gevormd door geribde cirkel, knielende krijger (R.F., p. 92, nr. M 211 ), boompje met drieledige blaadjes (R.F., p. 185 nr. P 3), Rheinzabern, Trajanus-laat-Antonijnen.

- Afb. 11, 90: scherf in oranje klei en glazuur, eierlijst (R.F., p. 302, nr. E 25), meanderlijn met zevenledige bladeren (R.F., p. 196, nr. P 61), ertussen vogeltje (R.F., p. 182, nr.

T

250), Oost-Gallië, Hadrianus-Antonijnen. Afb. 11, 91: scherf in bruinroze klei en mat bruine glazuur, voeten van Diana, hond n.l. (OswALD, pl. VII, nr. 105), Trier, laat-Antonijnen.

- Afb. 11, 92: scherf met aanzet van voet in bruinroze klei en matte glazuur, rij bladeren (FöLZER, Taf.

XXXI

(752), Trier.

- Afb. 11, 93: randscherf in bruine klei en glazuur, eierlijst, eronder geribde streep, metopenstijl gevormd door geribde strepen, halve medaillon be-staande uit twee halve cirkels met vis erin n.l. (R.F., p. 168, nr. T 1926), medaillon bestaande uit twee concentrische cirkels, figuur met dier (R.F., p. 51, nr. M 89), Rheinzabern.

- Afb. 11, 94: scherf in bruine klei en glazuur, twee zones gescheiden door geribde lijn : medaillon gevormd door twee geribde cirkels, erin blad, tweede zone: everzwijn (R.F., p. 130, nr. T 68), plantvormig ornament (R.F., p. 194, nr. P Sla), Oost-Gallië.

- Afb. 11, 95 : scherf in bruine klei en glazuur, golvende lijntjes, ertussen zes bolletjes, bladvormig ornament.

- Afb. 11, 96: scherf in bruine klei en glazuur, bladvormig ornament (R.F., p. 194, nr. P Sla), Oost-Gallië.

- Afb. 11, 97: randscherf in bruine klei, zwart verbrand, eierlijst, (OswALD-PRYCE, nr. 91), eronder geribde lijn, hondje, Lezoux, Trajanus-Antonijnen.

- Afb. 11, 98 : randscherf in bruinroze klei, mat bruine afschilferende glazuur (slechte kwaliteit), eierlijst, eronder geribde lijn, omkijkend hert (OswALD, pl. LXXIII, nr. 1801 of 1802), boom, Oost-Gallië.

•- Afb. 11, 99-100: kom in oranje klei, bruinoranje glazuur, eierlijst, metopen-stijl gevormd door geribde strepen, halve medaillon bestaande uit twee halve cirkels, erin leeuwin n.r. (OswALD, p. LXIII, nr. 1518), eronder hondje n.l. (OswALD, pl. LXXIX, nr. 2021), medaillon van twee concen-trische cirkels, erin ezeltje n.l. (OswALD, pl. LXXII, nr. 1759), in de vier hoeken driehoekig blad met ertussen de stempel van COMITIALIS FII (Comitialis, Rheinzabern, eerste helft IIIe eeuw).

C. GEWOON AARDEWERK (21,45 %)

Hieronder verstaan we het okergeel tot oranjekleurig aardewerk, meestal met miccasteentjes of keitjes vermengd. De meeste scherven vertonen sporen van witte beschildering.

(30)

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL 29 Meest voorkomend type zijn de kruiken of kruikamforen ( 60 fragmenten) o.a.: Hofheim 50 (vanaf einde eerste eeuw); GILLAM 14 (120-160 n. Chr.). Tweede goed vertegenwoordigd zijn de mortaria (33 fragmenten): enkele randen gestempeld: afb. 11, 101: /IUSII; afb. 11, 102: TE/. Types: To 95; GILLAM 272; Hofheim 79; GILLAM 239. Verder nog negen fragmenten van

voorraadpotten met horizontale boord naar binnen gebogen. 21 Fragmenten

van kookpotten met uitgeknepen voet en geknikte rand. Eén bord. d. BELGISCHE WAAR (14,82 %)

Te Oudenburg werd geen enkele terrarubra-scherf aangetroffen, maar wel terra nigra-waar.

Meest voorkomend zijn de potten (7 fragmenten) met uitslaande voet, lichtjes naar buiten geknikte rand, nogal bolronde buik: afb. 11, 103; types: Kortrijk graf 2 ( 1); HoLWERDA 627; HoLWERDA 494; Blicquy graf 75 ( 4). Verder nog platte borden; types: HoLWERDA 91; GosE 290; GILLAM 325; één randscherf met metaalschijn en in het midden guillochisversiering. Ook nog kommen; types: Howardries 6 (2 fragmenten): hals versierd met gepolijste

verticale strepen; Howardries 5: horizontale rand met twee gleuven, onder de

rand een ingekerfde meanderlijn; Hees 9: afb. 12, 104. e. GEVERNISTE WAAR (3,31 %)

20 fragmenten in witte klei met oranje vernis; types: To 216 (Ile eeuw); GosE 231 (tweede helft Ile eeuw); To lc (einde eerste eeuw). 26 Fragmenten

105

108 107

106

(31)

1

1

30 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

in witte klei met bruin tot zwartgrijs matte vernis, soms metaalglans; types:

To 36 (einde Ile eeuw); GosE 190 (laatste kwart Ile eeuw). 11 fragmenten in

oranje klei met blinkende zwarte vernis, soms metaalglans ; types : GosE 209 (einde Ile eeuw - eerste helft IIIe eeuw); To 116 (begin IIIe eeuw); To 12c (eerste helft IIIe eeuw): afb. 12, 105. 7 fragmenten van Castorbekers: o.a.

afb. 12, 106-107.

f. BESCHILDERDE WAAR (0, 71

%

)

9 fragmenten in witte klei met oranje deklaag. Eén fragment van lampje

in witte klei met oranje deklaag: afb. 12, 108. 9 fragmenten Pompejaans-rood

(0,65 %) ; types: Blicquy 5; Blicquy 7; Blicquy 4B. Twee scherven gebronsd

aardewerk (0,06 %).

2. Terracottabeeldjes (afb. 13 en 14)

Venus: staande naakte godin, met de ene hand houdt ze haar haren vast, met de ander het afgelegde neerhangend gewaad. Hoofd en voetstuk ontbreken; uit het Allier-gebied afkomstig, cfr. M. RouvrnR-JEANLIN: nr. 30 1 .

Mannelijk personage, gekleed op zijn Gallisch, in korte tuniek met gordel rond, in rechterhand houdt hij een patera, langs linkerbeen een soort pijler bestaande uit vijf schakels, zijn linkerhand rust erop en houdt een blad vast;

hoofd en voeten ontbreken; volgens M. RouvrnR-J EANLIN gaat het hier om de

god Dispater of Sucellus: nr. 523 2 •

3. Andere voorwerpen

a. METAAL

- Sleutels : vier ijzeren sleutels.

- Nagels: enkele ijzeren nagels in afvalputten.

- Ijzeren handvat met twee hengsels.

- 1 wee ijzeren ringetjes uit gracht 29.

- Koperen ringetje: gracht 31.

- Bronzen klokje.

- Munten 3, deze munten komen uit de vulling onder de laat-Romeinse

graven:

1 M. RouvmR-}EANLIN, XXIVe suppl. à Gallia, 1972, 100, nr. 30.

2 Idem, 219, nr. 523.

(32)

Afb. 13. - Terracottabeeldjes: vóóraanzicht.

(33)

32 HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL

- Dupondius van Faustina II:

v.z. : /TINA AVGVST /: gedrapeerde buste n.l. met stéphane.

k.z. : /L VCIF /: Diana Lucifera, recht en face, hoofd n.r..

- As in aurichalcum van Trajanus:

v.z.: buste met stralenkroon n.r ..

k.z. : afgesleten.

- Sestertius van Commodus :

v.z.: /VSAN/: buste met lauwerkrans n.r..

k.z.: /RPXIII MP ... COS V PP: Commodus recht n.l. met in hand een

takje en scepter (verticaal).

se

- Aes als imitatie van Urbs Roma : v.z.: URBS/: buste met helm n.l .. k.z.: wolvin met tweeling n.l.. atelier onleesbaar.

- Twee munten waren onleesbaar.

b. BEEN

- Teerling.

- Haarspeld.

c. GLAS

- Stuk vensterglas, mat groen.

- Enkele randscherven van flesjes in groen doorzichtig glas.

Glazen schaal met gegraveerde versiering, gevonden in vulling van een

laat-Romeins graf: gegraveerde figuur, alsook enkele letters ITA ... E 1 .

d. ANDER MATERIAAL

- Stuk bewerkte silex.

- Stukken dakpan, hypocaustbuizen, tegels, frescofragmenten. - Vele schelpen, vooral oester-, mossel- en cardiumschelpen.

- Dierenbeenderen: o.a. kieken-, schapen- en varkensbeenderen 2 •

1

J

.

MERTENS & L. VAN IMPE, o.c., 1, 152, afb. 63-64.

(34)

BESLUIT

De opgravingen te Oudenburg brachten voor onze kennis van de Romeinse

bewoning in de kustvlakte enkele nieuwe elementen, in zover zij resten van

gebouwen opleverden, wat niet zo veelvuldig voorkomt. Deze zeldzaamheid

vindt zijn verklaring in de geologische opbouw van deze streek, die herhaal-delijk geteisterd werd door overstromingen, die Romeinse overblijfselen met

een dik kleipakket bedekten. Oudenburg echter is steeds gespaard gebleven

van dergelijke overstromingen, daar het op een pleistocene zandrug ligt, die

steeds boven het overstroomde gebied uitstak 1

.

De hier besproken overblijfselen behoorden waarschijnlijk tot een grote nederzetting of losse bewoningsgroep.

In een eerste fase ging het om houten gebouwen, waarbij althans één

later door een stenen constructie werd vervangen. In de houtbouwfase kunnen

we met enige waarschijnlijkheid een tweeschepig gebouwtje onderscheiden 2

Enkele palen werden hersteld, daar er in twee paalkuilen (h en i) het spoor van

verschillende palen zichtbaar was. In de vulling van paalgat h was een scherf DRAG. 29 (afb. 7, 31) aanwezig, daterend uit einde van de Ie eeuw, deze scherf

kan best in het paalspoor terecht zijn gekomen bij het vervangen van de paal. Westwaarts van dit gebouw zijn enkele elementen van een tweede

con-structie te herkennen, gevormd door de palen o tot en met t. Alhoewel deze palen op een rij zijn geschikt, is daaruit geen plan van een gebouw af te leiden; dit is eveneens het geval voor de andere paalsporen a-e en w-y.

In een tweede fase werd op de overblijfselen van het houten gebouwtje

een stenen gebouw opgericht; dit laatste kende twee fasen : in een eerste was het een onregelmatige rechthoek ingedeeld in verschillende vertrekken B-D-E-F-G-H. In een tweede werd A aangebouwd en werd tegelijkertijd de ruimte B uitgebreid naar het Westen toe. De uitbraaksporen bevatten hoofd-zakelijk Doornikse blauwe steen. Slechts A was opgetrokken in groene

veld-steen. Van de binnenversiering werden enkele vage resten teruggevonden: als

frescofragmenten met rode en zwarte beschildering op witte achtergrond en

enkele brokken van vloerbekleding in roze mortel. Een gedeelte van het gebouw

deed waarschijnlijk dienst als badplaats : B/C zou een hypocaustum geweest

zijn, H badplaats en A ca.ldarium ( ?). Een kleine riolering zorgde voor de 1 Het is onnodig nogmaals over de pedologische ligging van deze plaats uit te wijden, daar

ze reeds behandeld werd in

J.

MERTENS & L. VAN IMPE, o.c., I, 9.

2 Ook in Zeeland zijn er tweeschepige gebouwtjes opgegraven. Volgens J. A. TRIMPE

BuRGER vormt het Helinium de scheiding tussen twee- en drieschepige gebouwen: cfr.

(35)

34 BESLUIT

waterafvoer. Voor de watervoorziening zorgden twee (of drie) houten

water-putten.

Zoals bij iedere bewoning waren ook hier afvalkuilen aanwezig, zowat overal verspreid. Uit de vulling kon niet worden uitgemaakt welke tot het houten en welke tot het stenen gebouw behoorden. De afwezigheid van archeologisch materiaal in de gebouwen zelf belet een nader chronologische

omschrijving van de twee fasen van de bewoning te geven.

Uit het archeologisch materiaal blijkt dat we hier te doen hebben met

tamelijk rijke bewoners. De terra sigillata was goed vertegenwoordigd. Het

grootste aantal (71 stukken) was ingevoerd uit Oost-Gallië en was meestal van goede kwaliteit; 17 fragmenten kwamen uit Midden-, 11 uit Zuid-Gallië en

voor 7 stukken was de herkomst niet nader te bepalen. De stukken uit

Oost-Gallië kwamen vooral uit Rheinzabern. Goed vertegenwoordigd was ook het inheemse aardewerk, soms "Menapische waar" genaamd, dat over geheel de kustvlakte wordt aangetroffen; het omvat meestal kookpotten met uitslaande

rand en rechte bodem, en borden met licht naar binnen gebogen rand. Het

overige gewone aardewerk was vertegenwoordigd door kruiken, kruikamforen,

mortaria, voorraadpotten en een bord. Van de Belgische zijn slechts terra

nigra-fragmenten te melden : o.a. potten, borden en kommen van type

Howardries 5 en 6. Het geverniste aardewerk kwam minder voor; ook enkele

fragmenten van beschilderde waar werden gevonden : o.a. kleine potjes en ook

borden van Pompejaans-rood aardewerk. Het overige materiaal leverde weinige

gegevens op : vermelden we slechts de twee terracottabeeldjes van Venus en

Dispater. Opvallend is wel het grote aantal oester-, mossel- en

cardium-schelpen, evenals de dierenbeenderen (vooral schapen). Dit wijst erop dat deze

bewoners vooral van visvangst en veeteelt leefden en minder van landbouw.

Alles lag immers voor de hand : nl. nabijheid van de zee voor de visvangst en

de aanwezigheid van ziltgronden voor de schapenteelt. De talrijke sigillata kan

ook op een zeker handelsactiviteit wijzen.

Voortgaa.nd op het archeologisch materiaal kunnen we deze bewoning

laten aanvangen in de tweede helft van de Ie eeuw n. Chr. ongeveer tot het derde kwart van de IIIe eeuw met een bloeiperiode in de loop van de He eeuw en eerste helft IIIe eeuw. Globaal kunnen drie fasen worden onder-scheiden : bij de aanvang had de bewoning een meer inheems karakter (gezien het gering aantal vroege terra sigillata-scherven) en bestond ze uit enkele

houten gebouwen. Met de economische ontwikkeling en Romeinse invloed

kwam het tot een stenen gebouw (badgebouw ?) dat later nog werd

uitge-breid 1.

1 Een dergelijk verschijnsel vinden we in Rijswijk (Z-Holland): H. SARFATY, Friezen

(36)

Il

BESLUIT 35

Buiten de hoger beschreven overb ijfselen onder het laat-Romeins

graf-veld werden ook elders in Oudenburg sporen van Romeinse bewoning

aan-getroffen.

Bij de opgravingen in het castellum in 1957, 1960 en 1970 1 werden

vroeg-Romeinse resten (afb. 2, 1, 2, 3) gevonden, bestaande uit aardewerk,

overeenstemmend met het hoger reeds behandelde : o.a. kustaardewerk,

Belgische waar, terra sigillata, een bronzen handvat en schelpen. De meeste

voorwerpen kwamen echter niet in stratigrafisch verband voor : op twee

plaatsen (afb. 2, 1) konden oude woonsporen worden ingetekend : nl. enkele

paalkuilen.

Onder de St.-Pieterskerk (afb. 2, 4) 2, gelegen aan de oostrand van de huidige dorpskom kwam ook vroeg-Romeins materiaal aan het licht: o.a. een terra sigillata-scherf met stempel MAGIO F (Rheinzabern, laat-Antonijnen, OswALD, Stamps, p. 177-178) en DRAG. 37 met versiering (eerste helft IIIe eeuw).

Aan de zuid-westhoek van het castellum (afb. 2, 5) werden enkele urnen gevonden, die op een graf zouden kunnen wijzen 3

In

de Burgstraat (afb. 2, 6) werden enkele terra sigillata-scherven ontdekt:

o.a. DRAG. 36, DRAG. 31 met stempel JANUARIUS (Antonijnen) 4 •

Verder werd in de Goede Boterstraat (afb. 2, 7) een gevernist potje

ge-vonden, type GosE 198 ( einde IIe - eerste helft IIIe eeuw) 5 •

Langs de Hoogwegel (afb. 2, 8) werden onder zes laat-Romeinse graven 6

resten van oudere bewoning vastgesteld, bestaande uit afbraak van mortelvloer

en enkele scherven, daterend uit de IIe-IIIe eeuw.

Aan de Marktplaats (afb. 2, 9), werd een Romeins grootbrons gevonden 7

Reeds Gramaye 8 vermeldt in de 17e eeuw een vondst van aardewerk, "Ramanisfrequentatum suspicari passes, in veteri cadice legens, reperta in murarum

vestigiis vasa .fictilia, cum numismatibus et scutell.a.s ab excellentiam aura inclusas"

hun datering is niet gekend.

Hieruit zien we dat deze nederzetting te Oudenburg tamelijk uitgestrekt was, lopend van de Kasteeldreef tot de St.-Pietersabdij, t.t.z. op een afstand

van ongeveer 700 m. De aard van de bewoning is niet nader te bepalen;

den-1

J.

MERTENS & L. VAN IMPE, o.c., I, 12-18.

2 L. DEVLIEGHER, De St.-Pieterskerk te Oudenburg (Archaeologia Belgica 43), Brussel,

1959. -

J.

A. TRrMPE-BuRGER, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis "Société d'Emulation" te Brugge, XCIX, 1962, 301

3

J.

MERTENS & L. VAN IMPE, o.c., I, 18.

4 H. TttOEN, Oudenburg - Romeins, Archeologie 1974, 22.

5 Inlichting uit dossier N.D.O ..

6 J. MERTENS & L. VAN IMPE, o.c., I, 6;

J.

MERTENS, Oudenburg, Archeologie 1963, 68-69. 7 Inlichting uit dossier N.D.O.; de juiste vindplaats is ons niet bekend.

(37)

36 BESLUIT

kelijk gaat het om een eerder losse bewoning, gevestigd in een gebied door-sneden door een ganse reeks kleine waterlopen, die de verbinding met de zee tot stand bracht en aldus handelsbetrekkingen mogelijk maakte. De land-verbindingen, hoewel van secundair belang, kunnen toch deze betrekkingen in de hand hebben gewerkt: hoogstwaarschijnlijk lag Oudenburg aan de secun-daire weg, die Cassel met Brugge verbond over Steenvoorde, Poperinge en die de rand van zandgebied volgde 1. De Romeinse weg van Blicquy naar het Noorden eindigde waarschijnlijk niet in Oudenburg, maar liep vanaf St.-Eloois-Vijve - tot waar hij werd teruggevonden - over Aartrijke naar Wenduine 2

Het verlaten van deze nederzetting werd veroorzaakt door twee gebeur-tenissen, waarvan de voornaamste, de Duinkerke II-transgressie, de bewoning van het kustgebied zeer bemoeilijkte en een totale omwenteling met zich bracht in de economische gesteldheid van de streek. Naast deze natuurlijke rampen kan ook de invallen van Franken en Saksen vanaf het midden van de IIIe eeuw het hunne hebben bijgedragen om de streek tot verval te brengen. De nieuwe bewoning op de van overstroming vrijgebleven zandruggen - zoals dit voor Oudenburg het geval was - vertoont een totaal nieuw karakter: zij is zuiver militair. Op het hoogste punt van Oudenburg wordt op het einde van de IIIe eeuw een castellum opgericht, deel uitmakend van de Romeinse kust-verdediging. Het zal, blijkens de in het grafveld gedane vaststellingen, bezet blijven tot het begin van de Ve eeuw.

1 J. MERTENS, Les routes romaines de la Belgique (Archaeologia Belgica 33), Bruxelles, 1957,

24.

(38)

11

LIJST DER AFKORTINGE

BLICQUY: S. J. DE LAET - A. VAN DooRSELAER - P. SPITAELS - H. TttOEN, La

nécropole gallo-romaine de Blicquy (Dissertationes Archaeologicae Gmdenses

XLV), Brugge, 1972.

CuRLE :

J.

CuRLE, A roman Jrontier post and its people: the Jort of Newstead in the

parish of Melrose, Glasgow, 1911.

DECHELETTE:

J.

DECHELETTE, Vases ornés de la Gaule romaine, Paris, 1904.

DRAG.: H. DRAGENDORFF, Terra Sigillata, Bonner Jahrbücher XCVI, 1895, 18-155.

FöLZER: E. FöLZER, Die Bilderschüsseln der ostgallischen Sigillata-Manufakturen,

Bonn, 1913.

GrLLAM:

J.

P. GrLLAM, Types of roman coarse pottery vessels in northern Britain,

Archaeologia Aeliana 35, 1957, 180-251.

GosE: E. GosE, Gefässtypen der römischen Keramik im Rheinland, (Bonner

Jahr-bücher, Beiheft 1), Keveleer, 1950.

HEES: H. BRUNSTING, Het grafveld onder Hees bij Nijmegen, Amsterdam, 1937.

HoFHEIM: E. RITTERLING, Das frührömische Lager bei Hofheim im Taunus,

Annalen des Vereins Jür Nassausische Altertumskunde und Geschichtsforschung 40, 1971.

HoFMANN: B. HoFMANN, La céramique sigillée: estampilles, Notice technique 21,1971.

HoLWERDA:

J.

H. HoLWERDA, De Belgische waar in Nijmegen, Nijmegen, 1941.

HOWARDRIES: M. AMAND, 1' Industrie de la céramique dans Ie site du Bois de Flines à

Howardries (Archaeologia Belgica 127), Bruxelles, 1971.

KARNITSCH, Lauriacum: P. KARNITSCH, Die verzierte Sigillata von Lauriacum, Linz,

1955.

KARNITSCH, Ovilava: P. KARNITSCH, Die Reliefsigillata von Ovilava, Linz, 1959.

KARNITSCH, Veldidena: P. KARNITSCH, Die Sigillata von Veldidena, (Archäologische

Forschungen in Tirol 1), 1960.

KORTRIJK: Ctt. LEVA & G. CoENE, Het Gallo-Romeins grafveld in de Molenstraat te

Kortrijk (Archaeologia Belgica 114), Brussel, 1969.

Luoow1cr: W. Luoowrcr, Stempelnamen und Bi/der römischer Töpfer, Jockgrim,

vol. 5, 1927.

NrnDERBIEBER: F. ÜELMANN, Die Keramik des Kastells Niederbieber, (Materialien zur

römisch-germanischen Keramik 1), 1974.

OswALD: F. ÜSWALD, Index of figure-types on terra sigillata, Liverpool, 1936-1937.

OswALD-PRYCE: F. OswALD-T. D. PRYCE, An introduction to the study of terra

sigillata, London, 1920.

ÜSWALD, Stamps: F. OswALD, Index of potters'stamps on terra sigillata, London, 1931.

R. F.: H. RrcKEN-C. H. FrncHER, Die Bilderschüsseln römischen Töpfer von

Rhein-zabern, Bonn, 1963.

STANFIELD:

J.

A. STANFIELD-G. SiMPSON, Centra/ gaulish potters, London, 1958.

(39)

1 INHOUDSTAFEL INLEIDING . .

. . . .

. . .

. . .

,1 GRONDSPOREN 11 1. Paalsporen 2. Stenen gebouw 3. Waterputten. 4. Afvalkuilen en grachten .

HET ARCHEOLOGISCH MATERIAAL.

1. Aardewerk a. Inheems aardewerk b. Terra sigillata. On versierde Versierde c. Gewoon aardewerk d. Belgische waar e. Geverniste waar f. Beschilderde waar 2. Terracottabeeldjes 3. Andere voorwerpen. a. Metaal b. Been c. Glas d. Ander materiaal BESLUIT

. . . .

. . . .

. . . .

i

LIJST DER AFKORTINGEN

. . . .

. . .

INHOUDSTAFEL

. . . .

.

. . .

. . .

. . . .

. .

5 7 7 8 9 11 12 12 12 12 12 18 28 29 29 30 30 30 30 32 32 32 33 37 39

(40)

j

J

N.V. DRUKKERIJ ERASMUS LEDEBERG/GENT

i

(41)

/!.XIII

14 .XV

;--- -=-1

Opgravingsplan (]. Mertens in Arch. Belg. 135)

5m. Pl. I t-1 .XIV ·"' Y,/, ",1///11/~ -. ..:...

-

~ .·.· .@ : .. _._: __ ·!

~

----.

mr

L:

P

(42)

1

1

" 1111111111111111 1111 1111111111~1111 111111111 1111111111111111111 l11111111111111 n111111111111111II ,,,111111111111111111t:Y1s 11111111 i111,,,111 1 ' 111111 29 1111 1 q~ 11111111111,1 111111111111 ,,,,,,,,,11111111 !ll W 1 111111111111 111111111

1,,,.,,,1111 IIIIIIIIIIIIIJl:111111111111111111111111111111111111111•

e, X 0 U 30 111, ~ 0 rel ei

2s v

I

e

1 se:3 o

·

:

__ l_l-1

17

22 C:) t p . 13 cJ

~

11 " . ,·.

y

Algemeen plan van de nederzetting onder het grafveld.

·

N

~ e @ d Pl. Il a 32 111111111 1 ~

..

..

...

lJj

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The many horror stories of atrocities committed by the security forces that unfolded at the hearings of the Truth and Reconciliation Commission; the multitude of reports

c de interactie tussen beide. Het hoofdstuk mondt uit in een sociaal-wetenschappelijk gereedschap om dit legitimeringsproces te vatten: beleidsbemiddeling. In hoofdstuk 3

The fraud exception in letters of credit transactions plays an important part in circumstances where the documents presented by the party who claims payment

Die groep B-hipoteses vloei voort uit die kontrole veranderlikes en bogenoemde hipoteses help die navorser om meer lig op die vraag na die verband tussen die

Alvorens daar na die ontstaan van die NGK in Rhodesië gekyk kan word, is dit noodsaaklik om ’n onderskeid tussen die blanke kerklike bediening van NGK-lidmate en

Die meting van algemene motoriese bekwaarnheid het gedurende die afgelope drie dekades die besondere aandag van navorsers op die gebied van liggaamlike opvoeding

Reinier: &#34;Het is een belangrijk hoofdstuk in die zin dat dit het vertrekpunt is voor de Verkenningen.&#34; Het schetst de toestand van natuur en landschap en de relatie tot

Tendensen lijken te zijn dat Splitthoff- en Rotatag-bedrijven vaker meer dan 10% fokooien hebben waarvan het oormerk niet of slecht afleesbaar is en dat K12-bedrijven vaker geen