• No results found

Parlementair gedrag van lokale partijen in Nederland: Is er een verschil in de wijze waarop lokale en nationale partijen gebruik maken van hun bevoegdheden in de gemeenteraad?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Parlementair gedrag van lokale partijen in Nederland: Is er een verschil in de wijze waarop lokale en nationale partijen gebruik maken van hun bevoegdheden in de gemeenteraad?"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Parlementair gedrag van lokale partijen in

Nederland

Is er een verschil in de wijze waarop lokale en nationale partijen gebruik maken van hun bevoegdheden in de gemeenteraad?

Masterspecialisatie: Nederlandse Politiek Joost Kempers

S1433466 6 juni 2019

Eerste lezer: Dr. S.P. Otjes Tweede lezer: Dr. T.P. Louwerse Aantal woorden: 9792

Abstract

Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 zijn lokale partijen in Nederland veruit de grootste op het lokale niveau. Hoe deze partijen zich in de gemeenteraad gedragen is echter onbekend. In dit onderzoek worden verschillende type lokale partijen met landelijke partijen in de gemeenteraad vergeleken. Hierbij zijn gegevens over moties, amendementen en raadsvragen uit de raadsperiode 2014-2018 met elkaar vergeleken. Een belangrijke uitkomst van dit onderzoek is dat lokale partijen minder actief zijn in de gemeenteraad. Zij dienen minder moties en amendementen in. Het soort lokale partij heeft daarop weinig invloed.

(2)

1 Introductie

Na de gemeenteraadsverkiezingen op 21 maart 2018 is één ding duidelijk geworden. De koppositie die lokale partijen sinds de verkiezingen van 2010 innemen, staan zij voorlopig nog niet af.1 Van alle kiezers stemden 29% op een lokale partij.2 De tweede partij, de VVD, volgde

met 14% op grote afstand.3 Na de verkiezingen van 2018 werden lokale partijen in 164 van

335 gemeenten in Nederland de grootste partij.4 Lokale partijen in Nederland nemen een

steeds dominantere positie in.

Het is dan ook opmerkelijk dat wij over deze lokale partijen in Nederland nog betrekkelijk weinig weten. Zeker gezien het feit dat deze partijen al geruime tijd in Nederland actief zijn. Lokale partijen in Nederland kennen een lange historie.5 Aanvankelijk, in de jaren

vijftig, kwamen deze partijen vooral voor in het katholieke zuiden, maar na een periode van daling tussen 1970-1990, groeiden lokale partijen weer en verspreidden zich door heel het land.6 De uitslag van de laatste gemeenteraadsverkiezing is in deze opmars een nieuw

hoogtepunt.

Ondanks deze opmars ontbreekt het op verschillende vlakken aan kennis over lokale

partijen. Zo is er vrijwel geen kennis over hoe deze partijen zich daadwerkelijk op het lokale niveau gedragen. Doel van deze studie is om het parlementair gedrag van lokale partijen op

het lokaal niveau in kaart te brengen.

Dit onderzoek is om verschillende redenen relevant. Ten eerste is het belangrijk om te weten hoe de grootste speler op het lokale niveau zich daadwerkelijk gedraagt. Het haakt in op de kernvraag: wat zijn lokale partijen eigenlijk? Rondom de gemeenteraadsverkiezingen

1 Percentage stemmen lokale partijen: 2006: 22,1%, 2010: 23,66%, 2014: 27,77%. Gegevens afkomstig van:

Kiesraad, Databank verkiezingsuitslagen,

https://www.verkiezingsuitslagen.nl/verkiezingen?s=Gemeenteraad&v=2006&t=2018, geraadpleegd op 06-03-2018.

2 Kiesraad, uitslag gemeenteraadsverkiezing 21 maart 2018,

https://www.verkiezingsuitslagen.nl/verkiezingen/detail/GR20180321, geraadpleegd op 06-02-2019.

3 Ibidem.

4 NOS, ‘Lokale partijen winnen in een versplinterd politiek landschap’, 22-02-2018,

https://nos.nl/artikel/2223771-lokale-partijen-winnen-in-versplinterd-politiek-landschap.html, geraadpleegd op 06-02-2019.

5 M. Boogers, P. Lucardie en G. Voerman, Lokale politieke groeperingen. Belangenbehartiging, protest en

lokalisme (Groningen 2007); G. Voerman en S. Otjes, ‘Terugkeer van de lokale partij. Verkenning op een

nauwelijks ontgonnen terrein’, in: A.H. Heringa en J. Schinkelshoek, Een goede raad. Stand van de lokale

democratie na de gemeenteraadsverkiezing van 2018 (Den Haag 2018) 21-36.

(3)

2

van 2018 was er veel publieke aandacht voor lokale partijen. Wat betekent de opkomst van de lokale partij voor het lokale bestuur?7 Er is zelfs een televisieserie gemaakt over lokale

partijen, waarbij een aantal partijleden tijdens de campagne werden gevolgd.8 Bovendien

besteedt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) recentelijk veel aandacht aan het lokale bestuur. In juli vorig jaar is er een plan van aanpak gepresenteerd waarin BZK met een pakket aan maatregelen de lokale democratie wil helpen versterken.9 In

dit plan wordt expliciet over extra ondersteuning van lokale partijen gesproken.10 Bovendien

staat bij de voorgestelde maatregelen het functioneren van de gemeenteraad centraal.

Naast deze sociale relevantie haakt dit onderzoek ook in op een academisch ‘gat’ dat

over het gedrag van lokale partijen bestaat.11 Onderzoek naar lokale partijen valt vooral

binnen het gebied dat kan worden bestempeld als de ‘electoral arena’.12 Peter Mair en Luciano

Bardi omschrijven dit als het gebied waarin politieke partijen strijden om de stem van de kiezer. De partijen hebben hierbij maar één doel en dat is overleven.13 Naast deze electorale

arena zijn er volgens Bardi en Mair nog twee andere arena’s waarin partijen zich manifesteren. Partijen concurreren volgens hen niet alleen op electoraal niveau, maar ook op parlementair en soms ook op regeringsniveau.14 Belangrijk voor dit onderzoek zijn de opmerkingen dat het

gedrag van partijen in de verschillende arena’s behoorlijk kan verschillen en dat kennis over de ene arena weinig zegt over het gedrag van partijen in de andere arena’s.15

Er is inmiddels enige kennis over het optreden van Nederlandse lokale partijen in de

7 ‘Lokale keffertjes gingen besturen’, NRC, 05-02-2018,

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/02/05/lokale-keffertjes-gingen-besturen-a1591049, geraadpleegd op 15-03-2019.

8 Driedelige documentaire ‘Ons belang’, AVROTROS, https://eenvandaag.avrotros.nl/rubriek/ons-belang/,

geraadpleegd op 11-03-2019.

9 Kamerbrief plan van aanpak voor versterking lokale democratie, Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijkrelaties (BZK), 05-07-2018,

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/07/05/kamerbrief-plan-van-aanpak-voor-versterking-lokale-democratie-en-bestuur, geraadpleegd op 14-03-2019.

10 Ibidem, 4.

11Academische relevantie verhouding gemeenteraad en college B&W: P. Castenmiller en K. Peters, ‘Wel aan het

hoofd maar niet de baas. De verhouding tussen raad en college in de praktijk’, in: H. Vollaard, G. Boogaard, J. van den Berg en J. Cohen (red.), De gemeenteraad, ontstaan en ontwikkeling van de lokale democratie (Amsterdam 2018), 208, 223;

Academische relevantie lokale partijen: M. Reiser, ‘Conclusion: Independent Local List in East and West European Countries’, in: M. Reiser en E. Holtmann (red.), Farewell to the Party Model? Independent Local Lists

in East en West European Countries (Wiesbaden 2008), 277-294, aldaar 278.

12 L. Bardi, P. Mair ‘The parameters of party system’, Party Politics 14:2 (2008), 147-166. 13 Ibidem, 158.

14 Ibidem. 15 Ibidem, 161.

(4)

3

electorale arena. We weten inmiddels wat de motieven en achtergronden van kiezers zijn die op deze lokale partijen stemmen.16 Ook is het bekend hoe deze lokale partijen zich

ideologische gezien zich tot elkaar en andere nationale partijen verhouden.17 Over het gedrag

van lokale partijen in de parlementaire arena (de gemeenteraad) is nog niet veel bekend. Dit onderzoek zal bijdragen aan de kennis met betrekking tot lokale partijen in de parlementaire arena. Het ‘academische’ gat in kennis zal voor een deel worden gedicht. De onderzoeksvraag die hier centraal staat is:

Is er een verschil in de wijze waarop lokale en nationale partijen gebruik maken van hun bevoegdheden in de gemeenteraad?

Theorie

Binnen de internationale literatuur over lokale partijen zijn er verschillende definities in omloop.18 Niet iedere definitie past goed bij de Nederlandse situatie. Het lokale niveau in

Nederland kenmerkt zich door grote politieke versnippering. Op het lokale niveau zijn zeer veel verschillende partijen actief. Zo zijn er bijvoorbeeld lokale afdelingen van nationale partijen, maar ook gecombineerde lijsten. 19 De vraag is wanneer in dit spectrum aan partijen

kan worden gesproken van lokale partijen. Niet iedere partij is daarbij als ‘lokale partij’ te bestempelen. Binnen de definitie van Voerman en Otjes is het onderscheid tussen lokale en niet-lokale partijen duidelijk omschreven. Zij bestempelen partijen pas als lokaal wanneer: ‘die alleen meedoen aan verkiezingen voor de gemeenteraad en slechts aan de verkiezingen in één gemeente deelnemen. Ze doen niet mee aan verkiezingen op hogere niveaus (voor de Provinciale Staten, de Tweede Kamer of het Europees Parlement). Ze hebben geen banden – formeel of anderszins met landelijke partijen (zoals gecombineerde kandidatenlijsten die vaak wel hebben), of met een partij die aan de raadsverkiezingen in een andere gemeente deelneemt’.20

16 G. Jansen en Bas Denters (red.), Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2018, hoofdstuk 1: Opkomst

en stemgedrag; T. van der Meer en H. der Kolk (red.), Democratie dichterbij: Lokaal Kiezersonderzoek 2016, hoofdstuk 6: stemgedrag bij gemeenteraadsverkiezingen; S. Otjes, ‘Pushed by national politics or pulled by localism? Voting for independent local parties in the Netherlands’, Local Government Studies 44:3 (2018), 305-328.

17 M. Boogers en G. Voerman, ‘Independent Local Political Parties in the Netherlands’, Local Government

Studies 36:1 (2010) 75-90; Boogers, Lucardie, Voerman, Lokale politieke groeperingen.

18 M. Reiser, ‘Conclusion: Independent Local List in East and West European Countries’, 284-286.

19 J.J.C. van Ostaaijen, Bevlogen en begrensd. Een onderzoek naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2014

(Tilburg 2014), 15.

(5)

4

Kortom, lokale partijen zijn pas lokaal, als zij in slechts één gemeente verkiesbaar zijn, niet deelnemen aan verkiezingen op hogere niveaus en geen banden hebben met landelijke partijen. Dit artikel neemt deze definitie over. Dit vanwege het uiteindelijk doel van dit artikel: onderzoeken of er mogelijke verschillen zijn in het gedrag tussen nationale en lokale partijen. Het is dan ook duidelijk dat lokale partijen in een aantal opzichten van landelijke partijen verschillen. Een groot verschil zit hem in de organisatie van beide partijen. Waar lokale partijen onafhankelijk zijn en zelfstandig opereren, zijn de lokale afdelingen van landelijke partijen onderdeel van een groter landelijk netwerk. De meeste lokale partijen zien die onafhankelijkheid als hun kracht. Ze vinden dat zij daardoor beter de aandacht kunnen leggen op lokale thema’s en minder afhankelijk zijn van landelijke politieke trends.21 Het

ontbreken van landelijke ondersteuning kan echter ook nadelig werken. Zo stippen Voermans en Waling aan dat lokale partijen meer moeite hebben met het werven en vasthouden van talent en dat zij minder ondersteuning krijgen bij het raadswerk.22 Lokale partijen proberen

dit op te vangen door trainingen en opleidingen extern in te kopen, maar de vraag is in hoeverre lokale partijen hier in slagen.23 Op het gebied van financiering staan lokale partijen

en landelijke partijen niet op gelijke hoogte met elkaar. Landelijke partijen ontvangen subsidie van het Rijk en dit vloeit voor een deel af naar de lokale afdelingen. Voor lokale partijen bestaat er geen financiële ondersteuning.24 Dit zou kunnen betekenen dat raadsleden van

landelijke partijen voor het raadswerk beter zijn voorbereid en ondersteund. Wellicht kunnen hierdoor raadsleden van landelijke partijen zich in de gemeenteraad meer manifesteren. In vergelijking met raadsleden van lokale partijen zijn zij actiever. De organisatiehypothese haakt hierop in en stelt dat:

1. Organisatiehypothese: Vanwege een hogere organisatiegraad zijn landelijke partijen beter in staat gebruik te maken van hun bevoegdheden in de raad dan lokale partijen.

In de bovenstaande organisatiehypothese worden alle lokale partijen als één soort partij gezien. In werkelijkheid is het partijlandschap van lokale partijen zeer divers. Vaak is de enige

21 Boogers, Lucardie, Voerman, Lokale politieke groeperingen, 9, 10.

22 W. Voermans, G. Waling, Gemeente in de Genen. Tradities en toekomst van de lokale democratie in

Nederland (Amsterdam 2018), 110.

23 Ibidem, 117.

24 Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen (BZK), Het publieke belang van politieke

(6)

5

overeenkomst tussen deze partijen de onafhankelijke positie tegenover landelijke partijen.25

Het is daarom van belang om in deze studie ook de diversiteit van lokale partijen te bestuderen. De studie van Boogers, Lucardie en Voerman naar lokale politieke groeperingen uit 2007 biedt hiervoor een goed uitgangspunt.26 Zij hebben destijds aan de hand van

partijprogramma’s en interviews een categorisering van lokale partijen opgesteld. Zij onderscheidden drie soorten lokale partijen:

1. Lokalistische partijen 2. Protestpartijen 3. Belangenpartijen

Hierbij gaan zij ook in op de vraag hoe deze groepen zich in algemene zin profileren. Een belangrijke vraag voor dit onderzoek is of deze profilering ook zichtbaar is in de gemeenteraad. In dit onderzoek wordt daarom de bovenstaande categorisering overgenomen.

De bovenstaande categorisering sluit bovendien goed aan bij een breder debat binnen

de politicologie. Binnen dit debat wordt gesteld dat de afgelopen decennia het gedrag van partijen en relaties tussen de partijen in een aantal opzichten behoorlijk is veranderd.27 Mair

stelt dat de traditionele rollen van partijen (het representeren van de kiezers en het besturen van het land) in een representatieve democratie steeds moeilijker met elkaar zijn te verenigen. Mair wijst erop dat deze twee rollen steeds verder uit elkaar komen te liggen. De partijen hebben volgens hem daarbij de binding met de maatschappij verloren en zijn daardoor niet in staat om het gat tussen de twee functies te dichten.28

Een gevolg is dan ook dat partijen zich steeds meer toeleggen op één rol. Mair stelt

daarbij dat de oudere, meer traditionele partijen zich richten op het besturen van het land, terwijl de representatieve functie steeds meer is overgenomen door nieuwere partijen. Deze partijen zeggen op te komen voor de belangen van het volk en hebben daarbij weinig aandacht voor wetgeving.29 Mair komt tot de conclusie dat er tussen partijen een steeds grotere

25 Boogers, Lucardie, Voerman, Lokale politieke groeperingen, 12. 26 Ibidem.

27 P. Mair, ‘Representative versus Responsible Government’, MPlFG Working Paper 09/08 (2009) 1-21, aldaar 5. 28 Ibidem, ‘Bini Smaghi vs. the Parties: Representative Government and Institutional Constrains’, EUI Working

Papers RSCAS (2011), 1-28; P. Mair, ‘Representative versus Responsible Government’, MPlFG Working Paper 09/08 (2009), 1-21.

(7)

6

scheiding bestaat: ‘it is possible to speak of a growing divide in European party systems between parties which claim to represent, but don’t deliver, and those which deliver, but are

no longer seen to represent’.30

Zo’n soortgelijke scheiding is ook zichtbaar op het lokale niveau in Nederland. Er zijn partijen die zich voornamelijk richten op ‘responsive politics’ en partijen die zich voornamelijk toeleggen op ‘responsible politics’. Binnen de categorisering van Boogers zijn partijen die vallen binnen ‘responsive politics’ de categorieën protestpartijen en belangenpartijen. Terwijl landelijke partijen eerder behoren tot de groep van de ‘responsible politics’ en het voor lokalistische partijen onduidelijk is tot welke groep ze behoren.

De link tussen ‘responsive politics’ en de protestpartijen is relatief eenvoudig te maken. Sinds de opkomst van lokale partijen in Nederland wordt een deel van deze partijen met protest geassocieerd. Dit protest heeft vooral een anti-elitair karakter, waarbij deze partijen de kloof tussen burgers en het gemeentebestuur benadrukken.31,32 Een van de bekendere

voorbeelden van protestpartijen in Nederland zijn de verschillende leefbaarpartijen, die begin jaren negentig op verschillende plekken in Nederland ontstonden.33 Ondanks grote verschillen

tussen deze partijen was het anti-elitaire karakter een belangrijke overeenkomst.34 Ook in

andere West-Europese landen manifesteren lokale partijen zich soms anti-elitair, zoals Angenendt in Duitsland laat zien.35

Op lokaal niveau is er geen onderzoek naar het gedrag van protestpartijen, maar op

nationaal niveau zijn er wel voorbeelden van partijen die net als protestpartijen zich erg op ‘responsive politics’ richten. In het onderzoek van Louwerse en Otjes zijn dit populistische oppositiepartijen. Otjes en Louwerse onderzoeken daarbij het gedrag van oppositiepartijen en hun keuze voor bepaalde parlementaire middelen. 36 Eén van de uitkomsten van dit

onderzoek was dat juist populistische partijen in vergelijking met andere oppositiepartijen zich

30 P. Mair, ‘Bini Smaghi vs. the Parties, 14.

31 Boogers, Lucardie, Voerman, Lokale politieke groeperingen, 16.

32 Sommige protestpartijen kunnen zich populistisch gedragen, maar gezien de focus van deze studie wordt het

begrip populisme niet verder uitgewerkt. Het belangrijkste is de relatie tussen ‘responsive politics’ en protestpartijen, dat sommige protestpartijen zich daarbij populistisch gedragen is van ondergeschikt belang.

33 P. Lucardie en G. Voerman, Populisten in de Polder (Meppel 2012), 71, 72. 34 Ibidem, 71.

35 M. Angenendt, ‘Non-Partisan Groups in German Local Politics: Between Populism and ‘’Politics as usual’’?’,

Review of Political Science 3 (2015), 127-148.

36 T. Louwerse en S. Otjes, ‘How Populist Wage Opposition: Parliamentary Opposition Behaviour and Populism

(8)

7

veel meer focusten op het bekritiseren van de regering.37 Een reden hiervoor is het

anti-elitaire karakter van populistische partijen.38 Deze partijen vinden dat naar de échte wensen

van de burger niet wordt geluisterd en proberen dit bij de gevestigde partijen aan te kaarten. Als we dit resultaat spiegelen aan de lokale protestpartijen die overeenkomsten vertonen met dit anti-elitaire karakter, is de verwachting dat lokale protestpartijen zich actiever inzetten om gemeentebesturen te bekritiseren:

2. Protestpartijenhypothese: Protestpartijen zijn in vergelijking met andere partijen actiever, maar dit verschil uit zich vooral in het gebruik van controlemiddelen.

Van de twee overgebleven categorieën (belangen- en lokalistische partijen) is de verwachting dat het gedrag van belangenpartijen het meest overeenkomt met ‘responsive politics’. Dit zijn namelijk partijen die volgens Boogers opkomen voor belangen van specifieke groepen burgers binnen een gemeente, zoals studenten of ouderen.39 Dit komt overeen met de rol die volgens

Mair partijen aannemen in ‘responsive politics’.40 Wel zou er een verschil kunnen bestaan

tussen protestpartijen en belangenpartijen. De eerstgenoemde zou eerder gedreven kunnen worden door anti-elitaire motieven, zoals het wantrouwen tegen de bestaande politiek, terwijl dit wantrouwen bij belangenpartijen afwezig kan zijn. Onderzoek op nationaal niveau laat zien, dat de seniorenpartij 50Plus zich naast kritisch ook vooral constructief opstelt en bijdraagt aan wetgeving in het Nederlandse parlement.41 Een verwachting op het lokale

niveau is dat belangenpartijen het gemeentebestuur met een kritische blik volgen, maar niet zoals protestpartijen erop uit zijn om alleen maar dwars te liggen. Deze partijen willen ook daadwerkelijk iets bijdragen om de belangen van hun specifieke achterban te behartigen. Concreet betekent dit:

3. Belangenpartijenhypothese: Belangenpartijen zijn erg actief in de gemeenteraad, in vergelijking met andere partijen in de gemeenteraad maken zij veel gebruik van zowel beleidsmakende – als controlemiddelen.

Voor lokalistische partijen zijn de verwachtingen minder helder. Volgens Boogers onderscheidt deze groep zich door op te komen voor lokale thema’s, die in de gemeente

37 Louwerse, Otjes, ‘How Populist Wage Opposition´, 14. 38 Ibidem, 4.

39 Boogers, Lucardie, Voerman, Lokale politieke groeperingen, 21. 40 Mair, ‘Bini Smaghi Vs. the Parties’, 8.

(9)

8

waarin deze partijen actief zijn, van belang zijn. Vaak is het enige punt van profilering het behoud van het eigen karakter van de gemeente. Op andere onderwerpen zijn deze partijen tamelijk apolitiek en passief. Een duidelijk drijfveer in de zin van ‘responsive’ of ‘responsible politics’ is niet sterk aanwezig. De verwachting is dan ook dat deze groep partijen zich op de vlakte houdt en relatief weinig activiteit in de gemeenteraad vertoont. Ze stellen zich erg passief op en dragen weinig bij aan wetgeving. Concreet betekent dit:

4. Lokalistische hypothese: Lokalistische partijen zijn in vergelijking met andere partijen in de gemeenteraad passief. Ze maken weinig gebruik van zowel beleidsmakende- als controlemiddelen.

Opzet van het onderzoek

Zoals eerder is vermeld, is academische kennis over lokale partijen in Nederland erg beperkt. Voor het opzetten van een onderzoeksopzet moet dan ook worden uitgeweken naar onderzoek op nationaal niveau. Een onderzoek dat als basis dient, is het onderzoek van Louwerse en Otjes naar parlementair oppositiegedrag van populistische partijen in Nederland.

42 Dit artikel operationaliseert parlementair gedrag in een tweedimensionaal model. Dit model

is met enkele aanpassingen ook toepasbaar op het lokale niveau.

Louwerse en Otjes operationaliseren parlementair gedrag aan de hand van twee variabelen. In lijn met Mair’s ‘responsive and responsible politics’ kunnen partijen zich toeleggen op ‘policy-making’ en ‘scrutiny’.43 In totaal zijn er vier mogelijkheden, want partijen

kunnen deze twee rollen combineren (zie tabel 1).

Scrutiny

Policy making Low High

High Constructive

opposition

Active opposition

Low Passive opposition Critical opposition

Tabel 1: 'Types of Opposition Activity', overgenomen uit Louwerse, Otjes, 'How Populist Wage Opposition', 3.

Partijen die vallen binnen de ‘constructive opposition’ focussen zich volledig op het maken van wetgeving. In dit onderzoek is de verwachting dat geen enkele soort lokale partij in deze

42 Louwerse, Otjes, ‘How Populist Wage Opposition’, 1-17.

(10)

9

categorie valt. Voor ‘passive opposition’ geldt dat wel. In deze categorie bevinden zich de lokalistische partijen. Zij gedragen zich vanwege het apolitieke karakter vooral passief. In de categorie ‘critical opposition’ vallen partijen die zich volledig richten op het bekritiseren van de regering. Op het lokale niveau richt deze kritiek zich tot het gemeentebestuur (het college van Burgemeester en Wethouders (B&W)). De verwachting is dat vooral protestpartijen zich hierop toeleggen. De partijen in deze categorie kenmerken zich door een gebrek aan politiek vertrouwen en profileren zich aan de hand van kritiek. Zij hebben daarbij weinig aandacht voor beleidsmatige aspecten. In de derde categorie ‘active opposition’, behoren partijen die zich zo wel kritisch als constructief opstellen. In deze categorie valt naar verwachting de groep belangenpartijen. Deze groep is kritisch op het gemeenbestuur, maar de verwachting is dat deze groep niet, zoals de protestpartijen, alleen kritiek leveren. Ze willen ook daadwerkelijk iets voor hun achterban betekenen en verbeteren. In de onderstaande tabel zijn de drie groepen van lokale partijen in het model van Louwerse en Otjes geplaatst.

Scrutiny

Policy making Low High

High Belangenpartijen

Low Lokalistische partijen Protestpartijen

Tabel 2: Plaatsing verschillende groeperingen lokale partijen in het model van Louwerse en Otjes.

De twee variabelen ‘policy making’ en ‘scrutiny’ zijn latente variabelen. Louwerse en Otjes operationaliseren dit aan de hand van parlementaire middelen die parlementariërs tot hun beschikking hebben. In geval van ‘scrutiny’ zijn dit Kamervragen, schriftelijke vragen en stemuitslagen.44 Voor ‘policy-making’ wordt dit gemeten aan de hand van wetsvoorstellen,

amendementen en moties die partijen indienen.45 Hoewel er tussen de middelen die

raadsleden en parlementariërs tot hun beschikking hebben enkele verschillen bestaan, is deze operationalisatie met een kleine aanpassing ook op het lokale niveau toepasbaar. Sinds de invoering van het dualisme in 2002 zijn bevoegdheden van raadsleden vastgelegd in de gemeentewet.46 Sindsdien beschikken raadsleden over: het recht van

initiatief, recht van amendement, recht van onderzoek, recht van interpellatie en het

44 Louwerse, Otjes, ‘How Populist Wage Opposition’, 7. 45 Ibidem, 8.

(11)

10

vragenrecht.47 Idealiter zou ‘scrutiny’ geoperationaliseerd kunnen worden aan de hand van

raadsvragen, interpellaties en raadsonderzoeken. Helaas zijn niet alle gegevens hiervoor beschikbaar. In dit onderzoek wordt ‘scrutiny’ alleen gemeten aan de hand van raadsvragen die de verschillende partijen stellen. Hetzelfde geldt voor de operationalisering van ‘policy making’. Indien alle gegevens voorhanden waren, zou dit gemeten kunnen worden door het aantal raadsinitiatieven, amendementen en moties te meten. Helaas zijn deze gegevens niet allemaal beschikbaar en wordt ‘policy making’ gemeten aan de hand van amendementen en moties. De mogelijke gevolgen van deze selectie zijn niet groot. Uit onderzoek blijkt dat raadsleden niet alle instrumenten even veel gebruiken.48 Middelen die frequent worden

ingezet zijn met name raadsvragen, moties en amendementen.49 Dit zijn de middelen waarvan

de gegevens in dit onderzoek worden gebruikt. Voor interpellaties en raadsonderzoeken geldt dat niet.50 Dit zijn de instrumenten waarvan raadsleden het minst gebruik maken. Ik verwacht

dan ook dat mijn selectie een minimaal effect zal hebben op de resultaten van mijn onderzoek.

Casusselectie

In dit onderzoek worden verschillende soorten lokale partijen en lokale afdelingen van landelijke partijen in Nederland met elkaar vergeleken. De keuze voor Nederland als casus heeft verschillende redenen. Ten eerste heeft dit te maken met het kiesstelsel. Iedere vier jaar worden de gemeenteraden in heel Nederland opnieuw gekozen. Doordat alle gemeenteraden gelijktijdig worden gekozen, zijn de verschillende gemeenten onderling goed met elkaar te vergelijken. In Duitsland waar lokale partijen ook behoorlijk aanwezig zijn, is dit een stuk lastiger. Zo zijn de kiesstelsels in de verschillende bondsstaten niet hetzelfde.51 Voor

Noorwegen is er een vergelijkbaar probleem. Ook hier kennen lokale partijen een lange traditie, maar is het kiesstelsel in der loop der tijd behoorlijk veranderd.52 Een tweede reden

voor de keuze van Nederland is, dat lokale partijen in Nederland sterk zijn vertegenwoordigd.

47 Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), ‘Recht voor de Raad, het primaat van de raad’, maart 2014,

https://vng.nl/files/vng/publicaties/2014/20140314-notitie-vng-recht-voor-de-raad.pdf, geraadpleegd op 07-02-2019.

48 K. Peters en P. Castenmiller, Om de controle door de raad. Een onderzoek naar de toepassing van het

raadsinstrumentarium voor controle en kaderstelling in de gemeentelijke praktijk (2019), 2.

49 Ibidem, 22, 23, 28. 50 Ibdem, 28, 31.

51 S. Göhlert, E. Holtman, A. Krappidel, M. Reiser, ‘Independent Local List in East and West Germany’, in: M.

Reiser and E. Holtman (red.), Farewell tot the Party Model? Independent Local Lists in East and West European

Countries (Weisbaden 2008), 127- 148, aldaar 129.

(12)

11

Bij de laatste verkiezingen behaalden zij 29% van alle stemmen. Lokale partijen komen inmiddels in heel Nederland voor.

De vergelijking tussen de verschillende partijen zal worden gedaan aan de hand van

raadsvragen, moties en amendementen. De verwachting is dat de verschillende groepen lokale partijen verschillend van de raadsinstrumenten gebruik maken. De verschillende typen lokale partijen (lokalistische, protest en belangen) vormen de basis van het model waarop de casusselectie is gebaseerd. Van iedere soort partij is zowel een oppositie- als een coalitiepartij opgenomen. Verder is er getracht casussen te selecteren, waarbij het aantal raadzetels zo veel mogelijk overeenkomt.

De geselecteerde gemeenten zijn gebaseerd op een lijst van lokale partijen uit 2007.

Deze lijst is destijds opgesteld door Boogers, Lucardie en Voerman om de verschillende lokale partijen naar drie categorieën te classificeren. Voordat deze lijst (N = 197) voor de casusselectie kon worden gebruikt, is het volgende gecontroleerd. Ten eerste is nagegaan welke partijen nog actief waren en zitting namen in de gemeenteraad tijdens de raadsperiode van 2014-2018. Dit is gecontroleerd aan de hand van verkiezingsuitslagen. Als de partij nog bestond en zetels bezat in de gemeenteraad, is vervolgens aan de hand van coalitieakkoorden gecontroleerd of deze partij deel was van de coalitie of oppositie. Als laatste is gecontroleerd of het raadsinformatiesysteem makkelijk toegankelijk was voor het verkrijgen van de onderzoekgegevens. Na deze controle, bleven er twaalf partijen over. De helft van deze groep maakten deel uit van een grotere gemeenteraad (35-39 raadzetels). Dit zijn gemeenten tussen de 70.000 en 200.000 inwoners.53 De overige zes maakten deel uit van een

gemeenteraad tussen de 19 en 23 zetels. Dit zijn gemeenten tussen de 20.000-35.000 inwoners.54

Na de selectie van deze twaalf partijen was de casusselectie nog niet compleet. In de meeste geselecteerde gemeenten waren naast de lokale partijen afkomstig van de lijst van Boogers, nog meer lokale partijen aanwezig. Deze lokale partijen zijn ook geclassificeerd naar de categorisering van Boogers, Lucardie en Voerman en zijn aan het onderzoek toegevoegd. Dit is gedaan aan de hand van partijprogramma’s. Van drie partijen was het programma niet meer te achterhalen. Deze partijen zijn gelabeld als ‘overig’. De totale casusselectie bestaat

53 Overzicht aantal raadsleden per inwoneraantal gemeenten,

https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vilqfgxtlozw/aantal_raadsleden, geraadpleegd op 08-03-2019.

54 Overzicht aantal raadsleden per inwoneraantal gemeenten,

(13)

12

nu uit 117 fracties, waarvan 41 fracties van een lokale partij zijn. Binnen de groep van lokale partijen zijn er 19 lokalistische partijen, 12 protestpartijen en 7 belangenpartijen. In tabel 3 staan de beschrijvende statistieken. In tabel 4 en 5 staan per gemeente alle partijen vermeld.

Type partij Frequentie Percentage

Landelijk 76 65,0 Lokalistisch 19 16,2 Protest 12 10,3 Belangen 7 6,0 Overig 3 2,6 Totaal 117 100,0

Tabel 3: Frequentietabel categorieën partijen, hierbij is onderscheid gemaakt tussen landelijke partijen en de drie categorieën lokale partijen.

Apeldoorn (39) Cat. Coa./Opp. Vlaardingen (35) Coa./Opp. Cat.

D66 Landelijk Coalitie SP Coalitie Landelijk

CDA Landelijk Coalitie VV2000/Leefbaar

Vlaardingen

Oppositie Lokalistisch

CU Landelijk Coalitie PvdA Coalitie Landelijk

VVD Landelijk Oppositie ONS Vlaardingen Oppositie Protest

PvdA Landelijk Coalitie D66 Coalitie Landelijk

Leefbaar Apeldoorn Lokalistisch Oppositie CDA Coalitie Landelijk Lokaal Apeldoorn55 Lokalistisch Oppositie Algemeen Ouderen

Verbond

Oppositie Landelijk

GroenLinks Landelijk Oppositie VVD Oppositie Landelijk

SGP Landelijk Oppositie CU/SGP Coalitie Landelijk

Gemeentebelangen Protest Oppositie GroenLinks Oppositie Landelijk Partij van de Dieren Landelijk Oppositie Stadsbelangen

Vlaardingen

Oppositie Protest

50Plus; Verenigde Senioren Partij

Landelijk Oppositie Fractie Van Unen56 Oppositie Protest

Progressief Sociaal Apeldoorn

Lokalistisch Oppositie

Tabel 4.1: Overzichtstabel partijen in grote gemeenten (33-39 zetels). Iedere partij is geclassificeerd naar: lokalistisch, protest, belangen, overig of landelijk. Verder is er aangegeven of deze partij deel uitmaakte van de oppositie of coalitie.

55 Op 1 september 2015 fuseerde Leefbaar Apeldoorn (3) met Gemeentebelangen (2) tot Lokaal Apeldoorn. 56 Afscheiding van CDA vanaf 5 oktober 2017

(14)

13 Groningen (39) Cat. Coa./Opp. Bergen op

Zoom (33)

Cat. Coa./Opp.

D66 Landelijk Coalitie GBWP Coalitie Lokalistisch

SP Landelijk Oppositie Lijst Linssen Beide57 Lokalistisch

PvdA Landelijk Coalitie VVD Coalitie Landelijk

GroenLinks Landelijk Coalitie D66 Coalitie Landelijk

VVD Landelijk Coalitie BSD Oppositie Lokalistisch

Stadspartij Lokalistisch Oppositie CDA Oppositie Landelijk

CDA Landelijk Oppositie PvdA Oppositie Landelijk

CU Landelijk Oppositie GroenLinks Oppositie Landelijk

Student en Stad Belangen Oppositie Partij voor de Dieren Landelijk Oppositie Stad en Ommeland58 Lokalistisch Oppositie 100% Groningen59 Lokalistisch Oppositie

Tabel 4.2: Overzichtstabel partijen in grote gemeenten (33-39 zetels). Iedere partij is geclassificeerd naar: lokalistisch, protest, belangen, overig of landelijk. Verder is er aangegeven of deze partij deel uitmaakte van de oppositie of coalitie.

Sittard-Geleen (37) Cat. Coa./Opp. Maastricht (39) Cat. Coa./Opp.

CDA Landelijk Coalitie Senioren Partij

Maastricht

Coalitie Belangen

GOB Protest Coalitie CDA Oppositie Landelijk

Stadspartij Lokalistisch Oppositie D66 Coalitie Landelijk

SP Landelijk Oppositie SP Coalitie Landelijk

DNA Lokalistisch Oppositie PvdA Oppositie Landelijk

GroenLinks Landelijk Oppositie GroenLinks Coalitie Landelijk

PvdA Landelijk Coalitie Partij Veilig

Maastricht

Oppositie Lokalistisch

D66 Landelijk Coalitie VVD Coalitie Landelijk

OPA Landelijk Oppositie Stadsbelangen

Maastricht

Oppositie Belangen

SPA60 Lokalistisch Oppositie Maastrichtse Volkspartij

Oppositie Lokalistisch

VVD Landelijk Coalitie Liberale partij

Maastricht

Oppositie Protest

Lokaal Belang61 Protest Oppositie

Tabel 4.3: Overzichtstabel partijen in grote gemeenten (33-39 zetels). Iedere partij is geclassificeerd naar: lokalistisch, protest, belangen, overig of landelijk. Verder is er aangegeven of deze partij deel uitmaakte van de oppositie of coalitie.

57 Na een motie van wantrouwen op 14-9-2016 stapte Lijst Linsen uit de coalitie.

58 Op 1 januari 2018 fuseerde Stadspartij samen met Algemeen Belang Ten Boer uit de gemeente Ten Boer tot

Stad en Ommeland dit i.v.m. aanstaande herindeling van de gemeente Groningen.

59 Op 7 maart 2016 scheidde een raadslid van de Stadspartij zich af en richtte een eigen partij op: 100%

Groningen.

60 Op 7 oktober 2017, verbrak de toen eenmansfractie van OPA de banden met landelijk OPA en veranderde de

naam van de partij in Samen Politiek Actief (SPA).

(15)

14 Maassluis (23) Cat. Coa./Opp. Albrandswaard (21) Cat. Coa./Opp.

PvdA Landelijk Coalitie VVD Coalitie Landelijk

CDA Landelijk Coalitie EVA Beide62 Protest

VVD Landelijk Coalitie OPA Beide Landelijk

Verenigde Senioren Partij

Landelijk Coalitie StemLokaal63 Beide Belang

Maassluis Belang Lokalistisch Oppositie CDA Beide Protest

D66 Landelijk Oppositie PvdA Beide Landelijk

CU Landelijk Oppositie NAP Beide Protest

CU/SGP Beide Landelijk

NOVA64 Oppositie Overig

GRR65 Oppositie Overig

Tabel 5.1: Overzichtstabel partijen in kleinere gemeenten (19-23). Iedere partij is geclassificeerd naar: lokalistisch, protest, belangen, overig of landelijk. Verder is aangegeven of deze partij deel uitmaakte van de oppositie of coalitie.

Nuenen (19) Cat. Coa./Opp Veendam (21) Cat. Coa./Opp.

W70 Nuenen Lokalistisch Coalitie Gemeentebelangen Veendam

Coalitie Lokalistisch

D66 Landelijk Coalitie PvdA Oppositie Landelijk

SP Landelijk Beide66 SP Oppositie Landelijk

VVD Landelijk Oppositie Veuruutiek (VUK) Oppositie Lokalistisch

CDA Landelijk Beide CDA Coalitie Landelijk

PvdA Landelijk Oppositie VVD Coalitie Landelijk

GroenLinks Landelijk Coalitie D66 Coalitie Landelijk

Combinatie Nuenen

Belangen Oppositie CU Coalitie Landelijk

Lijst Pijs Protest Oppositie Nuenens Belang Protest Beide VDB67 Overig Oppositie Fractie Eeuwhorst68 Belangen Oppositie

Tabel 5.2: Overzichtstabel partijen in kleinere gemeenten (19-23). Iedere partij is geclassificeerd naar: lokalistisch, protest, belangen, overig of landelijk. Verder is aangegeven of deze partij deel uitmaakte van de oppositie of coalitie.

62 Op 19 maart 2014 viel het college van VVD, OPA, CDA en CU/SGP uiteen. Het nieuwe college in

Albrandswaard werd gevormd door VVD, EVA, PvdA en NAP.

63 Op 25 maart 2017 brak de gehele fractie van OPA met landelijk OPA en richtten zij een nieuwe partij op:

StemLokaal.

64 NOVA ontstond in oktober 2015 nadat een raadslid van EVA met zijn fractie brak.

65 In oktober 2015 scheidden twee raadsleden van de VVD zich af. Samen richtten zij Groep Ram en Remijn

(GGR) op. Kort voor de gemeenteraadsverkiezing 2018 sloten deze twee raadsleden zich weer bij de VVD aan.

66 Op 1 april 2016 viel de coalitie W70, D66, GL en SP uiteen. De plek van de SP werd ingenomen door CDA en

Nuenens Belang.

67 In juli 2014 viel de tweemansfractie van het CDA uit elkaar. Eén raadslid ging onder de naam VDB zelfstandig

verder.

68 In augustus 2017 brak de fractievoorzitter van VVD met zijn afdeling en ging voor een korte periode

(16)

15 Oegstgeest (19) Cat. Coa./Opp. Bodegraven-Reeuwijk

(23)

Cat. Coa./Opp.

D66 Landelijk Oppositie Burgerbelangen

Bodegraven-Reeuwijk

Coalitie Belangen

VVD Landelijk Coalitie CDA Coalitie Landelijk

Progressief Oegstgeest

Landelijk Oppositie VVD Oppositie Landelijk

Leefbaar Oegstgeest Hart voor Oegstgeest

Protest Coalitie SGP Coalitie Landelijk

CDA Landelijk Coalitie CU Coalitie Landelijk

Lokaal Oegstgeest

Protest Oppositie D66 Oppositie Landelijk

GroenLinks Oppositie Landelijk

PvdA Oppositie Landelijk

Tabel 5.3: Overzichtstabel partijen in kleinere gemeenten (19-23). Iedere partij is geclassificeerd naar: lokalistisch, protest, belangen, overig of landelijk. Verder is aangegeven of deze partij deel uitmaakte van de oppositie of coalitie.

Methode voor het verzamelen van gegevens

De gegevens voor dit onderzoek zijn verkregen via verschillende raadsinformatiesystemen.69

Binnen de selectie van twaalf gemeenten waren de meeste gegevens eenvoudig te downloaden. Van een aantal gemeenten zijn de gegevens handmatig ingevoerd. In een aantal gevallen is contact opgenomen met de raadsgriffier, omdat gegevens in de systemen ontbraken. De gegevensverzameling van de gemeente Groningen verliep anders. In dit raadsinformatiesysteem ontbrak het aan moties voor de jaren 2014, 2015 en 2016. Er is contact geweest met de raadsgriffier, maar hij kon de gewenste gegevens niet aanleveren. Om toch de gemeente Groningen, de grootste gemeente in de casus, in de analyse te betrekken, is er daarom gewerkt met een schatting. Deze schatting is gebaseerd op een berekening, waarbij de som van het aantal moties per partij in de periode 2017-2018 is gedeeld door aantal raadsvergaderingen in 2017-2018. Vervolgens is dit getal vermenigvuldigd met het totaalaantal raadsvergaderingen in gehele periode van 2014-2018. De resultaten uit deze berekening vielen in vergelijking met vergelijkbare gemeenten uit de dataset hoger uit. De statistische analyse is uitgevoerd in SPSS. In de volgende paragraaf is de statische analyse verder beschreven.

69 In dit onderzoek zijn wij afhankelijk van de gegevens die in de raadsinformatiesystemen zijn opgeslagen. Het

(17)

16 Methode van data-analyse

Om de hoofdvraag en de hypotheses over verschillende soorten lokale partijen te beantwoorden, zijn er twee lineaire regressiemodellen opgesteld. Voordat deze modellen zijn gebruikt, is er gecontroleerd op assumpties.70 Zo is onder andere gecontroleerd of de residuen

normaal verdeeld waren. Dit bleek zo te zijn. In de twee modellen is er gewerkt met dezelfde drie afhankelijke variabelen: moties, amendementen en raadsvragen. Het enige punt waarop deze modellen van elkaar verschillen, zijn de onafhankelijke variabelen.

In model 1 is er onderscheid gemaakt tussen landelijke en lokale partijen; en hiervoor is de ordinale variabele ‘lokale partij ja/nee’ gebruikt. Landelijke partijen kregen de waarde 0, lokale partijen de waarde 1. In model 2 is er vergeleken tussen de verschillende soorten lokale partijen. Hiervoor is de variabele ´categorie lokale partij´ opgesteld. Deze variabele bestond uit vijf categorieën: landelijk, lokalistisch, protest, belangen en overig. Er zijn vier dummyvariabelen gecreëerd om deze nominale variabele in de regressie op te nemen. Iedere dummy kreeg de waarde 0 of 1, waarbij de categorie landelijke partijen als baseline diende.

In beide modellen zijn er voor een aantal variabelen gecontroleerd. Ten eerste is er gecontroleerd voor de grootte van de gemeenteraad en de grootte van de fractie.71 Het is

mogelijk dat het verschil van activiteit wordt verklaard door fractiegrootte. Een grotere fractie heeft in vergelijking met een eenmansfractie meer capaciteit en is daardoor beter in staat om alle beschikbare raadsmiddelen in te zetten. Hetzelfde geldt in mindere mate voor een grotere gemeenteraad. In vergelijking met een kleinere gemeente is de besluitvorming in een grote gemeente doorgaans complexer. Dit heeft als gevolg dat de intensiteit van het raadswerk toeneemt en alle partijen in een grotere gemeenteraad sowieso actiever zijn. Als laatste is er gecontroleerd voor oppositie en coalitie. Oppositiepartijen gebruiken doorgaans meer raadsmiddelen. Dit heeft twee redenen. Ten eerste hebben oppositiepartijen geen directe toegang tot het college van B&W. Om toch beleid naar hun voorkeuren te vormen of bestaand beleid te beïnvloeden moeten zij dit doen door middel van moties en amendementen.72 Een

70 Er is gecontroleerd voor: normale verdeling residuen, variantie onafhankelijke variabelen; multicollineariteit,

lineariteit en homoscedasticiteit.

71 In eerste instantie werd er voor de grootte van de gemeenteraad gecontroleerd aan de hand van het

inwoneraantal van de gemeente. Naderhand bleek de grootte van de gemeenteraad in zetels een betere voorspeller te zijn. Aangezien de uitkomsten van de variabelen die gerelateerd zijn aan de hypotheses en de hoofdvraag gelijk bleven, is er voor gekozen te controleren aan de hand van het totaalaantal raadzetels.

72 Het indienen van een raadsvoorstel is natuurlijk ook een optie, maar dit instrument is niet in deze studie

(18)

17

tweede reden voor een hogere activiteit van de oppositie ligt in het feit dat oppositiepartijen doorgaans kritischer zijn. Dit om zo eventuele fouten van het college aan te kaarten en daarmee de coalitie onder druk te zetten.

In een aantal gemeenten was het aantal partijen en de samenstelling van de coalitie in de onderzoeksperiode niet constant. In de variabelen ‘aantal zetels partij’ en ‘oppositie of coalitie’ is hiermee rekening gehouden door te werken met gewogen gemiddelden. Voor de variabele ‘aantal zetels partij’ is dit gedaan door het aantal zetels dat een partij bezat te delen door het aantal dagen dat de partij deze zetels in bezit had. Voor ‘oppositie of coalitie’, een variabele met een schaal van 0 tot 1, is dit gedaan door het aantal dagen dat een partij in de coalitie zat te delen door het totaal aantal dagen van de raadsperiode 2014-2018. In tabel 6 staan de beschrijvende statistieken van de variabelen. De dummyvariabelen van regressiemodel 2 zijn in deze tabel niet opgenomen.

Variabelen N Gem STD Min Max

Moties 117 40,60 33,01 0,00 167,00

Amendementen 117 19,21 13,64 0,00 71,00

Raadsvragen 117 26,79 28,87 0,00 171,00

Lokaal ja of nee? 117 0,35 0,00 1,00

Totaal aantal raadzetels 117 30,23 8,35 19 39

Aantal zetels partij 117 2,97 1,98 0 11

Oppositie of coalitie 117 0,44 0,00 1,00

Tabel 6: Beschrijvende statistieken variabelen. Dummyvariabelen voor categorieën lokale partijen niet opgenomen, zie voor frequenties tabel 3.

(19)

18 Resultaten73

Hoe gedragen lokale partijen zich in de gemeenteraad? Dit is de belangrijkste vraag in dit onderzoek. In de onderstaande plot waarin beleid (samenvoeging van moties en amendementen) uit is gezet tegen het aantal raadsvragen is goed te zien dat de meeste lokale partijen links onderin zijn geclusterd. Dit is het gebied waarin zich partijen bevinden die het minst actief zijn. Ze stellen weinig vragen, maar dienen ook weinig moties en amendementen in. In dit gebied bevinden zich 22 lokale partijen. Rechtsonder bevinden zich zes lokale partijen. Dit is het gebied waarin de partijen staan die voornamelijk gebruik maken van het

73In de modellen die in deze sectie beschreven zijn, is er gewerkt met de uitgebreidere casusselectie waarbij

bijvangst van lokale partijen ook in de analyse is opgenomen. In de appendix staan de regressies met de originele casusselectie van 13 lokale partijen. In vergelijking met de uitgebreide casusselectie verschillen de richtingen van de b-waarden niet, alleen zijn er in de uitgebreidere sectie meer significante resultaten gevonden.

Figuur 1: Beleid (amendementen en moties) tegen over raadsvragen. De gestippelde lijntjes geven de gemiddelden aan. Aantal lokale partijen in verschillende clusters linksonder 21, rechtsonder 6, rechtsboven 5, linksboven 8.

(20)

19

vragenrecht. Rechtsboven staan de partijen die het meest actief zijn. Ze stellen relatief veel vragen en maken veel gebruik van beleidsmatige instrumenten. In dit gebied bevinden zich vijf lokale partijen. Tenslotte staan linksboven partijen die met name gebruik maken van beleidsmatige raadsinstrumenten. Hier bevinden zich acht lokale partijen. De meeste lokale partijen bevinden zich dus onder de gemiddelden van beide assen. Landelijke partijen zijn daarentegen door heel de plot verspreid.

Model 1 Lok Ja/Nee Moties Amendementen Vragen

Constant 13,29 31,96*** -18,43* SE 11,75 4,71 9,20 Lokaal ja of nee? -13,14* -8,08** 1,05 SE 6,29 2,52 4,92 Oppositie of coalitie -9,71 -14,83*** -12,72* SE 7,18 2,88 5,62 Zetels partij 5,28** 1,96** 7,21*** SE 1,68 0,67 1,32 Totaal raadszetels 0,68 -0,30* 0,96** SE 0,36 0,14 0,28 R2 0,17 0,22 0,34 Adj. R2 0,14 0,19 0,31 N 117 117 117

Tabel 7: Regressiemodel 1 lokaal ja/nee. *** p < 0,001, ** p < 0,010, * p < 0,050

Uit de resultaten uit figuur 1 zien we dat er verschillen zijn tussen lokale en landelijke partijen. Dit zou kunnen betekenen dat er steun is voor de organisatiehypothese en dat de hoofdvraag bevestigend kan worden beantwoord. Om deze hypothese te testen zijn alle lokale partijen in regressiemodel 1 met landelijke partijen vergeleken. Dit is gedaan aan de hand van de variabele ‘lokaal ja/nee’, waarin landelijke partijen als baseline dienden.

De belangrijkste uitkomst van deze analyse is dat lokale partijen in vergelijking met landelijke partijen op beleidsmakende aspecten van de gemeenteraad minder actief zijn. Zowel voor moties en amendementen zijn de b-waarden negatief en zijn de resultaten significant. In vergelijking met landelijke partijen dienen lokale partijen gemiddeld genomen dertien moties en acht amendementen minder in. Voor vragen is de richting van de b-waarden tegenovergesteld, maar dit resultaat is niet significant. Twee van de drie afhankelijke variabelen steunen de organisatiehypothese. Lokale partijen maken in vergelijking met landelijke partijen minder gebruik van hun beleidsmatige raadsinstrumenten. De organisatiehypothese lijkt daarom juist.

Van de verschillende controlevariabelen blijkt ‘het aantal zetels van de partij’ de sterkste voorspeller. De uitslag op alle drie de afhankelijke variabelen is significant en de

(21)

b-20

waarden wijzen dezelfde richting op: hoe meer zetels een partij bezit, hoe actiever deze partij is. Gemiddeld genomen betekent één zetel meer dat een partij vijf moties en twee amendementen meer indient. Het aantal vragen stijgt gemiddeld met zeven.

Voor de controlevariabele oppositie en coalitie is het verband minder sterk. Voor de

moties is er geen significant verschil, voor amendementen en vragen juist wel. Daarbij is de oppositie en coalitie een zeer sterke voorspeller voor het aantal amendementen dat een partij indient. In vergelijking met de oppositiepartijen dienen coalitiepartijen gemiddeld genomen 14 amendementen minder in en stellen zij 12 vragen minder. Van alle controlevariabelen is de grootte van de gemeenteraad de slechtste voorspeller. Voor moties is een positieve b-waarde gevonden, maar dit verschil is niet significant. Voor amendementen en vragen is dit wel het geval, maar is de richting van de b-waarden tegenovergesteld aan elkaar. In een grotere gemeenteraad worden minder amendementen ingediend. Het aantal vragen dat raadsleden stellen, neemt naarmate de gemeenteraad groter is toe. De effecten zijn met b-waarden -0,34 voor amendementen en 0,90 voor moties relatief gering.

Model 2 Cat. Lok Partij Moties Amendementen Vragen

Constant 14,71 33,40*** -16,33 SE 12,25 4,860 9,47 D1 Lokalistisch -11,16 -7,76* 7,07 SE 8,33 3,305 6,44 D2 Protest -14,44 -5,65 0,20 SE 9,86 3,91 7,62 D3 Belangen -13,54 -9,44 -11,16 SE 12,35 4,90 9,55 D4 Overig -20,45 -18,38* -3,80 SE 19,03 7,55 14,72 Oppositie of coalitie -9,69 -15,12*** -12,15* SE 7,31 2.90 5,65 Zetels partij 5,16** 1,94** 7,07*** SE 1,72 0,68 1,33 Totaal raadzetels 0,64 -0,34* 0,90** SE 0,37 0,15 0,28 R2 0,17 0,24 0,35 Adj. R2 0,12 0,19 0,31 N 117 117 117

Tabel 8: Regressiemodellen categorieën lokale partijen. *** p < 0,001, ** p < 0,010, * p < 0,050

De vraag is nu of de verschillen die tussen lokale partijen en lokale afdelingen van landelijke partijen bestaan, verklaard kunnen worden door de verschillende typen lokale partijen.In dit onderzoek is voor iedere categorie lokale partij één hypothese opgesteld. In regressiemodel 2

(22)

21

Voor de protestpartijen is de verwachting dat deze partijen in vergelijking met andere partijen in de gemeenteraad actiever zijn, en dat dit verschil, vanwege het protestkarakter van deze partijen, zich vooral uit in het stellen van meer vragen. Deze partijen zullen zich vooral kritisch opstellen en daarbij weinig oog hebben voor de beleidsmakende aspecten. In het regressiemodel is hiervoor geen significant verschil gevonden. Wel is de richting van de waarden in overeenstemming met de hypothese. Voor amendementen en moties zijn de b-waarden zeer negatief. Respectievelijk -14,44 en -5,65. Voor vragen is het verschil kleiner, daar is de b-waarde 0,20. Protestpartijen dienen minder moties en amendementen in, maar de resultaten zijn niet significant. Met geen enkel significant resultaat moet de protestpartijenhypothese worden verworpen.

De belangenpartijenhypothese gaat ervanuit dat belangenpartijen zich niet alleen kritisch tegenover het gemeentebestuur opstellen, maar ook proberen door middel van moties en amendementen de wensen van hun achterban te verwezenlijken. In vergelijking met andere partijen zullen zij zowel op het gebied van beleid als kritiek actiever zijn. Uit de regressie blijkt dat dit niet het geval is. Voor alle afhankelijke variabelen zijn de b-waarden negatief (moties -13,54, amendementen -9,44 en vragen -11,16). Dit gaat in tegen de geformuleerde verwachting. Het resultaat is bovendien nergens significant. De

belangenpartijenhypothese moet daarom worden verworpen.

De laatste hypothese haakt in op het gedrag van lokalistische partijen. Van deze partijen is de verwachting dat zij vanwege het apolitieke karakter zich vooral passief zullen manifesteren. In vergelijking met de andere partijen zullen zij veel minder actief zijn. Het resultaat voor de lokalistische partijen is wisselend. Op gebied van beleid (moties en amendementen) zijn lokalistische partijen minder actief. Beide b-waarden zijn negatief, waarbij het resultaat voor de amendementen significant is. Gemiddeld genomen dienen lokalistische partijen zeven amendementen minder in. Wat betreft het stellen van vragen is de b-waarde positief. Lokalistische partijen stellen in vergelijking met andere partijen zeven vragen meer, maar ook dit resultaat is niet significant. Alleen op het gebied van amendementen is er een significant resultaat gevonden en wijst de bèta in de verwachte richting. Voor moties en vragen is dit niet het geval, daarom moet de lokalistische hypothese worden verworpen.

De resultaten van de verschillende controlevariabelen komen sterk overeen met de resultaten uit model 1.Ook hier is ‘het aantal zetels van een partij’ de beste voorspeller voor

(23)

22

gedrag in de gemeenteraad. Op alle afhankelijke variabelen zijn de resultaten significant en is de b-waarde positief. Dit duidt erop dat hoe meer zetels een partij bezit hoe actiever deze partij is. De controlevariabele ‘oppositie of coalitie’ is een minder sterke voorspeller. Voor amendementen en vragen is het resultaat significant en zijn coalitiepartijen aanzienlijk passiever. Gemiddeld genomen dienen coalitiepartijen 15 amendementen minder in en stellen zij 12 vragen minder. Voor de moties wijst de b-waarde in dezelfde negatieve richting, maar is het resultaat niet significant. De grootte van de gemeenteraad lijkt minder van invloed te zijn op de mate van activiteit. Alleen het effect op amendementen en vragen is significant, maar de richtingen van de b-waarden zijn niet eenduidig. Voor amendementen geldt dat in een grotere gemeenteraad minder amendementen worden ingediend, terwijl het aantal vragen in een grotere gemeenteraad juist iets toeneemt.

Concluderend kan er gesteld worden dat er tussen lokale partijen en landelijke partijen een duidelijk verschil bestaat. Er is steun gevonden voor de organisatiehypothese, waaruit blijkt dat lokale partijen minder gebruik maken van beleidsmatige raadsinstrumenten. Opmerkelijk is echter wel dat dit verschil niet kan worden verklaard door het soort lokale partij. Voor geen enkele hypothese die daar betrekking op had, is steun gevonden. Het type lokale partij zegt weinig over het gedrag in de gemeenteraad.

Conclusie en discussie

Dit onderzoek heeft aan de hand van informatie uit raadsinformatiesystemen het gedrag van lokale partijen in een aantal gemeenten in Nederland in kaart gebracht. Het uitgangspunt van dit onderzoek was het vergelijken van lokale partijen met lokale afdelingen van landelijke partijen. De hoofdvraag die daarbij centraal stond was: Is er een verschil in de wijze waarop

lokale en nationale partijen gebruik maken van hun bevoegdheden in de raad?

In lijn met de theorie van Mair van ‘responsible’ en ‘responsive politics’ is er gekeken naar het gebruik van beleidsmatige en kritische raadsinstrumenten.74 Voor de beleidsmatige

kant zijn moties en amendementen verzameld. Voor de kritische kant is er gekeken naar raadsvragen. De belangrijkste uitkomst is dat in het gebruik van raadsinstrumenten tussen lokale en landelijke partijen een groot verschil bestaat. Lokale partijen zijn als geheel genomen veel minder actief. Dit uit zich vooral op de beleidsmatige kant van het raadswerk. Lokale

(24)

23

partijen dienen minder moties en amendementen in. De hoofdvraag in dit onderzoek moet dan ook bevestigend worden beantwoord.

Van de verschillende hypotheses in dit onderzoek is er alleen steun gevonden voor de organisatiehypothese. Door een hogere organisatiegraad van landelijke partijen zijn raadsleden beter voor het raadswerk toegerust en daardoor hoogstwaarschijnlijk actiever. Voor alle overige hypotheses, die gerelateerd zijn aan de verschillende lokale partijen, is geen steun gevonden. Het soort lokale partij is dus niet bepalend voor het gedrag in de gemeenteraad. Als we het resultaat van de mindere activiteit van lokale partijen op de beleidsmatige aspecten in de gemeenteraad koppelen aan de theorie van Mair, lijken lokale partijen zich dus meer te richten op de ‘responsive politics’. De meer traditionele landelijke partijen bedrijven meer ‘responsible politics’.

Een verklaring voor dit verschil geeft deze studie niet. Voor het verschil tussen lokale en landelijke partijen moeten andere factoren ten grondslag liggen. Een voor de hand liggende verklaring zou gezocht kunnen worden in de richting van de aangenomen organisatiehypothese. Daarin werd gesteld dat lokale partijen ondersteuning missen bij het raadswerk en dat zij het lastiger vinden om talent te rekruteren en vast te houden. Lokale partijen kunnen daarbij niet terugvallen op een landelijk netwerk en kunnen niet gebruik maken van faciliteiten en ondersteuning die een landelijke partij aanbiedt. Ze zijn daardoor minder actief. Een mogelijk gevolg zou kunnen zijn dat lokale raadsleden vooral gebruik maken van een ‘makkelijk’ instrument: het stellen van vragen. Het opstellen van juridische tekst, zoals een amendement vergt enige ervaring en kennis. Wellicht is het zo dat lokale partijen deze vaardigheden missen en daarom het gebruik van moties en amendementen liever aan andere partijen overlaten.

Geheel ongegrond is deze gedachte niet. Uit recent onderzoek naar lokale partijen blijkt dat 62% van de lokale partijen een sterke behoefte heeft aan opleidingen en trainingen

voor raadsleden en wethouders.75 Onderwerpen die door de partijen werden aangedragen

hadden betrekking op het versterken van beleidsinhoudelijke of juridische expertise en het verbeteren van bepaalde raadsvaardigheden, zoals debatteren en het lezen van stukken.76 Als

reactie op het onderzoek heeft BZK een speciaal steunpunt voor lokale partijen gelanceerd,

75 Van Ostaaijen, Steun maar geen sturing, 5. 76 Ibidem, 11.

(25)

24

waarbij lokale partijen informatie kunnen verkrijgen en onderling ervaringen kunnen uitwisselen.77

In de organisatiehypothese is dit mogelijke gemis aan ervaring en ondersteuning niet

meegenomen. Om deze redenering alsnog te toetsen, is in deze studie daar exploratief onderzoek naar gedaan. Dit is gedaan aan de hand van de leeftijd van een partij.78 In twee

nieuwe regressiemodellen, één met en één zonder het onderscheid tussen lokale en landelijke partijen, is naar de invloed van leeftijd gekeken. De beschrijvende statistieken en de resultaten zijn opgenomen in de appendix. Het opvallendste resultaat staat in model 4. Daar zijn significante verschillen gevonden voor de leeftijd van een partij. Oudere partijen dienen meer moties en amendementen in. Dit is in lijn met de bovenstaande redenering. In model 3 waarin ook onderscheid is gemaakt tussen lokaal en landelijk, is dat niet geval. Hier is alleen een significant verschil gevonden voor amendementen, maar belangrijker nog, er zijn geen significante verschillen meer tussen landelijke en lokale partijen. Dit wekt de suggestie dat de leeftijd van een partij van invloed is. Ter controle is de correlatie tussen deze twee variabelen berekend. Deze kwam uit op -0,63.

Resultaten van het exploratief onderzoek ondersteunen de gedachte dat een

verklaring voor het verschil tussen landelijke en lokale partijen meer gezocht moet worden in de verschillende mate van ondersteuning die raadsleden krijgen. Vervolgonderzoek is dan ook noodzakelijk om dit verder uit te zoeken. In dit exploratief onderzoek is naar de leeftijd van een partij gekeken. Deze gegevens waren in een relatief kort tijdbestek te verkrijgen. Voor een gedetailleerdere analyse in het vervolgonderzoek is het nodig om individuele raadsleden te onderzoeken. Dit vanwege het feit dat de meeste landelijke partijen al lang bestaan en dat meeste lokale partijen relatief jong zijn. Dit zou de resultaten kunnen vertekenen. Onderzoek naar de individuele raadsleden zou kunnen uitwijzen of ondersteuning de verklaring is voor

de mate waarop een raadslid in de gemeenteraad actief is.

De resultaten uit dit onderzoek, waarin naar voren is gekomen dat lokale partijen

77 ‘Kennispunt als hulp voor lokale politieke partijen van start’, Rijksoverheid, 18-02-2019,

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/02/18/kennispunt-als-hulp-voor-lokale-politieke-partijen-van-start geraadpleegd op 12-05-2019.

78 Leeftijd van een partij is het aantal jaar tussen 2018 en de eerste verschijning in de gemeenteraad. Dit is

achterhaald aan de hand van digitale verkiezingsuitslagen: https://www.nlverkiezingen.com/. Deze gegevens op deze website gingen niet verder terug dan 1982, de maximale leeftijd is dan ook 36 jaar. Van partijen die in het verleden zijn gefuseerd is de leeftijd genomen van de oudste partij. Voor afsplitste partijen buiten

(26)

25

passiever zijn dan lokale afdelingen van landelijke partijen, zouden kunnen gelden voor landen die veel op de Nederlandse situatie lijken. Een goed voorbeeld is Zweden. Niet alleen het kiesstelsel lijkt veel op het Nederlandse systeem, ook de ontwikkeling van lokale partijen vertoont gelijkenissen.79 Wel zijn lokale partijen in Zweden aanzienlijk minder groot.80

Aangezien het type lokale partij een slechte voorspeller is voor het gedrag van lokale partijen, moet bij de generalisatie ook rekening worden gehouden met de mate van steun die lokale partijen in andere landen ontvangen. Is die steun meer of minder dan in Nederland dan zijn de resultaten uit dit onderzoek minder goed toepasbaar.

79 M. Reiser, ‘Conclusion’, in: M. Reiser en E. Holtmann (red.), Farewell to the Party Model?, 287. 80 Ibidem, 288.

(27)

26 Appendix

Type partij Frequentie Percentage

Landelijk 76 85,4

Lokalistisch 4 4,5

Protest 5 5,6

Belangen 4 4,5

Totaal 89 100,0

Tabel 9: Frequentietabel originele casusselectie van 13 lokale partijen Model 1.2 Lok. Ja/Nee

Org.

Moties Amendementen Vragen

Constant 13,07 33,24*** -16,04 SE 13,71 5,23 8,83 Lokaal ja of nee? -11,68 -5,91 -3,58 SE 9,84 3,75 6,34 Oppositie of coalitie -8,99 -15,10*** -9,94 SE 7,82 2,98 5,03 Zetels partij 4,64 1,30 5,99*** SE 2,02 0,77 1,30 Totaal raadszetels 0,73 -0,28 0,95** SE 0,44 0,17 0,28 R2 0,13 0,25 0,36 Adj. R2 0,09 0,22 0,33 N 88 88 88

Tabel 10: Regressiemodel lokaal ja/nee met originele casusselectie, *** p < 0,001, ** p < 0,010, * p < 0,050. Model 2.2 Cat. Lok.

Org.

Moties Amendementen Vragen

Constant 13,81 33,63*** -16,84 SE 13,81 5,24 8,78 D1 Lokalistisch -20,27 -11,94* 9,64 SE 15,20 5,76 9,65 D2 Protest -14,327 -2,54 -13,42 SE 16,56 6,28 10,52 D3 Belang 1,39 -2,09 -9,50 SE 16,60 6,30 10,55 Oppositie of coalitie -9,24 -15,47*** -9,03 SE 7,91 3,00 5,02 Zetels partij 4,70* 1,37 5,82*** SE 2,04 0,77 1,29 Totaal raadzetels 0,70 -0,29 0,97** SE 0,44 0,17 0,28 R2 0,14 0,27 0,39 Adj. R2 0,08 0,22 0,34 N 88 88 88

(28)

27

Variabele N Gem STD Min Max

Leeftijd partij (in jaren) 117 23,89 12,80 1,00 36,00

Tabel 12: Beschrijvende statistieken van variabele leeftijd partij. Gegevens van verkiezingsuitslagen gingen niet verder terug dan 1982, de maximale leeftijd is 36 jaar.

Model 3 Leeftijd partij met Lok ja/nee

Moties Amendementen Vragen

Constant 6,02 25,22*** -29,22** SE 14,30 5,64 11,09 Leeftijd partij 0,28 0,26* 0,42 SE 0,32 0,13 0,25 Lokaal ja of nee? -8,91 -4,16 7,33 SE 7,87 3,10 6,10 Oppositie of coalitie -10,47 -15,53*** -13,84* SE 7,23 2,85 5,61 Zetels partij 4,76** 1,48* 6,44*** SE 1,789 0,70 1,38 Totaal raadszetels 0,71* -0,28 1,01*** SE 0,36 0,14 0,28 R2 0,18 0,25 0,35 Adj. R2 0,14 0,21 0,32 N 117 117 117

Tabel 13: Regressiemodellen exploratief onderzoek leeftijd partijen. In dit model is de variabele lokaal ja/nee opgenomen. *** p < 0,001, ** p < 0,010, * p < 0,050.

Model 4 Leeftijd partij Moties Amendementen Vragen

Constant -2,64 21,17*** -22,11 SE 12,10 4,79 9,39* Leeftijd partij 0,50* 0,36*** 0,24 SE 0,25 0,10 0,20 Oppositie of coalitie -9,07 -14,87*** -14,99** SE 7,14 2,82 5,54 Zetels partij 4,33* 1,28 6,80*** SE 1,74 0,69 1,35 Totaal raadszetels 0,74* -0,26 0,98** SE 0,36 0,14 0,28 R2 0,17 0,24 0,34 Adj. R2 0,14 0,21 0,32 N 117 117 117

Tabel 14: Regressiemodellen exploratief onderzoek leeftijd partijen. In dit model is alleen de variabele leeftijd partij opgenomen. *** p < 0,001, ** p < 0,010, * p < 0,050.

Correlatie Pearson’s r p N

Leeftijd partij en partij lokaal ja/nee

-0,63 p < 0,001 117

(29)

28 Referenties

Aars, J., Rinkjøb, H., ‘Independent List in Norwegian Local Politics’, in: M. Reiser en E. Holtmann (red.), Farewell to the Party Model? Independent Local List in East and West

European Countries (Wiesbaden 2008), 211-232, 213.

Angenendt, M., ‘Non-Partisan Groups in German Local Politics: Between Populism and ‘’Politics as usual’’?’, Review of Political Science 3 (2015).

AVRO-TROS, ‘Ons Belang’, https://eenvandaag.avrotros.nl/rubriek/ons-belang/.

Bardi, L., Mair, P., ‘The parameters of party system’, Party Politics 14:2 (2008) 147-166. Boogers, M., ‘Local Political Parties in the Netherlands: Anomaly or Prototype?’, in: M. Reiser en E. Holtmann (red.) Farewell to the Party Model? Independent Local List in East and West

European Countries (Wiesbaden 2008), 149-168.

Het publieke belang van politieke partijen, Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering

politieke partijen (BZK), (Den Haag 2018).

Boogers, M., Lucardie, P., Voerman G., Lokale politieke groeperingen. Belangenbehartiging,

protest en lokalisme (Groningen 2007).

Boogers, M., Voerman G., ‘Independent Local Political Parties in the Netherlands’, Local

Government Studies 36:1 (2010) 75-90.

Castenmiller P., Peters K., ‘Wel aan het hoofd maar niet de baas. De verhouding tussen raad en college in de praktijk’, in: H. Vollaard, G. Boogaard, J. van den Berg en J. Cohen (red.), De

gemeenteraad, ontstaan en de ontwikkeling van de lokale democratie (Amsterdam, 2018).

De Nederlandse Grondwet, Aantal raadsleden (overzicht aantal raadsleden per inwoneraantal gemeenten),

https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vilqfgxtlozw/aantal_raadsleden.

Göhlert, S, Holtman, E., Krappidel, A., Reiser, M., ‘Independent Local List in East and West Germany’, in: M. Reiser and E. Holtman (red.), Farewell tot the Party Model? Independent

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Partijen die ten minste één zetel in het Parlement hebben gekregen of meer dan 2,5% van de stemmen hebben gekregen bij de laatste algemene verkiezingen mogen deze subsidies

Knowing that the charged lepton momentum distributions and the distribution of the azimuthal angle difference and pseudorapditiy difference of the two charged leptons are affected

Pada masa kini pemilikan harta benda tidak sejajar lagi dengan pelapisan sosial, artinya bahwa sudah ada banyak orang dari lapisan orang kebanyakan dan babkan juga dari

(2012), for example, find that analyst following has a positive effect 1 on the (market) value of firms. The reasoning behind this is that monitoring of firm activities by analysts

‘progressief akkoord’ bij. Strikt genomen vallen deze partijen niet onder onze definitie van een lokale partij, maar omdat in de recente Kiesraad- cijfers mogelijk

In het Lokaal Kiezersonderzoek komt naar voren dat het percentage kiezers op lokale partijen het grootst is onder respondenten die in 2017 voor de Tweede Kamer stemden op de PVV

Ze streeft naar eigen leven en ontwikkeling, naar eigen middelen om haar volledige ontplooiing te bereiken. Het belangrijkste middel daartoe is de staat, d.w.z. een staatsverband,