Uitwerkingen MULO-B Meetkunde 1958 RK
Opgave 1
In AIF geldt
o 5
tan FAI IF tan 32
AF AF 5 8,001672645 8,0 0,6248693519 AF . In BIFgeldt o 5 tan tan15 21' IF FBI BF BF 5 18, 2144569 18, 2 0, 2745072422 BF . We vinden dus AB AF BF 26, 2
Met behulp van de sinusregel vinden we 26, 21612955o o sin sin sin 85 18' sin 30 42'
AB AC AC C B o o 26, 21612955 sin 30 42' 13, 42961789 13, 4 sin 85 18' AC . o o o o 180 64 30 42 ' 85 18' C .
Met behulp van de sinusregel vinden we 26, 21612955o ' o sin sin sin 85 18 sin 64
AB BC BC C A o o 26, 21612955 sin 64 23,64240141 23,6 sin 85 18' BC .
We vinden dus voor de omtrek 2s van ABC
2s13, 42961716 26, 21612955 23,64240141 63, 288114812 63,3 s 31,64405741 31, 6 .
Voor de oppervlakte van ABCgeldt r O O s r 31,64407406 5
s
158, 2203703 158, 2 .
Opgave 2
De opdracht luidt: construeer. Ik neem aan, dat de hoeken van 50o
en 35oniet geconstrueerd moeten worden, maar getekend mogen
worden met een gradenboog.
In de figuur hiernaast is AIMbuitenhoek van AIC.
Omdat 1 1 o o 2 2 50 25 BAI BAC en o o 1 1 1 2 2 35 172 ACI ACB geldt dus 1o 2 42 AIM .
We kunnen beginnen met het tekenen van lijnstuk IIC. De punten A en B liggen op een cirkel met het midden M van IICmet straal MI, immers de buiten- en binnenbissectrices staan loodrecht op
Door nu deze cirkel te snijden met IC, nadat we eerst 1o 2
42 AIM
getekend hebben vinden we het punt A. Door de hoeken IAC en IAB te tekenen vinden we B als snijpunt van AB met de cirkel en C door AC te snijden met het verlengde van I IC . Tenslotte tekenen we BC.
Opgave 3
Vanwege de omgekeerde stelling van Thales liggen de punten D en E beide op een cirkel met middellijn AB, dus liggen de punten A, B, D en E op één cirkel, dus is ABDE een koordenvierhoek. Omdat we een cirkel kunnen tekenen door de punten A, B, D en E staan de hoeken PDA en
PBE op dezelfde boog, dus PDA PBE. We
kunnen nu bewijzen, dat PBEPDA omdat de beide driehoeken Pgemeenschappelijk hebben en PDA PBE.
Uit deze gelijkvormigheid volgt
: :
PE PA PB PD PE PD PA PB (1).
Volgens de machtsstelling geld PF PG PA PB (2). Uit (1) en (2) volgt PF PG PE PD .