Som 1
a) 1 1 1 1( ) 1
2 2 2 2
CDB A C bgBC bgAE bgBC bgBE bgEBC CEG
Het gevolg is dus dat de lijnstukken AB en EG evenwijdig zijn.
b) Volgens de machtsstelling geldt GE2GB GC 64 4 (4 BC) BC12 (en dus AC =8) c) Uit DB EG CB CG: : volgt DB:8 12 :16 en dus DB = 6
Uit AD DB: AC BC: volgt dan AD = 4.
d) De lengte van bissectrice CD volgt uit CD2 AC BC AD DB 8 12 4 6 72 zodat CD6 2.
Nu nogmaals de machtsstelling: AD DB CD DE geeft DE2 2.
1 G E D M B A C
Som 2
Met de gegeven lijnstukken AE en BE en hun ingesloten hoek,is driehoek AEB construeerbaar. Na deze constructie construeert men een lijn door E, evenwijdig aan AB.
Daarna is punt C hierop te construeren (simpelweg door het derde deel van AB te nemen of door het lijnstuk AB in de verhouding 2 : 1 te verdelen en het kortste deel naar de lijn door E over te brengen). Na C te hebben gevonden volgt D en daarmee het parallellogram.
D
A B
C E
Som 3
a) Uit het gegeven dat 1 2
B A
en dat AC bissectrice is van A, volgt de gelijkheid van de vier gemarkeerde hoeken. Dan geldt CDA BCA (twee gelijke hoeken), en dus AC2 AB AD . b) Het vorige resultaat levert direct op (2 6)2 AB3 en dus AB8.
c) De gelijkbenigheid van driehoek ABC betekent dat M het midden is van AB.
Met Pythagoras krijg je nu: AC2 AM2MC2 ofwel (2 6)2 42MC2 zodat MC2 2
M A
C
B D