• No results found

Vrij vertaald uit L’Écho des Faluns, aflevering 30 Eocene tot miocene holoplanktonische mollusken van het Aquitaine Bekken, ZW Frankrijk. Presentatie van de eerste biozonering gebaseerd op pteropoden van het Cenozoïcum in de Aquitaine

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrij vertaald uit L’Écho des Faluns, aflevering 30 Eocene tot miocene holoplanktonische mollusken van het Aquitaine Bekken, ZW Frankrijk. Presentatie van de eerste biozonering gebaseerd op pteropoden van het Cenozoïcum in de Aquitaine"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 32(2).2011 27

Vrijvertaald uit

L’Écho

des

Faluns,

aflevering30

Eocene

tot

miocene

holoplanktonische

mollusken

van

het

Aquitaine Bekken,

ZW

Frankrijk.

Presentatie

van

de

eerste

biozonering gebaseerd

op

pteropoden

van

het Cenozoïcum

in

de

Aquitaine

BrunoCahuzac*

enArie+W. Janssen **

Kort overzichtvande taxonomie

Neotypen

werdenaangewezenvoor:

•Diacroliniaaquensis

{ Grateloup, 1827);

eensoortuit het

Vroeg Burdigalien, oorspronkelijk

beschrevenvande

lo-catie Mandillotin

Saint-Paul-lès-Dax;

hetneotypekomt uit het

Burdigalien

van

Saucats,

La

Coquillière.

• Diacrolinia

orbignyi (Rang,

1827)

emend.

d’Orbigny,

1834;eensoortuit hetvroegste

Burdigalien,

oorspron-kelijk

beschreven van

Saint-Paul-lès-Dax;

het neotype isvande locatie Moulin deCabanes,te Saint-Paul-lès-Dax.

Vaginella

depressa Daudin,

1800:een

vroeg-miocene

soort,heteerstbeschreven uit ‘de

omgeving

van

Bor-deaux’;hetneotypekomt uit het

Burdigalien

van

Léog-nan.Het werd

gekozen

uit de collectievanhel Leidse mu-seum,maarwerd

overgedragen

aanhet natuurhistorisch museumte

Parijs,

waar men zouverwachten hettypevan eendoor Daudin beschreven soortaantetreffen.

Biozonering

Ineen

biozonering

wordt

geologische tijd

onderverdeeld in intervallen die

gekenmerkt

worden door de vertikale

ver-spreiding

van

bepaalde

fossielesoorten.Voor het

Aquilai-ne Bekken worden ineen

uitgebreid biostratigrafisch

ge-deelte de

pteropoden-assoeiaties

gecorreleerd

met de

eni-ge op

holoplanktonische

mollusken

gebaseerde zonering

dietotop heden

bestaat, namelijk

dievoorhet

Noordzee-bekken

(Janssen

&

King, 1988).

Deze

zonering

omvatvoor

het interval Laat Paleoceen-Plioceen de

pteropodenzones

6 t/m 22

(de

nrs 1-5 werden

opengelaten,

alsreserve voor

eventuele latere

ontdekkingen

in oudere

afzettingen

ofvan

buiten het

Noordzeebekken).

Het tweedeartikel uit

L’Écho

des Faluns IneenkomendeafleveringvanL’ÉchodesFaluns, gepubli-ceerd door de Réserve naturellegéologiqueSaucats-La Bré-de(www.rngeologique-saucatslabrede.reserves-naturelles.

org)zalvanBruno Cahuzacenondergetekendeverschijnen:

Mollusqueshdoplanctoniquesdel'ÉocèneauMiocène dans IeBassin d’Aquitaine,Sud-Ouest de la France. Présentation de lapremièrebiozonation basée surles PtéropodesdansIeCénozoïquede cetterégion’

Dit artikel isgebaseerdop eenonlangsverschenen rijk geïllustreerde publicatievan bijna200 pagina'svan

de-zelfde auteurs inScriptaGeologica141-eenrecente

re-visie, gebaseerdop al het uitAquitaine (ZW Frankrijk) be-schikbare heteropoden-en pteropodenmateriaal

(Cahu-zac&Janssen, 2010).

Eenenigszins vrije vertaling vande tekst inL’Écho geef ik indit artikel.

Arie+W. Janssen

De

Aquitaine afzettingen

werdentrouwensal eerder her-zienen

opnieuw

gedateerd

en

ingedeeld volgens

de klas-sieke

biozoneringeu gebaseerd

op

micro-orgauismen

zo-als

nannoplankton

enforaminiferen

(zowel planktonische

als

grotebenthischesoorten):

NN- enNP-zones=

‘Nanno-plankton Neogeen

en

Paleogeen’, volgens

de

indeling

van Martini

(1971);

P-enN-zones=

‘Paleogeen

en

Neogeen’,

de

planktonische foraminiferenzonering

vanBlow

(1969);

SBZ=‘ShallowBenthic foraminiferaZonation’,

gebaseerd

opgrote,neritischeforaminiferen,een

biozonering

opge-steld door Cahuzac &

Poignant

1997)

voorhet

Oligo-Mio-ceen(zonesSBZ 21 a

26)

enSerra-Kieletal.

(1998)

voor

het oudere Tertiair

(zones

SBZ 1tot

20).

De

afkorting

FOD

=‘First Occurrence

Datum’,

wordt

gebruikt

voorhet eer-ste

optreden

van eenindexsoort.

De

holoplanktonische

mollusken die werden verzameld uit mariene

afzettingen

opcirca

zestig

locatiesvanhet C'eno-zoïcum

(van Eoceen-Ypresien

tot

Mioceen-Serravallien)

zijn vertegenwoordigd

door 75 taxa,waarvan

vijf

veronder-stelde

heteropoden (Pterotracheoidea)

en70

pteropoden

(69

Thecosomataen I

Gymnosomata).

Alle

heteropoden-

en

verscheidene

pteropodensoorten

moesten in open

nomen-clatuur ofmeteen

vraagteken

opgenomenworden,

voor-namel

ijk

vanwege hunzeldzaamheid,waardoormaar

wei-nig exemplaren

bestudeerd konden worden.

Twaalf

pteropodensoorten zijn

nieuwvoorde

wetenschap

(‘novae species’), namelijk:

Heliconoides

daguini,

H.

mer-lei, H.

pyrenaica

en?Limacina

vegrandis

uit het

Ypresien,

Creseisantonien

Vaginella gaasensis

uit het

Rupelien,

Clio

lozouetienCliovasconiensis uit het

Chattien,

Diacrolinia cluzaudi uit het

Aquitanien,

Creseisroesti uit het

Aqui-tanien/Burdigalien,

enHeliconoidesmermuysienCreseis

tugurii

uit het

Vroeg Burdigalien.

(2)

De

volgende pteropodenzones (in vet)

konden in het

Aqui-taine Bekken

aangetoond

worden:

In het Eoceen:

zone9

(Ypresien

vanGan,

nannoplankton

zonesNP12-13, SBZ10), met 14

holoplanktonische

molluskeusooiteu,

waaronder

bij

voorbeeld de indexsoorten

Camplo-ceratops

priscus,

Currylimacina

cossmanni en

Alla-spiratella bearnensis',

zone 10

(Lutetien

van

Peyrehorade,

NP15)

en

zones 11/12

(Priabonien

van

Peyrehorade

en

Biarritz,

NP

19-20,5 pteropoden,

waaronder deindexsoorten Heli-conoides nemoris, Creseis

corpulenta

enC.

simplex).

In het

Oligoceen:

zone 15a

(Rupelien

vanGaas, P18-19enSBZ21 - grote

foramiuiféren)

met

vijf

soorten

pteropoden, bijvoorbeeld

Praehyalocylis

maxima,en

zone 16b/c

(Chattien

van de

paleocanyon

van Bélus

-Saint-Etienne-d’Ortheendestreek van

Saint-Paul-lès-Dax, NP25, P22,

SBZ23),

17soorten

pteropoden,

waar-onder de indexsoorten

Vaginella

chatticaenV.

tricuspi-data,met name

vergezeld

door

Spoelia torquayensis

,

Heliconoides

hospes

en/of Clio nielseni. Clio lozoueti

enC.vasconiensis,beide als nieuwesoortbeschreven,

schijnen vooralsnog

endemisch in deze streekte

zijn.

De relatiefgrotediversiteitvandeze associatietoontaandat

de

zuidelijke Aquitaine,

ook voor

pteropoden,

een

be-langrijk

centrum van

vernieuwing

en

specialisatie

was, zoals dat ook voorandere

molluskengroepen, koralen,

foraminiferenenz.

geldt.

In het Mioceen konden dezones17,18,18aen19 worden

aangetoond (Tabel 1):

zone 17

(Aquitanieu-Burdigalien)

is

gekenmerkt

door het

doorlopende

voorkomenvan de indexsoort

Vaginella

depressa

enkon verder worden

onderverdeeld,

op ba-sisvanin

Aquitaine vastgestelde verspreidingen,

in drie subzones:

subzone 17a

(Aquitanien

van

Sainl-Paul-lès-Dax,

Meil-hanenSaucats-LaBréde,zonesN4,NNIenSBZ24),

metacht

pteropodensoorten, bijvoorbeeld

Diacrolinia cluzaudien

Gamopleura

taurinensis,die

beperkt zijn

totdeze subzoneende FODvanHeliconoides

inflata

,

Limacina bulimoides

,

L. valvalinaenCreseis roesti;

subzone 17b

(het

vroegste

Burdigalien

van

Saint-Paul-lès-Dax,

Léognan,

Corbleu,zones N5 pars en NN2

pars),

met in totaal 16 taxa,

bijvoorbeeld

Heliconoi-desmermuysi

,

Creseistugurii,Diacrolinia

orbignyi.

Vaginella

victoriae, Cuvierinidae sp. 2

(alle beperkt

totdeze

subzone),

ende FOD vanHeliconoides ter-tiaria,Ireneia nieulandeienCuvierinaparonai

(welke

laatste,

alleen als

fragmenten

bekend,naarlater

bleek,

vermoedelijk onjuist

is

gedetermineerd),

enhet

voor-komenvan

Johnjagtia moulinsi;

subzone 17c

(Vroeg

totMidden

Burdigalien

van21

lo-caties in het hele

Aquitaine

Bekken, zonesN5 pars.

NN2 pars en

SBZ25),

met 11 taxa, zoals de index-soortDiacrolinia

aquensis,

alsmede Carinaria

tour-noueri

(een heteropode),

Limacina valvatinaen Cre-seis roesti. Voorwatbetreft de ‘Réserve de Saucats’

en

omliggende gebieden

kunnen in degemeente

Sau-catsde locatiesPéloua,Mouliu de

1’Eglise supérieur,

La

Cassagne,

Gieux,

Lagus,

La

Coquillière

en

Pont-Pourquey,

enMoras

(equivalent

van

‘Brousteyrot

supérieur’)

in degemeenteLa Brédelot deze

sub-zoue

gerekend

worden.

De in het Noordzeebekken

vastgestelde onderverdeling

vande

pteropoden-zone

18 intweesubzones

(enigszins

ongelukkig

met 18 en 18a

aangeduid)

kon ook in het Bekkenvan

Aquitaine

worden

vastgesleld:

subzone 18

(Laat Burdigalien

van

Saiut-Jean-de-Mar-sacq, zones N6-7en

NN3-4),

met 13

holoplankto-nische mollusken taxa, zoals de indexsoort

(FOD)

Vaginella

austriaca, en twee soorten

(heteropoden)

van het genus Atlanta

(sp.

1 ensp.

2)

die

kennelijk

beperkt zijn

totdeze

subzone,

enhet laatste voorko-men vanHeliconoidestertiaria.

subzone 18a

(Langhien

vande streekvan Saint-Maitin-de-Hinx en

Saubrigues,

zones N8-9,NN5 ende ba-sis van

SBZ26),

met 11

pteropodensoorten,

zoals de indexsoorten Diacroliniaaurita en

Vaginella

lapu-gyensis

(samenvoorkomendmet V.

austriaca)

en

ver-dervanelders bekende

typische Langhien-soorten,

zo-als Cavolinia zamhoninii.

Inzone19

(Serravallieu

vanOrthezenSalles,zonesNI

1-13 en

NN6-7),

werden maar zes soorten

vastgesteld,

waaronder Edithinellavaranica

,

E. caribbeanaenClio ortheziana.

Let op: de hier

gereproduceerde

Tabel 1

geeft

als voorbeeld

maar een

gedeelte

vande

zonering (die

in de

originele

pu-blicatiezeshele

pagina’s

omvat)weer.Voor dezones 18,

18aen 19moetdesoort Creseisspina,die onderaande label

ontbreekt,

nog worden

toegevoegd.

Over enkele soortnamen

Bij wijze

vanvoorbeeld,en ter informatievan de

lezer,

verklaren wehier kort de herkomst (iderivatio

nominis)

van

sommige

soortnamen, dieaan

pteropodensoorten

die

voorkomen in de

Aquitaine

werden

gegeven.Ook worden enkelesoorten

afgebeeld (PI.

1en2,resp. pag 30en32).

Van dein2010nieuw

gepubliceerde

namen:

a.Tweesoortnamen

gebaseerd

opledenvande

‘Associa-lion pour la Réserve deSaucats’,

namelijk

Cliolozoueti,

genoemd

naarPieire Lozouet

(die

trouwensook lidvande

WTKG

is)

vanhet natuurhistorischmuseumin

Parijs,

van-wege

zijn talrijke

recente

bijdragen

overde tertiaire

mala-cologie

vanhet Bekkenvan

Parijs

envooralvan

Aquitai-ne, enverder als dankvoor het beschikbaar stellen van

talrijke

en

gevarieerde pteropodenmonsters.

Deze soort

is

afkomstig

uit het Laat

Oligoceen

vanhet Adourbekken

(typelocatie

is

Bélus, departement Landes),

zeer

rijke

(3)

af-AFZETTINGEN WTKG 32(2),2011 29

zettingen

die

langdurig

door Pierre werden bestudeerd in het kadervan

zijn proefschrift.

Middle EarlyMiocene

Miocene

Stages

Aquitanian Burdigalian LanghianSetravalliar

\

vT « \ «J x-s TJ \ z 1T S

f

_

|

|

' « j

f

\

Localities £ • 3 „g- _

|

? U

?

~

l.'ï'l'c-

? I £ S s •

|

\

-> --^«<D--^0&ar Ij

\ è- <0 2ï , O'OO®-C,O)-j — <U CO C <0<5(l3'2it tt><D'> -^J,

N® ■—• Species

\

| é3 5 | S h

|

” »

|

\

05 5 3

I

3 <!5 7 ,55 "> 5 \ Ern c

\

|

w \ _L_J_ 1 1 1 1 1 15 1 i 1 i 1 1 1 i 1 1 1 1 1 1 «J_ _J_ Edithinella caribbeana Edithinella varanica Clio ortheziana Diacrolinia aurita Cavolinia zamboninii Cliosp 2 Vaginella lapugyensis Carinariidaesp.? Atlantaisp. 2 Atlantaisp.1 Cliosp.nov.? Vaginella austriaca Heliconoides inflata Diacroliniaaquensis Gymnosomataisp. Cuvierinaparonai? Vaginella victoriae Cuvierinidae!'sp. 2 Ireneia nieulandei Heliconoidces tertiaria Creselstugurii Heliconoidesmermuysi Diacroliniaorbignyi Johnjagtiamoulinsii Heliconoides inflata/tertiana Gamopleurataurinensis Limacina valvatina Atlanta sp 3 Diacrolinia cluzaudi Creseis roesti Limacina bulimoides Vaginelladepressa Heliconoides inflata? Cuvierinidaesp.nov.? Styliolasubula Heliconoides linneensis Edithinella caribbeana Edithinella varanica rr Clio ortheziana rr Diacrolinia aurita r Cavolinia zamboninii r Clio sp. 2 r - r Vaginella lapugyensis c rr r Carinariidaesp.? rr Atlanta sp. 2 rr Atlantasp.1 r Clio sp.nov.? rr r Vaginella austriaca c c rr Heliconoides inflata r-r---rr---cr rrrrrr Diacroliniaaquensis r--r cr-rr-rr Gymnosomatasp. rr Cuvierinaparonal? rr - -- -- -- -- -- -- -- -- rr - -- -- - rrrr Vaginella victoriae r Cuvierinidae sp. 2 r Ireneia nieulandel r---r---r Heliconoidces tertiaria r --- - - -- -- -- -- -- -- -- -- rc Creseistugurii c Heliconoidesmermuysi c Diacroliniaorbignyi c Johnjagtiamoulinsil cc - - rr

Heliconoides inflala/tertiana cc--- - roc

Gamopleurataurinensis rr

Limacina valvatina ir-c rrrr---r--r c-rrrc

Atlanta sp. 3 r

Diacrolinia cluzaudi r

Creseis roesti c---rr---r

Limacina bulimoides c---cr

Vaginelladepressa r ccc-occ - rr r ccccc-ccc r ccccccc-ccccccrrc r

Heliconoides inflata ? rrccr--rr---cc---r-crrcccc--- - r-cc-cccrcc Cuvierinidaesp.nov.? Styliolasubula ----rr - -- -- -- ---- -- -- -- -- -- -- rr Heliconoides linneensls - - - - r

Pteropodzones 17a 17b 17c 18 18a 19

Foraminifera/Nannoflora N4/SBZ24 N5 / NN2 N5/NN2/SBZ25 N5/N6 * N3/4 U N . N

.

5 Q zones N6/7 N8/9 Nil/13

Diacrolinia cluzaudi is

gewijd

aanAlaiuCluzaud, voor

zijn belangrijke onderzoekingen

(en

vondsten) gedaan

in het

Aquitaine

Bekken,en voorhet beschikbaar stellenvan

exemplaren

uit

zijn

collectie,

Typelocatie

is de groeve

Vi-ves te

Saint-Martin-d’Oney (‘Meilhan’, Landes),

van

laat-aquilanien

ouderdom.Aan het door hem verzamelde

holo-type is,zeer

uitzonderlijk,

de

protoconch (een ‘baby

ptero-pood’l)

bewaard

gebleven.

We herinnerenu ernogevenaan, dal

volgens

het

begin-selvan eenstrenge

‘wetenschappelijke

ethiek’een auteur niet het recht heeftom een nieuwesoortnaarzichzelfte

noemen...wel kunnen andereauteurshemerendoor

zijn

naamte

gebruiken bij

het introducerenvan een nieuwe Tabel 1. Deel vande verspreidingvanheteropodenenpteropodenovervindplaatsenindeAquitaine tijdenshet Mioceen. Biozonering

encorrelaties met bestaandezoneringen gebaseerdop foraminiferen ennannoplankton.

cc=zeeralgemeen (>100), c=algemeen (>10),r=zeldzaam (2-10),rr=zeerzeldzaam (1),-=nietaangetoond.

Foramlnifera / Nannoflora zones Pteropodzones IHeliconoides llnneensis IStyliolasubula Vaginelladepressa Heliconoides Mata ? Cuvierinidae sp.nov.? ICreseis roesti ILimacina buhmoides I Atlanta sp. 3 1Diacrolinia cluzaudi I Gamopleuratauhnensis ILimacina valvatina IHeliconoides mflata/tertiana 1 Heliconoidces tertiaria Creseistugurii Heliconoidesmermuysi Diacroliniaorbignyi Johnjagtiamoulinsil IIreneia nieulandei Edithinella caribbeana Edlthinella varanica Clio ortheziana Diacrolinia aurlta Cavolinia zamboninii Clio sp. 2 Vaginella lapugyensis Carinariidae sp. ? Atlantasp.2 Atlantasp.1 Clio sp.nov.? Vaginella austriaca Heliconoides innate Diacroliniaaquensis Gymnosomatasp. Cuvlerinaparonai? Vaginella victoriae Cuvierinidae sp. 2 \ Localities Species \ Stages z i •

-Saint-Paul-lès-Dax

(Mainot)

> i i -1 o o La

Bréde

c 03| a> i i 8 8 1 o -3 =}

Meilhan

(Vives)

tu3 i i -i 1 i i i

Saucats

(Lariey)

3 Z on -« o 1 o i i o r c c c cc cc -=? =?

Saint-Paul-lès-Dax

(Cabanes)

Z cr i 1 o i i i ■ 1 1 i 1

Léognan

(Thibaudeau)

Zro i 3 1 ■ i i i 1 1 i 1

Corbieu

(Carro)

Z i 1 3 i i i i 3 1 i ■

-Saucats

(Église)

i i i i i i 1 i 1 1

Uzeste

(Gamachot)

Z ro i 1 o i i i i 1 i 1 1

Villandraut

(Berdigots)

W i ° 8 i i =5 i 1 i 1 “1

Saucats

(Péloua)

CD Ö on i o 8 i i 3 ■ 1 i 1 1

-Léognan

(Coquillat)

i 1 1 i i i i 1 -1 1 1

Léognan

(Chèteau

de

France)

m i ■ 8 i i i i 1 i 1 1

-Mérignac

[(Pontic),

(couche

6),

'Mérignac”]

CU-1 ■ 1 O i i I i 1 i 1 1 1

Pessac

(Lorient)

*< S i • -i i 1 i 1 i 1 1 1

Saint-Médard

(Gajac)

03 o' i I o i i i i 1 i 1 1 1

Saucats

(La

Cassagne)

Q. o> Z tn o i -8 i i I i 1 i 1 1 =?

Saucats

(Gieux);

Saucats

(Lagus)

W o Z i ■ 8 i i i i 1 i 1 1 1

Léognan(Bougès)

W 3 i « 8 i i -i 1 i 1 1 1

“Léognan";

■ 3 « i i I i 1 i 1 1 1 La

Bréde

(Moras)

■ " 8 i z; I i 1 i 1 1 o

Martillac

(Barreau,

Vigne}

i " 8 O 1 -i 1 -=1 O -■

Saucats

(Coquillière)

i 8 8 i i 1 1

Saucats

(Pont-Pourquey)

i 1 3 i I i 1 1 1 1

Canéjan

(Bouscaut)

i 1 O i 1 i 1 • q 1

Cestas

(Cazeaux)

i 1 -i i 1 i 1 1 1 1

Cestas

(Fourcq)

i 1 i 1 i 1 I =J 1

Saint-Paul-lès-Dax

(Mandillot)

c5 2 i -i 1 -1 1 o =5

Saint-Jean-de-Marsacq

(Lahitet

1

and

2) ” -i 1 -o 8 o 3 o

Saint-Jean-de-Marsacq

(Pinot)

Z -9 3 o o 1 -O -i -1 -1

Saint-Martin-de-Hinx

(Secat)

rai co” Z öoD 1 -> -=? 1

Saubrigues

(Jean

Tic)

(O o f> =? -> -> -•

Saubrigues

(Tauziets)

S> 3 Ö £ Z z o o q q

Orthez

(Le

Paren)

fD Cl 3 êf a> —i <£

“Salles”

1 fD OJ *-J 8 =1

Salles

(Moulin

ruiné)

(Larieux)

L

(4)

Janssen in Cahuzac &Janssen,2010(paratype); Ypresien,Gan. Limacina ? vegrandis

Heliconoides merlei Janssen in Cahuzac&Janssen,2010(paratype); Ypresien,Gan. L

Atlanta sp,3;Aquitanien,Meilhan. K

Atlantasp.2;Burdigalien, St-Jean-de-Marsacq.

J

Altaspiratellabearnensis (Curry, 1982); Ypresien,Gan. I

Altaspiratellamultispira (Curry, 1982); Ypresien,Gan. H

Heliconoides inflata(d’Orbigny, 1834);Burdigalien,Saucats(LaCoquillière).

G

Currylimacinacossmanni(Curry, 1982); Ypresien,Gan. F

Limacina bulimoides (d’Orbigny, 1836); Burdigalien, Saucats(La Coquillière),tweeexemplaren. E

Camptoceratops priscus (Godwin-Austen, 1882); Ypresien,Gan. D

Creseis tuguriiJanssen in Cahuzac & Janssen, 2010(paratypen); Burdigalien, St-Paut-lès-Dax,Cabanes. C

Praehyalocyclismaxima(Ludwig, 1864); Rupelien,Gaas. B

Plaat1. Voorbeeldenvanholoplanktonischemollusken uit het TertiairvanAquitaine (naarCahuzac &Janssen,2010). Pteropoden-Creseidae (A-C):Limacinidae (D-H, K-L). heteropoden-Atlantidae(l-J).

(5)

AFZETTINGEN WTKG 32(2), 2011 31

soort, of nieuw genus. Hetzeerwelkometer

beschikking

stellenvaninteressant

‘pteropodo logisch’

materiaal heeft aldus

geleid

tothet

half-onsterfelijk

makenvanhunnamen

(als ‘kindertjes

vande

paleontologie’).

Detypenen

afge-beelde

exemplaren

uit de collectievanAlain

zijn

trouwens

afgestaan

aande

typen-collectie

vande Faculté des Scien-ces vande UniversiteitvanBordeaux. Hun kennis

draagt

bij

aan ons inzicht in de

opeenvolgingen

van de

‘paleo-diversiteit’en aanhet voorkomen in de

Aquitaine

en het

departement

Landes.

b. Ook anderesoorUramen

verwijzen

naarpersonen: Heli-conoidesmerlei is vernoemdnaarDidierMede,die de

tna-lacofaunavanGan,ten zuidenvanPau, heeft bestudeerd

endie

pteropodenmateriaal

heeft

gedoneerd

voorde

Na-turalis collecties. Denaam vanHeliconoides

daguini (ook

eensoortvanGan)refereertaan een

professor

vande Fa-culté des Sciences de

Bordeaux,

Penrand

Daguin

(1889-1948),

dieeen

briljant geoloog

en

kartograaf

wasen een

uitstekend

pedagoog,

endie

uitvoerig

de

westelijke

Aqui-taine heeftbeschreven,metnamein

zijn

laatstewerk,dat

nog steedseen

belangrijk referentiepunt

is.

Hij verrijkte

en

classificeerde de collectiesvande universiteitenmaakteer een

belangrijk erfgoed

van.

Hij

overleedinaugustus 1948 in een

ongeluk

methet

vliegtuig

Latécoère dat in de At-lantische Oceaanstortte.

Heliconoides mermuysi, Creseisantoni enC. roesti

zijn

vernoemdnaar de Nederlandse

niet-professionele

geolo-gen Stef

Mertnuys,

Anton Janseen BenRoest, dietype materiaal hebben verzameldenhebben

afgestaan

voorde Naturalis collecties.

c.

Sommige

soortnamen hebbeneen

geografische

her-komst: Cliovasconiensisdankt

zijn

naam aande landstreek

Gascogne (in

het

Latijn

Vasconia

geheten);

desoortkomt uit de

Chattien-mergels

van

Saint-Étienne-d’Orthe

(Lan-des).

Desoort

Vaginella

gaasensis heeft haar

typelocatie

in Gaas

(het profiel

van

Espibos),

eenberoemdeenerg

rij-ke

vindplaats

in LesLandes, van

Rupelien (vroeger

nog

‘Stampien’ geheten. Vroeg Oligoceen)

ouderdom

(in

de-zelfde

aflevering

vanL’EchostaateenartikelvanArmelle

Poignant,

overnieuwevormenvande foraminifeer Pseu-darcellavandie

vindplaats).

Denaam van

Heliconoidespy-renaica. eentot

opheden endemischesoortuit deeocene

mergels

vanGan,refereertaanhet

departement

Pyrénées-Atlantiques,

waarin zich het

dorp

Gan bevindt.

De

etymologie

vandesoortCreseis

tugurii

doeleen

beroep

op het

geheugen

vandieeminentelezers onderonsdie nog

Latijn

kennen, Denaam

verwijst

naarde

typelocatie,

de be-roemde Moulin deCabanes,in Saint-Paul-lès-Dax

(vroeg-ste

Burdigalien).

En

ja!

‘cabane’

(de hut)

wordt in het

La-tijns

vertaald als

tugurium (onzijdig),

waaivande tweede

naamval

onzijdig tugurii

is. Het is misschieneen

beetje

een

gewaagde etymologie,

omdat dienaam

nogal

eensop andere manier

geschreven

wordt, ook op de

kaarten,

zo-als ‘Cabannes’,of‘Cabarme’,of’Cabane,enz.Maareris vastook we!een‘molenaarshut’ geweest

bij

deze molen.

Van de al eerder beschrevensoorten:

Onder desoorten die al eerder beschreven werden

zijn

ook

persoonsnamenzoals Limacinagormani

(uit

het

Ypresien

van

Gan), gewijd

aan

graaf

G.O’üormau, groot fossielen-verzamelaar

inGan,

en

Currylimacina

cossmanni

(ook

van

Gan),

waarin iedervande lezers wel de beroemde

pale-ontoloog

Maurice Cossmann

(1850-1924)

zal

herkennen,

een

briljante

en zeer

productieve

taxonomistop

mollusken-gebied. Hij

beschreef in 1923 de faunavan Gan

gebaseerd

op de collectievanO’Gorman, enis verderzeerbekend

door

zijn ‘Conchologie

néogénique

de

I’Aquitaine’,

ge-schreven samenmetA.

Peyrot (gepubliceerd

tussen de

ja-ren 1909en

1935),

een

imposante ‘bijbel’

vanniet minder

dan 3589

pagina’s. Nog

enkele

opmerkingen

overdezetwee

eocenesoorten: hetwasDennis

Curry

diezebeschreef

(en

benoemde)

in 1982

(zie

referenties op pag.

33),

ineen pu-blicatiewaarin al 12soortenvanGan worden behandelden

afgebeeld. Curry

introduceerde desoort cossmanni in het genus

Skaptotion.

In 2003 reviseerde Arie Janssen de fa-milie

Limacinidae, waarbij

het

genus

Currylimacina

werd

ingevoerd... gewijd

aan

Curry.

Tenslotte,de

belangrijke

collectie van O’Gorman wordt bewaard door de

Univer-siteitvanBordeaux1, in vier vitrinekasten die de mollus-kenvanGan bevatten welke door Cossmann werden

be-schreven, metop ditmoment200 benoemdetypenen

af-gebeelde exemplaren.

Diacrolinia

orbignyi (uit

hetvroegste

Burdigalien,

en

be-schreven door

Rang,

in

1827) draagt

denaam vanAlcide

d’Orbigny,

éénvandegrootste

paleontologen

vande 19de eeuw; Carinariatournoueri

(uit

het

Burdigalien

van

Léog-nan, beschreven door

Peyrot,

in 1932)is

genoemd

naar

Raoul Toumouër

(1823-1882),

die

talrijke

onderzoekin-gendeed in

Aquitaine. Johnjagtia

moulinsii is

gewijd

aan

Charles Des Moulins

(1798-1875),

eeneclectisch

natura-list,

die ‘voorzittervoorhet leven’was vande Société

Lin-néenne de Bordeaux. De

typelocatie

vandeze door Benoist in 1874 beschrevensoortis inSaucats, in de ‘sablesroses

de la carrière deGiraudeau,

prés

du Moulin de

I’Église’,

van

vroeg-burdigalien

ouderdom.

Anderesoortnamen hebbeneen

geografische achtergrond:

Altaspiratella

bearnensis

(uit

Gan,in de landstreek

‘Bé-am’),

Euchilotheca

ganensis (ook

van

‘Gan’),

Vaginella

chattica is

genoemd

naarde Duitse landstreekwaarhet volk

vande ‘Chatten’

leefde,

Clio ortheziana is beschreven uit de streekvanOrthez

(‘sables argileux

bleus de la métairie

duParen’). Diacrolinia

aquensis (uit

het

vroege

Burdiga-lien)

werdbenoemd door degrote

wetenschapper

J.P.S. de

Grateloup (in 1827),

uit de streekvanDax,eenstad die in de Romeinse

tijd ‘Aquae

Tarbellicae’heette: ‘waterstad in het landvandeTarbellen’;

nauwkeuriger gezegd,

de type-locatie is Te riche

dépot

deMandillot,a

Saiut-Paul,

a une

demi-lieue de Dax’.

Vaginella

lapugyensis

en

Vaginella

austriaca hebben hun

typelocaties

in Roemenië

(Lüpugiu

de

Sus)

enin

Neder-Oostenrijk,

enz.

Heliconoidestertiaria

verwijst natuurlijk

naarhet tertiaire

tijdvak, terwijl

Heliconoides linneensiszo

gedoopt

werdter

(6)

Johnjagtiamoulinsii(Benoist, 1874):Burdigalien,linkerfiguur:holotype,Saucats(Moulinde

l’Église),

rechterfiguur: St-Paul-lès-Dax, Cabanes, protoconch.

Cliovasconiensis Janssen in Cahuzac &Janssen, 2010 (paratype); Chattien,St-Étienne-d'Orthe. I

Clio ortheziana(Benoist, 1889) (holotype); Serravallien,Orthez. H

Clio lozoueti Janssen in Cahuzac &Janssen,2010 (holotype); Chattien,Bélus. G

SpoeliatorquayensisJanssen, 1990; Chattien,St-Étienne-d’Orthe.

F

Diacrollnia aquensis (Grateloup, 1827) (neotype); Burdigalien,Saucats(La Coquillière).

E

Gamopleurataurinensis(Michelotti. 1847); Aquitanien,Meilhan. D

Hameconia edmundiJanssen,2008(holotype); Chattien,St-Étienne-d’Orthe.

C

Vaginella lapugyensis Kittl, 1886;Langhien,St-Martin-de-Hinx. B

Plaat 2 Voorbeelden van holoplanktonischemollusken uit het TertiairvanAquitaine (naarCahuzac &Janssen,2010).

Pteropoden- Cavoliniidae (A-D):Cliidae (F-H);Cuvierinidae (E, I).

(7)

AFZETTINGEN WTKG 32(2), 2011 33

erevande Société Linnéenne deBordeaux,enmetname voorhet totaalaan

briljante paleontologische publicaties

die

zij tijdens

haai

- lange

bestaan het licht deed zien

(cf.

Janssen, 2008;

Cahuzac, 2009).

Tenslotte

zijn

er

natuurlijk

ooksoorten die

genoemd

wer-dennaar

eigenschappen

vande

schelp:

Vaginella

depres-sa

(afgeplatte vorm),

Creseis

corpulenta (‘corpulente’

schelpvorm),

Heliconoides

inflata (opgeblazen

vorm),

Altaspiratella multispira (schelp

met

talrijke windingen),

Creseis spinet

(stekelvormig),

Vaginella tricuspidata (de

dorsale mondrand is voorzienvan drie

typische tandjes),

Praehyalocylis

annulata

(schelp

versierdmet

talrijke

rin-getjes

in het

oppervlak), Praehyalocylis

maxima

(schelp

met grote

afmetingen;

wordt wel 20

mm),

Limacina

pyg-maea

(kleine

soort),Limacina

vegrandis (‘onbeduidend’,

verwijzend

naardezeerkleine

afmeting).

Zo, nuweetuiets meer over

pteropoden,

leukeen

gevari-eerde

mollusken, eigenlijk vrijwel

microfossielen,die inte-ressant

blijken

te

zijn (vooral

ook in

stratigrafisch opzicht),

wanneer men zeweettevinden,entebestuderen,endie

op hun

eigen

manier

getuigen

vande

rijke

biodiversiteit die de Natuurzo

kwistig

in het Tertiairvanhet

Aquitaine

Bekken heeft doenontstaan.

Referenties

Cahuzac, B., 2009. La Société Linnéenne de Bordeauxa

1’honneur!-Bulletin de la Société Linnéenne de

Bor-deaux, 144,

(N.S.)

37

(2);

223-226.

Cahuzac, B, & A.W. Janssen,2010. EocenetoMiocene

holoplanktonic

Mollusca

(Gastropoda)

of the

Aquitai-ne

Basin,

Southwest France.

-Scripta Geologica,

Lei-den,141: 1-194.

Cahuzac,B. & A.

Poignant,

1997. Essai de biozonation de

1’Oligo-Miocène

dans les bassins

européens

a1’aide des

grands

foraminiléres

néritiques.

-Bulletinde la Société

géologique

deFrance,

Paris,

168: 155-169.

Cossmann, M., 1923.

Description

des

mollusques.

In:

O’Gorman, G., Le

gisement

cuisien de Gan

(Basses-Pyrénées).

Pau, M. Cossmann & M. O’Goïman: i-xx-vii: 1-188.

Curry

D., 1982.

Ptéropodes

éocènes de la tuilerie de Gan

(Pyrénées-Atlantiques)

etde

quelques

autres localilés du SW de la France.- Cahiers de

Micropaléontologie,

4(1981):

35-44.

Janssen,A.W.

(2003).

Noteson the

systematics,

morpho-logy

and

biostratigraphy

of fossil

holoplanktonic

Mol-lusca,

13. Considerationson asubdivision of'l'hecoso-mata, with the

emphasis

ongenus group classification ofLimacinidae.-CaiuozoicResearch,2

(1-2):

163-170.

Janssen, A.W., 2008. Heliconoides linneensis

sp, nov., a new

holoplanktonic

gastropod

(Mollusca,

Thecoso-mata)from the Late

Oligocene

of the

Aquitaine

Basin

(France,

Landes).

-

Zoologische

Mededelingen,

Lei-den,82: 69-72.

Janssen,A.W. & C.

Ring,

1988. Planktonic molluscs

(Iftero-pods),

In; Vinken R.etal.

(ed.),

The northwesl

European

Tertiary

Basin. Results of the International

Geological

Correlation

Programme Project

no.124.

Geologisches

Jahrbuch, Hannover,A100: 356-368.

Merle D,

(1986).

ContributionaTétude

paléontologique

du

gisement

cuisien de Gan

(Pyrénées-Atlantiques):

systématique,

évolutionet

paléoécologie,

1-2.

Proef-schrift,

Ecoie

Pratique

des Hautes

Études, Dijon:

1-394

(niet gepubliceerd).

Serra-Kiel,

J.,L.

Hottinger,

E.Caus, K,

Drobne,

C.

Fer-randez,A.K. Jauhri,G.Less,R.

Pavlovec,

J.

Pignatti,

J.M,Sainso,H.

Schaub,

E.

Sirel,

A.

Strougo,

Y,

Tam-bareau, J.

Tosquella.

& E.

Zakrevskaya,

1998.

Larger

foraminiferal

biostratigraphy

of the

ïethyan

Paleoce-neand Eocene.- Bulletin de la Société

géologique

de

France, Paris, 169: 281-299.

*

Bruno Cahuzac, Untversité BordeauxI, 351 Cours de la

Liberation,

F-33405, Talence

Cedex,

France, e-mail: b.

cahuzac@ufr-termer. u-bordeauxlfr

**Arie W Janssen, 12

Triq tal’Hamrija,

Xewkija

XWK

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Parent companies have control over the production, technology and marketing activities of South African automobile manufacturers (Black, 2000: 405)... The portfolio provides

The study did this by determining the SMME risk perspective, identifying the informal risk management practices in use, comparing the aforementioned process to

It was therefore important to investigate the impact of suspensions and grievance procedures of provincial government officials on service delivery in NWP (Report

Although Pallinup oats is not a brassica crop, it is widely accepted that the species has a poor host status for a wide range of soil-borne problems, including M. This was

Langer woorde dra rneer spesifieke gespesialiseerde leksikale betekenis as korter woorde en word daarom as gevolg van die besonderse inhoud van die webblad meer

A study of equity and its associated concerns (as discussed in Chapter 4) with the analysis of the South African tax system as it relates to personal income tax (discussed

Conflict in the Systems model can be commonly referred to as interpersonal conflict due to the tendency for conflict in the model to be heavily influenced by interpersonal

We show that a Beurling type theory of invariant subspaces of noncommutative H 2 spaces holds true in the setting of subdiagonal subalgebras of σ-finite von Neumann algebras..