AFZETTINGEN WTKG 32(2).2011 27
Vrijvertaald uit
L’Écho
desFaluns,
aflevering30Eocene
tot
miocene
holoplanktonische
mollusken
van
het
Aquitaine Bekken,
ZW
Frankrijk.
Presentatie
van
de
eerste
biozonering gebaseerd
op
pteropoden
vanhet Cenozoïcum
in
de
Aquitaine
BrunoCahuzac*
enArie+W. Janssen **
Kort overzichtvande taxonomie
Neotypen
werdenaangewezenvoor:•Diacroliniaaquensis
{ Grateloup, 1827);
eensoortuit hetVroeg Burdigalien, oorspronkelijk
beschrevenvandelo-catie Mandillotin
Saint-Paul-lès-Dax;
hetneotypekomt uit hetBurdigalien
vanSaucats,
LaCoquillière.
• Diacrolinia
orbignyi (Rang,
1827)
emend.d’Orbigny,
1834;eensoortuit hetvroegsteBurdigalien,
oorspron-kelijk
beschreven vanSaint-Paul-lès-Dax;
het neotype isvande locatie Moulin deCabanes,te Saint-Paul-lès-Dax.•
Vaginella
depressa Daudin,
1800:eenvroeg-miocene
soort,heteerstbeschreven uit ‘de
omgeving
vanBor-deaux’;hetneotypekomt uit het
Burdigalien
vanLéog-nan.Het werd
gekozen
uit de collectievanhel Leidse mu-seum,maarwerdovergedragen
aanhet natuurhistorisch museumteParijs,
waar men zouverwachten hettypevan eendoor Daudin beschreven soortaantetreffen.Biozonering
Ineen
biozonering
wordtgeologische tijd
onderverdeeld in intervallen diegekenmerkt
worden door de vertikalever-spreiding
vanbepaalde
fossielesoorten.Voor het Aquilai-ne Bekken worden ineenuitgebreid biostratigrafisch
ge-deelte depteropoden-assoeiaties
gecorreleerd
met deeni-ge op
holoplanktonische
molluskengebaseerde zonering
dietotop hedenbestaat, namelijk
dievoorhetNoordzee-bekken
(Janssen
&King, 1988).
Dezezonering
omvatvoorhet interval Laat Paleoceen-Plioceen de
pteropodenzones
6 t/m 22(de
nrs 1-5 werdenopengelaten,
alsreserve vooreventuele latere
ontdekkingen
in oudereafzettingen
ofvanbuiten het
Noordzeebekken).
Het tweedeartikel uit
L’Écho
des Faluns IneenkomendeafleveringvanL’ÉchodesFaluns, gepubli-ceerd door de Réserve naturellegéologiqueSaucats-La Bré-de(www.rngeologique-saucatslabrede.reserves-naturelles.org)zalvanBruno Cahuzacenondergetekendeverschijnen:
Mollusqueshdoplanctoniquesdel'ÉocèneauMiocène dans IeBassin d’Aquitaine,Sud-Ouest de la France. Présentation de lapremièrebiozonation basée surles PtéropodesdansIeCénozoïquede cetterégion’
Dit artikel isgebaseerdop eenonlangsverschenen rijk geïllustreerde publicatievan bijna200 pagina'svan
de-zelfde auteurs inScriptaGeologica141-eenrecente
re-visie, gebaseerdop al het uitAquitaine (ZW Frankrijk) be-schikbare heteropoden-en pteropodenmateriaal
(Cahu-zac&Janssen, 2010).
Eenenigszins vrije vertaling vande tekst inL’Écho geef ik indit artikel.
Arie+W. Janssen
De
Aquitaine afzettingen
werdentrouwensal eerder her-zienenopnieuw
gedateerd
eningedeeld volgens
de klas-siekebiozoneringeu gebaseerd
opmicro-orgauismen
zo-als
nannoplankton
enforaminiferen(zowel planktonische
alsgrotebenthischesoorten):
NN- enNP-zones=‘Nanno-plankton Neogeen
enPaleogeen’, volgens
deindeling
van Martini(1971);
P-enN-zones=‘Paleogeen
enNeogeen’,
de
planktonische foraminiferenzonering
vanBlow(1969);
SBZ=‘ShallowBenthic foraminiferaZonation’,gebaseerd
opgrote,neritischeforaminiferen,een
biozonering
opge-steld door Cahuzac &Poignant
1997)
voorhetOligo-Mio-ceen(zonesSBZ 21 a
26)
enSerra-Kieletal.(1998)
voorhet oudere Tertiair
(zones
SBZ 1tot20).
Deafkorting
FOD=‘First Occurrence
Datum’,
wordtgebruikt
voorhet eer-steoptreden
van eenindexsoort.De
holoplanktonische
mollusken die werden verzameld uit marieneafzettingen
opcirca
zestig
locatiesvanhet C'eno-zoïcum(van Eoceen-Ypresien
totMioceen-Serravallien)
zijn vertegenwoordigd
door 75 taxa,waarvanvijf
veronder-steldeheteropoden (Pterotracheoidea)
en70pteropoden
(69Thecosomataen I
Gymnosomata).
Alleheteropoden-
enverscheidene
pteropodensoorten
moesten in opennomen-clatuur ofmeteen
vraagteken
opgenomenworden,voor-namel
ijk
vanwege hunzeldzaamheid,waardoormaarwei-nig exemplaren
bestudeerd konden worden.Twaalf
pteropodensoorten zijn
nieuwvoordewetenschap
(‘novae species’), namelijk:
Heliconoidesdaguini,
H.mer-lei, H.
pyrenaica
en?Limacinavegrandis
uit hetYpresien,
CreseisantonienVaginella gaasensis
uit hetRupelien,
CliolozouetienCliovasconiensis uit het
Chattien,
Diacrolinia cluzaudi uit hetAquitanien,
Creseisroesti uit hetAqui-tanien/Burdigalien,
enHeliconoidesmermuysienCreseistugurii
uit hetVroeg Burdigalien.
De
volgende pteropodenzones (in vet)
konden in hetAqui-taine Bekken
aangetoond
worden:In het Eoceen:
zone9
(Ypresien
vanGan,nannoplankton
zonesNP12-13, SBZ10), met 14holoplanktonische
molluskeusooiteu,waaronder
bij
voorbeeld de indexsoortenCamplo-ceratops
priscus,
Currylimacina
cossmanni enAlla-spiratella bearnensis',
zone 10
(Lutetien
vanPeyrehorade,
NP15)
enzones 11/12
(Priabonien
vanPeyrehorade
enBiarritz,
NP
19-20,5 pteropoden,
waaronder deindexsoorten Heli-conoides nemoris, Creseiscorpulenta
enC.simplex).
In het
Oligoceen:
zone 15a
(Rupelien
vanGaas, P18-19enSBZ21 - groteforamiuiféren)
metvijf
soortenpteropoden, bijvoorbeeld
Praehyalocylis
maxima,enzone 16b/c
(Chattien
van depaleocanyon
van Bélus-Saint-Etienne-d’Ortheendestreek van
Saint-Paul-lès-Dax, NP25, P22,
SBZ23),
17soortenpteropoden,
waar-onder de indexsoorten
Vaginella
chatticaenV.tricuspi-data,met name
vergezeld
doorSpoelia torquayensis
,
Heliconoides
hospes
en/of Clio nielseni. Clio lozouetienC.vasconiensis,beide als nieuwesoortbeschreven,
schijnen vooralsnog
endemisch in deze streektezijn.
De relatiefgrotediversiteitvandeze associatietoontaandatde
zuidelijke Aquitaine,
ook voorpteropoden,
eenbe-langrijk
centrum vanvernieuwing
enspecialisatie
was, zoals dat ook vooranderemolluskengroepen, koralen,
foraminiferenenz.geldt.
In het Mioceen konden dezones17,18,18aen19 worden
aangetoond (Tabel 1):
zone 17
(Aquitanieu-Burdigalien)
isgekenmerkt
door hetdoorlopende
voorkomenvan de indexsoortVaginella
depressa
enkon verder wordenonderverdeeld,
op ba-sisvaninAquitaine vastgestelde verspreidingen,
in drie subzones:subzone 17a
(Aquitanien
vanSainl-Paul-lès-Dax,
Meil-hanenSaucats-LaBréde,zonesN4,NNIenSBZ24),
metacht
pteropodensoorten, bijvoorbeeld
Diacrolinia cluzaudienGamopleura
taurinensis,diebeperkt zijn
totdeze subzoneende FODvanHeliconoidesinflata
,
Limacina bulimoides
,
L. valvalinaenCreseis roesti;
subzone 17b
(het
vroegsteBurdigalien
vanSaint-Paul-lès-Dax,
Léognan,
Corbleu,zones N5 pars en NN2pars),
met in totaal 16 taxa,bijvoorbeeld
Heliconoi-desmermuysi,
Creseistugurii,Diacroliniaorbignyi.
Vaginella
victoriae, Cuvierinidae sp. 2(alle beperkt
totdezesubzone),
ende FOD vanHeliconoides ter-tiaria,Ireneia nieulandeienCuvierinaparonai(welke
laatste,
alleen alsfragmenten
bekend,naarlaterbleek,
vermoedelijk onjuist
isgedetermineerd),
enhetvoor-komenvan
Johnjagtia moulinsi;
subzone 17c
(Vroeg
totMiddenBurdigalien
van21lo-caties in het hele
Aquitaine
Bekken, zonesN5 pars.NN2 pars en
SBZ25),
met 11 taxa, zoals de index-soortDiacroliniaaquensis,
alsmede Carinariatour-noueri
(een heteropode),
Limacina valvatinaen Cre-seis roesti. Voorwatbetreft de ‘Réserve de Saucats’en
omliggende gebieden
kunnen in degemeenteSau-catsde locatiesPéloua,Mouliu de
1’Eglise supérieur,
LaCassagne,
Gieux,Lagus,
LaCoquillière
enPont-Pourquey,
enMoras(equivalent
van‘Brousteyrot
supérieur’)
in degemeenteLa Brédelot dezesub-zoue
gerekend
worden.De in het Noordzeebekken
vastgestelde onderverdeling
vande
pteropoden-zone
18 intweesubzones(enigszins
ongelukkig
met 18 en 18aaangeduid)
kon ook in het BekkenvanAquitaine
wordenvastgesleld:
subzone 18
(Laat Burdigalien
vanSaiut-Jean-de-Mar-sacq, zones N6-7en
NN3-4),
met 13holoplankto-nische mollusken taxa, zoals de indexsoort
(FOD)
Vaginella
austriaca, en twee soorten(heteropoden)
van het genus Atlanta(sp.
1 ensp.2)
diekennelijk
beperkt zijn
totdezesubzone,
enhet laatste voorko-men vanHeliconoidestertiaria.subzone 18a
(Langhien
vande streekvan Saint-Maitin-de-Hinx enSaubrigues,
zones N8-9,NN5 ende ba-sis vanSBZ26),
met 11pteropodensoorten,
zoals de indexsoorten Diacroliniaaurita enVaginella
lapu-gyensis
(samenvoorkomendmet V.austriaca)
enver-dervanelders bekende
typische Langhien-soorten,
zo-als Cavolinia zamhoninii.
Inzone19
(Serravallieu
vanOrthezenSalles,zonesNI1-13 en
NN6-7),
werden maar zes soortenvastgesteld,
waaronder Edithinellavaranica,
E. caribbeanaenClio ortheziana.
Let op: de hier
gereproduceerde
Tabel 1geeft
als voorbeeldmaar een
gedeelte
vandezonering (die
in deoriginele
pu-blicatiezeshelepagina’s
omvat)weer.Voor dezones 18,18aen 19moetdesoort Creseisspina,die onderaande label
ontbreekt,
nog wordentoegevoegd.
Over enkele soortnamen
Bij wijze
vanvoorbeeld,en ter informatievan delezer,
verklaren wehier kort de herkomst (iderivationominis)
van
sommige
soortnamen, dieaanpteropodensoorten
dievoorkomen in de
Aquitaine
werdengegeven.Ook worden enkelesoorten
afgebeeld (PI.
1en2,resp. pag 30en32).Van dein2010nieuw
gepubliceerde
namen:a.Tweesoortnamen
gebaseerd
opledenvande‘Associa-lion pour la Réserve deSaucats’,
namelijk
Cliolozoueti,genoemd
naarPieire Lozouet(die
trouwensook lidvandeWTKG
is)
vanhet natuurhistorischmuseuminParijs,
van-wege
zijn talrijke
recentebijdragen
overde tertiairemala-cologie
vanhet BekkenvanParijs
envooralvanAquitai-ne, enverder als dankvoor het beschikbaar stellen van
talrijke
engevarieerde pteropodenmonsters.
Deze soortis
afkomstig
uit het LaatOligoceen
vanhet Adourbekken(typelocatie
isBélus, departement Landes),
zeerrijke
af-AFZETTINGEN WTKG 32(2),2011 29
zettingen
dielangdurig
door Pierre werden bestudeerd in het kadervanzijn proefschrift.
Middle EarlyMiocene
Miocene
Stages
Aquitanian Burdigalian LanghianSetravalliar
\
vT « \ «J x-s TJ \ z 1T Sf
_|
„|
' « jf
\
Localities £ • 3 „g- _|
? U?
~l.'ï'l'c-
? I £ S s •|
\
-> --^«<D--^0&ar Ij\ è- <0 2ï , O'OO®-C,O)-j — <U CO C <0<5(l3'2it tt><D'> -^J,
N® ■—• Species
\
| é3 5 | S h|
” »|
\
05 5 3I
3 <!5 7 ,55 "> 5 \ Ern c\
|
w \ _L_J_ 1 1 1 1 1 15 1 i 1 i 1 1 1 i 1 1 1 1 1 1 «J_ _J_ Edithinella caribbeana Edithinella varanica Clio ortheziana Diacrolinia aurita Cavolinia zamboninii Cliosp 2 Vaginella lapugyensis Carinariidaesp.? Atlantaisp. 2 Atlantaisp.1 Cliosp.nov.? Vaginella austriaca Heliconoides inflata Diacroliniaaquensis Gymnosomataisp. Cuvierinaparonai? Vaginella victoriae Cuvierinidae!'sp. 2 Ireneia nieulandei Heliconoidces tertiaria Creselstugurii Heliconoidesmermuysi Diacroliniaorbignyi Johnjagtiamoulinsii Heliconoides inflata/tertiana Gamopleurataurinensis Limacina valvatina Atlanta sp 3 Diacrolinia cluzaudi Creseis roesti Limacina bulimoides Vaginelladepressa Heliconoides inflata? Cuvierinidaesp.nov.? Styliolasubula Heliconoides linneensis Edithinella caribbeana Edithinella varanica rr Clio ortheziana rr Diacrolinia aurita r Cavolinia zamboninii r Clio sp. 2 r - r Vaginella lapugyensis c rr r Carinariidaesp.? rr Atlanta sp. 2 rr Atlantasp.1 r Clio sp.nov.? rr r Vaginella austriaca c c rr Heliconoides inflata r-r---rr---cr rrrrrr Diacroliniaaquensis r--r cr-rr-rr Gymnosomatasp. rr Cuvierinaparonal? rr - -- -- -- -- -- -- -- -- rr - -- -- - rrrr Vaginella victoriae r Cuvierinidae sp. 2 r Ireneia nieulandel r---r---r Heliconoidces tertiaria r --- - - -- -- -- -- -- -- -- -- rc Creseistugurii c Heliconoidesmermuysi c Diacroliniaorbignyi c Johnjagtiamoulinsil cc - - rrHeliconoides inflala/tertiana cc--- - roc
Gamopleurataurinensis rr
Limacina valvatina ir-c rrrr---r--r c-rrrc
Atlanta sp. 3 r
Diacrolinia cluzaudi r
Creseis roesti c---rr---r
Limacina bulimoides c---cr
Vaginelladepressa r ccc-occ - rr r ccccc-ccc r ccccccc-ccccccrrc r
Heliconoides inflata ? rrccr--rr---cc---r-crrcccc--- - r-cc-cccrcc Cuvierinidaesp.nov.? Styliolasubula ----rr - -- -- -- ---- -- -- -- -- -- -- rr Heliconoides linneensls - - - - r
Pteropodzones 17a 17b 17c 18 18a 19
Foraminifera/Nannoflora N4/SBZ24 N5 / NN2 N5/NN2/SBZ25 N5/N6 * N3/4 U N . N
.
5 Q zones N6/7 N8/9 Nil/13Diacrolinia cluzaudi is
gewijd
aanAlaiuCluzaud, voorzijn belangrijke onderzoekingen
(envondsten) gedaan
in hetAquitaine
Bekken,en voorhet beschikbaar stellenvanexemplaren
uitzijn
collectie,Typelocatie
is de groeveVi-ves te
Saint-Martin-d’Oney (‘Meilhan’, Landes),
vanlaat-aquilanien
ouderdom.Aan het door hem verzameldeholo-type is,zeer
uitzonderlijk,
deprotoconch (een ‘baby
ptero-pood’l)
bewaardgebleven.
We herinnerenu ernogevenaan, dal
volgens
hetbegin-selvan eenstrenge
‘wetenschappelijke
ethiek’een auteur niet het recht heeftom een nieuwesoortnaarzichzelftenoemen...wel kunnen andereauteurshemerendoor
zijn
naamtegebruiken bij
het introducerenvan een nieuwe Tabel 1. Deel vande verspreidingvanheteropodenenpteropodenovervindplaatsenindeAquitaine tijdenshet Mioceen. Biozoneringencorrelaties met bestaandezoneringen gebaseerdop foraminiferen ennannoplankton.
cc=zeeralgemeen (>100), c=algemeen (>10),r=zeldzaam (2-10),rr=zeerzeldzaam (1),-=nietaangetoond.
Foramlnifera / Nannoflora zones Pteropodzones IHeliconoides llnneensis IStyliolasubula Vaginelladepressa Heliconoides Mata ? Cuvierinidae sp.nov.? ICreseis roesti ILimacina buhmoides I Atlanta sp. 3 1Diacrolinia cluzaudi I Gamopleuratauhnensis ILimacina valvatina IHeliconoides mflata/tertiana 1 Heliconoidces tertiaria Creseistugurii Heliconoidesmermuysi Diacroliniaorbignyi Johnjagtiamoulinsil IIreneia nieulandei Edithinella caribbeana Edlthinella varanica Clio ortheziana Diacrolinia aurlta Cavolinia zamboninii Clio sp. 2 Vaginella lapugyensis Carinariidae sp. ? Atlantasp.2 Atlantasp.1 Clio sp.nov.? Vaginella austriaca Heliconoides innate Diacroliniaaquensis Gymnosomatasp. Cuvlerinaparonai? Vaginella victoriae Cuvierinidae sp. 2 \ Localities Species \ Stages z i •
-Saint-Paul-lès-Dax
(Mainot)
> i i -1 o o LaBréde
c 03| a> i i 8 8 1 o -3 =}Meilhan
(Vives)
tu3 i i -i 1 i i iSaucats
(Lariey)
3 Z on -« o 1 o i i o r c c c cc cc -=? =?Saint-Paul-lès-Dax
(Cabanes)
Z cr i 1 o i i i ■ 1 1 i 1Léognan
(Thibaudeau)
Zro i 3 1 ■ i i i 1 1 i 1Corbieu
(Carro)
Z i 1 3 i i i i 3 1 i ■-Saucats
(Église)
i i i i i i 1 i 1 1Uzeste
(Gamachot)
Z ro i 1 o i i i i 1 i 1 1Villandraut
(Berdigots)
W i ° 8 i i =5 i 1 i 1 “1Saucats
(Péloua)
CD Ö on i o 8 i i 3 ■ 1 i 1 1-Léognan
(Coquillat)
i 1 1 i i i i 1 -1 1 1Léognan
(Chèteau
deFrance)
m i ■ 8 i i i i 1 i 1 1-Mérignac
[(Pontic),
(couche
6),'Mérignac”]
CU-1 ■ 1 O i i I i 1 i 1 1 1Pessac
(Lorient)
*< S i • -i i 1 i 1 i 1 1 1Saint-Médard
(Gajac)
03 o' i I o i i i i 1 i 1 1 1Saucats
(La
Cassagne)
Q. o> Z tn o i -8 i i I i 1 i 1 1 =?Saucats
(Gieux);
Saucats
(Lagus)
W o Z i ■ 8 i i i i 1 i 1 1 1Léognan(Bougès)
W 3 i « 8 i i -i 1 i 1 1 1“Léognan";
■ 3 « i i I i 1 i 1 1 1 LaBréde
(Moras)
■ " 8 i z; I i 1 i 1 1 oMartillac
(Barreau,
Vigne}
i " 8 O 1 -i 1 -=1 O -■Saucats
(Coquillière)
i 8 8 i i 1 1Saucats
(Pont-Pourquey)
i 1 3 i I i 1 1 1 1Canéjan
(Bouscaut)
i 1 O i 1 i 1 • q 1Cestas
(Cazeaux)
i 1 -i i 1 i 1 1 1 1Cestas
(Fourcq)
i 1 i 1 i 1 I =J 1Saint-Paul-lès-Dax
(Mandillot)
c5 2 i -i 1 -1 1 o =5Saint-Jean-de-Marsacq
(Lahitet
1and
2) ” -i 1 -o 8 o 3 oSaint-Jean-de-Marsacq
(Pinot)
Z -9 3 o o 1 -O -i -1 -1Saint-Martin-de-Hinx
(Secat)
rai co” Z öoD 1 -> -=? 1Saubrigues
(Jean
Tic)
(O o f> =? -> -> -•Saubrigues
(Tauziets)
S> 3 Ö £ Z z o o q qOrthez
(Le
Paren)
fD Cl 3 êf a> —i <£“Salles”
1 fD OJ *-J 8 =1Salles
(Moulin
ruiné)
(Larieux)
L
Janssen in Cahuzac &Janssen,2010(paratype); Ypresien,Gan. Limacina ? vegrandis
Heliconoides merlei Janssen in Cahuzac&Janssen,2010(paratype); Ypresien,Gan. L
Atlanta sp,3;Aquitanien,Meilhan. K
Atlantasp.2;Burdigalien, St-Jean-de-Marsacq.
J
Altaspiratellabearnensis (Curry, 1982); Ypresien,Gan. I
Altaspiratellamultispira (Curry, 1982); Ypresien,Gan. H
Heliconoides inflata(d’Orbigny, 1834);Burdigalien,Saucats(LaCoquillière).
G
Currylimacinacossmanni(Curry, 1982); Ypresien,Gan. F
Limacina bulimoides (d’Orbigny, 1836); Burdigalien, Saucats(La Coquillière),tweeexemplaren. E
Camptoceratops priscus (Godwin-Austen, 1882); Ypresien,Gan. D
Creseis tuguriiJanssen in Cahuzac & Janssen, 2010(paratypen); Burdigalien, St-Paut-lès-Dax,Cabanes. C
Praehyalocyclismaxima(Ludwig, 1864); Rupelien,Gaas. B
Plaat1. Voorbeeldenvanholoplanktonischemollusken uit het TertiairvanAquitaine (naarCahuzac &Janssen,2010). Pteropoden-Creseidae (A-C):Limacinidae (D-H, K-L). heteropoden-Atlantidae(l-J).
AFZETTINGEN WTKG 32(2), 2011 31
soort, of nieuw genus. Hetzeerwelkometer
beschikking
stellenvaninteressant‘pteropodo logisch’
materiaal heeft aldusgeleid
tothethalf-onsterfelijk
makenvanhunnamen(als ‘kindertjes
vandepaleontologie’).
Detypenenafge-beelde
exemplaren
uit de collectievanAlainzijn
trouwensafgestaan
aandetypen-collectie
vande Faculté des Scien-ces vande UniversiteitvanBordeaux. Hun kennisdraagt
bij
aan ons inzicht in deopeenvolgingen
van de‘paleo-diversiteit’en aanhet voorkomen in de
Aquitaine
en hetdepartement
Landes.b. Ook anderesoorUramen
verwijzen
naarpersonen: Heli-conoidesmerlei is vernoemdnaarDidierMede,die detna-lacofaunavanGan,ten zuidenvanPau, heeft bestudeerd
endie
pteropodenmateriaal
heeftgedoneerd
voordeNa-turalis collecties. Denaam vanHeliconoides
daguini (ook
eensoortvanGan)refereertaan een
professor
vande Fa-culté des Sciences deBordeaux,
PenrandDaguin
(1889-1948),
dieeenbriljant geoloog
enkartograaf
wasen eenuitstekend
pedagoog,
endieuitvoerig
dewestelijke
Aqui-taine heeftbeschreven,metnamein
zijn
laatstewerk,datnog steedseen
belangrijk referentiepunt
is.Hij verrijkte
enclassificeerde de collectiesvande universiteitenmaakteer een
belangrijk erfgoed
van.Hij
overleedinaugustus 1948 in eenongeluk
methetvliegtuig
Latécoère dat in de At-lantische Oceaanstortte.Heliconoides mermuysi, Creseisantoni enC. roesti
zijn
vernoemdnaar de Nederlandse
niet-professionele
geolo-gen Stef
Mertnuys,
Anton Janseen BenRoest, dietype materiaal hebben verzameldenhebbenafgestaan
voorde Naturalis collecties.c.
Sommige
soortnamen hebbeneengeografische
her-komst: Cliovasconiensisdanktzijn
naam aande landstreekGascogne (in
hetLatijn
Vasconiageheten);
desoortkomt uit deChattien-mergels
vanSaint-Étienne-d’Orthe
(Lan-des).
DesoortVaginella
gaasensis heeft haartypelocatie
in Gaas(het profiel
vanEspibos),
eenberoemdeenergrij-ke
vindplaats
in LesLandes, vanRupelien (vroeger
nog‘Stampien’ geheten. Vroeg Oligoceen)
ouderdom(in
de-zelfdeaflevering
vanL’EchostaateenartikelvanArmellePoignant,
overnieuwevormenvande foraminifeer Pseu-darcellavandievindplaats).
Denaam vanHeliconoidespy-renaica. eentot
opheden endemischesoortuit deeocene
mergels
vanGan,refereertaanhetdepartement
Pyrénées-Atlantiques,
waarin zich hetdorp
Gan bevindt.De
etymologie
vandesoortCreseistugurii
doeleenberoep
op hetgeheugen
vandieeminentelezers onderonsdie nogLatijn
kennen, Denaamverwijst
naardetypelocatie,
de be-roemde Moulin deCabanes,in Saint-Paul-lès-Dax(vroeg-ste
Burdigalien).
Enja!
‘cabane’(de hut)
wordt in hetLa-tijns
vertaald alstugurium (onzijdig),
waaivande tweedenaamval
onzijdig tugurii
is. Het is misschieneenbeetje
eengewaagde etymologie,
omdat dienaamnogal
eensop andere maniergeschreven
wordt, ook op dekaarten,
zo-als ‘Cabannes’,of‘Cabarme’,of’Cabane,enz.Maareris vastook we!een‘molenaarshut’ geweest
bij
deze molen.Van de al eerder beschrevensoorten:
Onder desoorten die al eerder beschreven werden
zijn
ookpersoonsnamenzoals Limacinagormani
(uit
hetYpresien
van
Gan), gewijd
aangraaf
G.O’üormau, groot fossielen-verzamelaarinGan,
enCurrylimacina
cossmanni(ook
vanGan),
waarin iedervande lezers wel de beroemdepale-ontoloog
Maurice Cossmann(1850-1924)
zalherkennen,
een
briljante
en zeerproductieve
taxonomistopmollusken-gebied. Hij
beschreef in 1923 de faunavan Gangebaseerd
op de collectievanO’Gorman, enis verderzeerbekend
door
zijn ‘Conchologie
néogénique
deI’Aquitaine’,
ge-schreven samenmetA.Peyrot (gepubliceerd
tussen deja-ren 1909en
1935),
eenimposante ‘bijbel’
vanniet minderdan 3589
pagina’s. Nog
enkeleopmerkingen
overdezetweeeocenesoorten: hetwasDennis
Curry
diezebeschreef(en
benoemde)
in 1982(zie
referenties op pag.33),
ineen pu-blicatiewaarin al 12soortenvanGan worden behandeldenafgebeeld. Curry
introduceerde desoort cossmanni in het genusSkaptotion.
In 2003 reviseerde Arie Janssen de fa-milieLimacinidae, waarbij
hetgenus
Currylimacina
werdingevoerd... gewijd
aanCurry.
Tenslotte,debelangrijke
collectie van O’Gorman wordt bewaard door de
Univer-siteitvanBordeaux1, in vier vitrinekasten die de mollus-kenvanGan bevatten welke door Cossmann werden
be-schreven, metop ditmoment200 benoemdetypenen
af-gebeelde exemplaren.
Diacrolinia
orbignyi (uit
hetvroegsteBurdigalien,
enbe-schreven door
Rang,
in1827) draagt
denaam vanAlcided’Orbigny,
éénvandegrootstepaleontologen
vande 19de eeuw; Carinariatournoueri(uit
hetBurdigalien
van Léog-nan, beschreven doorPeyrot,
in 1932)isgenoemd
naarRaoul Toumouër
(1823-1882),
dietalrijke
onderzoekin-gendeed in
Aquitaine. Johnjagtia
moulinsii isgewijd
aanCharles Des Moulins
(1798-1875),
eeneclectischnatura-list,
die ‘voorzittervoorhet leven’was vande SociétéLin-néenne de Bordeaux. De
typelocatie
vandeze door Benoist in 1874 beschrevensoortis inSaucats, in de ‘sablesrosesde la carrière deGiraudeau,
prés
du Moulin deI’Église’,
van
vroeg-burdigalien
ouderdom.Anderesoortnamen hebbeneen
geografische achtergrond:
Altaspiratella
bearnensis(uit
Gan,in de landstreek‘Bé-am’),
Euchilothecaganensis (ook
van‘Gan’),
Vaginella
chattica is
genoemd
naarde Duitse landstreekwaarhet volkvande ‘Chatten’
leefde,
Clio ortheziana is beschreven uit de streekvanOrthez(‘sables argileux
bleus de la métairieduParen’). Diacrolinia
aquensis (uit
hetvroege
Burdiga-lien)
werdbenoemd door degrotewetenschapper
J.P.S. deGrateloup (in 1827),
uit de streekvanDax,eenstad die in de Romeinsetijd ‘Aquae
Tarbellicae’heette: ‘waterstad in het landvandeTarbellen’;nauwkeuriger gezegd,
de type-locatie is Te richedépot
deMandillot,aSaiut-Paul,
a unedemi-lieue de Dax’.
Vaginella
lapugyensis
enVaginella
austriaca hebben hun
typelocaties
in Roemenië(Lüpugiu
deSus)
eninNeder-Oostenrijk,
enz.Heliconoidestertiaria
verwijst natuurlijk
naarhet tertiairetijdvak, terwijl
Heliconoides linneensiszogedoopt
werdterJohnjagtiamoulinsii(Benoist, 1874):Burdigalien,linkerfiguur:holotype,Saucats(Moulinde
l’Église),
rechterfiguur: St-Paul-lès-Dax, Cabanes, protoconch.Cliovasconiensis Janssen in Cahuzac &Janssen, 2010 (paratype); Chattien,St-Étienne-d'Orthe. I
Clio ortheziana(Benoist, 1889) (holotype); Serravallien,Orthez. H
Clio lozoueti Janssen in Cahuzac &Janssen,2010 (holotype); Chattien,Bélus. G
SpoeliatorquayensisJanssen, 1990; Chattien,St-Étienne-d’Orthe.
F
Diacrollnia aquensis (Grateloup, 1827) (neotype); Burdigalien,Saucats(La Coquillière).
E
Gamopleurataurinensis(Michelotti. 1847); Aquitanien,Meilhan. D
Hameconia edmundiJanssen,2008(holotype); Chattien,St-Étienne-d’Orthe.
C
Vaginella lapugyensis Kittl, 1886;Langhien,St-Martin-de-Hinx. B
Plaat 2 Voorbeelden van holoplanktonischemollusken uit het TertiairvanAquitaine (naarCahuzac &Janssen,2010).
Pteropoden- Cavoliniidae (A-D):Cliidae (F-H);Cuvierinidae (E, I).
AFZETTINGEN WTKG 32(2), 2011 33
erevande Société Linnéenne deBordeaux,enmetname voorhet totaalaan
briljante paleontologische publicaties
die
zij tijdens
haai- lange
bestaan het licht deed zien(cf.
Janssen, 2008;
Cahuzac, 2009).
Tenslotte
zijn
ernatuurlijk
ooksoorten diegenoemd
wer-dennaar
eigenschappen
vandeschelp:
Vaginella
depres-sa(afgeplatte vorm),
Creseiscorpulenta (‘corpulente’
schelpvorm),
Heliconoidesinflata (opgeblazen
vorm),Altaspiratella multispira (schelp
mettalrijke windingen),
Creseis spinet
(stekelvormig),
Vaginella tricuspidata (de
dorsale mondrand is voorzienvan drie
typische tandjes),
Praehyalocylis
annulata(schelp
versierdmettalrijke
rin-getjes
in hetoppervlak), Praehyalocylis
maxima(schelp
met groteafmetingen;
wordt wel 20mm),
Limacinapyg-maea
(kleine
soort),Limacinavegrandis (‘onbeduidend’,
verwijzend
naardezeerkleineafmeting).
Zo, nuweetuiets meer over
pteropoden,
leukeengevari-eerde
mollusken, eigenlijk vrijwel
microfossielen,die inte-ressantblijken
tezijn (vooral
ook instratigrafisch opzicht),
wanneer men zeweettevinden,entebestuderen,endie
op hun
eigen
maniergetuigen
vanderijke
biodiversiteit die de Natuurzokwistig
in het TertiairvanhetAquitaine
Bekken heeft doenontstaan.Referenties
Cahuzac, B., 2009. La Société Linnéenne de Bordeauxa
1’honneur!-Bulletin de la Société Linnéenne de
Bor-deaux, 144,
(N.S.)
37(2);
223-226.Cahuzac, B, & A.W. Janssen,2010. EocenetoMiocene
holoplanktonic
Mollusca(Gastropoda)
of theAquitai-ne
Basin,
Southwest France.-Scripta Geologica,
Lei-den,141: 1-194.
Cahuzac,B. & A.
Poignant,
1997. Essai de biozonation de1’Oligo-Miocène
dans les bassinseuropéens
a1’aide desgrands
foraminiléresnéritiques.
-Bulletinde la Sociétégéologique
deFrance,Paris,
168: 155-169.Cossmann, M., 1923.
Description
desmollusques.
In:O’Gorman, G., Le
gisement
cuisien de Gan(Basses-Pyrénées).
Pau, M. Cossmann & M. O’Goïman: i-xx-vii: 1-188.Curry
D., 1982.Ptéropodes
éocènes de la tuilerie de Gan(Pyrénées-Atlantiques)
etdequelques
autres localilés du SW de la France.- Cahiers deMicropaléontologie,
4(1981):
35-44.Janssen,A.W.
(2003).
Noteson thesystematics,
morpho-logy
andbiostratigraphy
of fossilholoplanktonic
Mol-lusca,
13. Considerationson asubdivision of'l'hecoso-mata, with theemphasis
ongenus group classification ofLimacinidae.-CaiuozoicResearch,2(1-2):
163-170.Janssen, A.W., 2008. Heliconoides linneensis
sp, nov., a new
holoplanktonic
gastropod
(Mollusca,
Thecoso-mata)from the Late
Oligocene
of theAquitaine
Basin(France,
Landes).
-Zoologische
Mededelingen,
Lei-den,82: 69-72.
Janssen,A.W. & C.
Ring,
1988. Planktonic molluscs(Iftero-pods),
In; Vinken R.etal.(ed.),
The northweslEuropean
Tertiary
Basin. Results of the InternationalGeological
CorrelationProgramme Project
no.124.Geologisches
Jahrbuch, Hannover,A100: 356-368.
Merle D,
(1986).
ContributionaTétudepaléontologique
du
gisement
cuisien de Gan(Pyrénées-Atlantiques):
systématique,
évolutionetpaléoécologie,
1-2.Proef-schrift,
EcoiePratique
des HautesÉtudes, Dijon:
1-394(niet gepubliceerd).
Serra-Kiel,
J.,L.Hottinger,
E.Caus, K,Drobne,
C.Fer-randez,A.K. Jauhri,G.Less,R.
Pavlovec,
J.Pignatti,
J.M,Sainso,H.Schaub,
E.Sirel,
A.Strougo,
Y,Tam-bareau, J.
Tosquella.
& E.Zakrevskaya,
1998.Larger
foraminiferalbiostratigraphy
of theïethyan
Paleoce-neand Eocene.- Bulletin de la Société
géologique
deFrance, Paris, 169: 281-299.
*
Bruno Cahuzac, Untversité BordeauxI, 351 Cours de la
Liberation,
F-33405, TalenceCedex,
France, e-mail: b.cahuzac@ufr-termer. u-bordeauxlfr
**Arie W Janssen, 12