• No results found

Landbouwbedrijf. Deel 2 : Boeren voor Natuur in de Polder van Biesland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Landbouwbedrijf. Deel 2 : Boeren voor Natuur in de Polder van Biesland"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

23

2 Landbouwbedrijf

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

(2)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 24

2.1

Bedrijfsopzet

Bedrijfsopzet nu

Het huidige bedrijf heeft de uitstraling van een moderne ruilverkavelingboerderij. De woning en stallen zijn in 1993 nieuw gebouwd. In de lig-boxenstal vinden de 130 melkkoeien onderdak. De twee naastgelegen kapschuren herbergen ruim 130 stuks jongvee, enkele meststieren en het machinepark. Het melkquotum bedraagt 680.000 kilogram. Daarvan wordt jaarlijks bijna 60.000 kilogram melkquotum gehuurd.

Het bedrijf beschikt thans over 91,5 hectare cul-tuurgrond voor de biologische bedrijfsvoering; hiervan is 85,5 hectare grasland en 6 hectare gras/klaver. Weg en erf nemen 1,5 hectare in beslag en 7 hectare bestaat uit landschapselemen-ten. Het merendeel van het grasland is nog nooit gescheurd. De weiden kunnen honderden jaren oud zijn, wat ze in biologisch en cultuurhistorisch opzicht interessant maakt. De grondsoort is deels klei en deels veen. Het is van nature rijke grond die zich uitstekend leent voor de productie van gras.

Het bedrijf is met 1,9 grootvee-eenheid per hecta-re ongeveer net zo intensief als het gemiddelde biologische bedrijf en minder intensief dan het gemiddelde gangbare bedrijf in Nederland (2,7 grootvee-eenheid per hectare).

Het bedrijf heeft vanouds een roodbonte vee-stapel met veel Red Holstein-bloed. De familie Duijndam past op haar veestapel de laatste jaren een verdringingskruising toe met het Franse

melk/vleesras Montbeliarde. Ze zijn van mening dat dit ras beter past bij hun biologische bedrijfs-voering. De dieren zijn gewend aan schralere omstandigheden en beter geschikt om op een rantsoen met weinig krachtvoer melk te produce-ren. Ondanks de vrij lage veebezetting en een hoge graslandproductie, wordt jaarlijks voer aan-gekocht.

Voor een deel van de graslanden zijn beheersover-eenkomsten afgesloten. Op alle percelen die gemaaid worden, wordt gewerkt met een uitge-stelde maaidatum (begin juni) om de grote aan-tallen weidevogels die er broeden niet te verstoren.

Het gaat in de

Polder van

Biesland om een

groot modern

melkveebedrijf

van 100 hectare.

De grondsoort is

klei en deels

veen. De rijke

grond leent zich

uitstekend voor

de productie van

gras.

De veebezetting

op het bedrijf

komt ongeveer

overeen met een

gemiddeld

biologisch bedrijf.

HUIDIGE SITUATIE Hoeve Duijndam

(3)

Het bedrijf voert

in de toekomst

geen voer en

mest meer aan

van buiten. Het

bedrijf zal

daardoor

extensiveren.

Ruw- en

kracht-voer zal op het

bedrijf zelf

wor-den geteeld. Het

gaat om gras,

klaver en granen.

Het bedrijf wordt

veel minder

intensief:

van

1,9 naar

1,2

grootvee-eenheid per

hectare.

verwachting het aantal stuks melkvee dat kan worden gehouden afnemen van 130 naar zo’n 80 (1,2 grootvee-eenheid per hectare grasland en voedergewas). De jaarlijkse melkproductie daalt van ruim 680.000 kilogram naar ca. 415.000 kg. Ruwvoer (gras) is er voor de kleinere veestapel meer dan genoeg. Het probleem is dat dit gras als gevolg van de uitgestelde maaidatum gemiddeld een laag eiwitgehalte heeft. Zowel voor de melk-productie als de gezondheid van het vee is een beperkte hoeveelheid voer met een hoog eiwitge-halte noodzakelijk. Om te voorzien in deze behoefte zou ook nog ongeveer 4 hectare gras/kla-ver geteeld moeten worden met een vroege maai-datum (mozaïekbeheer). Maar, zoals hiervoor aangegeven, vindt Jan Duijndam zowel het scheu-ren van meer dan 16 hectare oud grasland (voor de teelt van graan) als de vroege maaidatum niet acceptabel. Daarom kiest hij ervoor om de 6 hec-tares die met ingang van 2003 op enige afstand van het bedrijf zijn bijgepacht te benutten om er voedergewassen te telen. Enkele leden van de ‘Voer voor Koeien’- werkgroep zien nog mogelijk-heden om zowel de eiwitproductie als de eiwitbe-nutting op het bedrijf te verbeteren, binnen de randvoorwaarden die Jan Duijndam stelt. In de overgangsfase (zie hoofdstuk 5) kan hiermee wor-den geëxperimenteerd. De kleinere veestapel pro-duceert minder mest. Op 42,5 hectare grasland en 20 hectare voedergewas (graan en gras/klaver) kan nog een matige bemesting worden gehand-haafd. Een ander deel van het land zal veel min-der mest ontvangen. Langs de sloten zal een brede rand geen mest krijgen. Hierdoor worden de kan-sen voor natuurontwikkeling vergroot. Ook de

Bedrijfsopzet bij

natuurgerichte bedrijfsvoering

De omschakeling naar een natuurgericht melk-veebedrijf volgens het concept Boeren voor Natuur betekent dat het bedrijf de aanvoer van voedermiddelen en meststoffen geheel moet sta-ken (no-input). Omdat het bedrijf al sinds 1997 een biologische bedrijfsvoering kent, is de aanvoer van voer en meststoffen al drastisch verminderd. Geheel geen aanvoer is echter nog een forse stap verder. Het bedrijf zal als gevolg daarvan extensi-veren. De veebezetting en de melkproductie vor-men op deze manier op het natuurgerichte bedrijf geen uitgangspunt, maar zijn afgeleid van de bodemvruchtbaarheid.

De no-input-eis brengt met zich mee dat niet alleen het ruwvoer, maar ook het krachtvoer op het eigen bedrijf moet worden geteeld. Op het deel van het bedrijf met kleigrond is dit technisch mogelijk. Graan komt hiervoor het eerst in aan-merking. Zowel vanuit landbouwkundig als bota-nisch oogpunt is dit het meest aantrekkelijke energierijke voedergewas. Jan Duijndam stelt ech-ter een grens aan het areaal graan dat hij wil telen, bij voorkeur niet meer dan 16 hectare. Zijn argumenten: het is nadelig voor de weidevogels, oud grasland gaat verloren en graan past minder goed in een traditioneel weidegebied. De veehou-der verwacht dat hij het scheuren van een groter areaal grasland moeilijk uit kan leggen aan de omgeving.

De productie van voldoende energie- en eiwitrijk voer vormt een beperkende factor voor de dier-lijke productie. Uitgaande van de beschikbare energie, inclusief de 16 hectare graan, zal naar

25 TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland LINKS

Restant van oude molen op de grens van de Beneden- en de Bovenpolder RECHTS

(4)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 26

Op het bedrijf

wordt toegewerkt

naar een

veestapel met

roodbonte

Montbeliardes,

omdat dit ras

geschikt is voor

schralere

omstandigheden.

Bedrijfsoppervlakte (ha) 100 Oppervlakte grasland 85,5 Oppervlakte wintergraan -Oppervlakte grasklaver 6 Oppervlakte landschapselement

(incl. 1 hectare bos en 0,75 hectare. erf) 7

Oppervlakte weg en erf 1,5

Aantal koeien 130

Aantal stuks jongvee en meststieren 133

Grootvee-eenheid per hectare 1,9

Melkquotum (l.) 680.000

Melkproductie per hectare 7400

Melkproductie per koe (l.) 5230

Huidige situatie

HUIDIGE SITUATIE Roodbonte Montbeliardes

(5)

Het aantal stuks

melkvee en de

melkproductie

dalen aanzienlijk.

bemesting van de 4 hectare gras/klaver kan beperkt blijven. De klaver bindt voldoende stik-stof om voor dit mineraal in de eigen behoefte te voorzien. Afhankelijk van de bodemvruchtbaar-heid, kan hier een beperkte bemesting, bijvoor-beeld met compost, nodig zijn om in de behoefte aan kali en fosfaat te voorzien.

27 100 68,5 16 4 10 1,5 80 54 1,2 415.000 4750 5190

Bij natuurgerichte bedrijfsvoering

TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

(6)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 28

2.2

Bemesting en veevoeding

Bemesting en veevoeding nu

Op het bedrijf wordt zowel drijfmest als vaste mest geproduceerd: resp. 2500 m3in de loopstal

met de melkkoeien en 900 m3in de open potstal

met jongvee. Op de meeste percelen wordt drie maal per jaar mest uitgereden, waarbij op alle per-celen ongeveer een gelijke hoeveelheid wordt gegeven. Verder is een aanvang gemaakt met het benutten van slootbagger als meststof; de laatste twee jaar is er met behulp van de baggerpomp op enkele percelen bagger gespoten.

De veestapel van in totaal 175 grootvee-eenheden (het jongvee telt voor ongeveer een halve grootvee-eenheid) produceert ongeveer 110 kilo-gram stikstof (in de vorm van mest) per hectare. Op dit biologische bedrijf wordt uiteraard geen kunstmest gestrooid. Op een klein deel van het bedrijf wordt geëxperimenteerd met verschraling, deze percelen krijgen geen of weinig mest. Maar omdat de grond van nature rijk is aan stikstof, blijft het effect op de grasproductie beperkt. Jaarlijks kan per hectare ruim 200 kilogram stik-stof vrijkomen door mineralisatie, waarvan ca. 50% benut wordt voor grasproductie. Gemiddeld

bedraagt de grasproductie per hectare ca. 12 ton droge stof. Door het hoge natuurlijke stikstofaan-bod leent het bedrijf zich alleen voor de teelt van grasklavermengsels als regelmatig herinzaai plaats vindt om het klaveraandeel op peil te houden. In het rantsoen past het snel verteerbare klavereiwit evenwel zeer goed. In de huidige bedrijfsvoering wordt in deze behoefte voorzien door de aankoop van balen gras/klaver.

De voederwaarde van het verse gras is per kilo-gram droge stof zo’n 10-15% lager dan op een gangbaar bedrijf. De uitgestelde maaidatum in het voorjaar resulteert in lagere energie- en eiwit-gehalten in de voorjaarskuilen in vergelijking met eerder ingekuild gras op gangbare bedrijven. Behalve grasklaverbalen voert het bedrijf ook nog circa 140 ton krachtvoer aan. Het betreft vooral energierijk voer zoals tarwe, grasbrok, maïsgluten en perspulp. Het krachtvoer wordt deels via de voercomputer aan de koeien verstrekt en deels aan het voerhek met een voermengwagen.

Het bedrijf is al

biologisch. Er

wordt drie keer

per jaar mest

uit-gereden.

Grasproduktie

levert ongeveer

12 ton droge stof

per hectare op.

In de huidige

situatie wordt er

een grote

hoeveelheid voer

aangekocht.

N

N

N

bosrand B O D E M V O O R R A A D B O D E M V O O R R A A D

Biologisch krachtvoer (aankoop)

Staatsbosbeheer verschraling 130 koeien 133 stuks jongvee kuilgras mest kuilgras bagger hooi/weiland stikstof uit neerslag stikstof uit bodem

N

HUIDIGE SITUATIE

Mineralenstroom huidige situatie

(7)

verwerkt worden. Dergelijke extra hectares natuur maken daarmee als het ware onderdeel uit van het bedrijf, dat als geheel blijft voldoen aan de voor-waarde van gesloten bedrijfsvoering.

Verder vindt er “bemesting” plaats door de sloten met de baggerpomp op diepte te houden (circa 60 a 70cm diep). In de lagere gebieden wordt eens per 3 jaar gebaggerd. De grotere watergan-gen worden jaarlijks voor een deel gebaggerd (ruimtelijk gefaseerd). Deze bijdrage aan de mine-raleninput is aan de hand van ter plaatse geno-men geno-mengmonsters gekwantificeerd. De mineralengehaltes van bagger bedragen 1/5 deel van die van stalmest. Methode en tijdstip van baggeren kunnen het leven in de sloot zowel posi-tief als negaposi-tief beïnvloeden. In de overgangsfase kan hiermee worden geëxperimenteerd. Ondanks de betere benutting van extra bronnen van mineralen, daalt de gemiddelde grasopbrengst per hectare van 10 à 13 naar gemiddeld 6 à 11 ton droge stof per hectare. De daling blijft dank-zij de hoge natuurlijke stikstofvoorziening (mine-Bemesting en veevoeding bij

natuurgerichte bedrijfsvoering

Doordat de veebezetting daalt van 1,9 tot circa 1,2 grootvee-eenheid per hectare neemt bij de natuurgerichte bedrijfsvoering ook de mestpro-ductie fors af. Op 62 hectare (waaronder graan-land) kan een redelijk bemestingsniveau gehandhaafd blijven. De overige graslanden krij-gen geen of veel minder mest. De meeste mest wordt aangewend op de nieuwe graanakkers. Op alle percelen wordt langs de sloten een strook grasland van 3 meter onbemest gelaten (totaal 12 hectare). Dit leidt tot een gevarieerde rand (meer soorten planten) en tot minder uitspoeling van meststoffen in het oppervlaktewater en dus tot rijkere waternatuur.

Behalve met dierlijke mest wordt ook gewerkt met compost en bagger, als aanvullende minera-lenbronnen voor het gewas. Vooral op de oevers die als natuurvriendelijk worden aangelegd (in totaal 6 km oever), zal veel organisch materiaal geoogst kunnen worden. Per saldo gaat het om ongeveer 2 hectare; hiermee kan circa 5 hectare land worden bemest. Naast het vercomposteren van maaisel van het eigen bedrijf, kan ook maaisel uit het nabijgelegen natuurgebied als compost

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 29

N

N

N

bosrand graan B O D E M V O O R R A A D B O D E M V O O R R A A D moeras/water moeras lichte verschraling 80 koeien 54 stuks jongvee

kuilgras, hooi, graan

Staatsbosbeheer verschraling compost mest kuilgras bagger graan hooi/weiland stikstof uit neerslag stikstof uit bodem

N

Bij de

natuur-gerichte

bedrijfs-voering daalt de

veebezetting

ongeveer met een

derde. Bemesting

neemt aanzienlijk

af. Sommige

percelen worden

alleen zeer licht

bemest.

TOEKOMSTIGE SITUATIE Mineralenstroom toekomstige situatie

(8)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 30

In de huidige bedrijfsvoering ervaart Duijndam twee problemen die verband houden met de veevoeding. Allereerst is er een complex probleem met de voorziening en benutting van mineralen en sporenelementen door het vee. In de veenwei-degebieden komt dit op veel meer bedrijven voor. Sinds de start van de biologische bedrijfsvoering (1997) kampt het vee als gevolg hiervan met gezondheids- en vruchtbaarheidsproblemen. Door een reeks van maatregelen, zoals toevoegen van mineralen aan het drinkwater van het vee, lijken de problemen sinds kort af te nemen. Het tweede probleem, dat wellicht met het eerste samen-hangt, is de slechte benutting van het eiwit. Ondanks de lage eiwitgehaltes in het rantsoen

verliezen de dieren veel stikstof (hoge ureumge-haltes in de melk). Door rantsoenaanpassingen wordt getracht de eiwitbenutting op pens- en darmniveau te verbeteren.

HUIDIGE SITUATIE Jongvee in potstal

(9)

Behalve met

dier-lijke mest wordt

ook gewerkt met

compost en

bagger als

aanvullende

mineralenbronnen

voor het gewas.

Welke mogelijkheden zijn er om meer eiwit-rijke grasproducten te oogsten?

Hoeveel gras kan er bij de verminderde bemesting nog worden geoogst?

Welke melkproductie per koe en per hectare zijn nog mogelijk?

Gaat de graanteelt lukken (i.v.m. onkruiden, vogelvraat)?

In de huidige situatie wordt veel stro aange-voerd voor de potstal waarin het jongvee is gehuisvest. De 16 hectare graan levert naar verwachting hiervoor te weinig stro. Is hooi van natuurland en het maaisel van de land-schapselementen als strooisel te gebruiken?

Is de aanvoer van fosfaat en kali via slootbag-ger op de lange termijn voldoende voor de grasproductie? (Stikstof is er voldoende in de natuurlijke stikstofbronnen op het bedrijf, zoals via mineralisatie en depositie.) ralisatie) beperkt. De beschikbaarheid van gras zal

dan ook niet de bottleneck zijn bij de natuurge-richte bedrijfsvoering, het energie- en eiwitniveau in het gras echter wel. In de huidige bedrijfsvoe-ring leunt het bedrijf zwaar op de aankoop van energie- en eiwitrijke voedermiddelen. In de nieu-we situatie zal de teelt van 16 hectare graan, in combinatie met 4 hectare gras-klaverweide, in de energie- en eiwitbehoefte moeten voorzien. Voor granen gaat de voorkeur uit naar wintergranen, omdat die hogere opbrengsten geven dan zomer-granen. Van de wintergranen is triticale minder gevoelig voor ziektes dan tarwe en daarom beter geschikt voor een natuurgericht bedrijf. Op 16 hectare wordt dan zo’n 68 ton graan geprodu-ceerd. Dat is voldoende om in de energiebehoefte van melkkoeien en het jongvee te kunnen voor-zien.

Na de oogst van het graan kan op hetzelfde per-ceel nog gras/klaver worden geteeld. Een opbrengst van 2 ton droge stof per hectare lijkt minimaal mogelijk. Dit levert in totaal 30 ton droge stof aan hoogwaardig eiwitrijk voer. Samen met de 4 hectare gras/klaver die Duijndam op het bij te pachten land gaat telen, levert dit naar ver-wachting ruim voldoende eiwitrijk ruwvoer om in de behoefte van de veestapel te kunnen voor-zien.

De veevoeding en bemesting brengen nog een aantal vragen met zich mee die met name in de overgangsfase van het project aandacht behoeven. Het gaat om de volgende vraagstukken:

Wat zijn de effecten van de natuurgerichte bedrijfsvoering op de huidige problemen bij het vee met de mineralenvoorziening en –benutting (m.n. de matige eiwitbenutting)?

31 TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

(10)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 32

Winterrantsoen/melkkoe (Kg droge stof)

beheersgras (9% ruw eiwit) 8

herfstkuil (18 % ruw eiwit) 2

klaverbaal (22% ruw eiwit) 2,5

grasbrok 2

maisgluten 1

tarwe 2,5

Zomerrantsoen (Kg droge stof)

onbeperkt weiden

tarwe 2,5

Onbemeste graslanden/slootranden (ha) 12

Licht bemeste graslanden

(1 x per 2 jaar) 0

Matig bemeste graslanden

(maart, en juni na het maaien) 0

Matig bemest gras/klaver 6

Matig bemest graan 0

Oppervlakte bemest grasland 73,5

Mestproductie per hectare (Kg N) 110

Grasproductie (ton droge stof) 10 - 13

Krachtvoerverbruik (per koe per jaar) 900

Voeraankoop (ton droge stof) 140

Stro-aankoop (tonnen product) 150

Huidige situatie

Huidige situatie

(11)

Door de lichtere

bemesting daalt

de

grasop-brengst.

Bovendien wordt

geen krachtvoer

van buiten het

bedrijf meer

aan-gevoerd. Teelt

van graan en

gras/klaver op

16 hectare in de

polder en

4 hectare buiten

de polder is

nood-zakelijk als

kracht-voer.

Winterrantsoen/melkkoe melkkoe (Kg droge stof)

graskuil (vergelijkbaar met beheersgras) 10

graan 3

gras/klaverkuil 5

Zomerrantsoen melkkoe (Kg droge stof) onbeperkt weiden graan maximaal 1 33 12 14 42,5 4 16 0 79 6 - 11 850 0 0

Bij natuurgerichte bedrijfsvoering

Bij natuurgerichte bedrijfsvoering

TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

(12)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 34 sloten B O D E M G E W A S V E E L A N D S T A L Mestproductie vee Verliezen Maai- en beweidingsverliezen Verliezen Mestgift N P O K O 150 60 180 2 6 2 N P O K O 140 54 161 2 6 2 Gewasopname N P O K O 205 87 197 2 6 2 N P O K O mineralisatie > 200 kg N/ha/jr. ca. 1000 kg/ha ca. 500 kg/ha 2 6 2 Voeraankopen Depositie Bodemvoorraad N P O K O p.m p.m p.m 2 6 2 Voeropname koeien N P O K O 205 90 200 2 6 2 Markt N P O K O 58 28 17 2 6 2 Compostering N P O K O 2 6 2

-Mineralenkringloop

HUIDIGE SITUATIE

(13)

35 sloten/ruigte n B O D E M G E W A S V E E L A N D S T A L Mestproductie vee Verliezen Maai- en beweidingsverliezen Verliezen Mestgift N P O K O 66 26 79 2 6 2 Gewasopname N P O K O 116 47 116 2 6 2 N P O K O mineralisatie > 200 kg N/ha/jr. ca. 1000 kg/ha ca. 500 kg/ha 2 6 2 2 6 2 Voeropname koeien N P O K O 101 41 101 2 6 2 Markt N P O K O 26 11 9 2 6 2 Bodemvoorraad Depositie N P O K O Compostering 25 5 17 2 6 2 N 75 P O 30 K O 92

Mineralenkringloop

TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

(14)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 36

2.3 Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie nu

De biologische melkveehouderij van de familie Duijndam is voor de omzet voor 77% afhankelijk van de melkproductie. Vleesproductie draagt voor ongeveer 12% bij aan de omzet en de huidige beheersvergoedingen voor ongeveer 10%. De totale omzet beloopt zo’n 330.000 euro (begro-ting 2003) en daarmee behoort het bedrijf tot de grotere melkveebedrijven. Naast deze inkomsten zijn er in 2003 extra opbrengsten die voortvloeien uit voorlichting, educatie e.d. Het bedrijf is feite-lijk te groot voor één arbeidskracht. Daarom wor-den losse arbeidskrachten ingezet. Voor de bedrijfsvoering is dat niet ideaal, omdat de aan-sturing lastig is en de kans op fouten toeneemt. Dit werkt uiteindelijk kostenverhogend. Om de omzet van 330.000 euro te kunnen realiseren is aankoop van voer en kunstmest nodig. Jan Duijndam voert voor een bedrag van rond 30.000 euro voer aan en daarnaast nog eens 10.000 euro voor strooisel. In totaal bedragen de variabele kosten ongeveer een vijfde deel van de 335.000 euro aan totale bedrijfskosten. Dit roept wellicht de vraag op hoe het komt dat de kosten vergelijkbaar zijn met de omzet. Het is gebruike-lijk om in een bedrijfseconomische analyse kosten in rekening te brengen voor alle gebrachte offers, dus ook voor de arbeid en het eigen vermogen dat de ondernemer zelf inbrengt, maar waar natuurlijk geen uitgaven tegenover staan. Het netto bedrijfsresultaat dat op die manier wordt berekend is op de meeste landbouwbedrijven negatief, zo ook bij dit bedrijf. (In feite geeft het negatieve getal aan dat de sector maatschappelijk

gezien niet goed scoort, want als de sector in evenwicht zou zijn met de rest van de economie zou de score op nul moeten uitkomen.) Om een indruk te geven van de bestedingsruimte op agra-rische bedrijven wordt ook het gezinsinkomen berekend. Het gezinsinkomen geeft globaal de ruimte aan die er is voor consumptie, aflossingen van leningen, besparingen en het afsluiten van persoonlijke verzekeringen e.d. Dit is het in-komen voor belasting, het bruto-inin-komen dus. Bedrijfseconomisch gezien kan het bedrijf zich goed meten met andere biologische melkveebe-drijven, de opbrengsten/ kostenverhouding van 0,98 is beter dan het gemiddelde voor biologi-sche bedrijven (0,88) en is veel beter dan dat van gangbare melkveebedrijven (die ternauwernood aan een opbrengsten/ kostenverhouding van 0,8 komen). Voor de groei van het bedrijf is in het verleden veel vreemd kapitaal aangetrokken, wat forse lasten met zich meebrengt. Hierdoor was het in het verleden wel eens moeilijk om aan een behoorlijk gezinsinkomen te komen. De laatste jaren gaat het echter steeds beter met het bedrijf en zijn er, mede door aflossingen op schulden, goede perspectieven. Daarbij is het veiligstellen van opbrengsten uit het agrarisch natuurbeheer echter wel van doorslaggevend belang.

In de huidige

situatie is de

bedrijfsomzet

voor 77%

afhankelijk van

melkproduktie

HUIDIGE SITUATIE Melkstal

(15)

Bij de

natuur-gerichte

bedrijfs-voering worden

natuur en

land-schap belangrijke

peilers onder het

inkomen. Het

inkomen is dan

nog maar voor

52% afhankelijk

van de

melk-productie.

lange termijn bezien zullen ook hier voordelen zijn te behalen. Op het moment dat een stal aan vervanging toe is, kan het bedrijf bijvoorbeeld toe met minder stalplaatsen.

Een belangrijk voordeel is dat het gezinsinkomen (op basis van anderhalve arbeidsplaats) van meet af aan zal verbeteren. Dit schept ruimte voor gro-tere besparingen waarmee de solvabiliteit (dat is de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen) snel kan worden verbeterd en dat is weer gunstig voor de ontwikkeling van het gezinsinkomen. Hoewel de familie Duijndam for-meel geen eigenaar wordt van de middelen die in het fonds worden vastgelegd, vertegenwoordigen de rechten op uitkeringen vanuit het fonds wel een zekere waarde. Op termijn (binnen één gene-ratie) zijn inkomens mogelijk die zich kunnen meten met gangbare maatstaven in het maat-schappelijke verkeer (een beloning op HBO-niveau voor dit type werk).

Bedrijfseconomie bij

natuurgerichte bedrijfsvoering

Na omschakeling in het kader van Boeren voor Natuur is het bedrijf nog voor 52% van de omzet afhankelijk van melkproductie. Natuur (25%) en landschap (6%) zijn belangrijke peilers onder het inkomen (i.p.v. productie) geworden. Het belang van vleesproductie neemt af van 12% naar 6%. Het verleasen van melkquotum is goed voor ruim 10% van de omzet. Aan de kostenkant zijn er ook forse verschuivingen. Vanwege het feit dat er geen voeraankopen meer zijn en ook een aantal andere kosten afneemt doordat er minder koeien worden gehouden, dalen de bedrijfskosten per saldo met 25.000 euro. De kosten van grond- en hulpstoffen zoals strooisel en zaaizaad kunnen met ruim 39.000 euro omlaag, de kosten voor de veestapel met circa 9.000 euro. Daarentegen stij-gen de kosten van de loonwerker (van 16.000 euro naar 23.000 euro) omdat is aangenomen dat vrijwel al het werk op het bouwland door een loonwerker moet worden uitgevoerd. Arbeid is immers nu al een knelpunt en de mechanisatie voor de graanteelt is niet op het bedrijf aanwezig. De post arbeidskosten blijft in principe gelijk. Om de hoge werkdruk te ondervangen is in het afgelopen jaar meer externe arbeid aangetrokken. De verwachting is dat het meerwerk dat natuur-gericht boeren met zich meebrengt (moeilijker te bewerken percelen, onderhoud landschap e.d.) kan worden opgeheven doordat met natuurge-richt boeren ook een aantal taken lichter wordt, bijvoorbeeld door minder koeien te melken). In de toekomst is er ook voldoende ruimte om de beoogde opvolger hierin een plek te geven. De vaste kosten voor werktuigen en gebouwen zullen in eerste instantie niet veel veranderen. Op de

37 TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

(16)

BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland 38 Omzet 333.000 euro

Melkproductie 77% van de omzet

Vleesproductie 12% van de omzet

Beheersvergoeding Programma Beheer 10% van de omzet

Landschapselementen 0

Natuurgerichte bedrijfsvoering 0

Verleasen melkquotum 0

Totale kosten 335.000

Kosten van arbeid 23% van de omzet

Kosten van voeraankopen 9% van de omzet

Opbrengsten/kostenverhouding 98% van de kosten worden

gecompenseerd door opbrengsten Huidige situatie

(17)

Het

gezins-inkomen biedt bij

de natuurgerichte

bedrijfsvoering

een basis voor

continuering van

het bedrijf op

lange termijn. De

geleverde groene

diensten worden

beloond.

39 305.000 euro 52% van de omzet 6% van de omzet 0% 6% 25% van de omzet 10% van de omzet 314.00 25% van de omzet 0% van de omzet

97% van de kosten worden goedgemaakt door opbrengsten Bij natuurgerichte bedrijfsvoering

TOEKOMSTIGE SITUATIE BOEREN V O OR NA TUU R P older v an Biesland

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook in dit licht gezien moeten de voor- stellen van Regeringscommissaris Posthumus positief tegemoet worden getreden, ook al plaats ik een kanttekening bij de discrepantie tussen

Er zijn meerdere applicatiemo- dules (‘apps’) voor de veldrobot ontworpen en gebouwd, zoals een ‘Penetrometer-app’ voor het autonoom meten van bodemei- genschappen,

Turning to assessment and remediation practices: More recently trained than more experienced SLTs could offer their services in an African language, but there were few other

Ander indrukwekkende aanbiedings is die transkripsies van drie stadige bewegings, almal kort in tydsduur, uit die Don Quixote Symphonic Gravures (1960), asook uittreksels uit

[r]

With the ‘best man’ government idea dead, and aware that Botha was surrounded by Afrikaners who did not share his forgive and forget attitude to the British

This study included markers of both the coagulation (vWF, fibrinogen, fibrin D-dimer) and fibrinolytic (PAI-1, fibrin D-dimer and fibrinolytic potential) systems in an